Regeling van de Minister van Economische Zaken van 29 november 2012, nr. AT-EZ/6777209, tot wijziging van de Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008 in verband met het niet langer tijdelijk openstellen van de DECT-guardband voor vergunningvrij gebruik

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3.4, eerste lid, onderdeel a, van de Telecommunicatiewet, alsmede artikel 18 van het Frequentiebesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2, tweede lid, onderdeel o, komt te luiden:

  • o. radiozendapparaten die onderdeel uitmaken van een mobiel elektronisch communicatienetwerk, mits gebruikt overeenkomstig het bepaalde in bijlage 8A en radiozendapparaten die bestemd zijn voor aansluiting op dat netwerk, mits die gebruikmaken van de frequentieband van 1780 tot en met 1785 MHz.

B

Artikel 8a vervalt.

C

Artikel 14 vervalt.

D

Bijlage 8a komt te luiden:

BIJLAGE 8A. BEHOREND BIJ ARTIKEL 2, TWEEDE LID, ONDER O

Mobiel elektronisch communicatienetwerk met laag vermogen
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalbreedte

Duty-Cycle

A

1875–1879,9 MHz1

200 mW e.r.p.

200 kHz

X Noot
1

De maximale veldsterkte op de Nederlandse grens mag op een hoogte van 3 meter niet meer bedragen dan 25 dBµV/m.

ARTIKEL II

  • 1. De onderdelen A, B en D van deze regeling treden in werking op 25 februari 2013.

  • 2. Onderdeel C van deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 29 november 2012

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

TOELICHTING

Algemeen

1. Doel en aanleiding

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008. Met de onderhavige wijziging wordt geregeld, zoals reeds is aangekondigd in de strategische nota mobiele communicatie (Kamerstukken II, 2010–2011, 24095, nr. 264, p. 22, 23), dat het vergunningvrij gebruik voor radiozendapparaten van de DECT-guardband niet zal eindigen op 25 februari 2013 (Stcrt. 2008, nr. 2125) zodat de DECT-guardband ook na die datum zonder vergunning door deze apparaten kan worden gebruikt. Ten tweede wordt op 25 februari 2013, zoals ook in de voorgestelde wijziging van het Nationaal Frequentieplan is opgenomen, het vergunningvrij gebruik voor radiozendapparaten van de DECT-guardband uitgebreid tot een kanaal van 2 x 5 MHz als eerste stap om ervoor te zorgen dat vergunningvrij mobiel gebruik in de nabije toekomst ook mee kan met de laatste technologische ontwikkelingen (Stcrt. 2011, nr. 15033). Ten derde vervalt op 25 februari 2013 de meldplicht voor de bijbehorende basisstations en wordt het gebruik hiervan ook vergunningvrij, zoals tevens reeds in de voorgestelde wijziging van het Nationaal Frequentieplan is opgenomen.

In de wijziging van het Nationaal Frequentieplan van 18 december 2008 (Stcrt. 2008, nr. 2123) is de frequentieband van 1877,5–1880 MHz en de bijbehorende duplexband 1782,5–1785 MHz bestemd voor mobiele communicatie met een laag vermogen tot de einddatum 25 februari 2013. Deze frequentieband betreft het bovenste deel van de GSM1800-band dat tot dan toe ongebruikt was gelaten om als bufferband wederzijdse interferentie tussen DECT en GSM1800-toepassingen te voorkomen. Dit wordt dan ook wel de ‘DECT-guardband’ genoemd. Deze bestemming was mogelijk omdat uit onderzoek was gebleken dat dankzij technologische ontwikkelingen met een veel smallere bufferband kan worden volstaan, indien de bufferruimte wordt gebruikt voor toepassingen met een laag vermogen. Eind 2008 is dan ook besloten om het overgrote deel van de DECT-guardband te bestemmen voor laagvermogen mobiele communicatietoepassingen. Deze toepassingen bieden de gelegenheid tot het opbouwen van indoor, outdoor of lokale openbare en besloten mobiele elektronische communicatienetwerken (Stcrt. 2008, nr. 2125). Desbetreffende toepassingen door apparaten mogen, voor zover ze geen storing veroorzaken, vrij worden gebruikt volgens de voorwaarden zoals gesteld in de Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008. In bijlage 8a is geregeld dat basisstations (d.w.z. mobiele elektronische communicatienetwerken met een laag vermogen) in de DECT-guardband met een zendvermogen van ten hoogste 200 mW mogen uitzenden.

De wijziging van de Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008 heeft betrekking op continuering en uitbreiding van de DECT-guardband. De DECT-guardband die tot 25 februari 2013 beschikbaar was gesteld voor mobiele communicatie met een laag vermogen wordt blijvend voor deze bestemming beschikbaar gesteld. Daarnaast wordt de DECT-guardband vanaf 25 februari 2013 uitgebreid tot een band van 2 x 5 MHz (1780–1785 MHz en 1875–1880 MHz), als eerste stap zodat vergunningvrij mobiel gebruik ook in de nabije toekomst mee kan met de laatste technologische ontwikkelingen. In een volgende wijziging zullen de voorwaarden zoals gesteld in bijlage 8A worden aangepast, zodat de band ook daadwerkelijk voor nieuwe technologie kan worden gebruikt.

Om inzicht te hebben in het gebruik van bijbehorende basisstations in de DECT-guardband was tot nu toe een melding bij het Agentschap Telecom verplicht. Nu is besloten om deze bestemming definitief te handhaven en uit te breiden is de noodzaak om de meldplicht na februari 2013 te laten bestaan niet meer aanwezig. De meldplicht wordt dan ook per 25 februari 2013 geschrapt. Desbetreffende toepassingen mogen, voor zover ze geen storing veroorzaken, vrij worden gebruikt volgens de voorwaarden zoals gesteld in bijlage 8A.

2. Administratieve lasten

Deze wijziging heeft geen negatieve gevolgen voor administratieve lasten of andere vormen van regeldruk. Bedrijven en instellingen zijn niet langer verplicht een melding te doen van het gebruiken van radiozendapparaten die gebruik maken van de frequentieband van 1877,5–1880 MHz. Zoals destijds bij de invoering van de meldplicht is aangegeven zijn de administratieve lasten gezien de geringe kosten van deze meldplicht verwaarloosbaar (Stcrt. 2008, nr. 2125). Het vervallen van deze meldplicht levert derhalve ook een verwaarloosbare lastenverlichting op.

3. Vaste verandermomenten

Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de vaste verandermomenten zij er op gewezen dat hiervan wordt afgeweken, omdat bedrijven en instellingen gebaat zijn bij een spoedige inwerkingtreding van deze wijziging zodat deze organisaties kunnen (blijven) profiteren van het vergunningvrij gebruik van de DECT-guardband. In het beleid is hiervoor een speciale uitzonderingsgrond opgenomen.

Artikelsgewijs

Artikel I

In de onderdelen A en B is geregeld dat het vergunningvrij gebruik voor radiozendapparaten van de DECT-guardband wordt uitgebreid tot een kanaal van 2 x 5 MHz, dat de meldplicht voor de bijbehorende basisstations vervalt door het laten vervallen van artikel 8a en dat het gebruik van de bijbehorende basisstations ook vergunningvrij is door het opnemen van onderdeel o, in artikel 2, tweede lid.

In onderdeel C is opgenomen dat artikel 14 vervalt. Hierdoor vervalt hetgeen in artikel 14 is bepaald, te weten dat op 25 februari 2013 het vergunningvrij gebruik voor radiozendapparaten van de DECT-guardband eindigt en dat artikel 8a betreffende de meldplicht voor de bijbehorende basisstations plus bijlage 8a op die datum vervallen. Artikel 8a (de meldplicht) vervalt echter alsnog, maar dan op grond van onderdeel B van deze regeling.

In onderdeel D is bijlage 8a opgenomen, waarin de verwijzing naar artikel 2, tweede lid, onderdeel o is opgenomen en de kaneelbreedte is vergroot tot 5 MHz.

Artikel II

In artikel II is de inwerkingtreding van deze regeling geregeld. Onderdelen A, B en D treden op 25 februari 2013 in werking, zodat dit in overeenstemming is met de voor die datum aangekondigde zelfde wijziging van het Nationaal Frequentieplan (Stcrt. 2011, nr. 15033). Onderdeel C, dat er voor zorgt dat met het vervallen van artikel 14 het vergunningvrij gebruik voor radiozendapparaten van de DECT-guardband niet zal eindigen op 25 februari 2013, treedt direct in werking.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

Naar boven