TOELICHTING
Hoofdstuk I. Algemeen
1. Inleiding
In deze regeling worden aan de Dienst Wegverkeer (RDW) een aantal taken opgedragen
en enkele omissies hersteld. De nieuwe taken van de RDW betreffen:
-
a) het aanwijzen van een technische dienst voor het uitvoeren van een periodieke herkwalificatie
van tanks voor Comprised Natural Gas (CNG-tanks);
-
b) het uitwisselen van gegevens met andere lidstaten over veroordelingen en sancties
met betrekking tot ondernemingen en vervoersmanagers in het wegvervoer en de status
van geschiktheid van vervoermanagers;
-
c) het vastleggen in het rijbewijzenregister van verklaringen in verband met de afgifte
van rijbewijzen;
-
d) het beoordelen op zijn technische kenmerken van een voertuig in het kader van de procedure
tot aanwijzing voor toelating tot de weg van een motorrijtuig als bedoeld in artikel
20b, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
-
e) het beoordelen van aanvragen voor registratie als aanbieder van een elektronisch heffingssysteem,
het registreren daarvan conform het bepaalde in artikel 3 van beschikking 2009/750/EG1, het bijhouden en publiceren van een elektronisch register met de in Nederland geregistreerde
aanbieders, het uitvoeren van artikel 19, eerste lid, onderdeel b, van beschikking
2009/750/EG en indien die uitvoering hiertoe aanleiding geeft, het intrekken van de
registratie.
Met uitzondering van het een na laatstgenoemde onderdeel, dienen de nieuwe taken van
de RDW ter uitvoering van diverse Europese en internationale besluiten. In het artikelsgewijs
deel van de toelichting wordt nader op de verschillende wijzigingen ingegaan.
2. Gevolgen voor burgers en bedrijven
De regeling leidt, met uitzondering van de registratie van EETS-aanbieders, niet tot
een verandering in administratieve lasten of inhoudelijke nalevingskosten voor burgers
en bedrijven. De administratieve lasten die gemoeid zijn met de aanvraag voor registratie
van een EETS-aanbieder bedragen ongeveer € 6150,–. Na registratie bedragen de kosten
om te voldoen aan de eisen in de beschikking ongeveer € 2100,– per jaar.
3. Vaste verandermomenten
Voor één onderdeel van deze regeling is afgeweken van het systeem van de vaste verandermomenten,
omdat dit onderdeel gelijktijdig in werking dient te treden met de regelgeving betreffende
de implementatie van de derde rijbewijsrichtlijn2. Deze regelgeving treedt in werking op 19 januari 2013.
Hoofdstuk II. Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
De begripsbepalingen zijn aangevuld in verband met de nieuw opgedragen taken.
Onderdeel B
Onder 1
In artikel 2, onderdeel c, zijn verouderde benamingen van documenten in het kader
van de ontheffingverlening voor exceptioneel transport geactualiseerd.
Onder 2
De wijziging betreft een tekstuele verbetering.
Onder 3
Sub u: Artikel 4.1.4 van bijlage 3 van VN/ECE-reglement 1103 bepaalt dat elke CNG-cilinder (CNG-tank) ten minste om de 48 maanden na de datum
van ingebruikname ervan in het voertuig visueel moet worden gekeurd om tekenen van
uitwendige schade en slijtage op te sporen, ook onder de steunbeugels. Deze verplichting
tot herkwalificatie geldt ook als de CNG-tank opnieuw wordt geïnstalleerd. De visuele
keuring moet overeenkomstig de specificaties van de fabrikant van de cilinder worden
uitgevoerd door een bevoegde organisatie die door de regelgevende instantie is goedgekeurd
of erkend. De RDW is bevoegd om de bevoegde organisatie(s) aan te wijzen. De bevoegde
organisatie is een technische dienst die de periodieke herkwalificatie kan uitvoeren
overeenkomstig de voorschriften van VN/ECE-reglement 110.
Sub v: Ter uitvoering van verordening 1071/2009/EG moeten ondernemingen die het beroep
van ondernemer in het wegvervoer willen uitoefenen en de door hen aangewezen vervoersmanager
aan bepaalde eisen voldoen. Een van de eisen is de betrouwbaarheid (artikelen 3, 4,
eerste lid, en 6 verordening 1071/2009/EG). Indien niet aan de eisen wordt voldaan,
komt de onderneming niet in aanmerking voor een vergunning of wordt deze voor bestaande
vervoerondernemingen ingetrokken of geschorst (artikel 13). Een vervoersmanager wordt
bij het ontvallen van de betrouwbaarheid ongeschikt verklaard om leiding te geven
aan de vervoersactiviteiten (artikel 14).
Een van de voorwaarden voor de eis van betrouwbaarheid is dat een onderneming of vervoersmanager
niet is gesanctioneerd of veroordeeld voor een of meer (zeer) ernstige overtredingen
met betrekking tot het communautaire vervoer- en verkeersrecht (artikel 6, eerste
lid, onder b). Ook de veroordelingen en sancties die jegens de onderneming en vervoersmanager
zijn uitgesproken of opgelegd in andere Europese lidstaten worden bij de beoordeling
van diens betrouwbaarheid in aanmerking genomen. Daartoe richten lidstaten een nationaal
elektronisch register op. Daarin worden gegevens over sancties en veroordelingen voor
(zeer) ernstige overtredingen van ondernemingen en vervoersmanagers en over ongeschikt
verklaarde vervoersmanagers opgenomen die tussen lidstaten kunnen worden uitgewisseld
(artikel 16, eerste lid, onder e en f).
Lidstaten moeten een nationaal contactpunt (NCP) aanwijzen dat verantwoordelijk is
voor de elektronische uitwisseling van die gegevens (artikel 18 in relatie tot artikel
16, vijfde en zesde lid). Gegevens over veroordelingen en sancties van buitenlandse
vervoerders in Nederland worden ambtshalve via het NCP aan de lidstaat van vestiging
verzonden. Het NCP is ook ontvanger van gegevens uit andere lidstaten over sancties
en veroordelingen die betrekking hebben op in Nederland geregistreerde ondernemingen
die in betreffende lidstaten zijn bestraft of beboet.
Beschikbare informatie over de status van geschiktheid van een vervoersmanager wordt
op verzoek van een andere lidstaat via het NCP verstrekt. Andersom gaat een dergelijk
verzoek van Nederland aan een andere lidstaat ook via het NCP. In Nederland is de
Dienst Wegverkeer (RDW) aangewezen als het NCP. De elektronische registers van lidstaten
dienen uiterlijk op 31 december 2012 onderling gekoppeld en toegankelijk te zijn.
Nederland zal de koppeling met de overige lidstaten via het systeem EUCARIS, het Europees
voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem, tot stand brengen en onderhouden.
De Inspectie voor Leefomgeving en Milieu (ILT) is namens de Minister van Infrastructuur
en Milieu de houder van de gegevens over sancties en veroordelingen voor zowel het
personen- als goederenvervoer over de weg (het zogenaamde ‘sanctieregister’). De gegevens
uit andere lidstaten worden via de RDW aan de ILT verstrekt. Gegevens die in het kader
van verordening 1071/2009/EG aan andere lidstaten worden verstrekt, zijn steeds afkomstig
van de ILT. De Justitiële informatiedienst (JustID) verstrekt de gegevens over veroordelingen
en sancties met betrekking tot de relevante strafrechtelijke delicten aan de ILT.
De ILT houdt daarnaast een register bij van vervoerders en vervoersmanagers in het
personenvervoer over de weg. De Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie
(NIWO) beheert als bevoegd gezag het register van vervoerders en vervoersmanagers
in het goederenvervoer over de weg (zonder sancties en veroordelingen die bij ILT
in beheer zijn).
Sub w: Sinds 1 januari 2011 kan de Minister van Infrastructuur en Milieu op aanvraag
innovatieve bromfietsen aanwijzen voorafgaande aan de toelating tot het verkeer op
de weg. In het kader van deze aanwijzingsprocedure worden de voertuigen onderworpen
aan een onderzoek om te bepalen of met deze ‘bijzondere bromfiets’, een bromfiets
als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d van de Wegenverkeerswet
1994, veilig aan het verkeer kan worden deelgenomen. In het kader van dit verkeersveiligheidsonderzoek
beoordeelt de RDW het voertuig op zijn technische kenmerken en stelt een advies op
aan de minister. Met deze wijziging wordt het uitvoeren van de technische beoordeling
van deze voertuigen in het kader van de aanwijzingsprocedure een structurele taak
van de RDW.
Onder 4
Het nieuwe onderdeel y heeft betrekking op het herstel van een onvolkomenheid die
bij de voorbereiding van de inwerkingtreding van de regelgeving betreffende de implementatie
van de derde rijbewijsrichtlijn is gebleken.
In artikel 5 van het Reglement rijbewijzen, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding
van de wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de implementatie van
de derde rijbewijsrichtlijn (Stb. 2012, 160), zijn de minimumleeftijden voor het besturen van motorrijtuigen opgenomen, terwijl
in het nieuwe artikel 104a, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van het eerder
genoemde wijzigingsbesluit, wordt bepaald dat de afgifte van rijbewijzen alleen kan
plaatsvinden aan degene die de in artikel 5 vermelde leeftijd heeft bereikt.
Hierbij is abusievelijk voorbij gegaan aan het feit dat het reeds bestaande artikel
156q, derde lid, van het Reglement rijbewijzen bepaalt dat een bestuurder die een
op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld
in de Wet educatie en beroepsonderwijs of een bij ministeriële regeling daaraan gelijkwaardig
verklaarde opleiding volgt, éénmaal voor een aaneengesloten periode van drie jaar
is vrijgesteld van de verplichting om over een getuigschrift van vakbekwaamheid te
beschikken, indien hij:
-
a. een door het bevoegd gezag van de opleiding afgegeven gewaarmerkte verklaring kan
overleggen waaruit blijkt sinds welke datum hij de opleiding volgt, en
-
b. door middel van een geldig bewijs van inschrijving kan aantonen dat hij nog staat
ingeschreven bij de opleiding.
Deze vrijstelling is gebaseerd op artikel 3, eerste lid, onderdeel a, (slot) van de
richtlijn nr. 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende
de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor
goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening
(EEG) nr. 3829/85 van de Raad en Richtlijn 91/914/EEG van de Raad (PbEU L 226; richtlijn
vakbekwaamheid bestuurders). Voor de systematiek wordt verwezen naar de artikelsgewijze
toelichting bij het besluit tot wijziging van het Reglement rijbewijzen en enige andere
besluiten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG (vakbekwaamheid
bestuurders) (Stb. 2008, 255, blz. 41–42).
Als gevolg van de verhoging van de minimumleeftijd voor het besturen van motorrijtuigen
van de categorie C van 18 tot 21 jaar en de wijze waarop hieraan in het hierboven
genoemde wijzigingsbesluit is vorm gegeven, zou dat ertoe kunnen leiden dat geen rijbewijs
kan worden afgegeven aan de jongeren die thans vallen onder de uitzonderingsgrond
van artikel 156q, derde lid, van het Reglement rijbewijzen. Dit is uiteraard niet
de bedoeling. In het Reglement rijbewijzen is geregeld dat bij de aanvraag van een
rijbewijs in de hierboven bedoelde gevallen ook moet zijn voldaan aan de eis dat een
verklaring van deelname aan de hierboven bedoelde opleiding moet zijn geregistreerd
door de RDW. Het nieuwe onderdeel y strekt ertoe deze taak vast te leggen.
Artikel I, onderdeel B, onder 3 sub x en Artikel II
Op 8 oktober 2012 is de Europese Elektronische Tolheffingsdienst (European Electronic
Tol Service – EETS) voor vrachtvoertuigen, zoals voorzien in de EETS-richtlijn, ingevoerd
in de Europese Unie. De richtlijn maakt het mogelijk voor gebruikers om met één contract
met een EETS-aanbieder en met één kastje in het voertuig, een zogenaamde OnBoardUnit
(OBU), door alle EETS toldomeinen in de Europese lidstaten te rijden. Een EETS toldomein
is een gebied waar elektronisch tol wordt geheven en waarop de EETS-richtlijn van
toepassing is. De EETS aanbieder is een geregistreerde private partij die binnen de
toldomeinen zorgt voor de heffing van tol bij zijn klanten en de tol weer afdraagt
aan de betreffende toldomeinbeheerder. De EETS aanbieder levert hiertoe de gebruiker
de OBU, die interoperabel moet zijn met alle toldomeinen.
In verband met de invoering van EETS worden de Regeling taken Dienst Wegverkeer en
de Regeling elektronische tolheffingssystemen gewijzigd. In de Regeling taken Dienst
Wegverkeer wordt in artikel 2, onderdeel x, de RDW aangewezen als instantie die de
beoordeling en – bij goedkeuring – de registratie verzorgt van de ‘EETS aanbieders’
die in het kader van deze richtlijn geregistreerd willen worden. In de wijziging van
de Regeling elektronische tol-heffingssystemen wordt vervolgens vastgelegd aan welke
eisen de EETS aanbieder moet voldoen.
Beschikking 2009/750/EG definieert de Europese elektronische tolheffingdienst en geeft
daarmee nadere invulling aan de EETS-richtlijn.
Naast de rechten en plichten van EETS aanbieders zijn ook die van de tolheffende instanties
en EETS gebruikers in de beschikking vastgelegd.
In artikel 3 van de beschikking worden de nadere eisen vermeld waaraan de EETS aanbieder
moet voldoen. De eisen zijn divers van aard. Zo moeten EETS aanbieders o.a. aantonen
dat ze over de nodige technische apparatuur beschikken, dat ze bekwaam zijn om de
elektronische tolheffingdiensten aan te bieden of kundig zijn op de betrokken terreinen,
over financiële draagkracht beschikken en betrouwbaar zijn.
De RDW beoordeelt of wordt voldaan aan de eisen. Over de wijze van indienen van de
aanvraag en de daarbij te overleggen documenten, wordt op de site van de RDW informatie
geplaatst.
Indien de Dienst Wegverkeer de aanvraag positief beoordeelt, wordt de EETS aanbieder
als zodanig geregistreerd in de lidstaat van vestiging. Met registratie ontstaan voor
de EETS aanbieder rechten en plichten. Deze zijn neergelegd in artikel 4 van de beschikking.
Gevolg van de registratie is dat alle toldomeinbeheerders in de EU de EETS aanbieder
na registratie accepteren en toelaten tot contractonderhandelingen, zodat deze binnen
het toldomein zijn diensten kan aanbieden. De dienstverlener zelf heeft de verplichting
om binnen 24 maanden met alle toldomeinbeheerders een contract af te sluiten.
De RDW gaat ten minste jaarlijks na of nog wordt voldaan aan de artikel 3, de onderdelen
a, d, e, en f en artikel 4, tweede lid van de beschikking. De EETS aanbieder is verplicht
om hieraan mee te werken. Indien niet meer aan de eisen wordt voldaan, kan de registratie
worden ingetrokken. Deze onderdelen hebben betrekking op het hebben van een EN ISO
9001 certificaat (of een gelijkwaardige erkenning), het over de nodige financiële
draagkracht beschikken, het handhaven van alomvattend risicobeheersplan en het betrouwbaar
zijn. Tevens legt de EETS aanbieder jaarlijks een verklaring over de bestreken EETS
gebieden af, te weten de toldomeinen met betrekking waartoe reeds een contract is
gesloten.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen