Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2008, 255 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | Staatsblad 2008, 255 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 14 maart 2008, nr. HDJZ/AWW/2008-298, Hoofddirectie Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op richtlijn nr. 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschap van 15 juli 2003 (PbEU L 226) betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad en de artikelen 111, eerste lid, onderdeel b, 151d, 151e, eerste lid, 151f, derde lid, 151g, vijfde en zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, artikel 9, tweede lid, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 en artikel 5:12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet;
De Raad van State gehoord (advies van 25 april 2008, nr. W09.08.0095/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 12 juni 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/688 sector AWW, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, zestien onderdelen toegevoegd, luidende:
j. richtlijn vakbekwaamheid bestuurders: de bij ministeriële regeling aangewezen richtlijn;
k. basiskwalificatie: opleidings- en kennisniveau dat de in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aangewezen onderwerpen en praktische vaardigheiden omvat;
l. getuigschrift van vakbekwaamheid: document dat dient als bewijs dat de houder de basiskwalificatie heeft behaald;
m. praktijkexamen vakbekwaamheid: praktijkgedeelte van het examen gericht op het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid;
n. theorie-examen vakbekwaamheid: theoretische gedeelte van het examen gericht op het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid;
o. nascholing: periodiek opleidingstraject dat in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aangewezen onderwerpen en praktische vaardigheden omvat;
p. getuigschrift van nascholing: document dat dient als bewijs dat de houder de nascholing heeft afgerond;
q. aangewezen exameninstantie: persoon of instelling als bedoeld in artikel 151f, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
r. verklaring van vakbekwaamheid: verklaring die de aangewezen exameninstantie in het rijbewijzenregister registreert nadat de aanvrager de basiskwalificatie heeft behaald;
s. verklaring van nascholing: verklaring die de aangewezen exameninstantie in het rijbewijzenregister registreert nadat de aanvrager de nascholing heeft afgerond;
t. Nederlands omwisselingscertificaat: certificaat als bedoeld in artikel 151g, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
u. buitenlands omwisselingscertificaat: certificaat afgegeven door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aantonende dat de bestuurder de basiskwalificatie heeft behaald of de nascholing heeft afgerond;
v. bestuurdersattest: bestuurdersattest als bedoeld in artikel 151c, vierde lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994;
w. nationaal certificaat: certificaat als bedoeld in artikel 151c, vierde lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;
x. kwalificatiekaart bestuurder: kaart afgegeven door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aantonende dat de bestuurder de basiskwalificatie heeft behaald of de nascholing heeft afgerond;
y. deelcertificaat: certificaat aantonende dat de bestuurder een aantal uren nascholing heeft gevolgd, maar nog niet heeft afgerond.
Na artikel 9, wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Aan artikel 35 worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing voor zover de aanvraag strekt ter vervanging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs van een of meer van de categorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D en E bij D1, en de aanvraag uitsluitend verband houdt met de vermelding op het af te geven rijbewijs van een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing.
4. Indien de aanvraag betrekking heeft op de vermelding op het af te geven rijbewijs van een getuigschrift van vakbekwaamheid dan wel een getuigschrift van nascholing, dient ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid dan wel een verklaring van nascholing geregistreerd te zijn, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien de aanvraag tevens betrekking heeft op de vermelding op het af te geven rijbewijs van een getuigschrift van vakbekwaamheid dan wel een getuigschrift van nascholing, dient ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid dan wel een verklaring van nascholing geregistreerd te zijn, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.
In artikel 39, derde lid, wordt na «artikel 35, eerste lid, onderdeel b en c,» ingevoegd: en derde en vierde lid,.
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het zesde en zevende lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
4. Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een vervangend rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing was vermeld die op grond van artikel 124a van de wet ongeldig is verklaard, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd.
5. Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een nieuw rijbewijs dat geldig is voor dezelfde categorieën waarvoor een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs geldig was waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing was vermeld die op grond van artikel 124a van de wet ongeldig is verklaard, dient, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, tevens het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs te worden overgelegd en dient in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van geschiktheid te zijn geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan een jaar vóór de aanvraag mag liggen, indien
a. de aanvraag mede betrekking heeft op een der rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D en E bij D1,
b. de aanvrager de leeftijd van 70 jaren heeft bereikt,
c. de aanvrager de leeftijd van 65 jaren heeft bereikt en de geldigheidsduur van het eerder aan hem afgegeven rijbewijs verstrijkt op of na de dag waarop hij de leeftijd van 70 jaren bereikt, dan wel,
d. blijkens een aantekening in het rijbewijzenregister naar het oordeel van het CBR de registratie van een dergelijke verklaring noodzakelijk is op grond van de bij het CBR bekend zijnde gegevens met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de aanvrager.
Geen verklaring van geschiktheid behoeft te zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister voor rijbewijscategorie AM.
2. In het zevende (nieuw) lid wordt «Voor de toepassing van het eerste tot en met het derde lid» vervangen door: Voor de toepassing van het eerste tot en met het vijfde lid.
Aan artikel 44 worden twee leden toegevoegd, luidende:
5. Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:
a. de aanvrager overlegt een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder;
b. de aanvrager overlegt een geldig buitenlands omwisselingscertificaat, dan wel
c. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.
6. Indien de in het voorgaande lid, onder a of b, genoemde documenten wegens vermissing of diefstal niet kunnen worden overgelegd, worden in plaats daarvan de volgende documenten overgelegd:
a. een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal van de kwalificatiekaart bestuurder dan wel het buitenlands omwisselingscertificaat, in Nederland op ambtseed is opgemaakt door een ambtenaar, belast met de uitvoering van de politietaak waarin de omstandigheden waaronder de kwalificatiekaart bestuurder dan wel het buitenlands omwisselingscertificaat verloren is geraakt of teniet is gegaan worden omschreven;
b. een door het gezag dat de kwalificatiekaart bestuurder dan wel het buitenlands omwisselingscertificaat heeft afgegeven, gewaarmerkte verklaring waaruit van de afgifte en de geldigheid blijkt en waaruit tevens blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de kwalificatiekaart bestuurder dan wel het buitenlands omwisselingscertificaat zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een getuigschrift van vakbekwaamheid dan wel een getuigschrift van nascholing bestaat.
Aan artikel 45 worden drie leden toegevoegd, luidende:
7. Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:
a. de aanvrager overlegt een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder;
b. het door de aanvrager over te leggen rijbewijs is door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders voorzien van een geldige in die richtlijn bedoelde communautaire code,
c. de aanvrager overlegt een geldig buitenlands omwisselingscertificaat, dan wel
d. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.
8. Indien de in het voorgaande lid, onder a of c, genoemde documenten wegens vermissing of diefstal niet kunnen worden overgelegd, is artikel 44, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.
9. Indien het in het zevende lid, onder b, genoemde document wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, blijkt uit de gewaarmerkte verklaring, bedoeld in het vierde lid, onder b, de vermelding van de communautaire code en blijkt tevens dat geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van die code zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een getuigschrift van vakbekwaamheid dan wel een getuigschrift van nascholing bestaat.
Aan artikel 46 worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:
a. de aanvrager overlegt een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder;
b. de aanvrager overlegt een geldig buitenlands omwisselingscertificaat, dan wel
c. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.
7. Indien de in het voorgaande lid, onder a of b, genoemde documenten wegens vermissing of diefstal niet kunnen worden overgelegd, is artikel 44, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.
Aan artikel 47 worden drie leden toegevoegd, luidende:
3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:
a. de aanvrager overlegt een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder;
b. het door de aanvrager over te leggen rijbewijs is door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders voorzien van een geldige in die richtlijn bedoelde communautaire code,
c. de aanvrager overlegt een geldig buitenlands omwisselingscertificaat, dan wel
d. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.
4. Indien de in het voorgaande lid, onder a of c, genoemde documenten wegens vermissing of diefstal niet kunnen worden overgelegd, is artikel 44, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.
5. Indien het in het derde lid, onder b, genoemde document wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, is artikel 45, vierde en negende lid, van overeenkomstige toepassing.
Aan artikel 48 worden drie leden toegevoegd, luidende:
3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een rijbewijs waarop een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing wordt vermeld, dient, behoudens aan de in het eerste en tweede lid genoemde vereisten, bij de aanvraag aan de volgende vereisten te worden voldaan:
a. de aanvrager overlegt een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder;
b. het door de aanvrager over te leggen rijbewijs is door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders voorzien van een geldige in die richtlijn bedoelde communautaire code,
c. de aanvrager overlegt een geldig buitenlands omwisselingscertificaat, dan wel
d. ten behoeve van de aanvrager is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd, waarbij de datum van registratie niet langer dan vijf jaren vóór de aanvraag mag liggen.
4. Indien de in het voorgaande lid, onder a of c, genoemde documenten wegens vermissing of diefstal niet kunnen worden overgelegd, is artikel 44, zesde lid, van overeenkomstige toepassing.
5. Indien het in het derde lid, onder b, genoemde document wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, is artikel 45, vierde en negende lid, van overeenkomstige toepassing.
Na artikel 48a worden drie artikelen toegevoegd, luidende:
De einddatum van het op het af te geven rijbewijs te vermelden getuigschrift van vakbekwaamheid wordt als volgt vastgesteld:
a. indien ten behoeve van de aanvrager een verklaring van vakbekwaamheid is geregistreerd en het rijbewijs wordt aangevraagd binnen zes maanden nadat de verklaring van vakbekwaamheid is geregistreerd, wordt als einddatum vermeld de afgiftedatum van het rijbewijs vermeerderd met vijf jaren;
b. indien ten behoeve van de aanvrager een verklaring van vakbekwaamheid is geregistreerd en het rijbewijs wordt aangevraagd later dan zes maanden nadat de verklaring van vakbekwaamheid is geregistreerd, wordt als einddatum vermeld de registratiedatum van de verklaring van vakbekwaamheid vermeerderd met vijf jaren;
c. indien de aanvrager een van de volgende documenten overlegt:
i. een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurders;
ii. een buitenlands omwisselingscertificaat of
iii. een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap aan de aanvrager afgegeven rijbewijs die overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders is voorzien van een geldige in die richtlijn bedoelde communautaire code,
wordt als einddatum vermeld de einddatum die op het sub i tot en met iii bedoelde document is vermeld.
De einddatum van het op het af te geven rijbewijs te vermelden getuigschrift van nascholing wordt als volgt vastgesteld:
a. indien ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van nascholing is geregistreerd voordat de einddatum is verstreken van
i. een op het eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs vermelde getuigschrift van vakbekwaamheid of getuigschrift van nascholing;
ii. een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurders;
iii. een buitenlands omwisselingscertificaat of
iv. een overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vermelde code op een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap aan de aanvrager afgegeven rijbewijs,
wordt als einddatum vermeld de einddatum die op het sub i tot en met iv bedoelde document is vermeld vermeerderd met vijf jaren;
b. indien ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van nascholing is geregistreerd nadat de einddatum is verstreken van de in onderdeel a, sub i tot en met iv, bedoelde documenten, en het rijbewijs wordt aangevraagd binnen zes maanden nadat de verklaring van nascholing is geregistreerd, wordt als einddatum vermeld de afgiftedatum van het rijbewijs vermeerderd met vijf jaar;
c. indien ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van nascholing is geregistreerd nadat de einddatum is verstreken van de in onderdeel a, sub i tot en met iv, bedoelde documenten, en het rijbewijs wordt aangevraagd later dan zes maanden nadat de verklaring van nascholing is geregistreerd, wordt als einddatum vermeld de registratiedatum van de verklaring van nascholing vermeerderd met vijf jaren.
Artikel 53, vierde lid, tweede zin, komt als volgt te luiden:
Het theorie-examen bestaat uit de onderdelen rijbewijs/vakbekwaamheid 1 en rijbewijs 2.
Artikel 56, derde lid, komt als volgt te luiden:
3. Het onderdeel rijbewijs/vakbekwaamheid 1 van het theorie-examen voor de rijbewijscategorieën C en D kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van zeventien jaren hebben bereikt. Het onderdeel rijbewijs 2 van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie C kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van zeventien jaren hebben bereikt. Het onderdeel rijbewijs 2 van het theorie-examen voor de rijbewijscategorie D kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van twintig jaren hebben bereikt.
Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel a onder verlettering van de onderdelen b tot en met d tot a tot en met c.
2. Het derde lid vervalt.
Artikel 67, eerste lid, komt als volgt te luiden:
1. Voor toelating tot het praktijkexamen moet zijn voldaan aan de volgende eisen:
a. indien de aanvraag de rijbewijscategorie A, B of E bij B betreft, dient de aanvrager niet langer dan een jaar voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft;
b. indien de aanvraag de rijbewijscategorie C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1 betreft, dient de aanvrager niet langer dan twee jaren voor de dag van het praktijkexamen te zijn geslaagd voor het theorie-examen voor de rijbewijscategorie waarop de aanvraag betrekking heeft;
c. de aanvrager dient bij de aanvraag een op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet op de identificatieplicht te overleggen, dan wel een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat hetzij nog geldig is hetzij zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur.
Na artikel 118a wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Indien de aanvraag betrekking heeft op de vermelding van een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing tegen overlegging van een kwalificatiekaart bestuurder of een buitenlands omwisselingscertificaat, neemt degene die het rijbewijs afgeeft de kwalificatiekaart bestuurder of het buitenlands omwisselingscertificaat in. De Dienst Wegverkeer vergewist zich van de echtheid van het overgelegde document en zendt het terug naar het gezag dat het heeft afgegeven.
Artikel 145, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel m wordt de zinsnede «ingevolge artikel 120, tweede lid, van de wet» vervangen door: en van Nederlandse omwisselingscertificaten, ingevolge de artikelen 120, tweede lid, en 124a, derde lid, van de wet.
2. In onderdeel o wordt de zinsnede «ingevolge artikel 124 van de wet» vervangen door: , van getuigschriften van vakbekwaamheid, van getuigschriften van nascholing en van Nederlandse omwisselingscertificaten, ingevolge de artikelen 124 en 124a, eerste lid, van de wet.
3. In onderdeel v wordt na «rijbewijzen» toegevoegd: , getuigschriften van vakbekwaamheid, getuigschriften van nascholing en van Nederlandse omwisselingscertificaten.
4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel v door een puntkomma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:
w. gegevens omtrent verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing;
x. gegevens omtrent getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing die in de vorm van een bij ministeriële regeling vastgestelde code zijn verstrekt, per categorie waarvoor het rijbewijs is afgegeven;
y. gegevens omtrent Nederlandse omwisselingscertificaten.
Artikel 146 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Degene die is belast met de afgifte en de ongeldigverklaring van getuigschriften van vakbekwaamheid, getuigschriften van nascholing en van Nederlandse omwisselingscertificaten verwerkt in het rijbewijzenregister gegevens omtrent:
a. de afgifte van getuigschriften van vakbekwaamheid, getuigschriften van nascholing en van Nederlandse omwisselingscertificaten, bedoeld in artikel 151g, zevende en achtste lid, van de wet;
b. de ongeldigverklaring van getuigschriften van vakbekwaamheid, getuigschriften van nascholing en van Nederlandse omwisselingscertificaten, bedoeld in artikel 124a, eerste lid, van de wet.
c. de inlevering van Nederlandse omwisselingscertificaten, bedoeld in artikel 124a, derde lid, van de wet.
3. Degene bij wie ingevolge artikel 124a, derde lid, van de wet de ongeldig verklaarde getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing moeten worden ingeleverd, verwerkt de gegevens omtrent de inlevering in het rijbewijzenregister.
Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel d van artikel 152 door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing ten behoeve van aanvragers van een rijbewijs die één van de volgende documenten overleggen:
i. een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder;
ii. een buitenlands omwisselingscertificaat, dan wel
iii. een Nederlands omwisselingscertificaat.
Na artikel 155 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. De Dienst Wegverkeer verstrekt informatie aan de met de afgifte van rijbewijzen of kwalificatiekaarten bestuurders belaste autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Gemeenschap omtrent
a. in de vorm van een code op het rijbewijs vermelde getuigschriften van vakbekwaamheid of getuigschriften van nascholing;
b. Nederlandse omwisselingscertificaten;
c. bestuurdersattesten en
d. nationale certificaten, waarvan de houder zich heeft gevestigd in de betrokken staat en aldaar om omwisseling heeft verzocht. Daartoe verstrekken de aangewezen exameninstantie en de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoerorganisatie gegevens aan de Dienst Wegverkeer.
2. De Dienst Wegverkeer meldt de aangewezen exameninstantie de einddatum van in de vorm van een code op het rijbewijs vermelde getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing.
Na artikel 156 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing worden op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door de aangewezen exameninstantie in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die de basiskwalificatie heeft behaald dan wel de nascholing heeft afgerond.
2. Nederlandse omwisselingscertificaten worden op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door de aangewezen exameninstantie afgegeven aan een ieder die de basiskwalificatie heeft behaald dan wel de nascholing heeft afgerond en deze op een in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap af te geven rijbewijs of kwalificatiekaart bestuurder wil laten vermelden.
3. Deelcertificaten worden op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door de aangewezen exameninstantie afgegeven aan een ieder die een nascholingsonderdeel heeft gevolgd en de nascholing in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap wil afronden.
4. In afwijking van het eerste lid worden verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing tegen overlegging van een door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap overeenkomstig de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aan de aanvrager afgegeven geldige kwalificatiekaart bestuurder dan wel een buitenlands omwisselingscertificaat door de Dienst Wegverkeer in het rijbewijzenregister geregistreerd.
1. Het voor de aanvraag van verklaringen van vakbekwaamheid, verklaringen van nascholing, Nederlandse omwisselingscertificaten of deelcertificaten verschuldigde tarief wordt vastgesteld door de aangewezen exameninstantie onder goedkeuring van Onze Minister.
2. Het in het eerste lid bedoelde tarief dient vóór de indiening van de aanvraag te zijn voldaan door overmaking op een door de aangewezen exameninstantie aangewezen bankrekening.
1. De aangewezen exameninstantie is verantwoordelijk voor:
a. het ontwikkelen van de vakbekwaamheidsexamens met inbegrip van de exameneisen;
b. het afnemen van de vakbekwaamheidsexamens;
c. het periodiek vaststellen van het raamwerk van nascholingscursussen;
d. het voor het verrichten van nascholing erkennen van opleidingscentra en het certificeren van nascholingscursussen die door die opleidingscentra worden aangeboden;
e. het uitoefenen van toezicht op de erkende opleidingscentra;
f. het registreren van toetsresultaten;
g. het registreren van gevolgde nascholingsuren;
h. het registreren van verklaringen van vakbekwaamheid, verklaringen van nascholing en van Nederlandse omwisselingscertificaten in het rijbewijzenregister;
i. het uitreiken van Nederlandse omwisselingscertificaten;
j. het uitreiken van deelcertificaten;
k. het ongeldig verklaren van getuigschriften van vakbekwaamheid, getuigschriften van nascholing en Nederlandse omwisselingscertificaten.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de taken, bevoegdheden en werkwijze van de aangewezen exameninstantie.
1. De aanvraag van een verklaring van vakbekwaamheid, een verklaring van nascholing, een Nederlands omwisselingscertificaat of een deelcertificaat geschiedt op de door de aangewezen exameninstantie vastgestelde wijze.
2. De aanvraag van een verklaring van vakbekwaamheid dan wel een verklaring van nascholing als bedoeld in artikel 156a, vierde lid, geschiedt op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze.
3. Bij de aanvraag raadpleegt de aangewezen exameninstantie dan wel de Dienst Wegverkeer de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven persoonsgegevens van de aanvrager.
Het stelsel van basiskwalificatie omvat:
a. een theorie-examen vakbekwaamheid bestaande uit drie toetsen, en
b. een praktijkexamen vakbekwaamheid bestaande uit drie toetsen.
1. Het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën C en E bij C kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van zeventien jaren hebben bereikt.
2. Het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën D en E bij D kan slechts worden afgelegd door personen die de leeftijd van twintig jaren hebben bereikt.
Voor toelating tot het theorie-examen vakbekwaamheid zijn de voorwaarden voor toelating tot het theorie-examen voor de rijbewijscategorieën C of D van overeenkomstige toepassing.
1. Het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C bestaat uit theorietoets rijbewijs en vakbekwaamheid 1, theorietoets vakbekwaamheid 2 en theorietoets vakbekwaamheid 3.
2. Bij het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie C wordt getoetst of een aanvrager beschikt over grondige kennis van de onderwerpen die voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders alsmede het op juiste wijze toepassen van die kennis.
3. De aanvrager die het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie C met goed gevolg heeft afgelegd, is vrijgesteld van het theorie-examen voor rijbewijscategorie C.
4. De aanvrager die reeds beschikt over een geldig rijbewijs van de categorie C1, C of E bij C, verwerft het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.
5. De aanvrager die het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D met goed gevolg heeft afgelegd, verwerft het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C door met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde additionele onderdelen af te leggen.
1. Het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D bestaat uit theorietoets rijbewijs en vakbekwaamheid 1, theorietoets vakbekwaamheid 2 en theorietoets vakbekwaamheid 3.
2. Bij het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie D wordt getoetst of een aanvrager beschikt over grondige kennis van bij ministeriële regeling vastgestelde eisen omtrent de onderwerpen die voor bestuurders van motorrijtuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders alsmede het op juiste wijze toepassen van die kennis.
3. De aanvrager die het theorie-examen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorie D met goed gevolg heeft afgelegd, is vrijgesteld van het theorie-examen voor rijbewijscategorie D.
4. De aanvrager die reeds beschikt over een geldig rijbewijs van de categorie D1, D of E bij D, verwerft het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat theorie-examen af te leggen.
5. De aanvrager die het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C met goed gevolg heeft afgelegd, verwerft het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D door met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde additionele onderdelen af te leggen.
1. Het gedeelte van het praktijkexamen vakbekwaamheid dat niet op de openbare weg wordt afgelegd, kan worden afgelegd:
a. door personen die de leeftijd van zeventien jaren hebben bereikt indien het betreft een praktijkexamen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën C en E bij C, of
b. door personen die de leeftijd van twintig jaren hebben bereikt indien het betreft een praktijkexamen vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën D en E bij D.
2. Het gedeelte van het praktijkexamen vakbekwaamheid dat op de openbare weg wordt afgelegd kan slechts worden afgelegd:
a. door personen die de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt indien het betreft een praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C en E bij C, of
b. door personen die de leeftijd van éénentwintig jaar hebben bereikt indien het betreft een praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D en E bij D.
1. Voor toelating tot het praktijkexamen vakbekwaamheid op de openbare weg zijn de voorwaarden voor toelating voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorieën C, E bij C, D of E bij D van overeenkomstige toepassing.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toegang tot het praktijkexamen vakbekwaamheid.
1. Het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C bestaat uit een rijproef die geïntegreerd wordt afgelegd met het praktijkexamen voor het rijbewijs C, en uit de praktijktoetsen vakbekwaamheid 1 en 2. De praktijktoets vakbekwaamheid 1 bestaat uit een praktische test. De praktijktoets vakbekwaamheid 2 kan op een besloten terrein of een simulator worden afgelegd.
2. De eisen voor het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C worden bij ministeriële regeling vastgesteld en betreffen in ieder geval:
a. bedrevenheid in rationeel rijden op basis van veiligheidsvoorschriften;
b. het kunnen toepassen van voorschriften omtrent de onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders;
c. het op juiste en veilige wijze kunnen toepassen van kennis en vaardigheden met betrekking tot een aantal bijzondere onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.
3. De aanvrager die reeds beschikt over een geldig rijbewijs van de categorie C1 of C, verwerft het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat praktijkexamen af te leggen.
1. Het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D bestaat uit een rijproef die geïntegreerd wordt afgelegd met het praktijkexamen voor het rijbewijs D, en uit de praktijktoetsen vakbekwaamheid 2 en 3. De praktijktoets vakbekwaamheid 1 bestaat uit een praktische toets. De praktijktoets vakbekwaamheid 2 kan op een besloten terrein of een simulator worden afgelegd.
2. De eisen voor het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D worden bij ministeriële regeling vastgesteld en betreffen in ieder geval:
a. bedrevenheid in rationeel rijden op basis van veiligheidsvoorschriften;
b. het kunnen toepassen van voorschriften omtrent de onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders;
c. het op juiste en veilige wijze kunnen toepassen van kennis en vaardigheden met betrekking tot een aantal bijzondere onderwerpen die voor bestuurders van motorvoertuigen van die categorie zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.
3. De aanvrager die reeds beschikt over een geldig rijbewijs van de categorie D1 of D, verwerft het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling vastgestelde onderdelen van dat praktijkexamen af te leggen.
1. De aangewezen exameninstantie kan een rij-instructeur die ingevolge de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 bevoegd is tot het geven van rijonderricht en die voldoet aan de door haar opgestelde eisen, aanwijzen tot het afnemen van praktijktoetsen vakbekwaamheid 2 en 3 voor de rijbewijscategorieën C en D.
2. Een rij-instructeur als bedoeld in het eerste lid neemt de praktijktoetsen af met gebruikmaking van de exameneisen.
3. Een rij-instructeur als bedoeld in het eerste lid meldt aan de aangewezen exameninstantie binnen de door deze vastgestelde termijn of een aanvrager voldoet aan de exameneisen.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 156g tot en met 156n.
Op een praktijktoets vakbekwaamheid bedoeld in hoofdstuk VIIA zijn de artikelen 78, 81, 82, eerste lid, en 84 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in plaats van «rijproef» telkens wordt gelezen «praktijktoets vakbekwaamheid», en dat in artikel 82, eerste lid, in plaats van «het CBR» wordt gelezen: de aangewezen exameninstantie.
1. De volgende bestuurders zijn vrijgesteld van het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid:
a. een bestuurder die houder is van een geldig rijbewijs van één van de categorieën D1, E bij D1, D of E bij D of van een als gelijkwaardig erkend rijbewijs, mits dat rijbewijs uiterlijk op 9 september 2008 is afgegeven;
b. een bestuurder die houder is van een geldig rijbewijs van één van de categorieën C1, E bij C1, C of E bij C of van een als gelijkwaardig erkend rijbewijs, mits dat rijbewijs uiterlijk op 9 september 2009 is afgegeven.
2. Een bestuurder als bedoeld in artikel 151d, tweede lid, onderdeel a, van de wet is bij het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid vrijgesteld van het afleggen van bij ministeriële regeling te bepalen onderdelen van het vakbekwaamheidsexamen.
3. Een bestuurder als bedoeld in artikel 151d, tweede lid, onderdeel b, van de wet die een op het beroep van chauffeur goederenvervoer gerichte beroepsopleiding als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs of een bij ministeriële regeling daaraan gelijkwaardig verklaarde opleiding volgt, is éénmaal voor een aaneengesloten periode van maximaal drie jaar voor Nederlands grondgebied vrijgesteld van de verplichting over een getuigschrift van vakbekwaamheid te beschikken indien hij:
a. een door het bevoegd gezag van de opleiding gewaarmerkte verklaring kan overleggen waaruit blijkt sinds welke datum hij de opleiding volgt, en
b. hij door middel van een geldig bewijs van inschrijving kan aantonen dat hij nog staat ingeschreven bij de opleiding.
4. Een bestuurder die houder is van een getuigschrift van vakbekwaamheid voor één van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde rijbewijscategorieën is vrijgesteld van de verplichting een dergelijk getuigschrift te behalen voor de overige in genoemd onderdeel vermelde rijbewijscategorieën.
5. Een bestuurder die houder is van een getuigschrift van vakbekwaamheid voor één van de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde rijbewijscategorieën is vrijgesteld van de verplichting een dergelijk getuigschrift te behalen voor de overige in genoemd onderdeel vermelde rijbewijscategorieën.
6. Een bestuurder, geboren vóór 1 juli 1955, is vrijgesteld van de verplichting een getuigschrift van vakbekwaamheid te behalen.
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de vrijstelling bedoeld in het zesde lid.
1. Het stelsel van nascholing, bedoeld in hoofdstuk VIIA van de wet, bevat de verplichting van de bestuurder om bij een of meer erkende opleidingscentra per vijf jaren 35 uur nascholingscursussen te volgen.
2. Voor bestuurders bedoeld in artikel 156q, eerste lid, wordt de periode waarin de eerste nascholing kan worden gevolgd verlengd tot zeven jaren.
1. De nascholing bestaat uit nascholingscursussen die worden aangeboden in eenheden van ten minste 7 uur, waarin de onderwerpen die zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders opnieuw worden bestudeerd en uitgediept.
2. Het raamwerk van nascholingscursussen wordt periodiek vastgesteld door de aangewezen exameninstantie, die daarbij rekening houdt met de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen voor nascholingscursussen.
3. Bij de nascholingscursussen kan gebruik worden gemaakt van simulatoren.
1. Een bestuurder die tegen overlegging van bewijsstukken, afgegeven door bevoegde autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Gemeenschap, ten genoegen van de aangewezen exameninstantie kan aantonen dat hij een gedeelte van de nascholing aldaar heeft gevolgd, kan het voor hem nog resterende gedeelte van de nascholing in Nederland afronden.
2. De aangewezen exameninstantie kan bij de toetsing van de in het eerste lid bedoelde bewijsstukken de hulp van de Dienst Wegverkeer inroepen.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toekenning van de nascholing.
1. Een erkend opleidingscentrum meldt binnen de door de aangewezen exameninstantie vastgestelde termijn voorafgaand aan de dag waarop een nascholingscursus wordt gehouden de voorgenomen cursus aan de aangewezen exameninstantie. De melding bevat de door de aangewezen exameninstantie bepaalde onderwerpen.
2. Een erkend opleidingscentrum meldt binnen de door de aangewezen exameninstantie vastgestelde termijn aan deze het feit dat een bestuurder een nascholingsonderdeel heeft gevolgd.
1. Een bestuurder die houder is van een getuigschrift van nascholing voor één van de rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1 is vrijgesteld van de verplichting een getuigschrift van nascholing te behalen voor de overige genoemde rijbewijscategorieën.
2. Een bestuurder, geboren vóór 1 juli 1955, is vrijgesteld van de verplichting een getuigschrift van nascholing te behalen.
1. De aangewezen exameninstantie kan aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is nascholing te organiseren.
2. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.
1. Een erkenning als opleidingscentrum voor het verrichten van nascholing wordt op aanvraag en tegen betaling, op de door de aangewezen exameninstantie vastgestelde wijze, van het daarvoor door deze instantie vastgestelde tarief verleend indien is voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde eisen.
2. De in het eerste lid bedoelde eisen kunnen onder meer betrekking hebben op:
a. de certificering van de aangeboden nascholingscursussen;
b. de kwalificaties en werkterreinen van de nascholingsdocenten en -instructeurs;
c. de cursuslocaties;
d. het voor het praktijkgedeelte gebruikte wagenpark, en
e. de omvang van het aantal deelnemers per nascholingscursus.
3. Een erkenning heeft een geldigheidsduur van maximaal vijf jaren.
4. Een erkenning als bedoeld in het eerste lid kan door de aangewezen exameninstantie worden geschorst of ingetrokken indien:
a. de handelingen waarvoor de erkenning is verleend, niet meer worden verricht, of
b. niet meer aan de in het tweede lid bedoelde eisen wordt voldaan.
5. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden vastgesteld met betrekking tot de aanvraag, schorsing en intrekking van een erkenning.
1. Degene die in het kader van hoofdstuk VIIA van de wet onderricht verricht anders dan rijonderricht bedoeld in de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993, dan wel in het kader van dat hoofdstuk betrokken is bij de training, instructie of scholing van bestuurders, voldoet aan:
a. de eisen die zijn opgenomen in onderdeel 5.2.3 van bijlage I van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders, en
b. de bij ministeriële regeling bepaalde eisen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld aan het toezicht op de in het eerste lid bedoelde personen.
Indien bij een praktijkexamen vakbekwaamheid of bij een nascholingscursus gebruik wordt gemaakt van een simulator voldoet deze aan de door de aangewezen exameninstantie gestelde en door Onze Minister goedgekeurde eisen.
1. Indien de aanvrager naar het oordeel van de aangewezen exameninstantie de basiskwalificatie heeft behaald, registreert de aangewezen exameninstantie in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager een verklaring van vakbekwaamheid voor de rijbewijscategorieën waarvoor de aanvrager de basiskwalificatie heeft behaald.
2. Nadat uit de in artikel 156u bedoelde meldingen is gebleken dat een bestuurder de nascholing heeft afgerond, registreert de aangewezen exameninstantie ten behoeve van de aanvrager in het rijbewijzenregister een verklaring van nascholing.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in dit artikel bedoelde registraties en meldingen.
1. Een getuigschrift van vakbekwaamheid behaald voor één van de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C of E bij C wordt op het rijbewijs tevens vermeld naast alle andere van deze categorieën voor zover de desbetreffende bestuurder daarover beschikt.
2. Een getuigschrift van vakbekwaamheid behaald voor één van de rijbewijscategorieën D1, E bij D1, D of E bij D wordt op het rijbewijs tevens vermeld naast alle andere van deze categorieën voor zover de desbetreffende bestuurder daarover beschikt.
3. Een getuigschrift van nascholing behaald voor de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C, E bij C, D1, E bij D1, D of E bij D wordt op het rijbewijs tevens vermeld naast alle andere categorieën waarvoor de desbetreffende bestuurder over een getuigschrift van vakbekwaamheid beschikt.
4. Een Nederlands omwisselingscertificaat geeft aan
a. voor welke rijbewijscategorieën een bestuurder de basiskwalificatie heeft behaald of
b. dat de bestuurder de nascholing heeft afgerond.
Voor de toepassing van hoofdstuk VIIA wordt met een geldig rijbewijs van de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C, E bij C, D1, E bij D1, D of E bij D gelijkgesteld een geldig rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap, in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland.
Het Besluit rijonderricht motorrijtuigen wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift van onderdeel A komt te luiden: Kennis van verkeer, verkeerswetgeving en vakbekwaamheidseisen:.
2. In onderdeel A, wordt na onderdeel 1 een onderdeel toegevoegd, luidende:
1a. kennis van de vakbekwaamheidseisen als bedoeld in de ingevolge hoofdstuk VIIA van de Wegenverkeerswet 1994 aangewezen richtlijn vakbekwaamheid bestuurders;.
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid door een komma wordt toegevoegd: met uitzondering van onderdeel 1a.
2. In het tweede, zesde en zevende lid wordt telkens na «met uitzondering van de onderdelen» toegevoegd: 1a,.
3. In het derde en vijfde lid wordt telkens na de zinsnede «moet de aanvrager beschikken» ingevoegd: over een ingevolge hoofdstuk VIIA van de Wegenverkeerswet 1994 voor deze rijbewijscategorieën vereist geldig getuigschrift,.
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien een afgifte bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op een certificaat voor het geven van rijonderricht met betrekking tot voertuigen van de rijbewijscategorieën C, D, E bij C of E bij D, beschikt de aanvrager over een ingevolge hoofdstuk VIIA van de Wegenverkeerswet 1994 voor deze rijbewijscategorieën vereist geldig getuigschrift.
1. In afwijking van artikel 48c van het Reglement rijbewijzen wordt voor bestuurders als bedoeld in artikel 156q, eerste lid, onder a, van het Reglement rijbewijzen die de nascholing hebben afgerond vóór 10 september 2015 als einddatum van het op het af te geven rijbewijs te vermelden getuigschrift van nascholing 10 september 2020 vermeld.
2. In afwijking van artikel 48c van het Reglement rijbewijzen wordt voor bestuurders als bedoeld in artikel 156q, eerste lid, onder b, van het Reglement rijbewijzen die de nascholing hebben afgerond vóór 10 september 2016 als einddatum van het op het af te geven rijbewijs te vermelden getuigschrift van nascholing 10 september 2021 vermeld.
In afwijking van artikel 100, derde lid, eerste volzin, van het Reglement rijbewijzen mag een aanvrager van een rijbewijs dat geldig is voor een of meer van de rijbewijscategorieën C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D of E bij D1 tot 10 september 2016 een niet langer dan twee jaren voor de aanvraag getekend geneeskundig verslag volgens het door het CBR vastgesteld model overleggen.
In het Arbeidstijdenbesluit vervoer worden na artikel 2.7:4 twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Met ingang van 10 september 2008 is artikel 2.7:2 niet van toepassing op een bestuurder van een voertuig waarvoor een rijbewijs van een van de categorieën D1, E bij D1, D of E bij D, bedoeld in artikel 3 van richtlijn nr. 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237), of een als gelijkwaardig erkend rijbewijs vereist is.
2. Een wijziging van de in het eerste lid genoemde richtlijn gaat voor de toepassing van dit artikel gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.
Met ingang van 10 september 2009 vervalt in artikel 2.6:1, eerste lid, onderdeel c, en wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b van dat artikel vervangen door een punt, vervallen de artikelen 2.7:2 en 2.7:5 en vervalt in artikel 8:1, eerste lid, de zinsnede «, 2.7:2».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
histnootDe Minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
Uitgegeven de achtste juli 2008
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin
De in dit besluit opgenomen wijzigingen houden verband met de Wet van 10 april 2007, houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 ter implementatie van richtlijn nr. 2003/59/EG1 (vakbekwaamheid bestuurders), Stb. 166. In de memorie van toelichting bij het aan deze wet ten grondslag liggende wetsvoorstel2 zijn de veranderingen beschreven die de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders met zich meebrengt. Het onderhavige besluit voorziet in de nodige aanpassingen van het Reglement rijbewijzen en een aantal andere besluiten. Over de wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer bestaat overeenstemming met mijn ambtgenoot van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Tevens zijn wijzigingen van diverse ministeriële regelingen noodzakelijk. In het algemene gedeelte van de toelichting worden de systematiek alsmede een aantal algemene punten zoals handhaving, toezicht en voorlichting beschreven. In de artikelsgewijze toelichting wordt nader op een aantal details ingegaan.
2. Vakbekwaamheid bestuurders: basiskwalificatie en nascholing
Op grond van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders moeten de EU-lidstaten voorzien in een stelsel van basiskwalificatie en in een stelstel van verplichte nascholing. De basis daarvoor is gelegen in het nieuwe hoofdstuk VIIA van de Wegenverkeerswet 1994. De hoofdlijnen van beide stelsels zijn geregeld in deze wijziging van het Reglement rijbewijzen en worden nader uitgewerkt bij ministeriële regeling.
De richtlijn vakbekwaamheid bestuurders richt zich in het bijzonder op de verbetering van de verkeersveiligheid en van de veiligheid van de bestuurder, ook tijdens handelingen die de bestuurder verricht terwijl het voertuig stilstaat. De verplichtingen vormen een voorwaarde voor zowel de toegang tot als de uitoefening van het beroep van bestuurder.
Na het behalen van het examen basiskwalificatie (getuigschrift van vakbekwaamheid) moet de voor het werk essentiële kennis periodiek geactualiseerd worden via nascholing (getuigschrift van nascholing). Bij de nascholing wordt speciale nadruk gelegd op verkeersveiligheid en rationeel brandstofverbruik.
Het belangrijkste verschil ten opzichte van het vakbekwaamheidsregime opgenomen in het Arbeidstijdenbesluit vervoer en de Regeling getuigschrift vakbekwaamheid is dat het regime van de richtlijn in aansluiting op het initiële examen ook nog verplichte nascholingstrajecten kent. De bestuurder die voldoet aan de vakbekwaamheidseisen behoeft dat niet meer aan te tonen met een afzonderlijk document (chauffeursdiploma), maar krijgt als bewijs daarvan een communautaire code op zijn rijbewijs.
3. Getuigschrift van vakbekwaamheid en getuigschrift van nascholing
Het getuigschrift van vakbekwaamheid en het getuigschrift van nascholing worden afgegeven in de vorm van de communautaire code voor vakbekwaamheid op het rijbewijs. Code 95 met einddatum wordt achter de desbetreffende rijbewijscategorie op het rijbewijs vermeld, voor de buschauffeur achter D en D1 en indien hij daar ook over beschikt achter E bij D en E bij D1 en voor de vrachtwagenchauffeur achter C en C1 en indien hij daar ook over beschikt achter E bij C en E bij C1. De einddatum van de code is afhankelijk van het moment van de rijbewijsaanvraag en wordt berekend op het moment dat het nieuw afgegeven rijbewijs wordt opgevoerd in het rijbewijsregister. Algemeen uitgangspunt is dat de eerste nascholing binnen vijf jaar na het behalen van de basiskwalificatie moet worden gevolgd en vervolgens om de vijf jaar. Daarmee heeft het getuigschrift van vakbekwaamheid en het getuigschrift van nascholing een geldigheidsduur van vijf jaar. De geldigheid van het getuigschrift van vakbekwaamheid en het getuigschrift van nascholing staat los van de geldigheid van de bijbehorende rijbewijscategorie. De einddatum van de code vakbekwaamheid kan dus voor of na de einddatum van de rijbewijscategorie liggen. De code wordt echter alleen op het rijbewijs vermeld als ook de desbetreffende rijbewijscategorie wordt toegekend. De code wordt in vak 12, de beperkingenrubriek opgenomen met prioriteit boven andere vermeldingen.
In de wetteksten is sprake van «de aangewezen exameninstantie». Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) zal worden aangewezen als exameninstantie. Voor de betere leesbaarheid wordt in deze toelichting telkens CBR vermeld.
In de werkprocessen wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de bestaande processen tussen het CBR, de Dienst Wegverkeer (RDW) en de gemeenten voor de afgifte van rijbewijzen. Dat geldt ook voor de terminologie. Waar het CBR voor de afgifte van een rijbewijscategorie een verklaring van geschiktheid en een verklaring van rijvaardigheid in het rijbewijzenregister registreert, worden de gegevens die het CBR voor de vermelding van de code vakbekwaamheid op het rijbewijs in het rijbewijzenregister registreert verklaring van vakbekwaamheid respectievelijk verklaring van nascholing genoemd. De vermelding van de code op een afgegeven rijbewijs wordt getuigschrift van vakbekwaamheid respectievelijk getuigschrift van nascholing genoemd (bijv. in de artikelen 35 en 36 van het Reglement rijbewijzen).
De volgende situaties kunnen zich voordoen.
a. Een bestuurder behaalt de basiskwalificatie in Nederland. Hij is houder van een Nederlands rijbewijs. Het CBR registreert een verklaring van vakbekwaamheid in het rijbewijsregister. Bij de eerstvolgende rijbewijsaanvraag wordt het getuigschrift van vakbekwaamheid in de vorm van een code vakbekwaamheid op het rijbewijs vermeld.
b. Een bestuurder voltooit de nascholing in Nederland. Hij is houder van een Nederlands rijbewijs. Het CBR registreert een verklaring van nascholing in het rijbewijsregister. Bij de eerstvolgende rijbewijsaanvraag wordt het getuigschrift van nascholing in de vorm van een code vakbekwaamheid op het rijbewijs vermeld.
c. Een bestuurder behaalt de basiskwalificatie in Nederland. Hij is geen houder van een Nederlands rijbewijs en zal ook geen Nederlands rijbewijs aanvragen. Het CBR reikt aan deze bestuurder een papieren Nederlands omwisselingscertificaat uit waarmee de bestuurder in een andere lidstaat van de Europese Unie een code op een buitenlands rijbewijs of een kwalificatiekaart bestuurder kan aanvragen. Het CBR registreert de afgifte van een dergelijk omwisselingscertificaat in het rijbewijzenregister zodat bij een rijbewijsaanvraag in Nederland ook geen code vakbekwaamheid op het rijbewijs wordt vermeld. Zo wordt voorkomen dat de bestuurder het behalen van de vakbekwaamheid zowel in Nederland als in het buitenland kan «verzilveren» wat tot fraude zou kunnen leiden.
d. Een bestuurder volgt de nascholing in Nederland. Hij is geen houder van een Nederlands rijbewijs en zal ook geen Nederlands rijbewijs aanvragen. Na het bereiken van de vereiste 35 uur nascholing in vijf jaar reikt het CBR aan deze bestuurder een papieren Nederlands omwisselingscertificaat uit waarmee de bestuurder in een andere lidstaat van de Europese Unie een code op een buitenlands rijbewijs kan aanvragen of een kwalificatiekaart bestuurder. Ook in deze situatie registreert het CBR de afgifte van het Nederlands omwisselingscertificaat in het rijbewijzenregister zodat bij een rijbewijsaanvraag in Nederland geen code vakbekwaamheid op het rijbewijs wordt vermeld.
e. De houder van een Nederlands rijbewijs heeft in een andere lidstaat van de Europese Unie de basiskwalificatie behaald of de nascholing voltooid. Hij wil deze graag laten vermelden op zijn Nederlands rijbewijs. Voorafgaand aan de aanvraag van het nieuwe rijbewijs bij zijn woonplaatsgemeente stuurt de bestuurder een door de bevoegde autoriteit van de andere EU-lidstaat afgegeven buitenlandse kwalificatiekaart bestuurder of buitenlands omwisselingscertificaat naar de RDW. Na toetsing van de echtheid registreert de RDW een verklaring van vakbekwaamheid respectievelijk een verklaring van nascholing in het rijbewijzenregister en informeert de bestuurder daarover. Vervolgens kan de bestuurder bij de gemeente een rijbewijs voorzien van een code vakbekwaamheid aanvragen. De RDW stuurt de buitenlandse kwalificatiekaart bestuurder of het buitenlands omwisselingscertificaat naar de autoriteit die het heeft afgegeven met de mededeling dat voor de betreffende bestuurder een code vakbekwaamheid op zijn Nederlands rijbewijs is vermeld.
f. De houder van een rijbewijs afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie heeft in Nederland de basiskwalificatie behaald of de nascholing voltooid. Het CBR heeft in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid respectievelijk een verklaring van nascholing geregistreerd. Hij wil zijn rijbewijs omwisselen voor een Nederlands rijbewijs voorzien van een code vakbekwaamheid. Bij de aanvraag van het Nederlandse rijbewijs overlegt hij bij zijn woonplaatsgemeente het buitenlands rijbewijs. De gemeente stuurt de rijbewijsaanvraag samen met het buitenlands rijbewijs naar de RDW. Na toetsing van de echtheid laat de RDW een rijbewijs voorzien van een code vakbekwaamheid aanmaken die vervolgens door de gemeente aan de bestuurder wordt uitgereikt.
g. De houder van een rijbewijs afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie heeft in een andere lidstaat van de Europese Unie de basiskwalificatie behaald of de nascholing voltooid en toont dit aan met de vermelding van een code vakbekwaamheid op zijn rijbewijs. Hij wil zijn rijbewijs omwisselen in een Nederlands rijbewijs voorzien van een code vakbekwaamheid. Bij de aanvraag van het Nederlandse rijbewijs overlegt hij bij zijn woonplaatsgemeente het buitenlands rijbewijs. De gemeente stuurt de rijbewijsaanvraag samen met het buitenlands rijbewijs naar de RDW. Na toetsing van de echtheid laat de RDW een rijbewijs voorzien van een code vakbekwaamheid aanmaken die vervolgens door de gemeente aan de bestuurder wordt uitgereikt. De RDW meldt aan het CBR dat een rijbewijs met code vakbekwaamheid is afgegeven zodat het CBR weet dat het in de toekomst voor de betreffende bestuurder nascholingsuren zal registreren.
h. Net als in de onder g geschetste situatie heeft de houder van een rijbewijs afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie in een andere lidstaat van de Europese Unie de basiskwalificatie behaald of de nascholing voltooid. Echter toont hij dit aan met een buitenlands kwalificatiekaart bestuurder of een buitenlands omwisselingscertificaat. Hij wil zijn rijbewijs omwisselen in een Nederlands rijbewijs voorzien van een code vakbekwaamheid. Bij de aanvraag van het Nederlandse rijbewijs overlegt hij bij zijn woonplaatsgemeente het buitenlands rijbewijs en de buitenlandse kwalificatiekaart bestuurder of het buitenlands omwisselingscertificaat. De gemeente stuurt de rijbewijsaanvraag samen met de overgelegde documenten naar de RDW. Na toetsing van de echtheid laat de RDW een rijbewijs voorzien van een code vakbekwaamheid aanmaken die vervolgens door de gemeente aan de bestuurder wordt uitgereikt. Ook in dit geval meldt de RDW aan het CBR dat een rijbewijs met code vakbekwaamheid is afgegeven zodat het CBR weet dat het in de toekomst voor de betreffende bestuurder nascholingsuren zal registreren.
i. Een bestuurder heeft een deel van de basiskwalificatie in een andere lidstaat van de Europese Unie afgelegd. Hij wil deze in Nederland afronden. Zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders aangegeven3, heeft Nederland voor het stelsel van examens gekozen. Een bestuurder die de basiskwalificatie in de andere lidstaat nog niet heeft afgerond, moet in Nederland de vereiste examens afleggen. Een «deelerkenning» vindt niet plaats.
j. Een bestuurder heeft een deel van de nascholing in een andere lidstaat van de Europese Unie gevolgd. Om de nascholing in Nederland af te kunnen ronden, overlegt de bestuurder aan het CBR een door de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat van de Europese Unie afgegeven deelcertificaat dat aantoont hoeveel uren nascholing de bestuurder in welke periode heeft gevolgd. Na toetsing van de echtheid van het certificaat, registreert het CBR het gevolgde aantal uren. Vervolgens rondt de bestuurder zijn nascholing in Nederland af. Het getuigschrift van nascholing kan hij vervolgens verzilveren via de code op het Nederlands rijbewijs voor zover hij over een Nederlands rijbewijs beschikt of in het buitenland via een omwisselingscertificaat.
k. Een bestuurder heeft een deel van de nascholing in Nederland gevolgd en wil deze in een andere lidstaat van de Europese Unie afronden. Het CBR reikt deze bestuurder een papieren deelcertificaat uit dat aantoont hoeveel uren nascholing de bestuurder in welke periode heeft gevolgd.
l. Een bestuurder heeft voor het behalen van de basiskwalificatie of het voltooien van de nascholing in Nederland van het CBR een Nederlands omwisselingscertificaat gekregen dat hij in een andere lidstaat van de Europese Unie wilde verzilveren. Door veranderde omstandigheden doet zich voor deze bestuurder de noodzaak voor om zijn vakbekwaamheid toch met de code op het Nederlands rijbewijs aan te tonen. In dat geval overlegt de bestuurder het Nederlands omwisselingscertificaat aan de RDW. De RDW registreert een verklaring van vakbekwaamheid respectievelijk een verklaring van nascholing in het rijbewijzenregister. Vervolgens kan een Nederlands rijbewijs voorzien van een code vakbekwaamheid worden afgegeven.
m. Ook het omgekeerde geval dat voor een bestuurder een verklaring van vakbekwaamheid respectievelijk een verklaring van nascholing in het rijbewijzenregister is geregistreerd en de bestuurder door veranderde omstandigheden genoodzaakt is zijn vakbekwaamheid in een andere lidstaat van de Europese Unie te verzilveren kan zich voordoen. De bestuurder kan de in het rijbewijzenregister geregistreerde verklaring bij het CBR laten omzetten in een Nederlands omwisselingscertificaat. Uiteraard is dit alleen mogelijk indien de verklaring van vakbekwaamheid of de verklaring van nascholing nog niet is verzilverd in een code op het rijbewijs.
4. Overgang naar het nieuwe vakbekwaamheidsregime
De invoering van de nieuwe Europese richtlijn vakbekwaamheid betekent het einde van het huidige regime van het nationale chauffeursdiploma. Bestuurders die over een papieren chauffeursdiploma «bus» beschikken, hoeven dit vanaf 10 september 2008 niet meer bij zich te hebben. Voor bestuurders van een vrachtauto geldt dit vanaf 10 september 2009. Om de overgang naar het nieuwe stelsel zo soepel mogelijk te laten verlopen, zijn een aantal uitgangspunten in de regelgeving opgenomen. De thans geldende uitzonderingen voor het hebben van een chauffeursdiploma worden gecontinueerd binnen de kaders van de richtlijn. Alle houders van een rijbewijs voor de categorie D dat is afgegeven vóór 10 september 2008 en alle houders van een rijbewijs voor de categorie C dat is afgegeven voor 10 september 2009, zijn vrijgesteld van het behalen van de basiskwalificatie. Zij zijn wél verplicht om nascholing te gaan volgen. In de eerste periode van nascholing hebben zij echter geen vijf jaar, maar zeven jaar de tijd om hieraan te voldoen. Dit betekent dat zij uiterlijk tot 10 september 2015 (voor huidige buschauffeurs) of 10 september 2016 (voor huidige vrachtautochauffeurs) de nascholing moeten afgerond en vanaf die data een geldige code vakbekwaamheid op het rijbewijs moeten hebben.
Een bijzondere situatie ontstaat voor bestuurders die ná 10 september 2008 het rijbewijs voor de categorie D en de basiskwalificatie vakbekwaamheid behalen, maar ook over een papieren chauffeursdiploma voor de vrachtauto beschikken. Zij krijgen op het nieuwe rijbewijs niet alleen een code vakbekwaamheid achter categorie D, maar óók meteen een code vakbekwaamheid achter categorie C. Deze kent dan de einddatum 10 september 2016, het moment waarop zij eigenlijk pas een geldige code vakbekwaamheid voor de vrachtauto hoeven te voeren. Dit heeft de volgende reden. De code vakbekwaamheid achter categorie D dient na vijf jaar te worden vernieuwd. Dit doet de chauffeur door een nieuw rijbewijs aan te vragen. Bijvoorbeeld: In een individueel geval verloopt de code vakbekwaamheid op 1 oktober 2013, de bestuurder rondt tijdig de verplichte nascholing af en krijgt een nieuwe code die geldig is tot 1 oktober 2018. Vervolgens zou de bestuurder vanaf 10 september 2016 een geldige code vakbekwaamheid voor de vrachtauto, achter categorie C moeten gaan voeren. Hij zou dan bij het gemeentehuis weer een nieuw rijbewijs met een geldige code vakbekwaamheid achter categorie C moeten aanvragen. Door deze bestuurder reeds vanaf 2008 de code vakbekwaamheid achter categorie C te geven, hoeft hij deze laatste actie niet uit te voeren. Bij de eerste vernieuwing van zijn code vakbekwaamheid voor categorie D verschijnt automatisch de code voor categorie C, die bovendien meteen dezelfde einddatum krijgt. De nascholing geldt namelijk voor beide categorieën.
5. Integratie van de rijvaardigheidsexamens en de vakbekwaamheidsexamens
In de praktijk is gebleken dat de meeste kandidaten die een rijbewijs van de categorie C of D behalen tegelijkertijd het vakbekwaamheidsexamen afleggen. Onder het vakbekwaamheidsregime van het Arbeidstijdenbesluit vervoer en de Regeling getuigschrift vakbekwaamheid is daarom in het verleden uit praktische overwegingen al besloten tot (gedeeltelijke) integratie van de rijvaardigheidsexamens en de vakbekwaamheidsexamens.
Om in het bezit te komen van bijvoorbeeld een rijbewijs C en een chauffeursdiploma moet een bestuurder drie geheel of gedeeltelijk geïntegreerde theorie-examens afleggen en een geheel geïntegreerd praktijkexamen C. De drie theorie-examens zijn het Theorie-examen Verkeer C, het Theorie-examen Techniek CCV-B en het Theorie-examen Administratie Goederenvervoer CCV-B. Deze theorie-examens zijn nagenoeg gelijk aan de theorie-examens voor het rijbewijs, met dien verstande dat de exameneisen van de twee laatstgenoemde theorie-examens uitgebreider zijn dan die voor het rijexamen. Voor het praktijkexamen gaat dat systeem bij de toetsing van de rijvaardigheid en de vakbekwaamheid uit van een volledig geïntegreerd model.
In aansluiting op het voorgaande is voor het vakbekwaamheidsregime van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders ook gekozen voor een model waarbij de rijvaardigheid en de vakbekwaamheid maximaal zijn geïntegreerd. Uiteraard blijft voor kandidaten de mogelijkheid bestaan een rijbewijs van de categorie C of D zonder vakbekwaamheid te behalen, dan wel alleen een vakbekwaamheidsexamen af te leggen.
Voor de toetsing van alleen het onderdeel vakbekwaamheid ziet het examentraject er als volgt uit:
– Theorietoets vakbekwaamheid 1 (beantwoorden meerkeuze-vragen);
– Theorietoets vakbekwaamheid 2 (beantwoorden meerkeuze-vragen);
– Theorietoets vakbekwaamheid 3 (casestudies);
– Rijproef geïntegreerd met praktijkexamen C, E bij C, D of E bij D);
– Praktijktoets vakbekwaamheid 1 (praktische test), en
– Praktijktoets vakbekwaamheid 2 (praktische test op besloten terrein of in simulator).
Niet alleen de vakbekwaamheid maar ook de rijvaardigheid valt onder Europese richtlijnen. Voor de rijvaardigheid is dat de nu geldende tweede rijbewijsrichtlijn4 die straks wordt opgevolgd door de inmiddels vastgestelde derde rijbewijsrichtlijn5. Bij integratie van de examens is het daarom van belang dat in geval van elkaar geheel of gedeeltelijke overlappende onderwerpen, wordt geëxamineerd overeenkomstig de bepaling van die richtlijn die de meest specifieke eisen stelt ten aanzien van het desbetreffende onderwerp.
Ook elders in de Europese Unie is voor een dergelijke geïntegreerde aanpak van examens gekozen; bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk.
6. Gefaseerde invoering van examensystematiek
De fasering van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders gaat uit van invoering van het nieuwe vakbekwaamheidsregime per 10 september 2008 voor het personenvervoer en per 10 september 2009 voor het goederenvervoer. In verband met een eenduidige benadering van de transportsector zal de bij dit regime behorende examensystematiek reeds vanaf 10 september 2008 voor de rijbewijscategorieën C, E bij C, D en E bij D – zoveel mogelijk – uniform worden ingevoerd. Daarbij moet worden aangetekend dat bestuurders van rijbewijscategorieën C en E bij C pas vanaf 10 september 2009 alle onderdelen van het theorie-examen vakbekwaamheid en van het praktijkexamen vakbekwaamheid volgens het nieuwe regime afleggen. Tot dat tijdstip leggen deze bestuurders slechts bepaalde onderdelen van het theorie-examen vakbekwaamheid en het praktijkexamen vakbekwaamheid af en ontvangen zij, indien ze voor deze onderdelen slagen, het getuigschrift vakbekwaamheid op basis van de Regeling getuigschrift vakbekwaamheid. Bestuurders van rijbewijscategorieën C en E bij C die op of na 10 september 2009 aan de vakbekwaamheidseisen willen voldoen, leggen alle onderdelen af van het theorie-examen vakbekwaamheid en van het praktijkexamen vakbekwaamheid. Schematisch ziet een en ander er als volgt uit.
D en E bij D: | C en E bij C: | |
---|---|---|
Theorie-examen (min. 240 min.): | ||
• Theorietoets rijbewijs/vakbekwaamheid 1 | 10-09-2008 | 10-09-2008 |
• Theorietoets vakbekwaamheid 2 | 10-09-2008 | 10-09-2008 |
• Theorietoets vakbekwaamheid 3 | 10-09-2008 | 10-09-2009 |
Praktijkexamen (min. 120 min.): | ||
• Praktijktoets vakbekwaamheid 1 (min. 60 min.) | 10-09-2008 | 10-09-2008 |
• Praktijktoets vakbekwaamheid 2 (min. 30 min.) | 10-09-2008 | 10-09-2009 |
• Praktijktoets vakbekwaamheid 3 (min. 30 min.) | 10-09-2008 | 10-09-2009 |
De code vakbekwaamheid zal worden gehandhaafd door de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de politie. Het rijden zonder geldige code vakbekwaamheid leidt bij controle langs de weg tot een boete voor de chauffeur. De Minister van Verkeer en Waterstaat zal zich inzetten voor een uniforme handhaving in de verschillende lidstaten van de EU.
Het toezicht van het CBR op de wijze waarop de erkende opleidingscentra de nascholingscursussen organiseren, zal plaatsvinden op grond van artikel 158, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Al is Nederland al sinds lange tijd bekend met de opleiding van beroepschauffeurs en het uitreiken van chauffeursdiploma’s, de wijzigingen in de structuur van basiskwalificatie en nascholing vragen om een adequate communicatie richting verschillende doelgroepen. De belangrijkste hiervan is de bestuurder zelf. Naast uitleg over de wijzigingen in basiskwalificatie en nascholing zal goed gecommuniceerd worden welke activiteiten de bestuurder moet ondernemen om de geldige code op zijn rijbewijs te krijgen. Via één op één communicatie richting de bestuurder zal hij op de hoogte worden gebracht van de veranderingen in zijn specifieke situatie. Het CBR ontwikkelt daartoe een website waar de chauffeur na inloggen zijn situatie kan bekijken. Op die website komen gegevens als het aantal gevolgde nascholingsuren en de code(s) vakbekwaamheid die hij bezit.
Naast de bestuurder worden de brancheorganisaties en vakbonden geïnformeerd. Ook de uitvoerings- en handhavingsinstanties die overigens nauw betrokken zijn bij de totstandkoming van de regeling worden voorgelicht.
9. Bedrijfseffecten, administratieve lasten en nalevingskosten
De richtlijn vakbekwaamheid bestuurders brengt bedrijfseffecten, administratieve lasten en nalevingskosten met zich mee. De sector en de sociale partners hebben in hun adviesnotitie6 aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat van november 2005 berekeningen opgenomen van deze kosten. De cijfers in dit deel van de nota van toelichting zijn daarop gebaseerd. De regelgeving heeft vier normadressaten: het CBR, de opleidingscentra, de bestuurders en de bedrijven. Hiervoor zijn in dit hoofdstuk de verschillende effecten en kosten bepaald. De genoemde bedragen zijn niet geïndexeerd en gaan uit van een prijspeil 2005/2006.
In de berekeningen is uitgegaan van het gegeven dat in Nederland één exameninstantie zal worden aangewezen die belast is met het ontwikkelen en afnemen van de vakbekwaamheids-examens, het CBR.
Het aantal te erkennen opleidingscentra laat zich niet eenvoudig inschatten. In Nederland zijn thans ongeveer 10 grote opleidingsinstituten voor de transportsector actief. Een van de grootste instituten is de Vakopleiding Transport en Logistiek (VTL). Op dit moment is onduidelijk of en hoe opleidingsinstituten en rijscholen met nieuwe cursussen reageren op de komst van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders. Uit concurrentieoverwegingen zijn ze in dit stadium voorzichtig met het verstrekken van informatie daarover. Ook is het onduidelijk hoe aanbieders die zich nu nog niet expliciet op transportopleidingen richten, dat met de komst van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders wel gaan doen. Daarnaast zijn er grote transportondernemingen die intern training en opleiding verzorgen en als gevolg van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders met extra administratieve lasten te maken krijgen. Dit aantal is moeilijk in te schatten, waardoor in deze paragraaf volstaan is met een kwalitatieve beschrijving. Dit geldt ook voor leveranciers van voertuigen, die trainingen verzorgen die in de toekomst wellicht kunnen worden aangemerkt als gecertificeerde nascholingscursus. Het voorgaande zorgt er voor dat in de berekeningen geen rekening is gehouden met het aantal aanbieders op de «cursusmarkt» in de transportsector. Voor de berekeningen wordt uitgegaan van het aantal cursussen dat op dit moment door de transportsector als wenselijke cursussen voor het meetellen voor de nascholing wordt genoemd: 60 stuks.
In 2006 stonden 12.095 ondernemingen in het beroepsgoederenvervoer geregistreerd (bron: NIWO, 2006). Nederland kent ongeveer 980 busvervoerders. In totaal bevinden zich ongeveer 162.000 bestuurders beroepsmatig met een bus of vrachtauto op de weg. Daar komen er volgens opgave van het CBR jaarlijks rond de 9.000 bij.
9.2 Bedrijfseffecten en nalevingskosten
9.2.1 Aangewezen exameninstantie: het CBR
De bedrijfseffecten en nalevingskosten van het ontwerpbesluit bestaan voor het CBR uit:
a. De kosten van het toezicht op de erkende opleidingscentra en de gecertificeerde nascholingscursussen
Op basis van artikel 158, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 zal door het CBR toezicht worden gehouden op de erkenning van het instituut en op de uitvoering van de nascholingscursussen. Naast initiële kosten, zoals de ontwikkeling van een internetapplicatie en de opleiding van toezichthouders, zal de hoogte van de structurele kosten afhankelijk zijn van het uit te voeren steekproefpercentage. Deze kosten zullen door middel van een bedrag per persoon per gevolgde cursusdag geïnd dienen te worden. Vooralsnog zijn de kosten geschat op € 15 per nascholingsdag. Hiermee worden bovenstaande kosten gedekt. Met dat bedrag worden de kosten en de administratie van de nascholingsverplichtingen gedekt.
Uitgaande van 60 cursussen die elke vijf jaar gemiddeld drie dagen duren, bedragen de bedrijfseffecten van dit toezicht zo’n € 13.500.
Wegens een hogere toezichtfrequentie voor toezicht op de praktijkexamens vakbekwaamheid 2 (praktische test) en 3 (praktische test op speciaal terrein of in simulator) zal het gaan om een bedrag van € 25 per persoon per test. In 2006 waren er in totaal ongeveer 9.000 eerste aanvragen, dus leidt dit tot een kostenpost van 9.000 x 2 x € 25 = € 450.000.
In de huidige situatie bestaat dit examen uit drie theorie-examens (Verkeer, Administratie en Techniek) en een praktijkexamen, geïntegreerd in het rijexamen C of D.
b. Toegenomen kosten voor het afnemen van theorie-examens
Het theorie-examen vakbekwaamheid bestuurders duurt volgens de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders ten minste vier uur. Dit betekent een toename van de totale tijdsduur met één uur. De huidige theorie-examens (Verkeer, Administratie en Techniek) kennen een tijdsduur van één uur per onderdeel. De inzet van nieuwe technologieën in de examinering kan de stijging van de kosten beperken. Dit is op dit moment moeilijk in te calculeren, waardoor voor de berekening van de kosten rekening is gehouden met een verdubbeling van de kosten, verminderd met 50% efficiencywinst. Uitgaande van 34.000 examens op jaarbasis (voor vakbekwaamheid C en D) betekent dit een stijging van 34000 * € 50 * 50% = € 850.000. De examens Verkeer en Techniek worden samengevoegd tot één examen, dat langer wordt. Dit leidt bij toepassing van dezelfde redenering tot een kostenstijging van 18.000 * € 50 * 50% = € 450.000.
c. Toegenomen kosten voor het afnemen van praktijkexamens
Het nieuwe praktijkexamen vakbekwaamheid kent twee extra toetsmomenten: het praktijkexamen vakbekwaamheid 2, bestaande uit een praktische test, en het praktijkexamen vakbekwaamheid 3, bestaande uit een praktische test op een speciaal terrein of in een simulator. Deze testen worden afgenomen onder toezicht van CCV. Dit toezicht leidt tot extra kosten: 9000 eerste aanvragen * € 25 * 2 = € 450.000.
Voor het praktijkexamen vakbekwaamheid 1 is, evenals in de huidige situatie, gekozen voor het integratiemodel. Dat wil zeggen dat dit onderdeel van het praktijkexamen vakbekwaamheid geïntegreerd wordt afgenomen met het praktijkexamen C of D. De totale tijdsduur van dit examenonderdeel neemt daardoor niet toe.
In de huidige situatie organiseren opleidingscentra reeds cursussen voor nascholing van chauffeurs. Deze cursussen kennen soortgelijke onderwerpen als de speerpunten uit de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders: verkeersveiligheid en zuinig rijden. Hierdoor zijn er geen extra bedrijfseffecten en nalevingskosten voor opleidingscentra te verwachten.
Bedrijven hebben geen nalevingskosten of bedrijfseffecten van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders. Gederfde omzet als gevolg van het feit dat vrachtauto’s stilstaan doordat chauffeurs op cursus zijn, hoeven conform de handleiding inhoudelijke nalevingskosten bedrijfsleven7 niet als nalevingskosten te worden meegenomen.
De bedrijfseffecten en nalevingskosten bestaan voor de 162.000 beroepschauffeurs in Nederland uit:
a. De kosten verbonden aan het afleggen van de examens basiskwalificatie
Als gevolg van de inwerkingtreding van het vakbekwaamheidsregime van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders zal de behoefte aan extra opleidingsdagen toenemen. VTL verwacht dat een aspirant-chauffeur 3 extra opleidingsdagen nodig zal hebben voor de theorie-examens (3 x € 100 = € 300) en 4 extra opleidingsdagen voor de praktijkexamens (4 x € 200 = € 800). Uitgaande van ongeveer 9.000 nieuwe bestuurders per jaar, komen de extra opleidingskosten voor de basiskwalificatie daarmee uit op € 9,9 miljoen.
De theorie-examens voor de basiskwalificatie duren twee uur langer dan voorheen. De beide nieuwe praktijktesten van het praktijkexamen vakbekwaamheid duren samen één uur. Hierdoor is de chauffeur drie uur extra belast met het afleggen van de examens vakbekwaamheid. Uitgaande van het standaard uurtarief in de sector van € 29,30 leidt dit tot nalevingskosten van 9.000 * € 29,30 * 3 = € 791.100.
Daarnaast zijn kosten verbonden aan de huur van een speciaal terrein of simulator. Die kosten zal de verkeersschool in rekening brengen aan de kandidaat. Aangezien de inhoud van de beide praktische testen nog niet bekend is, kan nog geen inschatting worden gemaakt van de grootte van het benodigde terrein. Hierdoor zijn de kosten nog onbekend.
b. De kosten verbonden aan het volgen van nascholing
De sector heeft aangegeven dat de gemiddelde prijs voor een dag nascholing ongeveer € 385 bedraagt. De loonkosten van een chauffeur bedragen gemiddeld € 22 per uur, inclusief sociale lasten en overige vergoedingen. Uitgaande van 162.000 chauffeurs in het beroepsvervoer die allen gemiddeld één dag per jaar nascholing volgen, worden de kosten van de opleidingen geraamd op 162.000 * € 385 = € 62,37 miljoen per jaar. De loonderving wordt geraamd op 162.000 * 8 * € 22 = € 28,51 miljoen per jaar. Echter, op dit moment volgen chauffeurs ook reeds opleidingen. Uit de arbeidsmarktmonitor 2005 van VTL blijkt dat ongeveer 36% van de chauffeurs een cursus volgt. Populaire cursussen richten zich op het vervoer van gevaarlijke stoffen, slipcursussen en veilig/zuinig rijden. In totaal kunnen de kosten voor naleving van de nascholingsverplichtingen uit de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders dus worden geschat op: € 62,37 miljoen + € 28,51 miljoen * 0,64 = € 80,61 miljoen.
De administratieve lasten kunnen worden onderscheiden in éénmalige en in meer structurele lasten.
De éénmalige administratieve lasten voor het CBR bestaan uit het zich informeren over de opzet van de nieuwe vakbekwaamheidsystematiek en het ontwikkelen van daarbij behorende examens voor de basiskwalificatie. Vanaf het moment dat het CBR operationeel is, bestaan de meer structurele administratieve lasten uit het zich permanent informeren over eventuele (wettelijke) wijzigingen van de vereisten inzake de basiskwalificatie. Dergelijke werkzaamheden worden in de huidige situatie reeds uitgevoerd en zorgen niet voor een stijging van de administratieve lasten. Ook tot structurele administratieve lasten behoren de kosten die de exameninstantie maakt bij het vijfjaarlijks opnieuw erkennen van de opleidingscentra en het certificeren van de cursussen voor de nascholing.
De administratieve lasten bestaan voor de 10 grote opleidingscentra in Nederland uit:
a. De kosten van de erkenning van de opleidingscentra en de certificering van de nascholingscursussen
Door de opleidingscentra worden al geruime tijd cursussen voor de opleiding en nascholing van beroepschauffeurs aangeboden. Op grond van artikel 151f van de Wegenverkeerswet 1994 moeten deze centra door het CBR worden erkend voor het verrichten van nascholing en behoeft de door die centra georganiseerde nascholing de certificering van de exameninstantie. Het CBR zal de aanvragen voor de gecombineerde erkenning en certificering afhandelen volgens een speciaal daarvoor te ontwikkelen format. Uit praktische overwegingen is er voor gekozen de erkenning en certificering in één handeling te laten samenvallen. De kosten van deze gecombineerde erkenning- en certificering worden geschat op € 1000 per opleidingscentrum per cursus.
De gecombineerde erkenning en certificering is telkens geldig voor een periode van 5 jaar. Het genoemde bedrag is gebaseerd op een tijdsinschatting. Een productmanager van het CBR zal ongeveer 1 dag bezig zijn met het controleren van een aanvraag en in de loop van een periode van 5 jaar wijzigingsverzoeken in behandeling nemen. Een administratief medewerker zal twee dagen bezig zijn met het controleren van de aanvraag, het laten aanvullen van incomplete gegevens, het opvoeren en aanpassen van systemen en van de website en het uiteindelijk verzenden van de erkenning en certificering. De administratieve lasten van de erkenning en certificering van de bestaande 60 cursussen bedragen dus zo’n 60 x € 1000 = € 60.000 / 5 = € 12.000 per jaar.
De verwachting is dat de opleidingsmarkt naar aanleiding van deze richtlijn nieuwe cursussen gaat ontwikkelen. De benoeming van een groot aantal onderwerpen voor cursussen die voor de verplichte 35 uur nascholing mogen «meetellen», biedt natuurlijk commerciële kansen. De ontwikkeling van een nieuwe nascholingscursus kost een opleidingsinstituut naar schatting tien werkdagen, zodat de totale kosten van ontwikkeling en gecombineerde erkenning en certificering uitkomt op ongeveer € 8000 per cursus. Deze kosten vloeien niet direct voort uit de invoering van nieuwe regelgeving; het staat opleidingscentra immers vrij nieuwe cursussen te ontwikkelen. Met andere woorden: het is niet noodzakelijk voor opleiders om nieuwe cursussen te ontwikkelen, opdat chauffeurs aan de wettelijke plicht kunnen voldoen. Het huidige aanbod is daartoe toereikend. De kosten van het ontwikkelen en laten erkennen van nieuwe cursussen zijn dan ook primair het gevolg van marktwerking in de opleidingssector en vormen geen administratieve lasten van de nieuwe regelgeving.
b. Het aan- en afmelden van kandidaten bij het CBR
De administratieve lasten hieromtrent worden door VTL geschat op € 15 per deelnemer per cursusdag. Chauffeurs dienen 35 uur (5 dagen) cursus te volgen per vijf jaar. Dit betekent gemiddeld één dag cursus per jaar. Dit komt neer op administratieve lasten van 162.000 x € 15 = € 2.430.000.
Voor de chauffeurs en bedrijven brengt het besluit geen andere administratieve lasten met zich mee dan de lasten die reeds zijn beschreven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel8. Die lasten bestaan uit het op de hoogte geraken van wettelijke verplichtingen (éénmalig) en het aanvragen van een aangepast rijbewijsdocument na het volgen van nascholing (structureel).
Ook de administratieve lasten voor bedrijven zijn reeds omschreven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.
Het conceptbesluit is voorgelegd aan het adviescollege toetsing administratieve lasten. Het college heeft besloten het onderhavige conceptbesluit niet te selecteren voor een toets.
Het besluit heeft geen directe milieueffecten zoals bedoeld in de milieueffectentoets.
A (artikel 1 van het Reglement rijbewijzen)
Er wordt een aantal nieuwe definities opgenomen in artikel 1 van het Reglement rijbewijzen. In onderdeel l is de definitie van getuigschrift van vakbekwaamheid zoals bepaald in artikel 151b, onder d, van de wet overgenomen. Voor de verhouding met de definitie van kwalificatiekaart bestuurder in onderdeel x wordt het volgende opgemerkt. Het getuigschrift van vakbekwaamheid is het overkoepelende begrip. Zowel een kwalificatiekaart bestuurder als een rijbewijs voorzien van een code vakbekwaamheid zijn getuigschriften van vakbekwaamheid. In de onderdelen t en u wordt onderscheid gemaakt naar een Nederlands en een buitenlands omwisselingscertificaat. Zoals reeds in het algemene gedeelte van de nota van toelichting aangegeven, reikt het CBR een papieren Nederlands omwisselingscertificaat uit aan een bestuurder die zijn basiskwalificatie of zijn nascholing in het buitenland wil «verzilveren» in een code vakbekwaamheid op een buitenlands rijbewijs of een kwalificatiekaart bestuurder. Daarentegen overlegt een bestuurder een buitenlands omwisselingscertificaat indien hij in het buitenland de basiskwalificatie heeft behaald of de nascholing heeft afgerond en dit in Nederland als code vakbekwaamheid op zijn rijbewijs wil laten vermelden.
B (artikel 10 van het Reglement rijbewijzen)
Voor praktijkrijonderricht voor het behalen van de basiskwalificatie gelden voor de gebruikte voertuigen gelijke eisen als bij het praktijkexamen voor het rijbewijs C, C1, D, D1, E bij C, E bij C1, E bij D, en E bij D1. Voor de nascholing daarentegen is het gebruik van een voertuig met dubbele bediening niet vereist.
C tot en met E (artikelen 35, 36 en 39 van het Reglement rijbewijzen)
Sinds 1 januari 2005 dienen alle houders van rijbewijzen C en D bij iedere vernieuwing van het rijbewijs een verklaring van geschiktheid te overleggen. Indien de bestuurder ervoor kiest om alleen de code vakbekwaamheid op zijn rijbewijs te laten vermelden waarbij de geldigheidsduur van zijn rijbewijs onveranderd blijft, gaat het om een vervanging van het document en niet om een vernieuwing. Daarvoor is geen verklaring van geschiktheid vereist. Hiertoe dient artikel 35, derde lid, van het Reglement rijbewijzen.
Uiteraard kan de bestuurder ervoor kiezen zich wel tussentijds te laten keuren en bij voldoende geschiktheid een nieuw rijbewijs aanvragen waarin voor de categorieën een nieuwe geldigheidsduur van normaliter tien jaar ingaat (een uitzonderingsgeval is beperkte geschiktheid). De rare consequentie van een tien jaar geldig rijbewijs met een vijf jaar geldig code vakbekwaamheid is eraan te wijten dat de besluitvorming over de derde rijbewijsrichtlijn vertraging heeft opgelopen. Zodra ook deze inmiddels vastgestelde rijbewijsrichtlijn in Nederlands recht is omgezet en de gewijzigde bepalingen met ingang van 19 januari 2013 worden toegepast, is ook de geldigheidsduur voor de rijbewijzen van de categorieën C en D vijf jaar. Voor veel bestuurders zal het dan aan te raden zijn om de verplichte nascholingsuren binnen een kortere periode dan de daarvoor gestelde vijf jaar af te ronden om zo de einddatum van de code vakbekwaamheid gelijk te laten zijn aan de geldigheidsduur van de rijbewijscategorie.
De artikelen 35, vierde en vijfde lid, en 36, tweede en derde lid, van het Reglement rijbewijzen stellen de eisen waaraan voldaan moet zijn om een code vakbekwaamheid op het aangevraagde rijbewijs te kunnen vermelden. In het rijbewijzenregister moet een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing zijn geregistreerd. Deze verklaringen worden door het CBR na het behalen van de basiskwalificatie respectievelijk het afronden van de vereiste 35 uur nascholing in het rijbewijzenregister geregistreerd. Gelet op het feit dat een bestuurder elke vijf jaar nascholing moet volgen om de voor zijn werk essentiële kennis te actualiseren, is een verklaring van vakbekwaamheid en een verklaring van nascholing niet langer dan vijf jaar geldig (artikelen 35, vierde lid, en 36, tweede lid, van het Reglement rijbewijzen). In de meeste gevallen zal een bestuurder snel na het behalen van de basiskwalificatie een vervangend rijbewijs aanvragen waarop de code vakbekwaamheid wordt vermeld omdat hij anders zijn beroep niet kan uitoefenen.
F (artikel 42 van het Reglement rijbewijzen)
Als op basis van een onterecht geregistreerde verklaring van vakbekwaamheid dan wel verklaring van nascholing een rijbewijs is afgegeven, heeft de afgevende instantie de mogelijkheid het op het rijbewijs vermelde getuigschrift ongeldig te verklaren op grond van artikel 124a van de Wegenverkeerswet 1994. Na deze ongeldigverklaring is herafgifte van een vervangend rijbewijs mogelijk. Ook kan een nieuw rijbewijs worden aangevraagd met een nieuwe geldigheidsduur waarvoor in een aantal gevallen een verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister geregistreerd moet zijn. Zoals in de memorie van toelichting bij artikel 124a van de Wegenverkeerswet 1994 aangegeven (Kamerstukken II 2006/07, 30 827, nr. 3, blz. 13), heeft de ongeldigverklaring van het getuigschrift betrekking op fouten en onjuistheden die kunnen worden toegerekend aan gedragingen van de houder van het document. Voor zover de herafgifte van het rijbewijs wordt aangevraagd voordat de einddatum van een op een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs terecht vermeld getuigschrift van vakbekwaamheid of getuigschrift van nascholing is verstreken, wordt deze einddatum op het gecorrigeerde document vermeld. Indien er niet eerder terecht een getuigschrift van vakbekwaamheid of getuigschrift van nascholing was vermeld of de einddatum daarvan is verstreken op het moment van herafgifte van het rijbewijs, wordt daarop geen code vakbekwaamheid vermeld. Om weer wel in het bezit van een getuigschrift van vakbekwaamheid of getuigschrift van nascholing te komen, moet de aanvrager aan de daaraan gestelde eisen voldoen.
Per abuis is in artikel 124a, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 het stellen van nadere regels omtrent de vernieuwing van rijbewijzen na ongeldigverklaring van het daarop vermelde getuigschrift naar het niveau van ministeriële regels gedelegeerd in plaats van naar algemene maatregel van bestuur. In de systematiek van de wegenverkeerswetgeving worden de rijbewijsaanvragen immers in het Reglement rijbewijzen geregeld. De delegatiebepaling in artikel 124a, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt dan ook bij eerste gelegenheid aangepast. De onderhavige wijziging van artikel 42 kan pas na deze aanpassing in werking treden.
G tot en met K (artikelen 44 tot en met 48 van het Reglement rijbewijzen)
De artikelen 44 tot en met 48 van het Reglement rijbewijzen betreffen aanvragen van rijbewijzen tegen overlegging van een buiten Nederland afgegeven rijbewijs. Het gaat om de volgende aanvragen:
– de omwisseling van rijbewijzen uit de Nederlandse Antillen en Aruba (artikel 44);
– de omwisseling van rijbewijzen uit andere lidstaten van de Europese Gemeenschap, uit andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of uit Zwitserland (artikel 45);
– de omwisseling van rijbewijzen uit derde landen (artikel 46);
– de omwisseling van rijbewijzen van aanvragers aan wie in Nederland de status van diplomatiek of consulair ambtenaar is toegekend, en van rijbewijzen van hun gezinsleden (artikel 47);
– de omwisseling van rijbewijzen in het kader van de uitvoering van het zgn. NATO-statusverdag, van in Nederland gelegerde militairen, leden van de civiele dienst en personen die behoren tot het gezin van die militairen of van die leden van de civiele dienst (artikel 48).
Bij al deze aanvragen kan het voorkomen dat de houder van het om te wisselen rijbewijs een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing op het nieuwe rijbewijs wil laten vermelden of omdat hij reeds vakbekwaam was of omdat hij in Nederland vakbekwaam is geworden. Dit speelt niet alleen voor omwisseling van rijbewijzen die in een andere lidstaat van de Europese Unie zijn afgegeven maar ook voor rijbewijzen die in de Nederlandse Antillen of in Aruba of in een derde land zijn afgegeven omdat het denkbaar is dat de houder van een rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de Nederlandse Antillen of in Aruba of van een rijbewijs dat is afgegeven in een derde land voor zijn vestiging in Nederland in een andere lidstaat van de Europese Unie zijn vakbekwaamheid heeft verworven. Voor de vermelding van het getuigschrift van vakbekwaamheid of het getuigschrift van nascholing op het nieuwe rijbewijs moet de bestuurder aan de relevante eisen voldoen. Hier kunnen zich de volgende gevallen voordoen:
a. de bestuurder overlegt een kwalificatiekaart bestuurder (artikelen 44, vijfde lid, onder a, 45, zevende lid, onder a, 46, zesde lid, onder a, 47, derde lid, onder a, en 48, derde lid, onder a, van het Reglement rijbewijzen);
b. op het door de bestuurder om te wisselen rijbewijs is door de bevoegde autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie een code vakbekwaamheid vermeld (artikelen 45, zevende lid, onder b, 47, derde lid, onder b, en 48, derde lid, onder b, van het Reglement rijbewijzen);
c. de bestuurder overlegt een buitenlands omwisselingscertificaat (artikelen 44, vijfde lid, onder b, 45, zevende lid, onder c, 46, zesde lid, onder b, 47, derde lid, onder c, en 48, derde lid, onder c, van het Reglement rijbewijzen);
d. ten behoeve van de bestuurder is in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing geregistreerd (artikelen 44, vijfde lid, onder c, 45, zevende lid, onder d, 46, zesde lid, onder c, 47, derde lid, onder d, en 48, derde lid, onder d, van het Reglement rijbewijzen).
Indien documenten wegens vermissing of diefstal niet overgelegd kunnen worden, wordt in de gewijzigde bepalingen aangesloten bij de procedure zoals die voor de vermissing of diefstal van het over te leggen rijbewijs geldt.
L (artikelen 48b tot en met 48d van het Reglement rijbewijzen)
De artikelen 48b tot en met 48d van het Reglement rijbewijzen stellen een bepaald begindatum vermeerderd met vijf jaar vast als einddatum van de op het rijbewijs vermelde code vakbekwaamheid.
In de meeste gevallen zal een bestuurder spoedig nadat hij de basiskwalificatie heeft behaald, een rijbewijs voorzien van een code aanvragen. Begindatum van de vijf jaar geldige code is in deze gevallen de afgiftedatum van het rijbewijs (artikel 48b, onder a, van het Reglement rijbewijzen). Indien een bestuurder later dan zes maanden een rijbewijs voorzien van een code aanvraagt, is het niet meer legitiem om als begindatum de afgiftedatum van het rijbewijs te hanteren omdat anders de vijfjarige geldigheid te veel wordt opgerekt. Hier wordt de registratiedatum van de verklaring van vakbekwaamheid als begindatum gehanteerd (artikel 48b, onder b, van het Reglement rijbewijzen). Indien de bestuurder de basiskwalificatie in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap heeft behaald en dit aantoont met de desbetreffende documenten, wordt de einddatum overgenomen van deze documenten (artikel 48b, onder c, van het Reglement rijbewijzen).
Een bestuurder die reeds over de basiskwalificatie beschikt, zal de nascholing in de meeste gevallen dusdanig tijdig volgen dat hij deze heeft afgerond voordat de einddatum van zijn vakbekwaamheid is verstreken en vervolgens een nieuw of vervangend rijbewijsdocument aanvragen een aantal dagen voor verstrijken van de einddatum om zeker te zijn dat hij altijd in het bezit is van een rijbewijs met een geldige code vakbekwaamheid. De nieuwe einddatum van de code vakbekwaamheid is dan de op hetzij het eerder aan de bestuurder afgegeven rijbewijs hetzij het in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap afgegeven document vermelde einddatum vermeerderd met vijf jaar (artikel 48c, onder a, van het Reglement rijbewijzen). Als hier de datum van registratie van de verklaring van nascholing of de afgiftedatum van het rijbewijs als uitgangspunt voor de berekening van de nieuwe einddatum zou worden benut, zou de geldigheidsduur van het getuigschrift van nascholing korter zijn dan vijf jaar. Om deze ongewenste consequentie te voorkomen wordt de oude einddatum als uitgangspunt gebruikt.
Voor de bestuurder die de nascholing pas afrondt nadat de einddatum van zijn eerdere code is verstreken (hier zal het gaan om de bestuurder die een tijd niet als beroepschauffeur werkt), bestaan twee mogelijkheden. Indien hij zijn rijbewijs binnen zes maanden na registratie van de verklaring van nascholing aanvraagt, wordt als einddatum van de code de afgiftedatum van het rijbewijs vermeerderd met vijf jaar gehanteerd (artikel 48c, onder b, van het Reglement rijbewijzen). Indien hij de aanvraag later dan zes maanden na registratie van de verklaring indient, krijgt hij als nieuwe einddatum de registratiedatum van de verklaring van nascholing vermeerderd met vijf jaar (artikel 48c, onder c, van het Reglement rijbewijzen).
Artikel 48d van het Reglement rijbewijzen stelt de einddatum vast voor bestuurders die over de basiskwalificatie voor meerdere rijbewijscategorieën beschikken. Deze groep bestuurders hoeft de nascholing alleen maar een keer te volgen (artikel 156q, vierde lid, van het Reglement rijbewijzen). Als de verklaring van nascholing is geregistreerd, wordt bij een rijbewijsaanvraag de einddatum conform artikel 48c vastgesteld. Vervolgens wordt dezelfde einddatum conform artikel 48d achter alle categorieën vermeld.
De einddatum van de code vakbekwaamheid wordt automatisch in het rijbewijsafgifteproces gegenereerd op het moment dat het besluit tot afgifte van het rijbewijs wordt genomen. De behandelend ambtenaar aan het gemeenteloket of bij de Dienst Wegverkeer heeft hier geen invloed op.
M tot en met Q (artikelen 53, 56, 59, 60 en 67 van het Reglement rijbewijzen)
De in het algemene gedeelte van de toelichting onder 5 genoemde integratie van de rijvaardigheidsexamens en de vakbekwaamheidsexamens heeft gevolgen voor de benaming van de onderdelen van het theorie-examen, de minimumleeftijd waarop de examens kunnen worden afgelegd en de geldigheidsduur van een positief examenresultaat.
De tot nu toe bestaande onderdelen verkeerskennis en voertuigtechniek zijn in de nieuwe examenstructuur samengevoegd tot het onderdeel rijbewijs/vakbekwaamheid 1. Dit onderdeel is identiek voor de rijbewijscategorieën C en D. Het oude onderdeel administratie is opgegaan in het nieuwe onderdeel rijbewijs 2 (artikel 53, vierde lid, van het Reglement rijbewijzen).
De oude onderdelen voertuigtechniek en administratie konden voor de rijbewijscategorieën C en D met zeventien jaren worden afgelegd, het onderdeel verkeerskennis voor categorie C met achttien jaren en voor D met eenentwintig. Een succesvol examenresultaat was een jaar geldig. In de nieuwe examenstructuur is ervoor gekozen om de minimumleeftijd voor het onderdeel rijbewijs/vakbekwaamheid 1 op zeventien jaren te stellen, voor het onderdeel rijbewijs 2 eveneens zeventien jaren voor categorie C en twintig jaar voor categorie D (artikel 56, derde lid, van het Reglement rijbewijzen). De minimumleeftijd voor het praktijkexamen blijft ongewijzigd op achttien jaren voor categorie C en eenentwintig voor D. Een positief examenresultaat is twee jaren geldig (artikel 67, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen). Op deze manier behouden kandidaat-chauffeurs net als in de tot nu toe bestaande situatie de mogelijkheid om «modulair» de verschillende examenonderdelen te doorlopen en zo vloeiend in het vak van chauffeur in te stromen. Hiermee blijft de uitval van leerlingen beperkt.
De minimumleeftijd voor het theorie-examen voor andere rijbewijscategorieën blijft onveranderd. Om die reden is het vereiste geschrapt om bij de aanvraag tot toelating tot het theorie-examen C of D reeds het theorie-examen of praktijkexamen voor rijbewijscategorie B te hebben afgelegd (artikelen 59, derde lid, en 60 van het Reglement rijbewijzen). Voor de toelating tot het praktijkexamen C en D blijft het vereiste tot het overleggen van een rijbewijs B wel bestaan (artikel 67, derde lid, van het Reglement rijbewijzen).
Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om artikel 59, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen te actualiseren. Het CBR hanteert bij de toelating tot het theorie-examen geen aanvraagkaart meer. Dit onderdeel kan daarom vervallen.
R (artikel 118b van het Reglement rijbewijzen)
Het nieuw ingevoegde artikel 118b van het Reglement rijbewijzen geeft de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten de bevoegdheid tot het innemen van een kwalificatiekaart bestuurder of een buitenlands omwisselingscertificaat. Om fraude te voorkomen is het nodig dat de Nederlandse autoriteiten zich voor de omwisseling van deze documenten van hun echtheid overtuigen. Er is voor gekozen om dit centraal door de RDW te laten doen om zo de nodige expertise daar te concentreren. De RDW zal de documenten na de toetsing terug sturen naar het gezag dat deze heeft afgegeven. Met deze werkwijze wordt aangesloten bij de procedures voor de omwisseling van buitenlandse rijbewijzen.
S (artikel 145 Reglement rijbewijzen)
De implementatie van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders heeft gevolgen voor het rijbewijzenregister. Daarin worden de volgende nieuwe in de wijziging van artikel 145 van het Reglement rijbewijzen genoemde gegevens geregistreerd:
– verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing;
– Nederlandse en buitenlandse omwisselingscertificaten;
– ongeldig verklaarde getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing;
– ingeleverde getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing.
T (artikel 146 van het Reglement rijbewijzen)
De wijziging van artikel 146 van het Reglement rijbewijzen dient ertoe zeker te stellen dat alle relevante gebeurtenissen omtrent getuigschriften van vakbekwaamheid en getuigschriften van nascholing in het rijbewijzenregister worden geregistreerd. Zo wordt de afgifte, de ongeldigverklaring en de inlevering van een getuigschrift van vakbekwaamheid of een getuigschrift van nascholing door de gemeente of de RDW geregistreerd, afhankelijk ervan of de gemeente of de RDW het rijbewijs waarop de code wordt vermeld, afgeeft.
De afgifte, de ongeldigverklaring en de inlevering van Nederlandse omwisselingscertificaten wordt door het CBR geregistreerd.
U (artikel 152 van het Reglement rijbewijzen)
Met het nieuwe onderdeel e van artikel 152 van het Reglement rijbewijzen wordt de omwisseling van buitenlandse vakbekwaamheidsdocumenten bij de RDW geconcentreerd. De bestuurder die over een kwalificatiekaart bestuurder of een buitenlands omwisselingscertificaat beschikt, stuurt dit naar de RDW. Na tevredenstellende toetsing van de echtheid registreert de RDW een verklaring van vakbekwaamheid respectievelijk van nascholing in het rijbewijzenregister en informeert de RDW de bestuurder. Deze kan vervolgens bij de gemeente een rijbewijs voorzien van een code vakbekwaamheid aanvragen.
Onderdeel e, sub iii, van artikel 152 van het Reglement rijbewijzen ziet op het in onderdeel 3l. van het algemene gedeelte van de toelichting geschetste geval.
V (artikel 155a van het Reglement rijbewijzen)
Het nieuwe artikel 155a, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen is de keerzijde van artikel 152, onderdeel e, van het Reglement rijbewijzen en maakt de RDW tot de spil in de informatieverstrekking over vakbekwaamheid van en naar het buitenland. De bepaling ziet op de informatieverstrekking door de RDW aan de met de afgifte van rijbewijzen of kwalificatiekaarten bestuurder belaste autoriteiten buiten Nederland in het kader van de omwisseling van Nederlandse vakbekwaamheidsdocumenten in het buitenland. De RDW zal ook informatie over bestuurdersattesten en nationale certificaten verstrekken waarover de RDW niet zelf beschikt. Daartoe zullen deze gegevens door de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoerorganisatie die de bestuurdersattesten afgeeft en door het CBR dat de nationale certificaten afgeeft aan de RDW worden doorgegeven.
De in het tweede lid van artikel 155a van het Reglement rijbewijzen voorziene melding van de RDW aan het CBR van de einddatum van getuigschriften van vakbekwaamheid respectievelijk van nascholing stelt het CBR in staat om voor de bestuurder een nascholingsregistratie bij te houden waarin telkens inzichtelijk is of hij de verplichte 35 uur nascholing binnen de periode van vijf jaar heeft afgerond. Zodra de melding van de RDW binnenkomt dat de 35 uur nascholing zijn verzilverd, wordt de registratie geschoond. Bij de eerstvolgende melding van een opleidingscentrum over gevolgde nascholingsuren kan opnieuw begonnen worden met tellen.
W (HOOFDSTUK VIIA van het Reglement rijbewijzen)
De artikelen156a tot en met 156c van het Reglement rijbewijzen vormen de algemene bepalingen van het nieuwe hoofdstuk VIIA van het Reglement rijbewijzen: Verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing voor bestuurders goederen- en personenvervoer over de weg.
Artikel 156a van het Reglement rijbewijzen bepaalt dat verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing bij het CBR worden aangevraagd, dat ze vervolgens in het rijbewijzenregister registreert. Nederlandse omwisselingscertificaten en deelcertificaten reikt het CBR wel op papier uit.
Zoals reeds onder 3e. van het algemene gedeelte van de toelichting vermeld, dient de houder van een Nederlands rijbewijs die de basiskwalificatie of de nascholing in een andere lidstaat van de Europese Unie heeft behaald zich tot de RDW te wenden om de buitenlandse kwalificatiekaart bestuurder of het buitenlandse omwisselingscertificaat om te laten zetten in een verklaring van vakbekwaamheid of een verklaring van nascholing.
Artikel 156b van het Reglement rijbewijzen regelt de wijze van vaststellen van de tarieven voor de bij het CBR aan te vragen registraties respectievelijk documenten.
Artikel 156c van het Reglement rijbewijzen werkt de taken, bevoegdheden en werkwijze van het CBR als aangewezen exameninstantie uit (artikel 151f, derde lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994).
a. De inhoud van de vakbekwaamheidsexamens, met inbegrip van de exameneisen, zal op het niveau van de ministeriële regeling verder worden uitgewerkt.
b. Voor het afnemen van de vakbekwaamheidsexamens kan het CBR onder zijn verantwoordelijkheid voor onderdelen van dat examen anderen inschakelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om rij-instructeurs werkzaam bij rij- of verkeersscholen die de beschikking hebben over speciale terreinen, simulatoren of andere specifieke voorzieningen die nodig zijn om bepaalde onderdelen van het examen af te kunnen nemen.
c. Het is de bedoeling dat het CBR periodiek een raamwerk van nascholingscursussen vaststelt die in het kader van de verplichte nascholing gevolgd kunnen worden. Het is vervolgens aan de erkende opleidingscentra om aan die cursussen concreet invulling te geven.
d. Daar de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders in deel 4 van bijlage I eist dat de nascholingscursussen door «erkende opleidingscentra» worden georganiseerd en het tevens wenselijk is de nascholingscursussen te certificeren, zal er uit praktische overwegingen naar worden gestreefd de erkenning en certificering zoveel mogelijk in één handeling te laten samenvallen. De erkenning van een opleidingscentrum heeft uitsluitend betrekking op het mogen verrichten van nascholing en niet op eventuele andere door het instituut georganiseerde activiteiten.
e. Het toezicht van het CBR op de erkende opleidingscentra zal plaatsvinden op grond van artikel 158, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
f. en g. Het CBR registreert intern welke onderdelen van het theorie-examen een aanvrager met succes heeft voltooid en welke nascholingsuren een bestuurder heeft gevolgd.
h. en i. Het CBR registreert in het rijbewijzenregister verklaringen van vakbekwaamheid, verklaringen van nascholing en Nederlandse omwisselingscertificaten. De feitelijke uitreiking van de getuigschriften geschiedt met de afgifte van het rijbewijs door de vermelding van de code vakbekwaamheid; de papieren Nederlandse omwisselingscertificaten reikt het CBR uit.
j. Het CBR reikt deelcertificaten voor gevolgde, maar nog niet afgeronde, nascholing uit aan bestuurders die de nascholing in het buitenland willen afronden.
k. Het CBR reikt nationale certificaten uit.
l. Het ongeldig verklaren van getuigschriften van vakbekwaamheid, getuigschriften van nascholing en Nederlandse omwisselingscertificaten is een taak die aan het CBR is opgedragen in artikel 124a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Op grond van het tweede lid kunnen bij ministeriële regeling – zo nodig – nadere regels worden gesteld inzake de taken, bevoegdheden en de werkwijze van het CBR. Deze delegatiegrondslag is opgenomen om de mogelijkheid te creëren details op een lager regelgevingniveau uit te werken die dikwijls wijziging behoeven. De taken in het kader van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders zijn nieuwe taken voor de verschillende betrokken uitvoeringsorganisaties. De ontwikkeling van de nodige werkprocessen en informatiestromen tussen de verschillende betrokken instanties is bijna afgerond. Na invoering van deze werkprocessen zal blijken of verbeteringen mogelijk zijn. In dat geval moet een wijziging op korte termijn kunnen worden doorgevoerd.
§ 2. Aanvraag van verklaringen van vakbekwaamheid, verklaringen van nascholing, Nederlandse omwisselingscertificaten en deelcertificaten
In artikel 156d van het Reglement rijbewijzen wordt voor de wijze waarop de aanvraag dient te geschieden aangesloten bij de bepaling over de aanvraag van verklaringen van rijvaardigheid (artikel 55 van het Reglement rijbewijzen).
§ 3. Stelsel van basiskwalificatie
Artikel 156e van het Reglement rijbewijzen bevat de omschrijving van de opzet van het stelsel van basiskwalificatie (artikel 151d, eerste lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994). De richtlijn vakbekwaamheid bestuurders laat de keuze uit twee mogelijkheden. Ten eerste een stelsel van basiskwalificatie dat zowel het volgen van lessen als het afleggen van een examen omvat en ten tweede een stelsel dat uitsluitend het afleggen van examens omvat. In Nederland is gekozen voor laatstgenoemde mogelijkheid.
§ 4. Theorie-examen vakbekwaamheid
Met de in artikel 156f van het Reglement rijbewijzen opgenomen leeftijdsgrens wordt invulling gegeven aan de in artikel 151e, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgenomen mogelijkheid om eisen te stellen aan degene die de basiskwalificatie wil behalen of de nascholing wil volgen.
Artikel 156g van het Reglement rijbewijzen regelt de toelating tot het theorie-examen vakbekwaamheid (artikel 151e, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994).
Artikel 156h van het Reglement rijbewijzen bevat de uitwerking van het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C overeenkomstig bijlage I, deel 2, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.
Het theorie-examen bestaat uit drie toetsen, waaraan bij ministeriële regeling nadere invulling kan worden gegeven (eerste lid).
Op grond van het tweede lid wordt geregeld aan welke eisen de kandidaat die het theorie-examen aflegt, moet voldoen.
Doordat de rijvaardigheids- en de vakbekwaamheidsexamens zijn geïntegreerd, is de aanvrager die slaagt voor het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C tegelijkertijd geslaagd voor het theorie-examen voor rijbewijscategorie C (derde lid).
Een aanvrager die in het verleden reeds een rijbewijs C1, C of E bij C heeft behaald, kan het theorie-examen vakbekwaamheid voor die rijbewijscategorie behalen door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling aan te wijzen onderdelen van dat theorie-examen af te leggen (vierde lid).
Op grond van het vijfde lid wordt geregeld welke aanvullende onderdelen van het theorie-examen vakbekwaamheid een bestuurder nog moet afleggen indien hij in het verleden reeds met goed gevolg een theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D heeft afgelegd (artikel 5, vijfde lid, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders).
Artikel 156i van het Reglement rijbewijzen bevat de uitwerking van het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D overeenkomstig bijlage I, deel 2, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.
Het theorie-examen bestaat uit drie toetsen, waaraan bij ministeriële regeling nadere invulling kan worden gegeven (eerste lid).
Op grond van het tweede lid wordt geregeld aan welke eisen de kandidaat die het theorie-examen aflegt, moet voldoen.
Doordat de rijvaardigheids- en de vakbekwaamheidsexamens zijn geïntegreerd, is de aanvrager die slaagt voor het theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D tegelijkertijd geslaagd voor het theorie-examen voor rijbewijscategorie D (derde lid). Een aanvrager die in het verleden reeds een rijbewijs D1, D of E bij D heeft behaald, kan het theorie-examen vakbekwaamheid voor die rijbewijscategorie behalen door in aanvulling op dat rijbewijs met goed gevolg de bij ministeriële regeling aan te wijzen onderdelen van dat theorie-examen af te leggen (vierde lid).
Op grond van het vijfde lid wordt geregeld welke aanvullende onderdelen van het theorie-examen vakbekwaamheid een bestuurder nog moet afleggen indien hij in het verleden reeds met goed gevolg een theorie-examen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C heeft afgelegd (artikel 5, vijfde lid, richtlijn vakbekwaamheid bestuurders).
§ 5. Praktijkexamen vakbekwaamheid
Artikel 156j van het Reglement rijbewijzen stelt de leeftijdgrenzen voor het praktijkexamen vakbekwaamheid. Hierbij wordt aangesloten bij de voor het praktijkexamen voor rijbewijscategorie C en D geldende leeftijdgrenzen.
In verband met het uitgangspunt om voor kandidaten die zowel het rijexamen als het examen vakbekwaamheid wensen af te leggen te komen tot een maximale integratie van beide examens, zal het CBR de administratieve procedures rond beide examens zoveel mogelijk op elkaar afstemmen (artikel 156k van het Reglement rijbewijzen).
Artikel 156l van het Reglement rijbewijzen bevat de uitwerking van het praktijkexamen vakbekwaamheid van rijbewijscategorie C overeenkomstig bijlage I, deel 2, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.
Dit praktijkexamen vakbekwaamheid bestaat uit drie toetsen. Praktijktoets vakbekwaamheid 1, bestaande uit een rijproef, wordt geïntegreerd afgelegd met het praktijkexamen rijbewijs C. De praktijktoetsen vakbekwaamheid 2 en 3 bestaan uit praktische testen.
Op grond van het tweede lid kunnen de eisen voor het praktijkexamen worden vastgesteld. De onderwerpen zijn afgeleid van de drie hoofdcategorieën genoemd in bijlage I, deel 1, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders: (1) rationeel rijden op basis van veiligheidsvoorschriften, (2) toepassing van de voorschriften en (3) de bijzondere onderwerpen: gezondheid, verkeers- en milieuveiligheid, dienstverlening en logistiek.
Op grond van het derde lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld over het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie C.
Op grond van het vierde lid wordt geregeld welke onderdelen van het praktijkexamen vakbekwaamheid nog moeten worden afgelegd door een aanvrager die reeds beschikt over een rijbewijs van de categorie C1 of C.
Artikel 156m van het Reglement rijbewijzen bevat de uitwerking van het praktijkexamen vakbekwaamheid van rijbewijscategorie D overeenkomstig bijlage I, deel 2, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.
Dit praktijkexamen vakbekwaamheid bestaat uit drie toetsen. Praktijktoets vakbekwaamheid 1, bestaande uit een rijproef, wordt geïntegreerd afgelegd met het praktijkexamen rijbewijs D. De praktijktoetsen vakbekwaamheid 2 en 3 bestaan uit praktische testen.
Op grond van het tweede lid kunnen de eisen voor het praktijkexamen worden vastgesteld. De onderwerpen zijn afgeleid van de drie hoofdcategorieën genoemd in bijlage I, deel 1, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders: (1) rationeel rijden op basis van veiligheidsvoorschriften, (2) toepassing van de voorschriften en (3) de bijzondere onderwerpen: gezondheid, verkeers- en milieuveiligheid, dienstverlening en logistiek.
Op grond van het derde lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld over het praktijkexamen vakbekwaamheid voor rijbewijscategorie D.
Op grond van het vierde lid wordt geregeld welke onderdelen van het praktijkexamen vakbekwaamheid nog moeten worden afgelegd door een aanvrager die reeds beschikt over een rijbewijs van de categorie D1 of D.
Het CBR kan op grond van artikel 156n van het Reglement rijbewijzen bepaalde onderdelen van het praktijkexamen vakbekwaamheid (bijvoorbeeld oefeningen op afgesloten terrein, met een simulator of een andere specifieke voorziening) onder zijn verantwoordelijkheid laten uitvoeren door rij-instructeurs. Deze rij-instructeurs beoordelen of een bestuurder voldoet aan de door de exameninstantie opgestelde exameneisen inzake de praktijktoetsen vakbekwaamheid 2 en 3. Het toezicht op de wijze waarop de rij-instructeurs deze taak uitvoeren, berust geheel bij het CBR, dat immers primair verantwoordelijk is voor de wijze waarop het praktijkexamen vakbekwaamheid wordt afgenomen (artikel 151f, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994).
Artikel 156o van het Reglement rijbewijzen maakt het mogelijk om uitvoeringsregels voor de examens te stellen.
Artikel 156p van het Reglement rijbewijzen verklaart bepaalde artikelen inzake het praktijk(rij)examen van overeenkomstige toepassing op het praktijkexamen vakbekwaamheid.
§ 6. Vrijstellingen basiskwalificatie
Artikel 156q van het Reglement rijbewijzen regelt de volgende vrijstellingen van de basiskwalificatie:
– in het eerste lid: vrijstelling wegens verworven rechten (artikel 4 van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders);
– in het tweede lid: vrijstelling in verband met richtlijn 96/26/EG9 (artikel 3, derde lid, richtlijn vakbekwaamheid bestuurders);
– in het derde lid: vrijstelling in verband met het volgen van een beroepsopleiding (artikel 3, eerste lid, onderdeel a (slot), van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders). Alvorens de verklaring wordt afgegeven, dient het bevoegd gezag van de opleiding zich – om misbruik van dit systeem te voorkomen – er van te verzekeren dat aan de bestuurder niet reeds eerder een dergelijke verklaring is verstrekt. De opleidingen kunnen hiertoe onderling een sluitend systeem van afgegeven verklaringen inrichten;
– in het vierde en vijfde lid: vrijstelling van overeenkomstige rijbewijscategorieën (artikel 5, vierde lid, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders);
– in het zesde lid: vrijstelling voor bestuurders geboren vóór 1 juni 1955. Zij krijgen een code vakbekwaamheid op het rijbewijs en dienen deze elke vijf jaar te vernieuwen, als zij als beroepschauffeur werkzaam blijven.
Het zevende lid maakt nadere uitwerking van de laatstgenoemde vrijstelling mogelijk bij ministeriële regeling. Deze delegatiegrondslag is opgenomen om bij ministeriële regeling te kunnen bepalen of een bestuurder die vrijgesteld is van het behalen van een getuigschrift van vakbekwaamheid alsnog een code op zijn rijbewijs vermeld krijgt. Achtergrond hiervan is het volgende. Om voor vrijgestelde bestuurders als bedoeld in artikel 156q, zesde lid, problemen met handhavinginstanties van verschillende lidstaten te voorkomen, zal worden bepaald dat voor deze bestuurders een code vakbekwaamheid op het rijbewijs wordt vermeld. Dit betreft de uitwerking van details waarvoor een ministeriële regeling het passende instrument is.
Het in artikel 156r van het Reglement rijbewijzen neergelegde stelsel van nascholing bevat de verplichting van de bestuurder om binnen een periode van vijf jaar voorafgaand aan de einddatum van de code vakbekwaamheid op het rijbewijs 35 uur nascholing te volgen (artikel 151d, eerste lid, onderdeel b, van de wet en bijlage I, deel 4, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders).
Het eerste lid van dit artikel bevat de hoofdregel van 35 uur nascholingscursussen per periode van 5 jaar. In het tweede lid wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 8, tweede lid, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders biedt om de periode van nascholing voor bestuurders met verworven rechten op zeven jaar vast te stellen.
Het is niet mogelijk om extra gevolgde nascholingsuren «op te sparen» en mee te laten tellen in de volgende 5 jaar.
Artikel 156s van het Reglement rijbewijzen bevat de opzet en de inhoud van de nascholingscursussen. Het CBR stelt periodiek het raamwerk van nascholingscursussen vast. Daarbij moet rekening worden gehouden met de bij ministeriële regeling vast te stellen eisen voor nascholingscursussen.
Artikel 156t van het Reglement rijbewijzen geeft de mogelijkheid om de in een andere lidstaat van de Europese Unie begonnen nascholing in Nederland af te ronden.
De door het opleidingscentrum ingevolge artikel 156u van het Reglement rijbewijzen voor te nemen meldingen aan het CBR stellen het CBR in staat een nascholingsregistratie per bestuurder bij te houden. Zodra blijkt dat een bestuurder de verplichte nascholing heeft afgerond, kan het CBR een verklaring van nascholing in het rijbewijzenregister registreren zodat de bestuurder een nieuw of vervangend rijbewijs voorzien van een code vakbekwaamheid kan aanvragen.
§ 8. Vrijstellingen nascholing
Artikel 156v van het Reglement rijbewijzen regelt overeenkomstig artikel 8, vijfde lid, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders de vrijstelling van overeenkomstige rijbewijscategorieën.
§ 9. Erkenning opleidingscentra
De artikelen 156w en 156x van het Reglement rijbewijzen voorzien in de erkenning van opleidingscentra voor de nascholing door het CBR (artikel 151f, derde lid, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994; bijlage I, onderdelen 4 en 5, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders). De erkenning van het opleidingscentrum en de certificering van de nascholingscursus zal in één handeling samenvallen. De gecombineerde erkenning en certificering is telkens geldig voor een periode van maximaal vijf jaar.
Bij ministeriële regeling zal worden bepaald aan welke eisen de nascholingscentra moeten voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen. Met deze voorschriften zullen de details over de erkenning van opleidingscentra worden uitgewerkt. Daarbij zal het enerzijds gaan om de inhoud van de nascholingscursussen die de opleidingscentra aanbieden en anderzijds om de werkwijze van de opleidingscentra. Zo zullen de centra aan het CBR doorgeven hoeveel nascholingsuren een bestuurder heeft gevolgd. De manier waarop deze informatiestromen vorm gegeven zullen worden, kan het beste op het niveau van een ministeriële regeling worden uitgewerkt. Op grond van het vierde lid van artikel 156x van het Reglement rijbewijzen kan een erkenning worden geschorst of ingetrokken. Vanzelfsprekend kan een opleidingscentrum tijdig voor verloop van de geldigheidsduur van de erkenning een nieuwe erkenning aanvragen.
Andere docenten, trainers en instructeurs dan rij-instructeurs moeten ingevolge artikel 156y van het Reglement rijbewijzen voldoen aan bepaalde eisen op onder andere het punt bekwaamheid en opleiding. Het gaat dan bijvoorbeeld om de opleidingseisen waaraan de (praktijk)docenten moeten voldoen die niet behoeven te beschikken over een WRM 1993-certificaat (bijv. docenten voor EHBO, criminaliteitspreventie etc.).
In verband met de snelle technische ontwikkelingen op het terrein van simulatoren wordt in artikel 156z van het Reglement rijbewijzen het stellen van eisen aan die apparatuur aan het CBR overgelaten. Wel is hier de goedkeuring van de eisen door de Minister van Verkeer en Waterstaat vereist.
§ 11. Registratie van verklaringen van vakbekwaamheid en verklaringen van nascholing
Conform artikel 156aa van het Reglement rijbewijzen registreert het CBR in het rijbewijzenregister een verklaring van vakbekwaamheid indien een bestuurder de basiskwalificatie heeft behaald en een verklaring van nascholing indien een bestuurder die heeft afgerond. De nascholing geldt voor alle categorieën waar de basiskwalificatie voor is behaald. In het rijbewijsaanvraagproces wordt geautomatiseerd bepaald achter welke rijbewijscategorie het getuigschrift van nascholing wordt vermeld.
Zo nodig kunnen op grond van het derde lid nadere regels worden gesteld inzake de registraties en meldingen.
Artikel 156ab van het Reglement rijbewijzen zet uiteen hoe de communautaire codes op het rijbewijs moeten worden vermeld. De richtlijn vakbekwaamheid bestuurders gaat voor zover het betreft het getuigschrift van vakbekwaamheid uit van twee equivalenties: enerzijds tussen de categorieën C1, E bij C1, C en E bij C en anderzijds tussen de categorieën D1, E bij D1, D en E bij D (artikel 5, vierde lid, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders). Indien een bestuurder het getuigschrift van vakbekwaamheid behaalt in bijvoorbeeld categorie D, dan moet de code ook geplaatst worden achter D1, E bij D1 en achter E bij D; uiteraard slechts voor zover de desbetreffende bestuurder beschikt over deze rijbewijscategorieën. Deze equivalenties zijn geregeld in het eerste en tweede lid.
Voor het getuigschrift van nascholing gaat de richtlijn uit van een volledige equivalentie tussen de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C, E bij C, D1, E bij D1, D en E bij D (artikel 8, vijfde lid, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders). Indien een bestuurder bijvoorbeeld een getuigschrift van nascholing behaalt voor de categorie E bij C, dan moet de code op het rijbewijs ook geplaatst worden achter alle andere rijbewijscategorieën uit deze opsomming; uiteraard slechts voor zover de desbetreffende bestuurder beschikt over deze rijbewijscategorieën. Deze equivalentie is geregeld in het derde lid.
Het vierde lid geeft aan welke informatie een Nederlands omwisselingscertificaat moet bevatten.
Artikel 156ac van het Reglement rijbewijzen regelt de gelijkstelling van Nederlandse rijbewijzen met andere geldige rijbewijzen uit EU-lidstaten, uit de lidstaten van de EER (IJsland, Noorwegen of Liechtenstein) en uit Zwitserland.
Artikel 156ad van het Reglement rijbewijzen regelt het tijdstip waarop toekomstige wijzigingen in de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders doorwerken in het Nederlandse recht.
De wijzigingen in het Besluit rijonderricht motorrijtuigen voorzien er in dat de rij-instructeurs en de examinatoren die betrokken zijn bij de praktijkexamens vakbekwaamheid en bij de nascholing kennis hebben van de vakbekwaamheidseisen.
De artikelen III en IV bevatten overgangsbepalingen die de bestuurder in staat moeten stellen om met zo weinig mogelijke lasten de geldigheidsduur van zijn rijbewijs gelijk te laten lopen met de geldigheidsduur van zijn getuigschrift van vakbekwaamheid of nascholing. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de in artikel 8, tweede lid, van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders opgenomen mogelijkheid om voor bestuurders die van het behalen van de basiskwalificatie zijn vrijgesteld de termijn van de nascholing op zeven jaar vast te stellen.
In overleg met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn de artikelen 2.7:5 en 2.7:6 ingevoegd. Deze bepalingen regelen de overgang van het bestaande vakbekwaamheidsregime voor bestuurders van bussen en vrachtauto’s naar het nieuwe vakbekwaamheidsregime op basis van de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders.
Artikel 2.7:2 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer regelt het vakbekwaamheidsvereiste van bestuurders van bussen en vrachtauto’s met een maximumgewicht van meer dan 7500 kg, die geboren zijn na 30 juni 1955. Op grond van artikel 2.7:5 is artikel 2.7:2 met ingang van 10 september 2008 niet meer van toepassing op bestuurders van bussen.
Op grond van artikel 2.7:6 vervallen artikel 2.7:2 en de verwijzingen naar dat artikel alsmede artikel 2.7:5 met ingang van 10 september 2009, de datum waarop het nieuwe vakbekwaamheidregime voor bestuurders van vrachtauto’s in werking treedt. Tegelijkertijd vervalt van rechtswege de Regeling getuigschrift vakbekwaamheid.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 12 augustus 2008, nr. 154.
Richtlijn nr. 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 juli 2003 (PbEU L 226) betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en tot intrekking van richtlijn 76/914/EEG van de Raad (hierna de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders).
Richtlijn 91/439/EEG van de Raad van de Europese Unie van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEU L 237).
Richtlijn 2006/126 EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PbEU L 403).
De «Adviesnotitie invoering richtlijn vakbekwaamheid 2003/59 ten behoeve van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat» – op 8 november 2005 uitgebracht door de CCV Raad – is gepubliceerd op de site van het CBR: www.cbr.nl (http://beroepschauffeur.cbr.nl/pdf/AdviesVBRdef.pdf). In november 2006 is door de opstellers nog een addendum aan de adviesnotitie toegevoegd.
Handleiding «inhoudelijke nalevingskosten bedrijfsleven» van voorgenomen regelgeving, Stappen, vragenlijst en toelichting, Ministerie van Economische Zaken/EIM, april 2006.
Richtlijn 96/26/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma’s, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemers (PB L 124 van 23.5.1996, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/76/EG (PB L 277 van 14.10.1998, blz. 17).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2008-255.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.