TOELICHTING
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies (hierna: de Regeling)
en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012. De wijzigingsregeling introduceert
een nieuwe subsidiemodule waarmee de betrokkenheid van vrijwilligers bij natuur- en
landschapsbeheer (onder de noemer ‘Groen en Doen’) wordt gestimuleerd door een financiële
bijdrage te leveren voor het opleiden van deze vrijwilligers.
§ 1. Achtergrond
Op 6 december 2011 is door de Tweede Kamer een amendement op de begrotingsstaten van
het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (XIII) voor het jaar 2012
aangenomen, dat hierna wordt aangeduid als het amendement ‘Groen en Doen’.1 Hierdoor is voor 2012 een eenmalige impuls van € 2 miljoen beschikbaar voor vrijwilligers
en organisaties die zich inzetten voor natuur- en landschapsbeheer.
Het landschap behoeft onderhoud en Nederland kent tienduizenden vrijwilligers die
zich hier landelijk voor inzetten. Het is van belang om deze vrijwilligers te waarderen
en te behouden, en om hun kennis en vaardigheden op het gebied van natuur- en landschapsbeheer
te vergroten.
Bij brief aan de Tweede Kamer van 27 juni 20122 heb ik laten weten op welke manier ik ervoor zal zorgen dat de vrijgemaakte middelen
bij de vrijwilligers die zich bezig houden met natuur- en landschapsbeheer terecht
komen. Een deel van deze middelen bedeel ik aan individuele vrijwilligers toe door
middel van een toegankelijk subsidieprogramma. Hier is voor 2012 € 800.000,– voor
vrijgemaakt: € 100.000,– zal worden verstrekt door middel van het uitschrijven van
prijsvragen, € 90.000,– is gereserveerd voor de uitvoeringskosten en € 610.000,– wordt
verstrekt op basis van deze subsidiemodule.
§ 2. Doel
De subsidiemodule ‘Groen en Doen’ heeft als doel de betrokkenheid van de burgers bij
natuur- en landschapsbeheer te bevorderen door subsidie te verstrekken ten behoeve
van hun opleiding. De maatschappelijke rol van vrijwilligers en organisaties die zich
inzetten voor natuur- en landschapsbeheer is van groot belang: het uitvoeren van vrijwilligersprojecten
bevordert niet alleen de kwaliteit van onze natuur en het landschap, maar zorgt tevens
voor sociale cohesie.
§ 3. Voor subsidie in aanmerking komende projecten en activiteiten
Voor de subsidie komen in principe alle projecten in aanmerking die betrekking hebben
op het opleiden van vrijwilligers op het gebied van natuur- en landschapsbeheer. Zoals
uit de omschrijving van het begrip natuur- en landschapsbeheer in artikel 3:78 blijkt
kan onder natuur- en landschapsbeheer een breed scala van activiteiten worden begrepen,
waaronder het inventariseren en monitoren van de aanwezigheid van plant- of diersoorten.
Voor deze activiteiten is het immers ook van belang dat vrijwilligers over kennis
beschikken, bijvoorbeeld over het herkennen van verschillende soorten.
Opleidingen of activiteiten in het kader daarvan die in strijd zijn met nationaal
of lokaal natuur- of landschapsbeleid komen niet in aanmerking voor de subsidie, om
te voorkomen dat de kwaliteit van de natuur of het landschap wordt aangetast. Hetzelfde
geldt voor opleidingen en activiteiten die verband houden met de jacht, omdat de jacht
geen stimulans behoeft door middel van een financiële impuls vanuit de overheid.
§ 4. Voor subsidie in aanmerking komende partijen
Zowel burgers die zich inzetten in georganiseerd verband, door actief te zijn bij
een vrijwilligersorganisatie, als burgers die op eigen initiatief activiteiten ontplooien
kunnen worden beschouwd als vrijwilligers en dientengevolge een subsidieaanvraag indienen.
Tevens kan een vrijwilligersorganisatie subsidie aanvragen. Het betreft hier niet
alleen organisaties die zich hoofdzakelijk met natuur- en landschapsbeheer bezig houden,
maar ook bijvoorbeeld sportverenigingen of (een lokale afdeling van) de Scouting,
mits de activiteiten voldoen aan het doel van de subsidieregeling.
§ 5. Staatssteun
Subsidie kan zowel door vrijwilligersorganisaties worden aangevraagd voor de opleiding
van hun vrijwilligers, als door vrijwilligers zelf om op eigen initiatief een opleiding
te kunnen volgen.
De staatssteunregels zijn alleen van toepassing wanneer sprake is van een economische
activiteit. Hiervan is sprake als een bepaalde activiteit in een marktomgeving wordt
aangeboden. Indien andere marktdeelnemers bereid en in staat zouden zijn de dienst
op de betrokken markt te verrichten, zou sprake van een economische activiteit. Dit
is niet het geval wanneer een vrijwilligersorganisatie een opleiding ontwikkelt, aanvraagt
of regelt voor hun vrijwilligers, en evenmin wanneer een vrijwilliger op eigen initiatief
een opleiding volgt. De activiteiten die door deze subsidieregeling worden gefinancierd
zijn hierdoor niet als een economische activiteit te kwalificeren. De staatssteunregels
zijn dientengevolge niet van toepassing op deze subsidieregeling.
§ 6. Omvang van de subsidie
Om de subsidiemodule toegankelijk en laagdrempelig te houden, en om de subsidie over
een groot aantal vrijwilligers te kunnen verdelen, is in artikel 3:80 bepaald dat
de subsidie € 1000,– per aanvraag bedraagt. Door het bepaalde in artikel 3:82, onderdeel
b, is verzekerd dat de kosten voor het project ook daadwerkelijk ten minste € 1000,–
bedragen.
Een vrijwilliger kan één subsidieaanvraag doen, een organisatie ten hoogste drie.
De reden hiervoor is dat op die manier het beschikbare bedrag voor de subsidiemodule
zal worden verdeeld over een zo groot mogelijk aantal vrijwilligers.
Indien de kosten van een project € 2000,– of € 3000,– bedragen kan de subsidie tweemaal,
respectievelijk driemaal worden aangevraagd. Omdat één vrijwilliger maar één aanvraag
kan doen, dienen deze aanvragen in dergelijke gevallen door andere bij het project
betrokken vrijwilligers te worden ingediend.
§ 7. Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten
In principe zijn alle kosten die rechtstreeks zijn verbonden aan de uitvoering van
een project subsidiabel en worden deze meegeteld om te bepalen of de subsidiabele
kosten € 1000,– bedragen. De enige uitzondering hierop wordt gevormd door de kosten
voor de arbeid van de subsidieaanvrager en van de betrokken vrijwilligers; de doelstelling
van de subsidiemodule is immers het stimuleren van vrijwillige inzet op het gebied
van natuur- en landschapsbeheer.
§ 8. Afwijzingsgronden
Bij beschikking van 30 juli 2012 heb ik reeds € 1.200.000,– aan de zes grootste natuurorganisaties
– Landschapsbeheer Nederland, IVN Nederland, VOFF, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten
en De12Landschappen – toegekend voor het opleiden, begeleiden, beveiligen, tijdelijk
uitrusten en coördineren van hun in totaal 70.000 vrijwilligers. Hierdoor bestaat
voor deze organisaties, of lokale afdelingen ervan, geen noodzaak om tevens aanspraak
te maken op deze subsidiemodule. Deze zijn dan ook, ingevolge artikel 3:82 onderdeel
c, uitgezonderd van de subsidieregeling.
§ 9. Verplichtingen van de subsidieontvanger
Ter invulling van artikel 3:84, derde lid, is vereist dat na afloop van het project
een verslag van het resultaat wordt toegezonden. De subsidieaanvrager is tevens verplicht
toestemming te verlenen tot het openbaar maken van gegevens met betrekking tot het
uitgevoerde project door de Minister, zodat deze gebruikt kunnen worden in de communicatie
over ‘Groen en Doen’.
§ 10. De aanvraag
Om de subsidiemodule toegankelijk te houden en de administratieve lasten voor de aanvragers
te beperken, is ervoor gekozen om af te wijken van artikel 1:9, tweede lid, waarin
is bepaald dat een aanvraag voor subsidieverlening voor een project vergezeld gaat
van een projectplan. Voor de controle op de besteding van de subsidie en de bedoelingen
van de aanvrager is het wel van belang dat bij de aanvraag gegevens worden aangeleverd
over de doelstelling, de activiteiten en de kosten die verbonden zijn aan een bepaald
project.
Als op basis van de verstrekte informatie onvoldoende blijkt dat aan de voorwaarden
uit de titel wordt voldaan, zal de aanvrager hierover worden geïnformeerd. Indien
de aanvrager de benodigde informatie dan alsnog aanlevert, zal zijn aanvraag in overeenstemming
met artikel 1:6, vierde lid, geacht te zijn ontvangen op de datum waarop de ontbrekende
gegevens en zijn ontvangen.
Het formulier dat voor het aanvragen van de subsidie door AgentschapNL wordt verstrekt
is vanaf 1 oktober 2012 digitaal te vinden op de website www.groenendoen.nu.
§ 11. Administratieve lasten
De onderhavige regeling is een tijdelijke regeling op grond waarvan éénmalig aan vrijwilligers
en hun organisaties een stimuleringssubsidie wordt verstrekt. De administratieve lasten
voor de burgers en organisaties die de subsidie aanvragen zijn zo minimaal mogelijk
gehouden en voldoen aan de normen van een acceptabele administratieve last.
Het wordt burgers eenvoudig gemaakt om de subsidie aan te vragen, doordat zij het
aanvraagformulier op digitale wijze kunnen invullen en verzenden. Daarnaast is als
verantwoording achteraf slechts een korte beschrijving van het resultaat vereist,
waardoor de administratieve lasten beperkt blijven.
Het is de verwachting dat 610 keer een aanvraag zal worden ingediend en toegekend,
en dat per aanvraag 1 uur zal worden besteed (aanvraagformulier invullen op website).
Het opstellen van een verslag na afloop van het project zal ongeveer 0,5 uur kosten.
Op macroniveau brengt deze regeling dus een administratieve last van 915 uur met zich
mee.
Alleen organisaties die hoofdzakelijk met vrijwilligers werken en geen economische
activiteiten verrichten kunnen de subsidie aanvragen. Er zijn dan ook geen administratieve
lasten voor het bedrijfsleven.
§ 12. Inwerkingtreding
In afwijking van de vaste verandermomenten voor regelgeving3 treedt deze wijziging van de Regeling en het Openstellingsbesluit 2012 in werking
op 1 oktober 2012. Voor die afwijking van het systeem van vaste verandermomenten is
gekozen zodat, gelet op de aanmerkelijke voordelen voor de doelgroep die de regeling
met zich meebrengen, de subsidiemodule ‘Groen en Doen’ op korte termijn kan worden
opengesteld.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.