Besluit van De Nederlandsche Bank N.V. van 6 april 2011 houdende de aanwijzing van personen die in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES, de Wet toezicht trustwezen BES en de Pensioenwet BES (Besluit aanwijzing toezichthouders van de Bank voor de openbare lichamen BES)

De Nederlandsche Bank N.V.,

Gelet op artikel 49a van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES (Stb. 2010, 468), artikel 120 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES (Stb. 2010, 470), artikel 20 van de Wet toezicht trustwezen BES (Stb. 2010, 471), en artikel 19a van de Pensioenwet BES (Stb. 2010, 597);

Gelet op titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van de artikelen 5:18 en 5:19 van die wet; en

Gelet op artikel 4, eerste en vierde lid, van de Bankwet 1998;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a) Bank:

De Nederlandsche Bank N.V.;

b) openbare lichamen BES:

de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

c) BES-toezicht:

het toezicht, bedoeld bij of krachtens de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES, de Wet toezicht trustwezen BES of de Pensioenwet BES.

Artikel 2

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES, de Wet toezicht trustwezen BES of de Pensioenwet BES zijn belast de medewerkers van de Bank met de functie van bedrijfsanalist, toezichthouder of toezichthouder-specialist die zijn belast met het BES-toezicht, alsmede de divisie-directeuren en de afdelingshoofden van de organisatie-onderdelen van de Bank die zijn belast met het BES-toezicht.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders van de Bank voor de openbare lichamen BES.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 6 april 2011

De Nederlandsche Bank N.V.,

H.J. Brouwer,

directeur.

TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit van De Nederlandsche Bank N.V. (hierna: de Bank) strekt ertoe de medewerkers van de Bank aan te wijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de toezichtwetgeving die met ingang van 10 oktober 2010 geldt in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna ook: de BES). Met de term BES-wetgeving wordt in dit aanwijzingsbesluit bedoeld het bepaalde bij of krachtens de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES (zie voor de integrale tekstplaatsing van deze wet: Stb. 2010, 468), de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES (Stb. 2010, 470), de Wet toezicht trustwezen BES (Stb. 2010, 471), alsmede de Pensioenwet BES (Stb. 2010, 597). Deze BES-wetten en de bijbehorende lagere regelgeving zijn met ingang van 10 oktober 2010 in werking getreden en gelden uitsluitend voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Op grond van artikel 4, vierde lid, van de Bankwet 1998 - zoals dat artikel sinds 10 oktober 2010 luidt - kan de Bank onder meer de in het eerste lid van dat artikel genoemde taak tot het uitoefenen van toezicht op financiële instellingen mede uitvoeren in de BES, op de voet van de daarvoor geldende wettelijke regelingen.

Ingevolge artikel 49a, eerste lid, van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES zijn de daartoe bij besluit van de Bank aangewezen personen belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde. Van een zodanig besluit wordt op grond van het tweede lid van artikel 49a mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. Hiertoe strekt het onderhavige aanwijzingsbesluit van de Bank. Nagenoeg identieke bepalingen zijn opgenomen in artikel 120, eerste en tweede lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES, in artikel 20, eerste en tweede lid, van de Wet toezicht trustwezen BES en in artikel 19a, eerste en tweede lid, van de Pensioenwet BES.

In het derde lid van de evengenoemde bepalingen wordt telkens titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing verklaard, met uitzondering van de artikelen 5:18 en 5:19. Dit leidt ertoe dat de met dit besluit aangewezen medewerkers van de Bank de status van toezichthouderhebben, als bedoeld in artikel 5:11 van de Awb, en dat zij beschikken over een aantal bevoegdheden die zijn neergelegd in titel 5.2 van de Awb. Dit betreft achtereenvolgens:

  • de bevoegdheid plaatsen te betreden (met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner; zie artikel 5:15 van de Awb);

  • de bevoegdheid van een ieder inlichtingen te vorderen (artikel 5:16);

  • de bevoegdheid inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden (artikel 5:17); en

  • de bevoegdheid van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht (zie artikel 5:16a van de Awb); dit laatste dient overigens te worden gelezen als een identiteitsdocument in de zin van de artikelen 1 en 2 van de Wet identificatieplicht BES (Stb. 2010, 527).

Uitdrukkelijk uitgesloten zijn daarentegen de bevoegdheden, bedoeld in artikel 5:18 van de Awb (dit is de bevoegdheid - stoffelijke - zaken te onderzoeken, deze aan opneming te onderwerpen, of daarvan monsters te nemen) en in artikel 5:19 van de Awb (dit betreft de bevoegdheid vervoermiddelen te onderzoeken).

Op grond van artikel 5:20, eerste lid, van de Awb is een ieder verplicht aan een (op grond van dit besluit aangewezen) toezichthouder binnen de door hem of haar gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn of haar bevoegdheden. Op grond van het tweede lid kunnen zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.

Gelet op artikel 5:13 van de Awb maakt een toezichthouder (dat wil zeggen een door de Bank aangewezen medewerker die is belast met het BES-toezicht) slechts gebruik van zijn of haar bevoegdheden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn of haar taak nodig is. Op grond van artikel 5:12 van de Awb hebben deze medewerkers tevens een legitimatieplicht, waartoe zij een apart legitimatiebewijs bij zich dragen.

De bovengenoemde BES-wetten bevatten voorts enkele bijzondere inlichtingenbevoegdheden voor de Bank zelf, die zij zelfstandig en op eigen naam kan uitoefenen. In het geval de Bank van deze inlichtingenbevoegdheden gebruik maakt, is de betrokken persoon of instelling verplicht hieraan mee te werken. Onder meer de volgende bepalingen zijn in dit kader van belang: artikel 4, vierde tot en met zevende lid, artikel 28 en artikel 80 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf; artikel 4, zesde lid, de artikelen 5 tot en met 8, artikel 12, artikel 16, tweede lid, en artikel 43 van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES; en artikel 19 van de Pensioenwet BES.

Tot slot wordt nog opgemerkt dat de aanwijzing van medewerkers van de Bank die zijn belast met het toezicht op de naleving van de Wet identificatie bij dienstverlening BES (Stb. 2010, 464) en van de Wet melding ongebruikelijke transacties BES (Stb. 2010, 465) afzonderlijk is geregeld in het Besluit aanwijzing toezichthouders Wet identificatie bij dienstverlening BES en Wet melding ongebruikelijke transacties BES (Stcrt. 2010, 14618) van de Ministers van Financiën en Justitie (thans de Minister van Veiligheid en Justitie) gezamenlijk van 17 september 2010. De rechtsgrondslagen voor dat ministeriële aanwijzingsbesluit zijn te vinden in de artikelen 8a, eerste lid, en 8b, eerste lid, van de Wet identificatie bij dienstverlening BES, en in de artikelen 22, eerste lid, en 24, eerste lid, van de Wet melding ongebruikelijke transacties BES.

Voor wat betreft de Sanctiewet 1977 – ten slotte – wordt de aanwijzing van toezichthouders (medewerkers) van de Bank die zijn belast met het toezicht op de naleving van deze wet en de bijbehorende sanctiebesluiten en sanctieregelingen, geregeld in artikel 14, tweede lid, van de Sanctiewet 1997, welk artikellid titel 5.2 van de Awb van toepassing verklaard in de BES.

De Nederlandsche Bank N.V.,

H.J. Brouwer,

directeur.

Naar boven