ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Het begrip ‘AID’ en de daarbij behorende omschrijving vervalt.
b. In de omschrijving van het begrip ‘deelgebied, sector of deelsector’ wordt ‘artikel 4 van de verordening vangstmogelijkheden’
vervangen door: artikel 4 van de verordening interne vangstmogelijkheden en artikel 4 van de verordening externe vangstmogelijkheden.
c. In de omschrijving van het begrip ‘Europees quotum’ en in die van het begrip ‘Nederlands quotum’ wordt ‘waarop de verordening
vangstmogelijkheden betrekking heeft’ telkens vervangen door: waarop de verordeningen vangstmogelijkheden betrekking hebben.
d. In alfabetische volgorde wordt het volgende begrip en de daarbij horende omschrijving ingevoegd:
- – NVWA:
-
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De begrippen ‘verordening inzake vangstmogelijkheden’ en ‘verordening nr. 356/2005’ en de daarbij behorende omschrijvingen
vervallen.
b. Onder vervanging van de punt aan het slot van het tweede lid door een puntkomma, worden de volgende begrippen en de daarbij
behorende omschrijving toegevoegd:
- – Verordening interne vangstmogelijkheden:
-
Verordening (EU) nr. ../2012 van de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden voor
sommige visbestanden en groepen visbestanden die voor EU-vissersvaartuigen beschikbaar zijn en die niet zijn onderworpen aan
internationale onderhandelingen of overeenkomsten;
- – Verordening externe vangstmogelijkheden:
-
Verordening (EU) nr. ../2012 van de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden voor
bepaalde visbestanden die in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU beschikbaar zijn en die
zijn onderworpen aan internationale onderhandelingen of overeenkomsten;
- – Verordeningen vangstmogelijkheden:
-
Verordening interne vangstmogelijkheden en Verordening externe vangstmogelijkheden.
B
In de artikelen 2, eerste lid, 7, eerste en tweede lid, 8, eerste en tweede lid, 14, vijfde lid, 35, onderdeel h, 63, derde
lid, 67, tweede lid, 71, derde en vierde lid, 75, vierde lid, 77, tweede lid, 87, vierde en zesde lid, 102, derde lid, onderdeel
b, vierde en vijfde lid, 104, vijfde lid, onderdeel a, zesde en zevende lid, 105, derde lid, 106, tweede lid, 107, tweede
lid, 108, tweede lid, 109, tweede lid, 110, zevende lid, 111, tweede lid, 116, derde lid, 117, tweede lid, 124, derde lid,
125, tweede, derde en vierde lid, 126, tweede en derde lid, 127, tweede en derde lid, 133, derde, vierde en vijfde lid, en
140, tweede lid, wordt ‘AID’ telkens vervangen door: NVWA.
C
In artikel 2, derde lid, wordt ‘de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: de verordeningen vangstmogelijkheden.
D
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, wordt het volgende lid ingevoegd:
2. Het derde lid (nieuw), onderdeel a komt te luiden:
-
a. het Nederlandse vissersvaartuigen betreft en het Nederlands quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit ingevolge artikel
33, vijfde lid, van de controleverordening is verminderd, niet is overschreden;
3. Het derde lid (nieuw), onderdeel b komt te luiden:
-
b. het Europese vissersvaartuigen betreft en het Europees quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit ingevolge artikel
33, vijfde lid, van de controleverordening is verminderd, niet is overschreden;
4. In het derde lid (nieuw), onderdeel c wordt ‘artikel 36 van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: artikel 35
van de verordening externe vangstmogelijkheden.
E
In de artikelen 11, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 5e, 12, eerste en tweede lid, en 29, vierde lid, wordt ‘bijlage
I van de verordening vangstmogelijkheden’ telkens vervangen door: bijlage I van de verordening interne vangstmogelijkheden
en bijlage I van de verordening externe vangstmogelijkheden.
F
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
2. In het tweede lid wordt ‘artikel 7, derde lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: artikel 7, derde lid,
van de verordening interne vangstmogelijkheden en artikel 6, derde lid, van de verordening externe vangstmogelijkheden.
G
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘de artikelen 8, tweede lid, 13, 17, 19, 20, 21, 24, 28, eerste en derde lid, 29, 31, 32, 34, 36,
tweede lid, en 37 van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: de artikelen 11 en 12, tweede lid van de verordening
interne vangstmogelijkheden en de artikelen 11, 12, tweede lid, 16, 18, 19, 20, 23, 27, eerste, derde, vierde, vijfde en zesde
lid, 28, 30, 31, 33, 35, tweede lid, en 36 van de verordening externe vangstmogelijkheden.
2. In het tweede lid wordt ‘de artikelen 16, 23, eerste en tweede lid, 30 en 33 van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen
door: de artikelen 15, 22, eerste en tweede lid, 29 en 32 van de verordening externe vangstmogelijkheden.
H
In artikel 14, eerste en tweede lid, wordt ‘artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden’ telkens vervangen
door: artikel 9, eerste lid, van de verordening externe vangstmogelijkheden.
I
In artikel 15, eerste lid, wordt ‘artikel 4, onderdeel m, van de verordening vangstmogelijkheden’ vervangen door: artikel
4, onderdeel m, van de verordening externe vangstmogelijkheden.
J
In artikel 16, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de verordening vangstmogelijkheden’
vervangen door: artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de verordening interne vangstmogelijkheden en artikel 1, tweede lid,
onderdeel b, van de verordening externe vangstmogelijkheden.
K
In de artikelen 16, tweede lid, onderdeel a, en 28 wordt ‘artikel 7 van de verordening vangstmogelijkheden’ telkens vervangen
door: artikel 7 van de verordening interne vangstmogelijkheden en artikel 6 van de verordening externe vangstmogelijkheden.
L
In de artikelen 17, onderdeel e, en 18, eerste lid, wordt ‘bijlage IIA van de verordening vangstmogelijkheden’ telkens vervangen
door: bijlage IIA van de verordening interne vangstmogelijkheden en bijlage IIA van de verordening externe vangstmogelijkheden.
M
In artikel 20 wordt ‘onderdeel 1 van bijlage IIB, onderdeel 2 van bijlage IIC en onderdeel 1 van bijlage IID, van de verordening
vangstmogelijkheden’ vervangen door: onderdeel 1 van bijlage IIB en onderdeel 2 van bijlage IIC van de verordening interne
vangstmogelijkheden en onderdeel 1 van bijlage IIB van de verordening externe vangstmogelijkheden.
N
Artikel 86, eerste lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:
1. In subonderdeel i vervalt het woord ‘of’.
2. In subonderdeel ii wordt het leesteken punt vervangen door: ; of.
3. Het volgende subonderdeel wordt toegevoegd:
-
iii. een maaswijdte hebben van 70 millimeter tot 100 millimeter en ten minste 15 grote mazen van 150 millimeter of meer in de bovenkap
hebben en zijn voorzien van een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 80 millimeter, voor zover ten hoogste 5%
van het gewicht van de totale vangst uit kabeljauw bestaat en gevist wordt met Deense zegennetten (SDN), Schotse zegennetten
(SSC) of spanzegennetten (SPR).
O
In artikel 95, tweede lid, wordt ‘de directeur Agroketens en Visserij van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie’ vervangen door: de directeur Dierlijke Agroketens en Dierenwelzijn van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie.
P
Artikel 96, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:
-
a. met het vissersvaartuig de visserij kennelijk is uitgeoefend in strijd met de artikelen 21, eerste lid, 22, 23, 24, of 130,
zevende lid, van deze regeling; of
Q
In artikel 99, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede ‘waarvoor op grond van artikel 29 een recht op contingenten wijting
en kabeljauw geldt’ vervangen door: waarvoor op 31 december 2011 op grond van artikel 29 een recht op contingenten wijting
en kabeljauw gold.
R
Artikel 101 komt te luiden:
Artikel 101 Markering vissersvaartuig en vistuig
-
1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 8 van de controleverordening, in samenhang met de artikelen 6 tot en met
17 van de uitvoeringsverordening controleverordening.
-
2. De minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.
-
3. Voor zover het betreft de in het tweede en derde lid van artikel 7 van de uitvoeringsverordening controleverordening bedoelde
documenten, is de inspectie Verkeer en Waterstaat, divisie Scheepvaart, van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de
bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.
S
In artikel 113, eerste lid, wordt de zinsnede ‘die soorten aan boord te houden, over te laden en in Nederland aan te voeren’
vervangen door: die soorten aan boord te houden, over te laden en aan te landen.
T
Artikel 115 komt te luiden:
Artikel 115 Certificering motorvermogen
Het is verboden in strijd te handelen met artikel 40, vierde lid, van de controleverordening, en artikel 61, derde lid, van
de uitvoeringsverordening controleverordening.
U
Artikel 122 komt te luiden:
Artikel 122 Traceerbaarheid
-
1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 58, eerste tot en met vijfde lid, van de controleverordening, en de artikelen
67, eerste tot en met vijfde en zevende lid, en 68, derde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.
-
2. Marktdeelnemers als bedoeld in artikel 4, negentiende lid, van de controleverordening beschikken over systemen en procedures,
waarmee kan worden nagegaan van wie zij partijen visserij- en aquacultuurproducten als bedoeld in artikel 66 van de uitvoeringsverordening
controleverordening hebben ontvangen en aan wie zij die producten hebben geleverd.
-
3. In de in het tweede lid bedoelde systemen worden door de desbetreffende marktdeelnemer de in artikel 90 van deze regeling
en de in artikel 58, vijfde lid, van controleverordening bedoelde gegevens vastgelegd.
-
4. De in artikel 58, onderdelen g en h, van de controleverordening bedoelde gegevens zijn in het stadium van de detailhandel
voor de consument beschikbaar en worden vermeld op het etiket of het identificatiemerk van de voor de detailverkoop aangeboden
visserij- en aquacultuurproducten, dan wel voor zover het de wetenschappelijke naam van de soort op detailhandelniveau betreft,
aan de hand van commerciële voorlichtingsmiddelen, zoals borden en posters.
-
5. Dit artikel is niet van toepassing op hoeveelheden visserij- en aquacultuurproducten die rechtstreeks vanaf een vissersvaartuig
aan consumenten worden verkocht, mits deze hoeveelheden per vissersvaartuig en per eindconsument niet meer dan € 50,– per
kalenderdag vertegenwoordigen.
V
Artikel 123 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding 2. geplaatst.
2. Het volgende lid wordt ingevoegd:
W
Artikel 130 komt te luiden:
Artikel 130 Puntensysteem voor ernstige inbreuken
-
1. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 125 van de uitvoeringsverordening controleverordening, is de minister.
-
2. De voor echt verklaarde kopie, bedoeld in artikel 128 van de uitvoeringsverordening controleverordening, wordt op aanvraag
van de desbetreffende houder van een visvergunning verstrekt door de minister.
-
3. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 130, tweede lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening en met
de op grond van artikel 132, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening genomen maatregelen.
-
4. De minister wijst de kapitein van een vissersvaartuig onder wiens gezag ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 42, eerste
lid, onderdeel a, van verordening nr. 1005/2008 zijn gepleegd, punten toe overeenkomstig bijlage XXX van de uitvoeringsverordening
controleverordening.
-
5. De artikelen 125, 126, tweede tot en met vijfde lid, 129, 130, eerste lid, 132, eerste lid, en 133, eerste en tweede lid,
zijn van overeenkomstige toepassing op de in het vierde lid bedoelde kapitein.
-
6. Indien aan een kapitein op grond van het vierde lid het navolgende aantal punten is toegewezen, is het hem gedurende de achter
dat aantal vermelde periode verboden als kapitein op een vissersvaartuig te varen:
-
7. Het is de houder van een visvergunning verboden een kapitein waarop het in het zesde lid bedoelde verbod betrekking heeft
op het vissersvaartuig waarop de visvergunning betrekking heeft, als kapitein te laten varen gedurende de desbetreffende periode.
-
8. Voor de toepassing van het vierde tot en met zevende lid en de artikelen 125 tot en met 134 van de uitvoeringsverordening
controleverordening wordt onder kapitein verstaan, hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel h, van de Zeevaartbemanningswet.
X
In artikel 142, derde lid, vervalt ‘of van platvis’.
Y
De bijlagen 4 tot en met 9 worden vervangen door de bij deze regeling gevoegde bijlagen, onder vervanging van het opschrift
van bijlage A door bijlage 4, het opschrift van bijlage B door bijlage 5, het opschrift van bijlage C door bijlage 6, het
opschrift van bijlage D door bijlage 7, het opschrift van bijlage E door bijlage 8 en het opschrift van bijlage F door bijlage
9.
ARTIKEL II
In artikel 1 van het Besluit aanwijzing toezichthouders Visserijwet 1963 wordt ‘de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst
van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit.
ARTIKEL III
In artikel 42, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling visserij wordt ‘een ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst van het
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: een ambtenaar van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.
TOELICHTING
1 Inleiding
De Uitvoeringsregeling zeevisserij (hierna: uitvoeringsregeling) bevat de voorschriften die noodzakelijk zijn voor de uitvoering
van de Europese verordeningen op het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van
het gemeenschappelijk visserijbeleid. Dit betreft onder meer de verordening vangstmogelijkheden1, de controleverordening2 en de uitvoeringsverordening controleverordening3. In de verordening vangstmogelijkheden zijn onder meer de maximaal toegestane vangstmogelijkheden voor 2010 en een aantal
daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften opgenomen. De controleverordening en de daarop gebaseerde uitvoeringsverordening
bevat het stelsel voor de controle op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Een aantal omstandigheden noopt
tot aanpassing van de ter uitvoering van genoemde verordeningen in de uitvoeringsregeling neergelegde voorschriften. Allereerst
heeft de Raad van de Europese Unie op 16 december 2011 de vangstmogelijkheden en de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften
voor het jaar 2012 vastgesteld. In de tweede plaats treedt de derde en tevens laatste fase van de controleverordening met
ingang van 1 januari 2012 in werking.
Door middel van deze wijzigingsregeling worden de hiermee samenhangende aanpassingen in de uitvoeringsregeling doorgevoerd.
Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele bepalingen in de uitvoeringsregeling te verduidelijken.
In het vervolg van deze toelichting wordt nader ingegaan op de nieuwe vangstmogelijkheden en de onderdelen van de controleverordening
die 1 januari 2012 in werking treden. Tot slot wordt de regeling artikelsgewijs toegelicht.
2 Vangstmogelijkheden
Zoals in de inleiding aangestipt, worden de vangstmogelijkheden en de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften jaarlijks
door de Raad van de Europese Unie aangepast. De voorbije jaren zijn de vangstmogelijkheden voor de meeste EU-visbestanden
in december vastgesteld op grond van een voorstel dat in oktober werd bekendgemaakt. Dit jaar heeft de Commissie voorgesteld
om de verordening vangstmogelijkheden te splitsen in twee separate verordeningen. In de ene verordening zijn de vangstmogelijkheden
vastgesteld voor visbestanden waarover de EU alleen mag beslissen (interne vangstmogelijkheden) en in de andere verordening
zijn de vangstmogelijkheden vastgesteld die in het kader van de onderhandelingen met derde landen of regionale visserijbeheersorganisaties
zijn aanvaard (externe vangstmogelijkheden). Ten aanzien van de interne vangstmogelijkheden was het volgens de Commissie mogelijk
om eerder in het jaar dan tot dan toe gebruikelijk was een voorstel te presenteren en uiteindelijk tot een besluit te komen
indien de vangstmogelijkheden die onderwerp zijn van internationale onderhandelingen of overeenkomsten buiten het bestek van
dit voorstel zouden worden gelaten. Het eerste wetenschappelijk advies, waarop de interne vangstmogelijkheden worden gebaseerd,
wordt immers al in juni uitgebracht, terwijl het wetenschappelijk advies over de externe vangstmogelijkheden pas in oktober
beschikbaar is. Met de opsplitsing van de vangstmogelijkheden heeft de Europese Commissie beoogd het voortijdig consulteren
van de lidstaten (het zogenaamde frontloaden) te bespoedigen. Tevens zou een vroegere vaststelling van de interne vangstmogelijkheden
meer zekerheid voor de vissers bieden met betrekking tot hun activiteiten voor het komende jaar.
De beoogde vroegere vaststelling van de interne vangstmogelijkheden is evenwel dit jaar niet gerealiseerd. Op 16 december
2011 heeft de Raad van de Europese Unie beide verordeningen met de vangstmogelijkheden voor het jaar 2012 vastgesteld.
De onderhavige regeling geeft uitvoering aan beide verordeningen vangstmogelijkheden. De door middel van deze regeling in
de uitvoeringsregeling doorgevoerde wijzigingen worden nader toegelicht in de artikelsgewijze toelichting.
3 Controleverordening
Zoals is vermeld in de toelichting bij de uitvoeringsregeling (Stcrt 2011, nr. 13453) kent de controleverordening een gefaseerde inwerkingtreding. De eerste twee fasen, die het merendeel van de controleverordening
omvatten, zijn op 1 januari 2010 onderscheidenlijk op 7 mei 2011 in werking getreden. De derde fase die op 1 januari 2012
in werking treedt, ziet op de markeringsvoorschriften voor vissersvaartuigen, bijboten en vistuig en op het bij de controleverordening
geïntroduceerde puntensysteem voor houders van een visvergunning en voor kapiteins. Bovendien treedt per 1 januari 2012 de
verplichte certificering van het motorvermogen en de voor de gehele keten voorgeschreven traceerbaarheid van visserijproducten
gefaseerd in werking. Tot slot heeft Nederland op grond van artikel 76, tweede lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening
een steekproefplan vastgesteld, als gevolg waarvan het betrokken vissers overeenkomstig artikel 60, derde lid, van de controleverordening
kan worden toegestaan visserijproducten aan boord te wegen.
In deze paragraaf worden de per 1 januari 2012 in werking getreden controlevoorschriften op hoofdpunten nader belicht. Voor
een toelichting op de specifieke bepalingen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting.
Markeringsvoorschriften
Volgens artikel 8, eerste lid, van de controleverordening moeten kapiteins van vissersvaartuigen de voorwaarden en beperkingen
betreffende de markering en identificatie van vissersvaartuigen en het aan boord gehouden vistuig naleven. Deze voorwaarden
en beperkingen gelden voor de EU-wateren en zijn nader uitgewerkt in de artikelen 6 tot en met 17 van de uitvoeringsverordening
controleverordening. Deze voorschriften zijn overgenomen uit verordening nr. 356/20054 en uit verordening nr. 1381/875. Op grond van artikel 9, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening wordt een aantal van de markeringsvoorschriften
voor vistuig per 1 januari 2012 ook van toepassing binnen de 12-mijlszone.
Puntensysteem
Op grond van artikel 92 van de controleverordening zijn lidstaten verplicht op ernstige inbreuken een puntensysteem toe te
passen. De nadere voorschriften over dit puntensysteem zijn opgenomen in de artikelen 125 tot en met 133 van de uitvoeringsverordening
controleverordening. Ernstige inbreuken in dit verband zijn de inbreuken op het gemeenschappelijk visserijbeleid die zijn
vermeld in artikel 42, eerste lid, onder a, van de IUU-verordening. Deze zijn nader uitgewerkt in bijlage XXX van de uitvoeringsverordening
controleverordening. Kern van het puntensysteem is dat bij ernstige inbreuken punten worden toegekend aan de houder van de
visvergunning. Bovendien moeten lidstaten op grond van artikel 92, zesde lid, in samenhang met artikel 134 van de uitvoeringsverordening
controleverordening, voor kapiteins een vergelijkbaar puntenstelsel opzetten. Door middel van het in artikel I, onderdeel
W, van deze regeling in de uitvoeringsregeling geïntroduceerde artikel 130 wordt daaraan uitvoering gegeven.De punten kunnen
aan de houder van de visvergunning en aan de kapitein worden toegekend (namens de minister) als door een toezichthouder een
overtreding van de in bijlage XXX van de uitvoeringsverordening controleverordening vermelde voorschriften is geconstateerd.
Hieronder volgt een beknopte aanduiding van die voorschriften en het aantal punten dat bij overtreding van die voorschriften
wordt toegekend:
Ernstige inbreuk
|
punten
|
1. Niet-naleving logboekplicht/rapportage vangstgegevens, waaronder VMS-gegevens:
|
3 punten
|
2. Gebruik van verboden of niet-conform vistuig:
|
4 punten
|
3. Vervalsen of verborgen houden van kentekens, identiteit of registratie:
|
5 punten
|
4. Knoeien met of laten verdwijnen van bewijsmateriaal:
|
5 punten
|
5. Aan boord nemen, overladen of aanlanden van ondermaatse vis:
|
5 punten
|
6. Vissen in strijd met instandhoudings- of beheersmaatregelen van een RFO:
|
5 punten
|
7. Vissen zonder geldige visvergunning of vismachtiging:
|
7 punten
|
8. Vissen in gesloten gebied, tijdens gesloten seizoen, zonder of na uitputting quotum:
|
6 punten
|
9. Gericht vissen op bestand waarvoor moratorium of visverbod geldt:
|
7 punten
|
10. Bemoeilijken werkzaamheden van controleurs en waarnemers:
|
7 punten
|
11. Overladen vangsten op of ondersteuning van IOO-vissersvaartuigen:
|
7 punten
|
12. Gebruik van vissersvaartuig dat geen nationaliteit heeft:
|
7 punten
|
Voorafgaand aan de toekenning van de punten wordt beoordeeld of een overtreding ernstig genoeg is om punten toe te kennen.
Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met de aard en de waarde van de met de overtreding aangebrachte schade, de economische
situatie van betrokkene en de omvang van de overtreding. Bij herhaling van een overtreding worden er zonder meer punten toegekend.
Indien tijdens een visreis meerdere ernstige inbreuken worden geconstateerd, bedraagt het totale aantal toe te kennen aantal
punten op grond van artikel 126, tweede lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening ten hoogste twaalf. De punten
worden op naam van de vergunninghouder en van de kapitein geregistreerd en blijven ook na een schorsing bestaan. Eventueel
nieuw toegekende punten worden bij het oude aantal opgeteld. Bij het overschrijden van de volgende totalen wordt de visvergunning
voor de daarbij vermelde periode geschorst en gedurende die periode mag de kapitein op geen enkel vissersvaartuig als kapitein
varen:
Totaal 18 punten: 2 maanden schorsing
Totaal 36 punten: 4 maanden schorsing
Totaal 54 punten: 8 maanden schorsing
Totaal 72 punten: 12 maanden schorsing
Totaal 90 punten: intrekking
De schorsing en de intrekking van de visvergunning is geregeld in artikel 96, tweede lid, onderscheidenlijk eerste lid, onderdeel
a, van de uitvoeringsregeling. Het vaarverbod voor de kapitein wordt door middel van de onderhavige wijzigingsregeling opgenomen
in artikel 130, zesde en zevende lid, en bestaat uit:
-
– Een rechtstreeks verbod voor kapiteins om op een vissersvaartuig te varen, gedurende de schorsingsperiode of na bereiken van
90 punten.
-
– Een verbod voor vergunninghouders om kapiteins gedurende de schorsingsperiode of na bereiken van 90 punten op hun vissersvaartuig
te laten varen.
Als er binnen 3 jaar na het begaan van de laatste overtreding waarvoor punten zijn toegekend, geen nieuwe overtreding wordt
geconstateerd, vervallen ingevolge artikel 92, vierde lid, van de controleverordening alle punten. Dit betekent dat een kapitein
waaraan meer dan 90 punten zijn toegekend na een periode van drie jaar weer als kapitein op een vissersvaartuig mag varen.
Bovendien geldt op grond van artikel 92, tweede lid, van de controleverordening dat als een vergunninghouder waaraan punten
zijn toegekend het in de vergunning vermelde vissersvaartuig verkoopt, alle punten overgaan op de nieuwe vergunninghouder
van het betrokken vissersvaartuig. In verband daarmee moet de verkoper, voordat de verkoop plaatsvindt, op grond van artikel
128 van de uitvoeringsverordening controleverordening, potentiële toekomstige vergunninghouders in kennis van het aantal punten
dat aan hem is toegekend. Hij moet hiervoor gebruik maken van een op zijn verzoek door de minister verstrekte officiële, gewaarmerkte
verklaring, waarop het aantal punten staat.
Certificering motorvermogen
Op grond van artikel 39, eerste lid, van de controleverordening is het verboden te vissen met een vissersvaartuig waarvan
het motorvermogen groter is dan het motorvermogen dat in de visvergunning is vermeld. Om te voorkomen dat het vermogen van
een motor in een vissersvaartuig het in de vergunning vermelde vermogen te boven gaat, wordt met ingang van 1 januari 2012
ook in Europees verband een certificeringsverplichting voor vissersvaartuigen met een motorvermogen van meer dan 120 kW voorgeschreven.
Aanvankelijk geldt deze verplichting voor vaartuigen die vissen op onder een inspanningsregeling vallende bestanden en vanaf
1 januari 2013 geldt de verplichting ook voor de overige vaartuigen. Het certificeringstelsel is uitsluitend van toepassing
op vissersvaartuigen waarin na 7 mei 2011 een nieuwe voortstuwingsmotor is geïnstalleerd of waarvan de bestaande voortstuwingsmotor
is vervangen of technisch is gewijzigd.
In Nederland geldt al geruime tijd een certificeringsregeling voor motoren van vissersvaartuigen met een motorvermogen dat
groter is dan 100kW. Dit stelsel is opgenomen in de artikelen 87 en 88 van de uitvoeringsregeling en voorziet erin dat de
motor van een vissersvaartuig wordt verzegeld met door de NVWA ter beschikking gestelde zegels. Het motorvermogen wordt vastgesteld
door de divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat ingevolge het Vissersvaartuigenbesluit of het Vissersvaartuigenbesluit
2002, of blijkt in voorkomend geval uit een verklaring inzake het maximaal continue-vermogen, opgesteld door de fabrikant
of de leverancier. De plaatsen van de verzegeling en bijbehorende zegelnummers worden vastgelegd in het zegelplan, dat aan
boord van het vissersvaartuig aanwezig moet zijn.
De werking van deze certificeringsregeling wordt thans – in overleg met de sector – geëvalueerd. Eventuele aanpassing van
het stelsel die uit deze evaluatie voortvloeien zullen per separate wijzigingsregeling worden doorgevoerd.
Traceerbaarheid visserijproducten
In de artikelen 56 tot en met 58 van de controleverordening en de artikelen 66 tot en met 68 van de uitvoeringsverordening
controleverordening zijn de traceringsvoorschriften voor visserij- en aquacultuurproducten neergelegd. Op grond van deze voorschriften
moeten alle partijen visserij- en aquacultuurproducten in alle stadia van de productie, de verwerking en de distributie traceerbaar
zijn, vanaf de vangst of de oogst tot en met de detailhandel. Dit geldt voor zowel in zoet als in zout water gevangen vis,
voor alle vis afkomstig uit de aquacultuur en ongeacht of het gequoteerde als ongequoteerde soorten betreft. Met het opnemen
van deze voorschiften in de controleverordening die ook al gelden in het kader van de levensmiddelenverordening6 is onder meer beoogd te voorkomen dat illegaal gevangen of geproduceerde visserij- en aquacultuurproducten op de markt komen.
Alle gevangen of geoogste visserij- en aquacultuurproducten moeten vóór de eerste verkoop in partijen worden verdeeld. Een
partij is ingevolge artikel 4, twintigste lid, van de controleverordening een hoeveelheid visserij- of aquacultuurproducten
van een bepaalde soort met dezelfde aanbiedingsvorm en afkomstig uit hetzelfde geografische gebied, hetzelfde vissersvaartuig,
dezelfde groep vissersvaartuigen of dezelfde aquacultuurproductieeenheid.
Voor partijen visserij- en aquacultuurproducten, met uitzondering van de producten van de posten 1604 en 1605 van de gecombineerde
nomenclatuur, die in de Unie in de handel worden gebracht of waarschijnlijk in de handel zullen worden gebracht, gelden de
in artikel 58, vijfde lid, van de controleverordening opgenomen informatie- en etiketteringsvereisten, opdat tracering mogelijk
is. Deze informatie moet worden vermeld op het etiket, op de verpakking of op het handelsdocument dat de partij fysiek vergezelt,
in welk geval op de partij zelf het met dat document corresponderende identificatienummer moet worden aangebracht. De voorgeschreven
informatie betreft onder meer:
-
1. een nummer dat al dan niet in combinatie met de transactiedatum uniek is, aan de hand waarvan de partij geïdentificeerd kan
worden;
-
2. het externe identificatienummer en de naam van het vissersvaartuig of de naam van de aquacultuurproductie-eenheid;
-
3. de FAO-drielettercode van elke soort;
-
4. de datum of periode van de vangsten, of de datum van productie;
-
5. de hoeveelheden van iedere soort in kilogrammen nettogewicht of, indien mogelijk, het aantal vissen.
Deze informatie moet op grond van artikel 67, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening ook worden verstrekt
door degenen die vis aanleveren op de afslag voordat de visserij- en aquacultuurproducten in partijen worden verdeeld en uiterlijk
bij de eerste verkoop. Voornoemde informatie behoeft op grond van artikel 67, elfde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening
niet te worden verstrekt voor in zoet water gevangen of gekweekte visserij- en aquacultuurproducten en voor in de Unie geïmporteerde
producten. Siervis, sierschaal- en schelpdieren en weekdieren vallen evenmin onder deze verplichting. Voor de overige visserij-
en aquacultuurproducten moet deze informatie door de aanvoerder van de vis worden verstrekt bij de indeling in partijen en
uiterlijk bij eerste verkoop. Voor de eerste verkoop mogen partijen vis van verschillende vissersvaartuigen niet worden samengevoegd.
Wanneer visserij- en aquacultuurproducten afkomstig van verschillende vissersvaartuigen of aquacultuurproductie-eenheden,
na samenvoeging of splitsing van partijen na de eerste verkoop, met elkaar worden vermengd, moeten de marktdeelnemers in staat
zijn elke partij van oorsprong op zijn minst aan de hand van het in artikel 58, vijfde lid, onderdeel a, van de controleverordening
bedoelde identificatienummer te identificeren en op grond van artikel 58, derde lid, van de controleverordening te traceren
naar het stadium van de vangst of de oogst.
Bovendien moeten alle schakels in de keten de directe leverancier en de directe afnemer van de visserijproducten kunnen identificeren.
De informatie over de partijen behelst voorts de in het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor consumenten voorgeschreven
gegevens zoals de handelsbenaming, de wetenschappelijke benamingen en het relevante geografische vangst- of productiegebied.
Bovendien moet ten behoeve van de consument worden aangegeven of de visserij- en aquacultuurproducten bevroren zijn geweest
door op de verpakking ‘ontdooid’ te vermelden. Deze consumenteninformatie moet op grond van artikel 68 van de uitvoeringsverordening
controleverordening ook in het stadium van de detailhandel beschikbaar zijn en is – met uitzondering van producten van de
posten 1604 en 1605 van de gecombineerde nomenclatuur – voorgeschreven voor alle visserij- en aquacultuurproducten en derhalve
ook voor in zoet water gevangen of gekweekte producten of in de Unie geïmporteerde producten.
Een uitzondering op de traceringsvoorschriften geldt voor kleine hoeveelheden die rechtstreeks vanaf vissersvaartuigen aan
consumenten worden verkocht, voor zover deze hoeveelheden niet meer zijn dan € 50,– per vissersvaartuig, per kalenderdag en
per consument.
Weging
Volgens artikel 60, eerste lid, van de controleverordening, moeten alle visserijproducten (zowel de gequoteerde als ongequoteerde
soorten) worden gewogen. Weliswaar voorziet dit artikelonderdeel in de mogelijkheid dat lidstaten een uitzondering op dit
algemene weegprincipe toestaan, maar in verband met de verhoogde handhavingsinspanningen die dat met zich brengt, is daarvoor
niet gekozen. Op grond van het tweede lid van dat artikel moet het wegen plaatsvinden bij aanlanding voordat de producten
worden vervoerd, opgeslagen of verkocht. Overtreding van deze verplichting is op grond van artikel 124, tweede lid, van de
uitvoeringsregeling verboden. Indien de vis wordt aangeland in een haven, waar een afslag is gevestigd, biedt dit geen probleem.
Hier kan men immers direct de vis lossen en in de afslag wegen voordat de eerste verkoop plaatsvindt. Indien de vis na de
aanlanding wordt vervoerd naar een afslag op een andere locatie dan de haven van aanlanding, zal het transportvoertuig van
weegfaciliteiten moeten zijn voorzien, zodat de vis op de kade voorafgaand aan het transport kan worden gewogen. Voorts biedt
het derde lid van artikel 60 de basis voor lidstaten om toe te staan dat de vis aan boord van het vissersvaartuig wordt gewogen,
mits deze lidstaat een steekproefplan heeft vastgesteld overeenkomstig de in bijlage XX bij de uitvoeringsverordening controleverordening
beschreven risicogebaseerde methode. Onlangs heeft Nederland een dergelijk plan vastgesteld. Zodra dit plan door de Europese
Commissie is goedgekeurd, kunnen ontheffingen worden verleend van artikel 124, tweede lid, van de uitvoeringsregeling in samenhang
met artikel 60, tweede lid, van de controleverordening. Artikel 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 biedt daarvoor
de basis.
4 Administratieve lasten
Deze regeling bevat geen nieuwe informatieverplichtingen. De informatieverplichtingen die samenhangen met de tracering van
visserij- en aquacultuurproducten vloeien rechtstreeks voort uit de controleverordening en de uitvoeringsverordening controleverordening.
De etiketterings- en traceringsvoorschriften golden echter ook al uit hoofde van de Europese levensmiddelenregelgeving en
de regelgeving van de gemeenschappelijke marktordening. Voorts waren aanbieders, afslagen en afnemers van vis al op grond
van artikel 90 van de uitvoeringsregeling verplicht de desbetreffende gegevens in hun administratie te registreren. Slechts
nieuw is de verplichting om ten behoeve van de consument aan te geven of visserij- en aquacultuurproducten bevroren zijn geweest
door op de verpakking ‘ontdooid’ te vermelden.
5 Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A, eerste lid, onder a en d, en B, en de artikelen II en III
Op grond van het Besluit aanwijzing toezichthouders Visserijwet 1963 is de Algemene Inspectiedienst (AID) belast met het toezicht
op de naleving van de visserijregelgeving. Als gevolg van de fusie van de AID met de twee andere inspectiediensten van het
ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie – de Voedsel en Waren Autoriteit en de Plantenziektenkundige Dienst
– tot de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), treedt vanaf 1 januari 2012 de NVWA als zodanig op.
Door middel van de in artikel II opgenomen wijziging van het Besluit aanwijzing toezichthouders Visserijwet 1963 wordt thans
de NVWA – in plaats van de AID – formeel met het toezicht op de naleving van de visserijregelgeving belast. Dientengevolge
komt door middel van de in artikel I, onderdeel A, eerste lid, onder a en d, opgenomen wijzigingen de omschrijving van het
begrip AID vervallen en wordt in plaats daarvan de omschrijving van de nieuwe organisatie – NVWA – opgenomen. De artikelen
I, onderdeel B, en III voorzien erin de verwijzing naar de AID in de tekst van zowel de Uitvoeringsregeling zeevisserij als
de Uitvoeringsregeling visserij te vervangen door een verwijzing naar de NVWA.
Onderdelen A, eerste lid, onder b en c, en tweede lid, C, D, vierde lid, en E tot en met M
Zoals is toegelicht in paragraaf 2, zijn op 16 december 2011 de vangstmogelijkheden voor 2012 vastgesteld in twee afzonderlijke
Europese verordeningen. De verwijzingen naar de verordening inzake vangstmogelijkheden zijn geactualiseerd zodat thans wordt
verwezen naar de desbetreffende bepalingen in de verordening interne vangstmogelijkheden of de verordening externe vangstmogelijkheden.
Onderdeel D, eerste, tweede en derde lid
In dit artikel 10 van de uitvoeringsregeling is het systeem van Europees vastgestelde vangstmogelijkheden nationaal uitgewerkt.
Op grond van het eerste lid is het verboden om de visserij te bedrijven op de in de bijlagen 4, 5 en 6 genoemde soorten in
de bij die vissoorten vermelde wateren, tenzij er op grond van de verordeningen vangstmogelijkheden een vangstmogelijkheid
beschikbaar is. Op grond van deze verordeningen worden vangstmogelijkheden toegewezen aan individuele lidstaten, groepen van
lidstaten en derde landen. Tevens geldt er op grond van de verordeningen een absoluut vangstverbod voor een aantal bestanden.
Deze vangstverboden die voor alle vissersschepen gelden ongeacht hun nationaliteit, zijn – gemarkeerd met een asterisk – in
bijlage 4 opgenomen. Ook de bestanden waarvoor in de verordeningen vangstmogelijkheden aan Nederland geen vangstmogelijkheden
zijn toegekend, de zogenoemde nul-quota, zijn in bijlage 4 opgenomen. Deze verboden gelden uitsluitend voor Nederlandse vissersvaartuigen.
De aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden zijn opgenomen in bijlage 5. De vangstmogelijkheden voor de gezamenlijke vissers
van groepen van lidstaten van de Europese Unie, waarvan Nederland deel uitmaakt, de zogenoemde gedeelde bestanden, zijn opgenomen
in bijlage 6. De vangstmogelijkheden voor Nederlandse vissers – het Nederlands quotum – is alleen van toepassing op de Nederlandse
vissersvaartuigen. Het Europees quotum geldt voor de Europese vissersvaartuigen. Door middel van de in dit onderdeel opgenomen
wijziging wordt dit onderscheid verduidelijkt.
Onderdeel N
In 2010 is een verduurzamingsplan opgesteld, dat voorziet in een pakket van kabeljauwvermijdende maatregelen. Een van de maatregelen
heeft betrekking op de netaanpassingen, zodat er minder ondermaatse kabeljauw wordt gevangen. Artikel 86 implementeert de
in het verduurzamingsplan voorgestelde netaanpassingen voor de vistuigtypes TR1 en TR2. Het is echter gebleken dat deze netaanpassingen
minder geschikt zijn indien gevist wordt met Deense zegennetten, Schotse zegennetten of spanzegennetten. Daarom zijn er in
2011 aanvullende maatregelen genomen met betrekking tot onder andere de toegestane maaswijdte voor de genoemde vistuigen.
Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging worden deze aanvullende maatregelen geïmplementeerd.
Onderdeel O
Op grond van artikel 95 van de uitvoeringsregeling kan een ondernemer de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
verzoeken om de in de visvergunning vermelde tonnage van zijn vissersvaartuig te verhogen. Hiertoe kon een verzoek worden
ingediend bij de directeur Agroketens en Visserij van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Als gevolg
van de reorganisatie is de interne structuur van het ministerie veranderd. Het verzoek tot verhoging van de tonnage dient
thans te worden ingediend bij de directeur Dierlijke Agroketens en Dierwelzijn van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie. De in dit onderdeel opgenomen wijziging voorziet hierin.
Onderdeel P
In artikel 96 van de uitvoeringsregeling is geregeld in welke gevallen een visvergunning wordt geschort of wordt ingetrokken.
Ingevolge het eerste lid wordt een vergunning onder meer ingetrokken indien aan de houder van een visvergunning 90 punten
zijn toegekend. De verplichting om de vergunning in dit geval in te trekken vloeit voort uit artikel 92, derde lid, van de
controleverordening. De situaties waarin de visvergunning op grond van de controleverordening moet worden geschorst zijn opgenomen
in het tweede lid van artikel 96. Dit is onder meer aan de orde indien het aantal toegekende punten 18, 36, 54 of 72 bedraagt.
Verwezen wordt naar hetgeen over het puntensysteem is toegelicht in paragraaf 3. Als gevolg van de introductie van het puntensysteem
van de controleverordening met ingang van 1 januari 2012, kunnen de in deze leden neergelegde maatregelen worden geëffectueerd
met ingang van deze datum.
Daarnaast is in het derde tot en met het vijfde lid, van artikel 96 het nationale stelsel voor schorsing van de visvergunning
neergelegd. Op grond van het derde lid kan de vergunning worden geschorst in geval van (herhaalde) overtreding van een aantal
essentiële voorschriften uit de visserijregelgeving, zoals de voorschriften die betrekking hebben op het motorvermogen, netvoorzieningen,
de aanwezigheid van satellietvolgapparatuur en de aan de vissers toegekende contingenten. Als gevolg van de bovengenoemde
introductie van het puntensysteem wordt voor de overtreding van een aantal van deze voorschriften punten toegekend. Dit betreft
de voorschriften inzake ondermaatse vis, motorvermogen, netvoorzieningen en de aanwezigheid van satellietvolgapparatuur. Deze
voorschriften en het aantal punten dat bij overtreding daarvan kan worden toegekend zijn opgenomen in bijlage XXX bij de uitvoeringsverordening
controleverordening. Voor de volledigheid wordt hierbij opgemerkt dat overschrijding van het motorvermogen op grond van artikel
94 van de uitvoeringsregeling tot gevolg heeft dat de visvergunning niet langer geldig is, hetgeen betekent dat betrokkene
– indien hij desondanks zijn visserijactiviteiten voortzet – vist zonder geldige vergunning. Voor deze overtreding kunnen
volgens voornoemde bijlage XXX 7 punten worden toegekend.
De toekenning van punten kan er, zoals is toegelicht in paragraaf 3, uiteindelijk toe leiden dat de vergunning wordt geschorst.
Gelet daarop worden deze voorschriften door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging als schorsingsgrond uit artikel
96, derde lid, geschrapt, als gevolg waarvan de in dit artikellid opgenomen mogelijkheid tot schorsen van de visvergunning
uitsluitend nog ziet op het vissen zonder contingent (artikelen 22 en 23) of het overschrijden van een contingent (artikelen
23 en 24).
Voorts is aan artikel 96, derde lid, een nieuwe mogelijkheid tot schorsen opgenomen die samenhangt met het bij deze regeling
geïntroduceerde puntenstelsel voor kapiteins. Hierdoor kan de vergunning geschorst worden indien de houder van de visvergunning
in strijd handelt met het bij deze regeling in de uitvoeringsregeling geïntroduceerde artikel 130, zevende lid, opgenomen
verbod om een kapitein op zijn vissersvaartuig als kapitein te laten varen, gedurende de periode dat voor deze kapitein op
grond van het zesde lid van dat artikel een vaarverbod geldt.
Onderdeel Q
In artikel 98 zijn de voorschriften neergelegd die gelden voor het verlenen van een vismachtiging in het kader van verordening
nr. 1342/2008, waarin het langetermijn herstelplan voor kabeljauw is opgenomen. Deze voorschriften zijn overgenomen uit artikel
33, derde en zesde lid van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij. Ter aanvulling op de voorschriften die zien
op de referentieperiode 2006 tot en met 2008, waarin met het desbetreffende vaartuig moet zijn gevist, is bij de introductie
van de uitvoeringsregeling in artikel 99, eerste lid, onderdeel b, een nadere voorziening opgenomen voor de zogenoemde knelgevallen.
Dit betrof een aantal vissers die niet in de officiële referentieperiode, maar wel in de jaren 2001 tot en met 2005 met vistuig
van de categorieën TR1 of TR2 hebben gevist en die ook over de noodzakelijke contingenten beschikten. Daartoe is voor deze
groep de referentieperiode uitgebreid met de jaren 2001 tot en met 2005, onder de voorwaarde dat ten behoeve van het betrokken
vaartuig op grond van artikel 29 een recht op contingenten wijting en kabeljauw geldt. Inmiddels hebben alle knelgevallen
– voor zover zij deze inmiddels weer hadden verkocht – de benodigde contingenten kunnen verwerven. Om te voorkomen dat een
toenemend aantal vissers – ten onrechte – onder deze voorziening komt te vallen door contingenten aan te kopen, wordt door
middel van de onderhavige wijziging in de voorwaarde voor het verwerven van contingenten thans 31 december 2011 als einddatum
opgenomen.
Onderdeel R
Door middel van dit onderdeel wordt voorzien in bepalingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de voorschriften over
markering en identificatie van vissersvaartuigen en het aan boord gehouden vistuig Deze voorschriften zijn opgenomen in artikel
8, eerste lid, van de controleverordening en in de artikelen 6 tot en met 17 van de uitvoeringsverordening controleverordening.
Onderdeel S
In artikel 35 van de controleverordening is bepaald dat de lidstaten de datum vaststellen waarop het nationaal quotum is opgebruikt.
Vanaf dat moment is het op grond van artikel 113, eerste lid van de uitvoeringsregeling voor Nederlandse vissersvaartuigen
verboden de visserij op de desbetreffende vissoort uit te oefenen en die soort aan boord te houden, over te laden, te verplaatsen
of aan te landen. In artikel 113, eerste lid van de uitvoeringsregeling was abusievelijk vermeld dat het in die situatie verboden
is vis in Nederland aan te landen. Dit verbod ziet uiteraard op alle aanlandingen van de desbetreffende vissoort ongeacht
waar deze plaatsvindt. Dit onderdeel strekt ertoe deze omissie te herstellen.
Onderdeel T
Dit onderdeel strekt ertoe in artikel 115 de voor de uitvoering van de in de controleverordening opgenomen voorschriften over
de certificering van het motorvermogen noodzakelijke bepalingen op te nemen. Deze bepalingen gelden in samenhang met het in
de artikelen 87 en 88 van de uitvoeringsregeling opgenomen certificeringstelsel. Verwezen wordt naar de toelichting in paragraaf
3.
Onderdelen U en V
Door middel van de in onderdeel U opgenomen wijziging worden in artikel 122 van de uitvoeringsregeling de voor de uitvoering
van de in artikel 58 van de controleverordening en de artikelen 67 en 68 van de uitvoeringsverordening controleverordening
opgenomen traceringsvoorschriften noodzakelijke bepalingen opgenomen. Voor een toelichting op de desbetreffende voorschriften
wordt verwezen naar paragraaf 3. Op grond van artikel 90 van de uitvoeringsregeling gold voor aanvoerders, afslagen en afnemers
al de verplichting om de voor tracering noodzakelijke gegevens in hun administratie te registreren. De samenhang van deze
verplichting met de in artikel 58, vierde lid, van de controleverordening bedoelde systemen die er toe strekken om volgens
het principe één stap vooruit en één stap achteruit de herkomst en de bestemming van visserijproducten te kunnen traceren,
is tot uitdrukking gebracht in het derde lid van artikel 122.
Op grond van artikel 59, eerste lid, van de controleverordening moeten lidstaten erop toezien dat alle visserijproducten die
voor het eerst op de markt worden gebracht, worden geregistreerd in een visafslag of worden verkocht aan geregistreerde kopers
of producentenorganisaties. Hieraan is uitvoering gegeven door middel van de in onderdeel V opgenomen wijziging van artikel
123 van de uitvoeringsregeling.
Onderdeel W
Door middel van het door dit onderdeel in de uitvoeringsregeling opgenomen artikel 130 wordt uitvoering gegeven aan het puntensysteem
voor ernstige inbreuken. De werking van dit systeem is toegelicht in paragraaf 3. Als bevoegde nationale autoriteit voor het
toekennen en registreren van de punten en het opzetten van een systeem daarvoor, wordt in het eerste lid van artikel 130 de
minister aangewezen. Op grond van het tweede lid is het eveneens de minister die de houder van een visvergunning op aanvraag
een officiële, gewaarmerkte verklaring verstrekt waarop het aantal punten staat. Op grond van artikel 128 van de uitvoeringsverordening
controleverordening moet de vergunninghouder die zijn vissersvaartuig wil verkopen met deze verklaring potentiële toekomstige
vergunninghouders in kennis van het aantal punten dat aan hem is toegekend.
Op grond van artikel 92, derde lid, van de controleverordening en artikel 129 van de uitvoeringsverordening controleverordening
wordt de visvergunning automatisch geschorst of ingetrokken op het moment dat het in voornoemd artikel 129 opgenomen aantal
punten is bereikt. Op grond van artikel 130, tweede lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening moet de houder
van de visvergunning ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten van het betrokken vissersvaartuig meteen worden stopgezet en
dat het betrokken vissersvaartuig zich onmiddellijk naar zijn thuishaven of een door de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat
aangewezen haven begeeft. Tijdens deze reis wordt het vistuig vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig artikel 47 van de controleverordening.
Voorts geldt ingevolge artikel 132, eerste lid, dat de bevoegde autoriteiten onmiddellijk handhavingsmaatregelen kunnen treffen
als visserijactiviteiten worden verricht tijdens de schorsingsperiode of na de definitieve intrekking van de visvergunning.
Het derde lid van artikel 130 van de uitvoeringsregeling voorziet in de met het oog op de handhaving van deze verplichtingen
noodzakelijke maatregelen.
In de leden 4 tot en met acht is het puntenstelsel voor kapiteins geïmplementeerd. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan artikel
92, zesde lid, van de controleverordening en artikel 134 van de uitvoeringsverordening controleverordening. Hiertoe is in
het vierde lid opgenomen dat de minister overeenkomstig bijlage XXX van de uitvoeringsverordening controleverordening punten
toekent aan een kapitein onder wiens gezag ernstige inbreuken zijn gepleegd. De wijze waarop de punten worden toegewezen,
de daarbij in acht te nemen procedures alsmede de consequenties daarvan zijn hetzelfde als die op grond van de uitvoeringsverordening
controleverordening ten aanzien van de houder van de visvergunning worden gehanteerd. In dat verband zijn in het vijfde lid
van artikel 130 van de uitvoeringsregeling de daarop betrekking hebbende bepalingen uit die verordening van overeenkomstige
verklaard op het toewijzen van punten aan kapiteins. Met betrekking tot de bepalingen die strekken tot schorsing en de intrekking
van de vergunning, zoals dit ten aanzien van vergunninghouders wordt gehanteerd is een andere voorziening getroffen. Dit houdt
verband met de omstandigheid dat in Nederland geen specifieke vergunning voor kapiteins van vissersvaartuigen bestaat. Weliswaar
dient een kapitein op grond van de Zeevaartbemanningswet over een geldig vaarbevoegdheidsbewijs te beschikken, maar dit bewijs
strekt ertoe te waarborgen dat een kapitein de noodzakelijke opleiding heeft gevolgd en over nodige de kennis en ervaring
beschikt. Tegen die achtergrond is het niet opportuun het vaarbevoegdheidsbewijs te schorsen of in te trekken. Het verkozen
alternatief – dat hetzelfde effect beoogt te bewerkstelligen – is opgenomen in het zesde en zevende lid van artikel 130. Dit
bestaat eruit dat een kapitein aan wie het in het zesde lid genoemde aantal punten is toegekend, gedurende de daarbij vermelde
periode niet als kapitein op een vissersvaartuig mag varen. Bovendien is ter ondersteuning van dit verbod in het zevende lid
van artikel 130 een vergelijkbare bepaling voor de houder van een visvergunning opgenomen. Ook voor deze geldt een verbod
om in voornoemde situatie een kapitein aan wie het cruciale aantal punten is toegekend, als kapitein op zijn schip te laten
varen. Overtreding van dit verbod kan er op grond van artikel 96, derde lid, van de uitvoeringsregeling toe leiden dat de
visvergunning van de betrokken houder wordt geschorst. Om buiten twijfel te stellen wie er voor de werking van het puntenstelsel
als kapitein wordt aangemerkt, is in het achtste lid van artikel 130 door middel van een verwijzing naar artikel 1, onderdeel
h, van de Zeevaartbemanningswet, opgenomen dat dit de gezagvoerder van het vissersvaartuig betreft, die op grond van artikel
26 van die wet de titel schipper heeft.
Onderdeel X
Op grond van artikel 142 van de uitvoeringsregeling is van het Productschap Vis medebewind gevorderd voor het valideren van
vangstcertificaten van vangsten garnalen en platvis die worden uitgevoerd naar derde landen. Zoals is toegelicht bij de Regeling
van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 februari 2010, nr. 104624, houdende wijziging van diverse
regelingen op gebied van zeevisserij (Stcrt. 2010, 3036) was het daarbij aanvankelijk de gedachte dat de buitendienst medewerkers van dat productschap daartoe – vanwege de met de
controles op de handelsnormen in het kader van de gemeenschappelijke marktordening opgebouwde kennis en ervaring – bij uitstek
geschikt waren. In de praktijk is evenwel gebleken dat het vrijwel niet voorkomt dat platvis wordt geëxporteerd naar een derde
land dat een vangstcertificaat eist, of dat het voor verwerking naar een derde land gaat, om daarna weer opnieuw op de EU
markt te komen. De praktijk van het valideren van vangstcertificaten laat bovendien zien dat deze taak voor platvis beter
bij de NVWA kan liggen, omdat deze over de vangstgegevens beschikt, op basis waarvan de legitimiteit van de vangsten gevalideerd
kan worden. Alleen voor het valideren van de vangstcertificaten voor de garnalen is het Productschap Vis beter uitgerust.
Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging wordt de tekst van de regeling op dit punt in overeenstemming met
de praktijk gebracht.
Onderdeel Y
In bijlage 4 bij de uitvoeringsregeling zijn de vissoorten opgenomen waarvoor in de, eveneens in bijlage 4, genoemde gebieden
een vangstverbod geldt. Dit betreft voor die bestanden waarbij dat met een asterisk is aangegeven een totaal vangstverbod,
hetgeen wil zeggen dat dit verbod geldt voor alle vissersvaartuigen, Nederlands of niet-Nederlands. Voor de niet met een asterisk
gemarkeerde bestanden gaat het om de bestanden in het desbetreffende gebied waarvoor in de verordeningen vangstmogelijkheden
aan Nederland geen vangstmogelijkheden zijn toegekend, de zogenoemde nul-quota. Deze verboden gelden uitsluitend voor Nederlandse
vissersvaartuigen.
De aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden zijn opgenomen in de gewijzigde bijlagen 5 en 6 van de uitvoeringsregeling.
In de gewijzigde bijlagen 8 en 9 wordt nationaal uitvoering gegeven aan de verordeningen vangstmogelijkheden. Dit in verband
met de omstandigheid dat de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden voor een aantal bestanden zijn verdeeld in individuele
contingenten.
In bijlage 7 van de uitvoeringsregeling is de maximale visserij-inspanning voor de verschillende vistuigcategorieën opgenomen
in het kader van verordening nr. 1342/2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden. Dit zogenoemde
plafond voor het te benutten aantal zeedagen geldt voor de beheersperiode die loopt van 1 februari 2011 tot 1 februari 2012
en is gebaseerd op de verordening vangstmogelijkheden voor het jaar 2011. Op 24 september 2011 was voor de vistuigcategorie
TR1 B het in bijlage 7 vermelde plafond bereikt, zodat vanaf die datum op grond van artikel 16, eerste lid, van de uitvoeringsregeling
voor vissersvaartuigen een verbod gold met vistuig van de desbetreffende vistuigcategorie in het betrokken gebied te vissen
of om dergelijk vistuig aan boord te houden. Omdat de voor de vistuigcategorieën TR2, BT1, BT2 en GN resterende visserij-inspanning
nog voldoende ruimte bood, is besloten een deel van die visserij-inspanning overeenkomstig artikel 17, eerste lid, van verordening
nr. 1342/2008 over te hevelen naar TR1 B. Deze overheveling heeft zijn beslag gekregen in de door middel van dit onderdeel
ingevoerde nieuwe bijlage. Dit betekent dat specifieke kabeljauwvissers die met vistuig van de categorie TR1 B vissen vanaf
1 januari 2012 hun visserijactiviteiten kunnen hervatten tot 1 februari 2012 of zo veel eerder indien het nieuwe plafond voor
die datum wordt bereikt. Met ingang van 1 februari 2012 zal bijlage 7 bij separate wijzigingsregeling opnieuw worden aangepast
aan de in bijlage IIA van de (nieuwe) verordeningen vangstmogelijkheden opgenomen visserij-inspanning voor de beheersperiode
1 februari 2012 tot 1 februari 2013.
Artikel II
Deze regeling treedt op 1 januari 2012 in werking. De vaststelling van de hieraan ten grondslag liggende EU-regelgeving in
de Europese Raad van 16 december 2011 brengt met zich dat niet voldaan kan worden aan een van de uitgangspunten van het systeem
van Vaste Verandermomenten dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding wordt gepubliceerd.
Overigens zien de in deze regeling voor de uitvoering van de controleverordening opgenomen bepalingen op de voorschriften
van de controleverordening en de uitvoeringscontroleverordening die op grond van artikel 124, onderdelen b en c, van de controleverordening,
in samenhang met artikel 167 van de uitvoeringsverordening controleverordening, op 7 mei 2011 – en voor zover het het puntenstelsel
voor ernstige inbreuken betreft op 1 juli 2011 – inwerking zijn getreden en met ingang van 1 januari 2012 van toepassing zijn.
De desbetreffende verordeningen zijn op 22 december 2009 en op 30 april 2011 gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese
Unie en waren derhalve tijdig kenbaar voor betrokkenen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
overeenkomstig het door de staatssecretaris genomen besluit:
de directeur-generaal,
J.P. Hoogeveen.