Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, van 14 juli 2011, nr. 218837, houdende samenvoeging en vereenvoudiging van diverse regelingen op het gebied van de zeevisserij (Uitvoeringsregeling zeevisserij)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op verordening nr. 3440/84; verordening nr. 894/97; verordening nr. 850/98; verordening nr. 1434/98; verordening nr. 2549/2000; verordening nr. 1035/2001; verordening nr. 1936/2001; verordening nr. 2056/2001; verordening nr. 494/2002; verordening nr. 2347/2002; verordening nr. 2371/2002; verordening nr. 882/2003; verordening nr. 1185/2003; verordening nr. 1954/2003; verordening nr. 1984/2003; verordening nr. 26/2004; verordening nr. 600/2004; verordening nr. 601/2004; verordening nr. 811/2004; verordening nr. 812/2004; verordening nr. 827/2004; verordening nr. 1415/2004; verordening nr. 2115/2005; verordening nr. 2187/2005; verordening nr. 388/2006; verordening nr. 1198/2006; verordening nr. 1967/2006; verordening nr. 520/2007; verordening nr. 1098/2007; verordening nr. 1386/2007; verordening nr. 199/2008; verordening nr. 517/2008; verordening nr. 734/2008; verordening nr. 1005/2008; verordening nr. 1006/2008; verordening nr. 1342/2008; verordening nr. 302/2009; verordening nr. 1010/2009; verordening nr. 1224/2009; verordening nr. 1288/2009; verordening nr. 201/2010; verordening nr. 640/2010; verordening nr. 1013/2010; verordening nr. 1236/2010; verordening nr. 57/2011 en uitvoeringsverordening nr. 404/2011;

Gelet op de artikelen 3, 4 en 5, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 en op artikel 3 van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    AID:

    Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    contingent:

    in een kalenderjaar in een vangstgebied te vangen hoeveelheid van een vissoort in kilogrammen levend gewicht uitgedrukt, vermeerderd of verminderd met eventueel op grond van de artikelen 45 of 46 voor het desbetreffende kalenderjaar in gebruik gekregen, of in gebruik gegeven hoeveelheden van de desbetreffende vissoort, die per vissersvaartuig ten hoogste mag worden aangeland;

    deelgebied, sector of deelsector:

    zeegebied als omschreven in artikel 4 van de verordening vangstmogelijkheden;

    Europees quotum:

    totaal voor de gezamenlijke vissers van de lidstaten van de Europese Unie in het kalenderjaar waarop de verordening vangstmogelijkheden betrekking heeft te vangen hoeveelheden vis zoals deze per vissoort en per deelgebied, sector of deelsector voor het desbetreffende kalenderjaar, uitgedrukt in kilogrammen levend gewicht, zijn vermeld in bijlage 6;

    functionaris:

    door de minister voor de registratie- en verificatiewerkzaamheden in het kader van deze regeling aangewezen persoon;

    groep:

    groep als bedoeld in artikel 31, tweede lid;

    groepscontingent:

    groepscontingent als bedoeld in artikel 32, vermeerderd of verminderd, met eventueel op grond van de artikelen 45 of 46 voor het desbetreffende kalenderjaar in gebruik gekregen, of in gebruik gegeven, hoeveelheden van de desbetreffende vissoort;

    individueel aandeel:

    contingent van een vissoort dat een ondernemer heeft ingebracht in een groep, vermeerderd met door hem gekochte en in gebruik gekregen hoeveelheden van die vissoort en verminderd met door hem verkochte en in gebruik gegeven hoeveelheden van die vissoort, waarover hij als deelnemer aan een groepscontingent in een kalenderjaar kan beschikken;

    minister:

    Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

    Nederlands quotum:

    totaal voor de gezamenlijke Nederlandse vissers in het kalenderjaar waarop de verordening vangstmogelijkheden betrekking heeft te vangen hoeveelheden vis zoals deze per vissoort en per deelgebied, sector of deelsector voor het desbetreffende kalenderjaar, uitgedrukt in kilogrammen levend gewicht, zijn vermeld in bijlage 5;

    producentenorganisatie:

    producentenorganisatie als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (PbEG L 17);

    Registratiebesluit:

    Besluit registratie vissersvaartuigen 1998;

    segment:

    vlootsegment MFL1, MFL2 of AQU, waartoe het vissersvaartuig op grond van de vermelding op de visvergunning behoort;

    vangstgebied:

    deelgebieden, sectoren of deelsectoren, genoemd in bijlage 8;

    vangstopgavebus:

    vangstopgavebus die aanwezig is in iedere in bijlage 2 vermelde haven, waarvan de exacte plaats gepubliceerd is op de website www.drloket.nl;

    vissersvaartuigen van derde landen:

    vissersvaartuigen die de vlag voeren van, of geregistreerd zijn in een andere staat dan een lidstaat van de Europese Unie;

    visserijregister:

    register als bedoeld in artikel 4 van het Registratiebesluit;

    vistuig van het type staandwant:

    kieuwnetten en warrelnetten als bedoeld in bijlage I, tabel 3, van verordening nr. 26/2004;

    visvergunning:

    visvergunning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de controleverordening;

    wet:

    Visserijwet 1963;

  • 2. In deze regeling wordt voorts verstaan onder:

    verordening nr. 3440/84:

    Verordening (EEG) nr. 3440/84 van de Commissie van 6 december 1984 inzake voorzieningen aan sleepnetten, Deense zegennetten (snurrevod) en soortgelijke netten (Pb EG L 318);

    verordening nr. 894/97:

    Verordening (EG) nr. 894/97 van de Raad van 29 april 1997 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden (PbEG L 132);

    verordening nr. 850/98:

    Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L 125);

    verordening nr. 1434/98:

    Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie (PbEG L 191);

    verordening nr. 2549/2000:

    Verordening (EG) nr. 2549/2000 van de Raad van 17 november 2000 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-sector VIIa) (PbEG L 292);

    verordening nr. 1035/2001:

    Verordening (EEG) nr. 1035/2001 van de Raad van 22 mei 2001 tot invoering van een documentatieregeling voor de vangst van Dissostichus spp. (PbEG L 145);

    verordening nr. 1936/2001:

    Verordening (EG) nr. 1936/2001 van de Raad van 27 september 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (PbEG L 263);

    verordening nr. 2056/2001:

    Verordening (EG) nr. 2056/2001 van de Commissie van 19 oktober 2001 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van de kabeljauwbestanden in de Noordzee en ten westen van Schotland (PbEG L 277);

    verordening nr. 494/2002:

    Verordening (EG) nr. 494/2002 van de Commissie van 19 maart 2002 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van het heekbestand in de ICES-deelgebieden III, IV, V, VI en VII en in de ICES-sectoren VIIIa, b, d, e (PbEG L 77);

    verordening nr. 2347/2002:

    Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (PbEG L 351);

    verordening nr. 2371/2002:

    Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 358);

    verordening nr. 882/2003:

    Verordening (EG) nr. 882/2003 van de Raad van 19 mei 2003 tot vaststelling van een regeling voor toezicht op en verificatie van tonijnvangsten (PbEU L 127);

    verordening nr. 1185/2003:

    Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad van 26 juni 2003 betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen (PBEU L 167);

    verordening nr. 1954/2003:

    Verordening (EG) nr. 1954/2003 van de Raad van 4 november 2003 betreffende het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 685/95 en (EG) nr. 2027/95 (PbEU L 289);

    verordening nr. 1984/2003:

    Verordening (EG) nr. 1984/2003 van de Raad van 8 april 2003 tot invoering in de Gemeenschap van een regeling voor de statistische registratie van blauwvintonijn, zwaardvis en grootoogtonijn (PbEU L 295);

    verordening nr. 26/2004:

    Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PbEU L 5);

    verordening nr. 600/2004:

    Verordening (EG) nr. 600/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde technische maatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (PbEU L 97);

    verordening nr. 601/2004:

    Verordening (EG) nr. 601/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot vaststelling van bepaalde controlemaatregelen voor de visserij in het verdragsgebied van het Verdrag inzake de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 3943/90, (EG) nr. 66/98 en (EG) nr. 1721/1999 (PbEU L 97);

    verordening nr. 811/2004:

    Verordening (EG) nr. 811/2004 van de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor het noordelijke heekbestand (PbEU L 150);

    verordening nr. 812/2004:

    Verordening (EG) nr. 812/2004 van de Raad van 26 april 2004 tot vaststelling van maatregelen betreffende de bijvangsten van walvisachtigen bij de visserij en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 88/98 (PbEU L 150);

    verordening nr. 827/2004:

    Verordening (EG) nr. 827/2004 van de Raad van 26 april 2004 houdende een verbod op de invoer van grootoogtonijn (Thunnus obesus) van oorsprong uit Bolivia, Cambodja, Georgië, Equatoriaal-Guinea en Sierra Leone en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1036/2001 (PbEU L 127);

    verordening nr. 1415/2004:

    Verordening (EG) nr. 1415/2004 van de Raad van 19 juli 2004 tot vaststelling van het maximale jaarlijkse visserij-inspanningsniveau voor bepaalde visserijgebieden en visserijtakken (PbEU L 258);

    verordening nr. 356/2005:

    Verordening (EG) nr. 356/2005 van de Commissie van 1 maart 2005 houdende uitvoeringsbepalingen voor het merken en identificeren van passief vistuig en boomkorren;

    verordening nr. 2115/2005:

    Verordening (EG) nr. 2115/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van een herstelplan voor zwarte heilbot in het kader van de visserijorganisatie in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PbEU L 340);

    verordening nr. 2187/2005:

    Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98 (PbEU L 349);

    verordening nr. 388/2006:

    Verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad van 23 februari 2006 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in de Golf van Biskaje (PbEU L 65);

    verordening nr. 1198/2006:

    Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (PbEU L223);

    verordening nr. 1967/2006:

    Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaartregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PbEU L 409);

    verordening nr. 520/2007:

    Verordening (EG) nr. 520/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 973/2001 (PbEU L 123);

    verordening nr. 1098/2007:

    Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 (PbEU L 248);

    verordening nr. 1386/2007:

    Verordening (EG) nr. 1386/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (PbEU L 318);

    verordening nr. 199/2008:

    Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEU L 60);

    verordening nr. 517/2008:

    Verordening (EG) nr. 517/2008 van de Commissie van 10 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 850/98 wat betreft de bepaling van de maaswijdte en de meting van de twijndikte van visnetten (PbEU L 151);

    verordening nr. 734/2008:

    Verordening (EG) nr. 734/2008 van de Raad van 15 juli 2008 betreffende de bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen in volle zee tegen de nadelige effecten van bodemvistuig (PbEU L 201);

    verordening nr. 1005/2008:

    Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PbEU L 286);

    verordening nr. 1006/2008:

    Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PbEU L 286);

    verordening nr. 1342/2008:

    Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004 (PbEU L 348);

    verordening nr. 302/2009:

    Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad van 6 april 2009 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee tot wijziging van Verordening (EG) nr. 43/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1559/2007 (PbEU L 96);

    verordening nr. 1010/2009:

    Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie van 22 oktober 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening nr. 1005/2008/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (PbEU L 280);

    controleverordening:

    Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU L 343);

    verordening nr. 1288/2009:

    Verordening (EG) nr. 1288/2009 van de Raad van 27 november 2009 tot vaststelling van technische overgangsmaatregelen van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011 (PbEU L 347);

    verordening nr. 201/2010:

    Verordening (EU) nr. 201/2010 van de Commissie van 10 maart 2010 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (PBEU L 61);

    verordening nr. 640/2010:

    Verordening (EU) nr. 640/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 tot vaststelling van een vangstdocumentatieprogramma voor blauwvintonijn Thunnus thynnus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1984/2003 van de Raad (PbEU L 194);

    verordening nr. 1013/2010:

    Verordening (EU) nr. 1013/2010 van de Commissie van 10 november 2010 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van het vlootbeleid van de Unie als omschreven in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (PbEU L 293);

    verordening nr. 1236/2010:

    Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot vaststelling van een controle- en handhavingregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2791/1999 van de Raad (PbEU L 348);

    verordening vangstmogelijkheden:

    Verordening (EU) nr. 57/2011 van de Raad van 18 januari 2011 tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (PbEU L 24);

    uitvoeringsverordening controleverordening:

    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PbEU L 112).

Artikel 2 Nadere begripsbepalingen

  • 1. Voor de toepassing van de in artikel 1, tweede lid, genoemde verordeningen is het visserijcontrolecentrum, bedoeld in artikel 4, vijftiende lid, van de controleverordening, van Nederland de meldkamer van de AID te Kerkrade.

  • 2. Voor de toepassing van deze regeling en van de in artikel 1, tweede lid, genoemde verordeningen vindt aanlanden plaats op het tijdstip waarop het vissersvaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft gekregen.

  • 3. Voor de toepassing van verordening nr. 850/98, van de verordening vangstmogelijkheden en van hoofdstuk 2 van deze regeling wordt onder ’ICES-deelgebied IV’ en ’Noordzee’ mede verstaan de in het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 genoemde wateren.

Artikel 3 Noodmaatregelen op grond van de basisverordening

Het is verboden in strijd te handelen met de op grond van artikel 7 van verordening nr. 2371/2002 vastgestelde noodmaatregelen.

Artikel 4 Toegang tot 12-mijlszone

Het is verboden met een buitenlands vissersvaartuig de visserij uit te oefenen in de territoriale zee van Nederland, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee, anders dan voortvloeiend uit artikel 17, tweede lid, van verordening nr. 2371/2002.

Artikel 5 Vaststelling lettertekens gemeenten

De gemeenten en de lettertekens waarmee de gemeenten worden aangeduid, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Registratiebesluit, zijn vastgesteld in bijlage 1.

Artikel 6 Aanwijzing havens

  • 1. Het is verboden vis in Nederland aan te landen, te lossen of over te laden.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet:

    • a. voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van tien meter of minder in de in bijlage 2 A vermelde havens of in de in bijlage 3 vermelde plaatsen;

    • b. voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van 59 meter of minder of met een brutotonnage van 1.200 BT of minder, in de in bijlage 2 A vermelde havens met uitzondering van Vlaardingen en Velsen;

    • c. voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 59 meter of met een brutotonnage van meer dan 1.200 BT in de in bijlage 2 A vermelde havens met uitzondering van Vlaardingen; of

    • d. voor vissersvaartuigen waarvan de vangst voor ten minste 90% uit ansjovis of sprot bestaat, in de periode van 1 april tot en met 31 juli indien het ansjovis betreft en in de periode van 1 augustus tot en met 31 maart indien het sprot betreft, in de westelijke voorhaven van de Bergsediepsluis en aan de loswal van Schore, gemeente Kapelle;

    mits het aanlanden, lossen of overladen is toegestaan op grond van de in artikel 1, tweede lid, genoemde verordeningen en indien is voldaan aan de artikelen 7 en 8.

Artikel 7 Voorschriften aanlanden

  • 1. Voor zover niet op grond van de in artikel 2, tweede lid, genoemde verordeningen anders is bepaald wordt, voordat het aanlanden van vis plaatsvindt, melding gedaan aan de AID.

  • 2. De melding vindt ten minste vier uur voor het tijdstip van aanlanding plaats door verzending van een faxbericht door de kapitein, de eigenaar of diens gemachtigde aan de meldkamer van de AID te Kerkrade (045-5461011), waarin ten minste is aangegeven:

    • a. de haven van aanlanding of de in bijlage 3 bedoelde plaats, onder vermelding van de exacte locatie;

    • b. de geschatte datum en het geschatte tijdstip van aanlanding;

    • c. de datum en het tijdstip van de melding;

    • d. de roepletters van het vissersvaartuig;

    • e. de naam van de ondernemer;

    • f. de naam van de kapitein; en

    • g. de lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig.

  • 3. Het geschatte tijdstip van aanlanding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, verschilt niet meer dan een half uur van het daadwerkelijke tijdstip van aanlanding.

  • 4. In afwijking van het tweede lid, vindt de melding door een vaartuig met een lengte over alles van 10 meter of minder ten minste twee uur voor het tijdstip van aanlanding plaats.

Artikel 8 Voorschriften lossen

  • 1. Een ambtenaar van de AID heeft toestemming gegeven om te lossen.

  • 2. Op verzoek van degene die vis aanlandt, kan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, worden verleend door een functionaris, namens een ambtenaar van de AID.

  • 3. Toestemming als bedoeld in het eerste lid wordt gegeven in de volgorde van melding van het tijdstip van aanlanding.

  • 4. Het lossen van vis in de in bijlage 2 A genoemde havens vindt plaats op de in die bijlage achter de desbetreffende haven genoemde losplaatsen.

  • 5. Alle zich aan boord van het vissersvaartuig bevindende vis, met uitzondering van paling, wordt in één ononderbroken losbeurt in zijn geheel gelost.

  • 6. Voor zover het de vissoorten betreft, genoemd in de bijlage 4, 5 en 6, is de vis per verpakkingseenheid naar vissoort gesorteerd en wordt de vis per vissoort gelost.

  • 7. Het vijfde lid is niet van toepassing op het lossen van vis uit een vissersvaartuig met een brutotonnage van meer dan 1.200 BT waarmee de pelagische visserij wordt uitgeoefend, mits alle aan boord aanwezige vis geheel is gelost voordat het vaartuig uitvaart.

Artikel 9 Toelating monsternemers in kader van datacollectie

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 11, derde en vierde lid, van verordening nr. 199/2008.

HOOFDSTUK 2. VANGSTMOGELIJKHEDEN

§ 1 Verordening vangstmogelijkheden

Artikel 10 Vangstverboden
  • 1. Het is verboden met een vissersvaartuig op de vissoorten, genoemd in de bijlagen 4, 5 en 6, in de bij die vissoorten vermelde wateren te vissen dan wel deze vissoorten aan boord te houden of aan te landen.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor zover:

    • a. het Nederlands quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit ingevolge artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening is verminderd, niet is overschreden;

    • b. het Europees quotum voor de desbetreffende vissoort, zoals dit ingevolge artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening is verminderd, niet is overschreden;

    • c. het vissersvaartuigen van derde landen betreft, in de gebieden vermeld in bijlage 4, 5 en 6, mits de visserij wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel 36 van de verordening vangstmogelijkheden; en

    • d. wordt gehandeld in overeenstemming met de voorschriften die in de vorm van een voetnoot bij de desbetreffende hoeveelheden zijn opgenomen in de bijlagen 5 en 6.

  • 3. De minister kan de in bijlagen 5 of 6 genoemde hoeveelheden wijzigen of op nul stellen, voor zover hij dit noodzakelijk acht voor de nakoming van verplichtingen van de Europese Unie.

  • 4. De minister maakt de datum, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van de controleverordening, bekend. Deze datum kan per vissoort en vangstgebied verschillen.

Artikel 11 Ontheffing vangstverboden
  • 1. Van het verbod, bedoeld in artikel 10, eerste lid, kan op grond van artikel 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 uitsluitend ontheffing worden verleend, voor het uitoefenen van de visserij ten behoeve van:

    • a. wetenschappelijk onderzoek, voor zover:

      • 1e het onderzoek wordt begeleid door een wetenschappelijk instituut;

      • 2e het onderzoek, blijkens het bij de aanvraag voor de ontheffing te overleggen projectplan, naar het oordeel van de minister in het belang is voor de Nederlandse visserij;

      • 3e het de vissoorten betreft waarop het onderzoek betrekking heeft;

      • 4e de resultaten van het onderzoek beschikbaar worden gesteld voor de Nederlandse visserijsector; en

      • 5e de totale vangsten waarvoor ontheffing wordt verleend het in artikel 33, zesde lid, van de controleverordening, genoemde percentage van de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden niet te boven gaat; en

    • b. een pilot in het kader van volledig gedocumenteerde visserij als bedoeld in artikel 7 van de verordening vangstmogelijkheden, voor zover wordt voldaan aan het tweede lid, van dat artikel.

  • 2. De op grond van het eerste lid, onderdeel b, verleende ontheffing wordt ingetrokken in de situatie, genoemd in artikel 7, derde lid, van de verordening vangstmogelijkheden.

Artikel 12 Reservering vangstmogelijkheden
  • 1. De minister kan het verschil tussen de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden en het Nederlands quotum benutten ten behoeve van:

    • a. ruilen van vangstmogelijkheden met andere lidstaten als bedoeld in artikel 20, vijfde lid, van verordening nr. 2371/2002;

    • b. verlaging van de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden als bedoeld in de artikelen 37, tweede lid, 88, eerste lid, 105 en 107, eerste lid, van de controleverordening; of

    • c. toewijzing aan een ondernemer, een groep of een producentenorganisatie, overeenkomstig de door de minister vast te stellen criteria, indien is komen vast te staan dat die ondernemer of de ondernemers die aan de desbetreffende groep of producentenorganisatie deelnemen, in een nader te bepalen periode hebben gehandeld overeenkomstig de artikelen 21, eerste lid, 22, 23, 53, 57 en 105 van deze regeling en aan de artikelen 39, eerste lid, en 49 van de controleverordening.

  • 2. De in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde toewijzing bedraagt per vissoort en vangstgebied ten hoogste 10% van de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden voor die vissoort in het desbetreffende vangstgebied aan Nederland toegedeelde vangstmogelijkheden.

  • 3. De hoeveelheden die resteren na de toepassing van het eerste lid, worden uiterlijk 1 juni van het desbetreffende kalenderjaar aan het Nederlands quotum toegevoegd.

Artikel 13 Overige verboden
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 8, tweede lid, 13, 17, 19, 20, 21, 24, 28, eerste en derde lid, 29, 31, 32, 34, 36, tweede lid, en 37 van de verordening vangstmogelijkheden.

  • 2. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in strijd met de artikelen 16, 23, eerste en tweede lid, 30 en 33 van de verordening vangstmogelijkheden.

Artikel 14 Diepzeevisdocumenten
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 3, eerste lid, van verordening nr. 2347/2002 in samenhang met artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden, en met de artikelen 5, 6, eerste en tweede lid, en 7 van verordening nr. 2347/2002.

  • 2. Het is verboden per kalenderjaar met een vissersvaartuig meer dan 10 ton van de diepzeesoorten als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening nr. 2347/2002 en in artikel 11, eerste lid, van de verordening vangstmogelijkheden, te vangen, aan boord te houden of aan te landen, tenzij ten behoeve van het vissersvaartuig een diepzeedocument is afgegeven als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van verordening nr. 2347/2002.

  • 3. Een diepzeevisdocument wordt slechts verleend ten behoeve van een vissersvaartuig:

    • a. waarmee in de jaren 1998, 1999 of 2000 ten minste 100 ton van de in het eerste lid bedoelde soorten is aangeland, of

    • b. ten aanzien waarvan een visvergunning is toegekend die eerder was toegekend ten aanzien van een vissersvaartuig als bedoeld in onderdeel a, en waarvan het motorvermogen niet groter is dan het motorvermogen van dat vissersvaartuig.

  • 4. Het is verboden de visserij uit te oefenen op de diepzeesoorten, bedoeld in bijlage I, met uitzondering van de grote zilvervis, en bedoeld in bijlage II van verordening nr. 2347/2002, indien in 2011 de visserij-inspanning van het desbetreffende vaartuig tijdens reizen waarop meer dan 100 kg aan andere diepzeesoorten dan grote zilvervis is gevangen, groter is dan de door de minister vastgestelde visserij-inspanning van dat vaartuig in 2003, verminderd met 35%.

  • 5. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van verordening nr. 2347/2002, is de AID.

  • 6. De havens, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van verordening nr. 2347/2002, zijn de in bijlage 2 B vermelde havens.

  • 7. Indien de minister een waarnemer als bedoeld in artikel 8 van verordening nr. 2347/2002, aanwijst, draagt de kapitein van het desbetreffende vissersvaartuig er zorg voor dat deze waarnemer de taken, bedoeld in artikel 8, vierde lid, van die verordening, ongehinderd kan uitvoeren.

Artikel 15 Pelagische visserij
  • 1. Het is verboden met een vissersvaartuig enige visserijactiviteit uit te oefenen in de zone van de SPRFMO, bedoeld in artikel 4, onderdeel m, van de verordening vangstmogelijkheden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op vissersvaartuigen die pelagische visserij uitoefenen en die aantoonbaar in 2007, 2008 of 2009 in de in het eerste lid bedoelde zone visserijactiviteiten hebben uitgeoefend of op een vissersvaartuig dat voornoemd vissersvaartuig vervangt, indien:

    • a. het vissersvaartuig hetzelfde of een kleiner brutotonnage heeft dan het te vervangen vaartuig;

    • b. het vissersvaartuig pelagische visserij uitoefent; en

    • c. de personen op wier naam de vaartuigen staan geregistreerd in het visserijregister, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Registratiebesluit, minimaal 4 weken voor het moment van vervangen een melding aan de minister hebben gedaan.

Artikel 16 Visserij-inspanning annex IIA
  • 1. Het is verboden met een vissersvaartuig met een lengte van over alles van ten minste 10 meter te vissen in de gebieden, bedoeld in artikel 3 van verordening nr. 1342/2008, met typen vistuig behorend tot de in punt 1 van bijlage I bij verordening nr. 1342/2008 vermelde vistuigcategorieën en die typen vistuig aan boord te houden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing ten aanzien van een vissersvaartuig, indien:

    • a. de voor de beheersperiode, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de verordening vangstmogelijkheden, dan wel, voor zover het de vistuigcategorieën TR1 of TR2 betreft, de voor het desbetreffende gedeelte van die beheersperiode toegestane visserij-inspanning per gebied als bedoeld in artikel 3 van verordening nr. 1342/2008, en per vistuigcategorie, al dan niet onderscheiden naar de maaswijdte van de netten of deelname aan een pilot in het kader van volledig gedocumenteerde visserij als bedoeld in artikel 7 van de verordening vangstmogelijkheden, vermeld in bijlage 7, nog niet is opgebruikt;

    • b. voor zover het de vistuigcategorieën TR1 en TR2 betreft, het vissersvaartuig in tijdvakken van twee aaneengesloten weken telkens ten hoogste tien kalenderdagen in een gebied als bedoeld in artikel 3 van verordening nr. 1342/2008, aanwezig is; en

    • c. wordt gehandeld in overeenstemming met de voorschriften die zijn verbonden aan de voor het betrokken vaartuig verleende vismachtiging, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening.

  • 3. De minister maakt de datum, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel b, van de controleverordening, bekend. Deze datum kan per gebied en per vistuigcategorie verschillen.

Artikel 17 Ontheffing visserij-inspanning annex IIA

Van het verbod, bedoeld in artikel 16, eerste lid, kan op grond van artikel 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 uitsluitend ontheffing worden verleend, voor het uitoefenen van de visserij ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek, voor zover:

  • a. het onderzoek wordt begeleid door een wetenschappelijk instituut;

  • b. het onderzoek, blijkens het bij de aanvraag voor de ontheffing te overleggen projectplan, naar het oordeel van de minister in het belang is voor de Nederlandse visserij;

  • c. het de vissoorten betreft waarop het onderzoek betrekking heeft;

  • d. de resultaten van het onderzoek beschikbaar worden gesteld voor de Nederlandse visserijsector; en

  • e. de totale visserij-inspanning waarvoor ontheffing wordt verleend het in artikel 33, negende lid, van de controleverordening, genoemde percentage van de in bijlage IIA van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen visserij-inspanning niet te boven gaat.

Artikel 18 Reservering visserij-inspanning annex IIA
  • 1. De minister kan het verschil tussen de in bijlage IIA van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen visserij-inspanning en de in bijlage 7 bij deze regeling vermelde hoeveelheden visserij-inspanning benutten ten behoeve van:

    • a. het uitwisselen van visserij-inspanning met andere lidstaten, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van verordening nr. 1342/2008;

    • b. het overdragen visserij-inspanning tussen inspanningsgroepen, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening nr. 1342/2008, of

    • c. toewijzing aan ondernemers waarvan is vastgesteld dat met het vissersvaartuig van de ondernemer tijdens de beheersperiode de visserij is uitgeoefend met gebruikmaking van vistuig dat selectiever is dan de bestaande wettelijke verplichtingen.

  • 2. Het deel van de visserij-inspanning dat is gereserveerd op grond van het tweede lid, onderdelen b en c, wordt, na aftrek van de overgedragen en toegewezen hoeveelheden, uiterlijk 1 juli van de beheersperiode beschikbaar gesteld aan vaartuigen ten behoeve waarvan een vismachtiging als bedoeld in artikel 7 van de controleverordening is verleend.

  • 3. De minister stelt de criteria vast die worden gehanteerd voor het toewijzen van de visserij-inspanning, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

Artikel 19 Aanvullende visserij-inspanning annex IIA
  • 1. Het verbod, bedoeld in artikel 16, eerste lid, is tijdens de beheersperiode na de bekendmaking, bedoeld in artikel 16, derde lid, niet van toepassing op een vissersvaartuig indien de minister ten behoeve van dat vaartuig een aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning heeft toegekend en de aan dat vaartuig toegekende hoeveelheid visserij-inspanning nog niet is opgebruikt.

  • 2. De minister kent de aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning slechts toe ten aanzien van een vissersvaartuig, indien:

    • a. ten behoeve van dat vaartuig voor die beheersperiode een vismachtiging als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening, is verleend;

    • b. met dat vissersvaartuig gedurende de gehele beheersperiode de visserij wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel 13, tweede lid, onderdeel a, b of c, van verordening nr. 1342/2008;

    • c. de kapitein van het vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger daartoe voor 15 maart een verzoek op een daartoe bestemd formulier heeft ingediend bij de minister en

    • d. het vissersvaartuig behoort tot een inspanningsgroep als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van verordening nr. 1342/2008.

  • 3. De minister kan bij de toekenning van de aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning aanvullende eisen stellen, waaronder medewerking aan frequentere controles in de zin van artikel 13, derde lid, van verordening nr. 1342/2008.

  • 4. De minister kent de aanvullende hoeveelheden visserij-inspanning toe ten aanzien van het in de vismachtiging, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening, vermelde gebied en type vistuig en houdt bij de vaststelling van de hoeveelheden visserij-inspanning rekening met artikel 13, vierde lid, van verordening 1342/2008.

  • 5. De minister reikt bij de toekenning van een aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning voor de beheersperiode aan de ondernemer een document voor de desbetreffende visserij-inspanning uit.

  • 6. De aan een vissersvaartuig toegekende aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning is niet overdraagbaar.

  • 7. De minister kan de toekenning, bedoeld in het eerste lid, weigeren of intrekken indien:

    • a. niet wordt voldaan aan het tweede lid, onderdeel b, en het derde lid of

    • b. hij dit noodzakelijk acht ter nakoming van Europese verplichtingen.

Artikel 20 Overige visserij-inspanning

Het is verboden te vissen met de typen vistuigen, bedoeld in onderdeel 1 van bijlage IIB, onderdeel 2 van bijlage IIC en onderdeel 1 van bijlage IID, van de verordening vangstmogelijkheden, in de gebieden, bedoeld in onderdeel 1 van deze bijlagen, en die typen vistuig aan boord te houden.

§ 2 Vangstverboden contingentering

Artikel 21 Vangstverbod
  • 1. Het is verboden met een vissersvaartuig op een vissoort, genoemd in bijlage 8, in het daarbij voor die vissoort aangewezen vangstgebied te vissen of een vissoort uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden.

  • 2. Het eerste lid geldt niet indien het document, bedoeld in artikel 30, eerste lid, aan boord aanwezig is en indien is voldaan aan de artikelen 22 tot en met 24.

Artikel 22 Contingent
  • 1. Voor zover het de vissoorten tong of schol betreft, geldt voor het vissersvaartuig voor het desbetreffende vangstgebied zowel een contingent tong als een contingent schol.

  • 2. Voor zover het de vissoorten kabeljauw of wijting betreft, geldt voor het betrokken vissersvaartuig voor het desbetreffende vangstgebied zowel een contingent kabeljauw als een contingent wijting.

  • 3. Voor zover het de overige in bijlage 8 genoemde vissoorten betreft, geldt voor het betrokken vissersvaartuig voor het desbetreffende vangstgebied een contingent van de desbetreffende vissoort.

Artikel 23 Geen overschrijding contingent
  • 1. Met het betrokken vissersvaartuig wordt niet op een grotere hoeveelheid van een vissoort in het desbetreffende vangstgebied gevist of een grotere hoeveelheid van een vissoort uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, dan overeenkomt met het voor dat vissersvaartuig voor dat gebied geldende contingent van de desbetreffende vissoort.

  • 2. Indien voor meer dan één vissersvaartuig van een ondernemer contingenten van een vissoort gelden, wordt per vissersvaartuig niet op een grotere hoeveelheid van een vissoort in het desbetreffende vangstgebied gevist of een grotere hoeveelheid van een vissoort uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, dan overeenkomt met de som van de voor de vissersvaartuigen van die ondernemer voor dat gebied geldende contingenten van de desbetreffende vissoort.

  • 3. Indien het voor het betrokken vissersvaartuig geldende contingent van een vissoort is ingebracht in een groepscontingent, wordt met dat vissersvaartuig niet op een vissoort in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt die vissoort uit dat gebied niet aangaland of aan boord gehouden, indien het groepscontingent is opgevist.

Artikel 24 Geen overschrijding contingent aanverwante vissoort
  • 1. Met het betrokken vissersvaartuig:

    • a. wordt niet op tong in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt geen tong uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, indien het voor dat vissersvaartuig geldende contingent schol is opgevist; of

    • b. wordt niet op kabeljauw in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt geen kabeljauw uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, indien het voor dat vissersvaartuig geldende contingent wijting is opgevist.

  • 2. Indien voor meer dan één vissersvaartuig van een ondernemer:

    • a. contingenten tong en schol gelden, wordt per vissersvaartuig niet op tong in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt geen tong uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, indien de som van de voor deze vissersvaartuigen geldende contingenten schol is opgevist; of

    • b. contingenten kabeljauw en wijting gelden, wordt per vissersvaartuig niet op kabeljauw in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt geen kabeljauw uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, indien de som van de voor deze vissersvaartuigen geldende contingenten wijting is opgevist.

  • 3. Indien de voor het betrokken vissersvaartuig geldende contingenten:

    • a. tong en schol zijn ingebracht in een groepscontingent, wordt niet op tong in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt geen tong uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, indien het groepscontingent schol is opgevist; of

    • b. kabeljauw en wijting zijn ingebracht in een groepscontingent, wordt niet op kabeljauw in het desbetreffende vangstgebied gevist of wordt geen kabeljauw uit dat gebied aangeland of aan boord gehouden, indien het groepscontingent wijting is opgevist.

Artikel 25 Toegestane bijvangsten kabeljauw of wijting
  • 1. In afwijking van artikel 21 is het toegestaan:

    • a. per kalendermaand ten hoogste de in bijlage 9 genoemde hoeveelheden kabeljauw of wijting uit het daarbij genoemde vangstgebied aan boord te houden van of aan te landen met een vissersvaartuig waarvoor geen contingent kabeljauw of wijting, maar wel enig ander contingent geldt of ten behoeve waarvan ingevolge artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij een vergunning voor het vangen van garnalen is verleend; of

    • b. met vissersvaartuigen waarvoor geen contingent geldt en ten behoeve waarvan ingevolge artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij geen vergunning voor het vangen van garnalen is verleend, in een kalenderjaar gezamenlijk ten hoogste de in bijlage 9 genoemde hoeveelheden kabeljauw of wijting uit het vangstgebied aan boord te houden of aan te landen, mits de hoeveelheid kabeljauw of wijting niet meer bedraagt dan 20% van het gewicht van de totale vangst aan boord.

  • 2. Indien het een vissersvaartuig met een brutotonnage van meer dan 1200 BT waarmee de pelagische visserij wordt uitgeoefend betreft, is het eveneens toegestaan per kalenderjaar ten hoogste de som van de ingevolge het eerste lid, onderdeel a, voor het kalenderjaar voor dat vaartuig toegestane hoeveelheden kabeljauw of wijting aan boord te houden of aan te landen.

  • 3. De ondernemer die met een vissersvaartuig waarvoor geen contingenten kabeljauw en wijting geldt, deelneemt aan een groepscontingent, wordt geacht de som van de ingevolge het eerste lid, onderdeel a, voor het kalenderjaar voor dat vaartuig toegestane hoeveelheden kabeljauw of wijting in de groep of de producentenorganisatie te hebben ingebracht.

  • 4. In afwijking van artikel 21 is het toegestaan met vissersvaartuigen als bedoeld in het derde lid, gezamenlijk ten hoogste de som van de op grond van het derde lid in een groep of producentenorganisatie ingebrachte hoeveelheden kabeljauw of wijting aan boord te houden of aan te landen.

Artikel 26 Toegestane bijvangsten makreel
  • 1. In afwijking van artikel 21 is het toegestaan:

    • a. per kalendermaand ten hoogste de in bijlage 9 genoemde hoeveelheid makreel uit sector IIa of deelgebied IV aan boord te houden van of aan te landen met een vissersvaartuig waarvoor geen contingent makreel, maar wel enig ander contingent geldt of ten behoeve waarvan ingevolge artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij een vergunning voor het vangen van garnalen is verleend; of

    • b. met vissersvaartuigen waarvoor geen contingent geldt en ten behoeve waarvan ingevolge artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij geen vergunning voor het vangen van garnalen is verleend, in een kalenderjaar gezamenlijk ten hoogste de in bijlage 9 genoemde hoeveelheid makreel uit de sector IIa of deelgebied IV aan boord te houden of aan te landen, mits de hoeveelheid makreel niet meer bedraagt dan 20% van het gewicht van de totale vangst aan boord.

  • 2. De ondernemer die met een vissersvaartuig waarvoor geen contingent makreel geldt, deelneemt aan een groepscontingent, wordt geacht de som van de ingevolge het eerste lid, onderdeel a, voor het kalenderjaar toegestane hoeveelheden makreel in de groep of de producentenorganisatie te hebben ingebracht.

  • 3. In afwijking van artikel 21 is het toegestaan met vissersvaartuigen als bedoeld in het tweede lid, gezamenlijk ten hoogste de som van de op grond van het tweede lid in een groep of producentenorganisatie ingebrachte hoeveelheden makreel uit sector IIa of deelgebied IV aan boord te houden of aan te landen.

Artikel 27 Toegestane bijvangst horsmakreel

Het is voor de vissersvaartuigen waarvoor geen contingent horsmakreel voor de EU-wateren van de ICES gebieden IVb, IVc en VIId tezamen geldt, toegestaan om per kalenderjaar gezamenlijk de in bijlage 9 genoemde hoeveelheid horsmakreel uit die gebieden tezamen aan boord te houden of aan te landen.

Artikel 28 Volledig gedocumenteerde visserij

Indien op van artikel 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 ontheffing wordt verleend van artikel 21 in verband met het uitoefenen van de visserij ten behoeve van een pilot in het kader van volledig gedocumenteerde visserij, geschiedt dit in overeenstemming met artikel 7 van de verordening vangstmogelijkheden.

§ 3 Contingenten

Artikel 29 Bepaling contingent
  • 1. Voor zover een ondernemer op 31 december om 24.00 uur van enig jaar voor zijn vissersvaartuig een recht op een contingent had van een in bijlage 8 vermelde vissoort, heeft hij gedurende het daaropvolgende kalenderjaar voor dat vissersvaartuig recht op een contingent van die vissoort ter grootte van het in bijlage 8 bij die vissoort vermelde percentage.

  • 2. Een ondernemer heeft slechts recht op een contingent tong, schol, kabeljauw of wijting, indien hij ook recht heeft op een contingent van de volgende bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort:

    • a. bij tong: schol;

    • b. bij schol: tong;

    • c. bij kabeljauw: wijting;

    • d. bij wijting: kabeljauw.

  • 3. Voor de bepaling van een contingent voor een kalenderjaar wordt de hoeveelheid waarmee het contingent voor het daaraan voorafgaande jaar ingevolge artikel 39 is gekort, niet meegerekend.

  • 4. De minister wijzigt het in het eerste lid genoemde percentage voor een vissoort indien ten gevolge van een bindende EU-rechtshandeling de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden van die vissoort worden verlaagd.

  • 5. Tenzij de in bijlage 5 of 6 genoemde hoeveelheden op nul zijn gesteld, kan de minister ten behoeve van een ondernemer die zijn contingent van een vissoort nog niet heeft overschreden, het in het eerste lid genoemde percentage wijzigen indien:

    • a. het Nederlands quotum voor die vissoort daartoe ruimte biedt; of

    • b. ten gevolge van een ruil van quota als bedoeld in artikel 20, vijfde lid, van verordening nr. 2371/2002, wijziging optreedt in de voor Nederland beschikbare hoeveelheid van die vissoort.

Artikel 30 Document met contingent
  • 1. De minister reikt aan de ondernemer die op grond van artikel 29, eerste lid, recht heeft op een contingent, een document uit waarin het overeenkomstig de artikelen 29 en 39 bepaalde contingent van een vissoort voor het desbetreffende kalenderjaar is vermeld en dat ten minste de volgende gegevens bevat:

    • a. de naam van de ondernemer op wiens naam het vissersvaartuig, waarvoor het contingent geldt, staat geregistreerd; en

    • b. de lettertekens en het nummer van het desbetreffende vissersvaartuig.

  • 2. Indien na ontbinding van een samenwerkingsverband dat een vissersvaartuig in exploitatie heeft, een of meer van de deelnemers van dit samenwerkingsverband de exploitatie van dat vissersvaartuig voortzetten, wordt na melding daartoe door alle voormalige deelnemers van het ontbonden samenwerkingsverband de tenaamstelling van het document gewijzigd.

§ 4 Groepscontingenten

Artikel 31 Inbreng contingenten in groep of PO
  • 1. Ondernemers kunnen de voor hun vissersvaartuigen geldende contingenten van een vissoort voor het desbetreffende kalenderjaar inbrengen in een groep of een producentenorganisatie met het oog op het beheer van die contingenten door die groep of door die producentenorganisatie, indien – voor zover het een groep betreft – is voldaan aan het tweede lid.

  • 2. De groep:

    • a. bestaat uit ten minste vijftien ondernemers die lid zijn van één producentenorganisatie;

    • b. bezit rechtspersoonlijkheid; en

    • c. staat onder leiding van een voorzitter wiens benoeming door het Productschap Vis is goedgekeurd.

Artikel 32 Toekenning groepscontingent
  • 1. De minister kent aan een groep of een producentenorganisatie een groepscontingent van een vissoort toe gelijk aan de som van de ingebrachte contingenten van die vissoort voor zover deze niet zijn opgevist en aangeland, indien de minister vóór 1 februari van het desbetreffende kalenderjaar het daartoe strekkende verzoek heeft ontvangen dat is ingediend overeenkomstig artikel 34.

  • 2. Een groepscontingent staat op naam van de groep of de producentenorganisatie en geldt ten gunste van de vissersvaartuigen waarvan de contingenten aan de groep of de producentenorganisatie in beheer zijn gegeven voor zover de desbetreffende ondernemer voldoet aan artikel 33.

Artikel 33 Recht op individueel aandeel
  • 1. Een ondernemer heeft slechts recht op een individueel aandeel in een groepscontingent indien:

    • a. hij alle geldende, en gedurende het kalenderjaar eventueel te verwerven contingenten van een vissoort en in voorkomend geval van de in artikel 29, tweede lid, bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort in de groep of in de producentenorganisatie inbrengt;

    • b. de voor het kalenderjaar voor zijn vissersvaartuig of vissersvaartuigen geldende contingenten van de desbetreffende vissoort als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 39 niet zijn vastgesteld op nul; en

    • c. hij met zijn vissersvaartuig of vissersvaartuigen niet aan andere groepscontingenten deelneemt.

  • 2. Indien een deelnemer aan een groepscontingent, gedurende het kalenderjaar een contingent van de vissoort waarvan contingenten zijn ingebracht in dat groepscontingent, verwerft, wordt dat contingent toegevoegd aan dat groepscontingent, tenzij dat groepscontingent volledig is opgevist.

Artikel 34 Indiening verzoek door groep of PO
  • 1. Het verzoek, bedoeld in artikel 32, eerste lid, wordt door de groep of de producentenorganisatie ingediend en gaat vergezeld van de volgende bescheiden:

    • a. een visplan;

    • b. de statuten van de groep of de producentenorganisatie, waarin in ieder geval is bepaald dat de leden van de groep of de producentenorganisatie alle aan te voeren vis via bemiddeling van visafslagen moeten verhandelen en dat bij niet-naleving van de door de groep of de producentenorganisatie opgestelde bepalingen een sanctiesysteem zal worden toegepast en op welke wijze de geïnde boetes door de groep of de producentenorganisatie zullen worden besteed;

    • c. het huishoudelijk reglement van de groep of de producentenorganisatie; en

    • d. een overzicht van alle leden van de groep of de producentenorganisatie die voor het desbetreffende kalenderjaar de voor hun vissersvaartuigen geldende contingenten aan de groep of de producentenorganisatie in beheer hebben gegeven.

  • 2. In het visplan is ten minste aangegeven:

    • a. de spreiding van de aanvoer van het beschikbare groepscontingent; en

    • b. de maatregelen die zijn genomen of zullen worden genomen om de visserij-inspanning van de deelnemers aan het groepscontingent af te stemmen op de desbetreffende groepscontingenten.

  • 3. Indien het verzoek wordt gedaan door een producentenorganisatie, behoeven de in het eerste lid bedoelde bescheiden niet te worden ingediend, voor zover deze door de desbetreffende producentenorganisatie voor 1 februari zijn ingediend op grond van de Regeling werkprogramma's producentenorganisaties visserij- en aquacultuursector.

  • 4. De minister wijst het verzoek af, indien:

    • a. de voorgeschreven bescheiden niet zijn overgelegd; of

    • b. naar zijn oordeel de naleving van deze regeling en van de afspraken die binnen de groep of de producentenorganisatie zijn gemaakt, onvoldoende is verzekerd.

Artikel 35 Verplichtingen van bestuur van groep of PO

Het bestuur van de groep of van de producentenorganisatie:

  • a. ziet toe op de naleving van het visplan;

  • b. ziet erop toe dat de leden van de groep of de producentenorganisatie het groepscontingent niet overschrijden;

  • c. verbiedt de visserij op de desbetreffende vissoort indien het groepscontingent is opgevist;

  • d. past in geval van overschrijding van het individueel aandeel of van het groepscontingent sanctiemaatregelen toe;

  • e. registreert en administreert huur- en verhuurtransacties;

  • f. voert een deugdelijke administratie waaruit te allen tijde de omvang van het groepscontingent blijkt, alsmede de hoeveelheden van de desbetreffende vissoort die per vissersvaartuig, per deelgebied of sector zijn aangeland;

  • g. overlegt elke wijziging van de statuten en huishoudelijke reglementen van de groep of de producentenorganisatie onverwijld aan de minister;

  • h. verleent ambtenaren van de AID te allen tijde inzage in de gegevens, bedoeld in de onderdelen e en f;

  • i. verstrekt de minister op verzoek een kopie van de gegevens, bedoeld in de onderdelen e en f; en

  • j. stuurt de door het bestuur van de groep of van de producentenorganisatie ingevolge artikel 110, tweede lid, ontvangen gegevens na ontvangst onverwijld door aan de minister.

Artikel 36 Onttrekking aan groepscontingent
  • 1. De ten behoeve van een groepscontingent ingebrachte contingenten van een vissoort kunnen door een ondernemer gedurende een kalenderjaar slechts geheel of gedeeltelijk aan het groepscontingent worden onttrokken, indien:

    • a. hij daarvan melding doet aan de minister;

    • b. de melding vergezeld gaat van een schriftelijke verklaring van het bestuur van de desbetreffende groep of producentenorganisatie dat het met de onttrekking instemt; en

    • c. het groepscontingent van de desbetreffende vissoort of in voorkomend geval van de in artikel 29, tweede lid, bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort op het moment van ontvangst van de melding nog niet geheel is opgevist.

  • 2. De te onttrekken contingenten van een vissoort worden verminderd met de vangsten die tot de datum van onttrekking op basis van die contingenten zijn gerealiseerd.

  • 3. De onttrekking vindt slechts plaats na kennisgeving van de minister aan de ondernemer en aan de groep of de producentenorganisatie, dat de melding is ontvangen.

Artikel 37 Uitsluiting deelname
  • 1. De minister kan op verzoek van het bestuur van de groep of van de producentenorganisatie een deelnemer aan een groepscontingent van verdere deelname uitsluiten indien de deelnemer de binnen de groep of de producentenorganisatie geldende regels niet naleeft.

  • 2. De uitgesloten deelnemer heeft voor zijn vissersvaartuig recht op een contingent van de desbetreffende vissoort dat gelijk is aan het op grond van de artikel 29, eerste lid, geldende contingent van die vissoort, verminderd met de tot de datum van uitsluiting met dat vissersvaartuig gerealiseerde vangsten of indien deze hoger zijn, verminderd met het evenredig aandeel van de vangsten gerealiseerd door de deelnemers aan het groepscontingent.

Artikel 38 Basis voor bepaling contingenten

Bij de vermindering, bedoeld in de artikelen 36, tweede lid, en 37, tweede lid, gaat de minister uit van de gegevens uit het Visserij Registratie en Informatie Systeem van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, aangevuld met de gegevens uit de laatste door het bestuur van de groep of van de producentenorganisatie overgelegde kopie van de administratieve gegevens, bedoeld in artikel 35, onderdeel f, behoudens tegenbewijs van de belanghebbende bij het desbetreffende contingent.

§ 5 Korting, overdracht, aanhouding en ingebruikgeving van contingenten

Artikel 39 Korting op contingenten
  • 1. Indien de ondernemer het contingent van een vissoort in een kalenderjaar overschrijdt, wordt het contingent van die vissoort voor het daarop volgende kalenderjaar overeenkomstig gekort.

  • 2. Indien de hoeveelheid waarmee het contingent van die vissoort in een kalenderjaar wordt overschreden, groter is dan het contingent van die vissoort voor het daarop volgende kalenderjaar, wordt het contingent van die vissoort voor de op dat jaar volgende kalenderjaren overeenkomstig gekort.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de ondernemer in het kalenderjaar de som van de voor zijn vissersvaartuigen geldende contingenten overschrijdt.

  • 4. Indien het groepscontingent van een vissoort in een kalenderjaar wordt overschreden, worden de contingenten van die vissoort van de deelnemers aan dat groepscontingent voor het daarop volgende kalenderjaar gekort met de hoeveelheid waarmee hun individueel aandeel van die vissoort in dat groepscontingent is overschreden.

  • 5. Indien de hoeveelheid, bedoeld in het vierde lid, groter is dan het contingent van die vissoort voor het daarop volgende kalenderjaar, wordt het contingent van die vissoort voor de op dat jaar volgende kalenderjaren overeenkomstig gekort.

  • 6. In afwijking van het eerste tot en met vijfde lid, kan de minister op verzoek van de ondernemer de overschrijding van:

    • a. het contingent schol geheel of gedeeltelijk in mindering brengen op het op grond van artikel 29, eerste lid, geldende contingent tong waarbij voor elke 5 kilogram schol 1 kilogram tong in mindering wordt gebracht; of

    • b. het contingent tong geheel of gedeeltelijk in mindering brengen op het op grond van artikel 29, eerste lid, geldende contingent schol, waarbij voor elke kilogram tong 5 kilogram schol in mindering wordt gebracht.

Artikel 40 Andere verdeling van contingenten over vissersvaartuigen
  • 1. In afwijking van artikel 29, eerste lid, kan een ondernemer op wiens naam meer dan één vissersvaartuigen geregistreerd zijn waarvoor een contingent van dezelfde vissoort geldt, die contingenten op een andere manier over deze vissersvaartuigen verdelen.

  • 2. De verdeling is slechts toegestaan, indien:

    • a. de ondernemer de minister daarvan melding doet;

    • b. – voor zover het contingenten tong, schol, kabeljauw of wijting betreft – voor de betrokken vissersvaartuigen zowel een contingent van de desbetreffende vissoort als een contingent van de in artikel 29, tweede lid, bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort geldt;

    • c. de contingenten van de desbetreffende vissoort of in voorkomend geval de aanverwante vissoort van de betrokken vissersvaartuigen nog niet volledig zijn opgevist of niet als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 39 zijn vastgesteld op nul op het moment van ontvangst van de melding; en

    • d. de in bijlagen 3 of 4 genoemde hoeveelheden op grond van artikel 10, derde lid, niet op nul zijn gesteld.

  • 3. De andere verdeling wordt slechts toegepast na kennisgeving van de minister aan de ondernemer dat de melding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, is ontvangen.

Artikel 41 Overdraagbaarheid van contingenten
  • 1. Het recht van een ondernemer op een contingent van een vissoort is geheel of gedeeltelijk overdraagbaar aan één of meer ondernemers indien is voldaan aan het tweede tot en met het vijfde lid en aan de artikelen 42 en 43.

  • 2. Een ondernemer die zijn contingent geheel of gedeeltelijk wil overdragen, dient daarvoor een verzoek in bij de minister. Dit verzoek gaat vergezeld van het document, bedoeld in artikel 30.

  • 3. Indien de ondernemer aan wie het contingent wordt overgedragen, meer dan één vissersvaartuig heeft, wordt bij het verzoek vermeld welk deel van het over te dragen contingent voor elk van deze vissersvaartuigen komt te gelden.

  • 4. Indien ten behoeve van de ondernemer een pandrecht op het contingent van de desbetreffende vissoort is verleend, gaat het verzoek vergezeld van een verklaring dat de pandhouder met de overdracht instemt.

  • 5. De instemming van de pandhouder is slechts vereist indien de pandhouder de minister door middel van een afschrift van de akte van verpanding in kennis heeft gesteld van het gevestigde pandrecht.

Artikel 42 Voorwaarden voor overdracht van contingenten
  • 1. Een geheel contingent tong, schol, kabeljauw of wijting kan slechts worden overgedragen:

    • a. tegelijkertijd met de gehele overdracht van het contingent van de in artikel 29, tweede lid, bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort van de desbetreffende ondernemer, met dien verstande dat de minister op verzoek van die ondernemer kan toestaan het verzoek tot overdracht van laatstbedoelde vissoort voor een door hem vast te stellen periode aan te houden; en

    • b. aan een ondernemer ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor zowel een contingent van de desbetreffende vissoort als een contingent van de in artikel 29, tweede lid, bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort geldt.

  • 2. Een gedeeltelijk contingent kabeljauw of tong kan slechts worden overgedragen aan een ondernemer ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor zowel een contingent kabeljauw als wijting geldt, onderscheidenlijk waarvoor zowel een contingent tong als schol geldt.

  • 3. Een gedeeltelijk contingent van een andere vissoort dan genoemd in het tweede lid kan slechts worden overgedragen aan een ondernemer ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor een contingent van dezelfde vissoort geldt.

Artikel 43 Overdracht van contingenten
  • 1. De overdracht vindt slechts plaats na kennisgeving van de minister aan de ondernemer aan wie het contingent van een vissoort wordt overgedragen, dat het overgedragen contingent voor een door de ondernemer aangewezen vissersvaartuig of vissersvaartuigen op zijn naam komt te gelden en dat dat contingent voor het lopende kalenderjaar is verminderd met het eventueel opgeviste deel daarvan en de hoeveelheden, bedoeld in artikel 39.

  • 2. De kennisgeving vindt voor het lopende kalenderjaar slechts plaats indien:

    • a. het voor dat kalenderjaar voor het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen van de ondernemer waaraan wordt overgedragen geldende contingent van de desbetreffende vissoort of aanverwante vissoort, nog niet geheel is opgevist op het moment van ontvangst van het in artikel 41, tweede lid, bedoelde verzoek;

    • b. het voor het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen ten behoeve waarvan wordt overgedragen geldende contingent van de desbetreffende vissoort of aanverwante vissoort niet als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 39 is vastgesteld op nul;

    • c. de in bijlagen 3 of 4 genoemde hoeveelheden op grond van artikel 10, derde lid, niet op nul zijn gesteld; en

    • d. voor zover het de overdracht van een contingent haring, makreel, blauwe wijting of grote zilvervis betreft aan een ondernemer ten behoeve van een vissersvaartuig waarvoor geen contingent van dezelfde vissoort geldt, in het kalenderjaar met dat vissersvaartuig geen hoeveelheden van die vissoort zijn aangeland.

Artikel 44 Aanhouden van contingenten
  • 1. De minister kan op verzoek van de desbetreffende ondernemer voor een door hem vast te stellen periode het overgedragen contingent van een vissoort of het contingent van een vissoort dat voor een door de ondernemer aan te wijzen vissersvaartuig geldt, aanhouden.

  • 2. Indien de ondernemer meer dan één vissersvaartuig heeft aangewezen, geeft hij voor elk van deze vaartuigen aan welk deel van het aangehouden contingent voor dat vaartuig komt te gelden.

  • 3. Een aangehouden contingent van een vissoort kan alleen voor vissersvaartuigen komen te gelden waarvoor een contingent van dezelfde vissoort of aanverwante vissoort geldt.

  • 4. Een aangehouden contingent tong, schol, kabeljauw of wijting kan alleen voor vissersvaartuigen komen te gelden waarvoor zowel een contingent van de desbetreffende vissoort als een contingent van de in artikel 29, tweede lid, bij de desbetreffende vissoort genoemde aanverwante vissoort geldt.

  • 5. Het geldend maken van een contingent tijdens de door de minister vastgestelde periode van aanhouding kan slechts plaatsvinden, indien:

    • a. de ondernemer één of meer vissersvaartuigen heeft aangewezen waarvoor een contingent van dezelfde vissoort of aanverwante vissoort geldt, en het contingent van die vissoort of aanverwante vissoort nog niet geheel is opgevist op het moment van ontvangst van het verzoek tot toekenning;

    • b. indien de in bijlagen 3 of 4 genoemde hoeveelheden op grond van artikel 10, derde lid, niet op nul zijn gesteld;

    • c. het contingent van de desbetreffende vissoort of aanverwante vissoort niet als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 39 is vastgesteld op nul; en

    • d. voor zover het contingent haring, makreel, blauwe wijting of grote zilvervis is aangehouden voor een vissersvaartuig, waarvoor geen contingent van de desbetreffende vissoort geldt, in het kalenderjaar met dat vissersvaartuig geen hoeveelheden van die vissoort zijn aangeland.

  • 6. Indien de ondernemer binnen de door de minister vastgestelde periode van aanhouding geen vissersvaartuig of vissersvaartuigen heeft aangewezen ten behoeve waarvan een aangehouden contingent kan komen te gelden, vervalt na afloop van deze periode de toekenning van het contingent.

Artikel 45 Ingebruikgeving van contingenten
  • 1. Een ondernemer kan het contingent van een vissoort dat voor zijn vissersvaartuig geldt of dat ingevolge artikel 44 is aangehouden, in het kalenderjaar geheel of gedeeltelijk in gebruik geven aan:

    • a. een met name genoemde ondernemer met één of meer vissersvaartuigen van wie het contingent van dezelfde vissoort of aanverwante vissoort op het moment van ontvangst van de melding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, nog niet geheel is opgevist; of

    • b. ondernemers die hun contingent van de desbetreffende vissoort hebben ingebracht in een groepscontingent, indien het groepscontingent van die vissoort of aanverwante vissoort op het moment van ontvangst van de melding, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, nog niet geheel is opgevist.

  • 2. Het eerste lid is slechts van toepassing indien:

    • a. de ondernemer daarvan melding doet aan de minister;

    • b. de ingebruikgeving geen betrekking heeft op een vissersvaartuig of vissersvaartuigen waarvan het contingent van de desbetreffende vissoort of aanverwante vissoort als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 39 is vastgesteld op nul;

    • c. de in bijlagen 5 of 6 genoemde hoeveelheden op grond van artikel 10, derde lid, niet op nul zijn gesteld; en

    • d. de periode waarvoor het contingent van een vissoort geheel of gedeeltelijk in gebruik wordt gegeven op het moment van de melding, bedoeld in onderdeel a, kleiner is dan de resterende periode waarvoor het desbetreffende contingent is aangehouden.

  • 3. De ingebruikgeving vindt slechts plaats na kennisgeving van de minister aan de ondernemer, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, dat de melding is ontvangen.

Artikel 46 Ingebruikgeving van groepscontingenten
  • 1. Een bestuur van een groep of van een producentenorganisatie kan het groepscontingent van een vissoort of de op grond van artikel 26, tweede lid, ingebrachte hoeveelheden makreel gedeeltelijk in gebruik geven aan een andere groep of producentenorganisatie ten behoeve van samenvoeging met een groepscontingent van die vissoort, indien het groepscontingent van de desbetreffende vissoort of aanverwante vissoort, beheerd door het bestuur van de groep of de producentenorganisatie aan wie het in gebruik wordt gegeven, nog niet geheel is opgevist.

  • 2. Een bestuur van een groep of van een producentenorganisatie kan het groepscontingent van een vissoort gedeeltelijk in gebruik geven aan een of meer met name genoemde ondernemers met één of meer vissersvaartuigen die niet deelnemen aan een groepscontingent en van wie het contingent van dezelfde vissoort of aanverwante vissoort op het moment van ontvangst van de melding, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, nog niet geheel is opgevist.

  • 3. Het eerste en tweede lid zijn slechts van toepassing indien:

    • a. het bestuur van de ingebruikgeving melding heeft gedaan aan de minister;

    • b. de ingebruikgeving geen betrekking heeft op een vissersvaartuig of vissersvaartuigen waarvan het contingent van de desbetreffende vissoort of aanverwante vissoort als gevolg van de korting overeenkomstig artikel 39 is vastgesteld op nul; en

    • c. de in bijlagen 5 of 6 genoemde hoeveelheden op grond van artikel 10, derde lid, niet op nul zijn gesteld.

  • 4. De ingebruikgeving vindt slechts plaats na kennisgeving van de minister aan de desbetreffende groep of producentenorganisatie dat de melding is ontvangen.

§ 6 Overige bepalingen over contingenten

Artikel 47 Spanvisserij
  • 1. Indien twee of meer Nederlandse vissersvaartuigen, waarvoor contingenten haring, die op hetzelfde vangstgebied betrekking hebben, kabeljauw en wijting, of makreel gelden, de visserij in span uitoefenen, wordt aan elk van de betrokken vissersvaartuigen een evenredig deel van de totale door deze vissersvaartuigen aangelande hoeveelheid van de desbetreffende vissoort of vissoorten toegerekend.

  • 2. Alle tot het span te rekenen vissersvaartuigen landen in dezelfde Nederlandse haven aan en lossen gezamenlijk.

Artikel 48 Nadere voorschriften contingenten haring

Indien het een contingent haring betreft, zijn de artikelen 31, eerste lid, 32, eerste lid, 40, eerste lid, 41, tweede lid, voor zover verband houdend met gedeeltelijke overdracht, 44, eerste lid, 45, eerste lid, en 46, eerste en tweede lid, uitsluitend van toepassing, indien het één en hetzelfde vangstgebied betreft.

Artikel 49 Nadere voorschriften meldingen
  • 1. Een melding als bedoeld in de artikelen 30, tweede lid, 36, eerste lid, onderdeel a, 40, tweede lid, onderdeel a, 45, tweede lid, onderdeel a, en 46, derde lid, onderdeel a, wordt bij de minister gedaan op een daartoe bestemd formulier.

  • 2. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 32, eerste lid, 37, eerste lid, 39, zesde lid, 41, tweede lid, 42, vierde lid, en 44, eerste lid, wordt bij de minister ingediend op een daartoe bestemd formulier.

  • 3. Een melding als bedoeld in de artikel 40, tweede lid, onderdeel a, wordt vóór 1 december van het desbetreffende kalenderjaar ingediend.

  • 4. Een melding als bedoeld in artikel 46, derde lid, onderdeel a, die betrekking heeft op het eerste lid van dat artikel, wordt voor 15 januari van het kalenderjaar volgend op het jaar waarop de melding betrekking heeft ingediend.

  • 5. Een verzoek als bedoeld in artikel 39, zesde lid, een melding als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onderdeel a, en een melding als bedoeld in artikel 46, derde lid, die betrekking heeft op het tweede lid van dat artikel, wordt vóór 1 maart van het desbetreffende kalenderjaar ingediend.

HOOFDSTUK 3. TECHNISCHE MAATREGELEN

Artikel 50 Meting maaswijdte

Voor de toepassing van de in dit hoofdstuk genoemde verordeningen wordt de maaswijdte van vistuig gemeten overeenkomstig verordening nr. 517/2008.

Artikel 51 Voorzieningen aan sleepnetten

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4 tot en met 15 van verordening nr. 3440/84, of sleepnetten als bedoeld in artikel 1 van verordening nr. 3440/84, aan boord te houden indien deze netten niet voldoen aan de artikelen 4 tot en met 15 van die verordening.

Artikel 52 Drijfnetten

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 11, tweede lid, en 11 bis van verordening nr. 894/97.

Artikel 53 Bescherming jonge exemplaren mariene organismen

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, tweede tot en met vierde lid, 5, derde lid, 6 tot en met 10, 11, tweede lid, 14 tot en met 16, 18, eerste, derde en vierde lid, 19 tot en met 21, 22, eerste en derde lid, 23, 25, eerste en tweede lid, 26, eerste lid, 27, eerste lid, 28, 29, eerste, tweede en vijfde lid, 29ter, eerste en vierde lid, 30, 31, 32, 34, eerste tot en met vijfde lid, 36, 37, eerste lid, 38 tot en met 40, en 42, eerste lid van verordening nr. 850/98, in samenhang met de onderdelen 16, 17 en 18 van bijlage III van verordening nr. 43/2009 en met dien verstande dat in plaats van bijlage IV van verordening nr. 850/98, aanhangsel 1 van bijlage III van verordening nr. 43/2009 van toepassing is.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod is voor zover het betrekking heeft op artikel 25, eerste lid, van verordening nr. 850/98, gedurende de periode van 15 april tot en met 15 november in een kalenderjaar niet van toepassing in de kustwateren en het zeegebied, bedoeld in het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970, en in de Nederlandse territoriale zee.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde verbod is voor zover het betrekking heeft op artikel 29, eerste lid, van verordening nr. 850/98 niet van toepassing op Nederlandse vissersvaartuigen waarmee met niet-bodemberoerende sleepvistuigen, waarvan de maaswijdte gelijk is aan of groter is dan 16 mm, in de Waddenzee als omschreven in artikel 2, eerste lid, van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970, op spiering wordt gevist en waarvan de vangst aan boord voor tenminste 70% uit spiering bestaat.

  • 4. Het in het eerste lid bedoelde verbod is voor zover dat betrekking heeft op artikel 31, eerste lid, van verordening nr. 850/98, niet van toepassing voor de visserij, bedoeld in onderdeel 3.1 van bijlage III van verordening nr. 43/2009, voor zover:

    • a. ten behoeve van het desbetreffende vaartuig door de minister toestemming is gegeven op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling technische maatregelen 2000, zoals dit artikelonderdeel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling of op grond van het vijfde lid;

    • b. wordt voldaan aan onderdeel 3.2.b tot en met e, van bijlage III van verordening nr. 43/2009; en

    • c. wordt voldaan aan de aan de toestemming verbonden voorschriften.

  • 5. Op aanvragen tot toestemming als bedoeld in het vierde lid, die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, wordt beslist overeenkomstig artikel 8, derde en vierde lid, van de Regeling technische maatregelen 2000, zoals deze leden luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling.

  • 6. Indien een vissersvaartuig wordt overgedragen ten behoeve waarvan toestemming is gegeven op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling technische maatregelen 2000, zoals dit artikelonderdeel luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling of op grond van het vijfde lid, en waarmee overeenkomstig het vierde lid, onderdeel b, en met de aan die toestemming verbonden voorschriften daadwerkelijk met een pulskor is gevist, kan de minister de ondernemer op wiens naam dat vissersvaartuig na overdracht is geregistreerd, toestemming geven om te vissen met een pulskor in het gebied, bedoeld in onderdeel 3.1 van bijlage III van verordening nr. 43/2009. De toestemming wordt pas verleend nadat de aan de oorspronkelijke rechthebbende gegeven toestemming op diens verzoek is ingetrokken.

  • 7. De minister kan de aan de toestemming verbonden voorschriften wijzigen.

Artikel 54 Nationale voorschriften als bedoel in artikel 25, tweede lid, van nr. 850/98

  • 1. Voor de toepassing van artikel 25, tweede lid, van verordening nr. 850/98 geldt dat een zeeflap:

    • a. een maaswijdte heeft van ten hoogste 70 mm;

    • b. is bevestigd aan de binnenzijde van het vistuig op zodanige wijze dat alle mariene organismen uitsluitend via de zeeflap de kuil van het vistuig kunnen bereiken;

    • c. een ontsnappingsgat bevat dat is aangebracht in de bovenzijde of onderzijde van het vistuig ter hoogte van ten hoogste 30 mazen voor de aanhechting van de kuil, ter grootte van ten minste 15 mazen van het vistuig waarin de zeeflap is bevestigd, gesneden in de lengterichting van dat vistuig; en

    • d. even lang of ten hoogste 10% langer is dan het basisnet van het vistuig waarin de zeeflap is bevestigd, waarbij het achterste punt van de zeeflap is bevestigd op maximaal 5 mazen achter het achterste deel van het ontsnappingsgat.

  • 2. Het is verboden handelingen te verrichten of middelen aan te wenden waardoor de ontsnapping van mariene organismen door het ontsnappingsgat wordt bemoeilijkt of belet, met uitzondering van het gebruik van een overkuil met een maaswijdte van minimaal 80 mm, die is aangebracht op maximaal 30 mazen voor het ontsnappingsgat, of een secundaire kuil met een maaswijdte van minimaal 80 mm.

Artikel 55 Toestemming als bedoeld in de artikelen 43 en 44 van verordening nr. 850/98

  • 1. De toestemming, bedoeld in de artikelen 43, eerste lid, en 44, eerste lid, van verordening nr. 850/98 wordt op aanvraag door de minister verleend.

  • 2. De minister stelt de criteria vast die worden gehanteerd bij de verlening van de toestemming.

  • 3. De minister kan aan de toestemming voorschriften verbinden of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen.

  • 4. Degene aan wie toestemming is verleend, handelt overeenkomstig artikel 43, tweede lid, of 44, tweede lid, van verordening nr. 850/98 en overeenkomstig de aan de toestemming verbonden voorschriften.

Artikel 56 Haring voor industriële doeleinden

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 2 en 3 van verordening nr. 1434/98.

Artikel 57 Herstel kabeljauw Ierse zee

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 2 van verordening nr. 2549/2000.

Artikel 58 Over grote afstand trekkende visbestanden in ICCAT- en IOTC-gebied

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4 bis, eerste en tweede lid, 4 quater, vijfde lid, 6 bis, eerste lid, 8 bis, vijfde lid, 8 quater, 13, 17, eerste lid, en 18, tweede lid, 20 bis jo. 8 bis, vijfde lid, 20 ter jo. 8 quater, 20 quater, 20 sexies jo. 13 en 21 bis jo. 18, tweede lid, van verordening nr. 1936/2001.

  • 2. Mestbedrijven van blauwvintonijn als bedoeld in artikel 3, onderdeel i, van verordening nr. 1936/2001, overleggen aan de minister binnen 72 uur na afloop van het kooien van dieren een kooiverklaring overeenkomstig bijlage I bis van die verordening en uiterlijk op 1 juli van ieder jaar een afzetverklaring overeenkomstig artikel 4 ter, derde lid, van die verordening.

  • 3. Het is verboden met een vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 24 meter de visserij uit te oefenen in de gebieden, bedoeld in artikel 2, onderdeel a en b, van verordening nr. 1936/2001, op de soorten, genoemd in bijlage I van die verordening, tenzij het vissersvaartuig in het bezit is van een overeenkomstig artikel 8 bis, zesde lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 20 bis jo. artikel 8 bis, zesde lid, onderdeel b, van die verordening door de minister afgegeven speciaal visdocument.

  • 4. De eigenaar van een vaartuig waarvoor een document als bedoeld in het derde lid is afgegeven, neemt geen deel aan en is niet betrokken bij uitoefening van de visserij op de soorten, bedoeld in bijlage I van verordening nr. 1936/2001, in de gebieden, bedoeld in artikel 2, onderdeel a en b, van die verordening, door vaartuigen die op grond van die verordening daartoe niet gerechtigd zijn.

  • 5. Het is verboden de vangsten van een vaartuig als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van verordening nr. 1936/2001, aan te landen en over te laden, indien wordt geconstateerd dat het vaartuig soorten aan boord houdt waarvoor een aanbeveling geldt van de Internationale Commissie voor de Instandhouding van Tonijn in de Atlantische Oceaan of van de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan, tenzij is voldaan aan artikel 18, vierde lid, van verordening nr. 1936/2001.

  • 6. Indien ten aanzien van een vissersvaartuig een charterovereenkomst wordt gesloten met een verdragsluitende partij bij de Internationale Commissie voor de Instandhouding van Tonijn in de Atlantische Oceaan, verstrekt de eigenaar van het betrokken vaartuig twee weken voor het sluiten van de overeenkomst de gegevens, bedoeld in artikel 8 ter, tweede lid, van verordening nr. 1936/2001, aan de minister.

  • 7. Indien een overeenkomst als bedoeld in het zesde lid, wordt beëindigd, stelt de eigenaar van het betrokken vaartuig onverwijld de minister hiervan op de hoogte.

  • 8. De eigenaar van een vaartuig als bedoeld in het zevende lid, handelt in overeenstemming met artikel 8 ter, vijfde lid, onderdelen a, b en d, van verordening nr. 1936/2001.

Artikel 59 Aanvullende maatregelen herstel kabeljauwbestanden in Noordzee

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4 tot en met 9 van verordening nr. 2056/2001.

Artikel 60 Aanvullende maatregelen herstel heek in ICES III, IV, V, VI, VII en VIIIa, b, d, e

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 2, eerste lid, 3, 4, 5, tweede lid, en 6 van verordening nr. 494/2002.

Artikel 61 Toezichtsdocumenten

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 5, 6, eerste, derde, zesde en zevende lid van verordening nr. 882/2003.

  • 2. Het is verboden tonijn als bedoeld in artikel 3, onderdeel 1, van verordening nr. 882/2003, die is gevangen in het toepassingsgebied van de overeenkomst, bedoeld in artikel 3, onderdeel 3, van die verordening, op te slaan, te verwerken of in de handel te brengen.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing indien:

    • a. bij aanlanding en overdracht van onverwerkte tonijn een toezichtsdocument als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van verordening nr. 882/2003, is opgesteld en wordt voldaan aan artikel 6, vierde, zesde en zevende lid, van die verordening;

    • b. voor zover de tonijn wordt verwerkt, dolfijnvriendelijk en dolfijngevaarlijk gevangen tonijn als bedoeld in artikel 3, onderdelen 4 en 5, van verordening nr. 882/2003, niet in dezelfde productielijn worden verwerkt; of

    • c. voor zover de tonijn wordt verwerkt, het desbetreffende verwerkende bedrijf een voldoende duidelijk gegevensbestand bijhoudt waaruit het nummer van een verwerkte partij tonijn terug te herleiden is tot het overeenstemmende nummer van het toezichtsdocument, bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van verordening nr. 882/2003.

  • 4. De autoriteit, bedoeld in artikel 6, eerste, derde en zevende lid, van verordening nr. 882/2003, is de minister.

Artikel 62 Verbod afsnijden haaienvinnen

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, 4 en 5 van verordening nr. 1185/2003.

Artikel 63 Antarctische wateren

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, 4, 6, 7, eerste tot en met derde lid, 8, eerste tot en met achtste lid, 9, eerste tot en met derde lid, 10, 11, derde tot en met vijfde lid, 12, eerste tot en met vierde lid, en 14, eerste tot en met derde lid, van verordening nr. 600/2004.

  • 2. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste lid, 6, eerste lid, 7, eerste lid, 7 bis, 7 ter, 9, eerste tot en met derde lid, 13, eerste tot en met derde lid, 14, eerste en tweede lid, 17, eerste en derde lid, 18, eerste en tweede lid, 19, eerste lid, 23, eerste lid, en 24, eerste en tweede lid, van verordening nr. 601/2004.

  • 3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 9, derde lid, 13, eerste lid en 17, eerste lid, van verordening nr. 601/2004, is de AID.

  • 4. Het is verboden Dissostichus spp. uit het verdragsgebied, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van verordening nr. 601/2004, aan te landen of over te laden zonder dat de melding, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van verordening nr. 601/2004, vergezeld gaan van een door de kapitein of de ondernemer van een vissersvaartuig ondertekende schriftelijke verklaring als bedoeld in dat lid.

Artikel 64 Maatregelen incidentele vangst van walvisachtigen

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 2, eerste en tweede lid, van verordening nr. 812/2004.

  • 2. De minister kan overeenkomstig artikel 2, derde lid, en artikel 3, tweede lid, van verordening nr. 812/2004, de in die artikelonderdelen bedoelde toestemming onderscheidenlijk machtiging verlenen.

Artikel 65 Technische maatregelen Oostzee, de Belten en de Sont

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, 5, 6, 8, eerste en tweede lid, 9, eerste lid, 10, 12, 13, eerste en derde lid, 15, eerste lid, 15bis, 16, 17, 18, 18bis, 19, 20, 22 en 23 van verordening nr. 2187/2005.

  • 2. De toestemming, bedoeld in de artikelen 24, eerste lid, en 25 van verordening nr. 2187/2005, wordt op aanvraag door de minister verleend.

  • 3. De minister stelt de criteria vast die worden gehanteerd bij de verlening van de toestemming.

  • 4. De minister kan aan de toestemming voorschriften verbinden of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen.

  • 5. Degene aan wie toestemming is verleend, handelt overeenkomstig artikel 24, tweede lid, of 25 van verordening nr. 2187/2005 en overeenkomstig de aan de toestemming verbonden voorschriften.

Artikel 66 Technische maatregelen over grote afstand trekkende visbestanden

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 5, eerste lid, 7, 9, 10, 20, tweede lid, derde lid, onderdeel a, en vierde lid, 21, 23, 26, eerste lid, 27 en 29 van verordening nr. 520/2007.

Artikel 67 Kwetsbare mariene ecosystemen in volle zee

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, eerste lid, 6, 7 en 9 van verordening nr. 734/2008.

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 7, derde lid, van verordening nr. 734/2008, is de AID.

Artikel 68 Technische overgangsmaatregelen

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de onderdelen 1, 4, 5, 5b.1, 6.1 tot en met 6.6, 7.2 tot en met 7.6, 8.1, 8.2, 9a, 12, 15, 20 en 24, onderdelen a, c, d, en e, van bijlage III van verordening nr. 43/2009 met dien verstande dat verordening nr. 1288/2009 in acht wordt genomen.

  • 2. Het is verboden in strijd te handelen met onderdeel 9.3 van bijlage III van verordening nr. 43/2009, tenzij de minister voor het vissersvaartuig een vismachtiging als bedoeld in 9.6 van die bijlage, heeft verstrekt en de vergunninghouder voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in onderdelen 9.4, 9.5, 9.7 en 9.9 tot en met 9.11, met dien verstande dat in onderdeel 9.6 ‘vanaf 1 oktober 2009’ vervalt.

  • 3. De minister kan een onbeheerd vistuig op zee verwijderen in de gevallen, bedoeld in onderdeel 9.8 van bijlage III van verordening nr. 43/2009.

HOOFDSTUK 4. MEERJARENPLANNEN EN OVERIGE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN

Artikel 69 Beheer visserij-inspanning westelijke wateren

  • 1. Het is verboden de visserij uit te oefenen in de gebieden, bedoeld in artikel 1 van verordening nr. 1954/2003, op de in de bijlage I en II bij die verordening per visserijgebied genoemde doelsoorten.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is in een kalenderjaar voor een doelsoort in een visserijgebied niet van toepassing op vaartuigen als bedoeld in het derde lid, in de periode dat het maximale visserij-inspanningsniveau, bedoeld in bijlage I en II bij verordening nr. 1415/2004, voor die doelsoort in dat visserijgebied niet is bereikt. Van het bereiken van het maximale jaarlijkse visserij-inspanningsniveau wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

  • 3. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is in een vangstgebied niet van toepassing op vissersvaartuigen die staan vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening nr. 1954/2003, en waaraan voor het desbetreffende visserijgebied een vismachtiging is verleend als bedoeld in artikel 8, derde lid, van die verordening.

Artikel 70 Herstelmaatregelen noordelijke heekbestanden

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 9 van verordening nr. 811/2004.

  • 2. Als havens als bedoeld in artikel 9 van verordening nr. 811/2004, worden aangewezen de voor de desbetreffende vissersvaartuigen op grond van artikel 6, tweede lid, toegelaten havens.

Artikel 71 Herstelplan zwarte heilbot in NAFO-gebied

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, 5 bis, 6, eerste en derde lid, 8, eerste lid, 9, 10, tweede en derde lid, en 11 van verordening nr. 2115/2005.

  • 2. Als havens als bedoel in artikel 8, tweede lid, van verordening nr. 2115/2005 worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B.

  • 3. De mededeling, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening nr. 2115/2005, wordt gedaan aan de AID.

  • 4. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 9 van verordening nr. 2115/2005, is de AID.

Artikel 72 Meerjarenplan tongbestand in Golf van Biskaje

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 5, tweede lid, van verordening nr. 388/2006.

Artikel 73 Beheersmaatregelen visbestanden in Middellandse Zee

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste tot en met derde lid, 8, 9, eerste lid, 10, 11, 12, 13, eerste tot en met vierde lid, 15, eerste en tweede lid, 16, vierde lid, 17, eerste lid, 21, 22, eerste lid, 24, vijfde lid, en 27, eerste lid, van verordening nr. 1967/2006.

Artikel 74 Meerjarenplan kabeljauwbestanden in Oostzee

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 8, eerste en tweede lid, 9, eerste lid, 10, eerste lid, 11, eerste lid, 16, eerste tot en met derde lid, 18, 21 en 22 van verordening nr. 1098/2007.

  • 2. Als havens als bedoeld in artikel 18 van verordening nr. 1098/2007, worden aangewezen de voor de desbetreffende vissersvaartuigen op grond van artikel 6, tweede lid, toegelaten havens.

Artikel 75 Instandhoudings- en handhavingmaatregelen in NAFO-gebied

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4 tot en met 12, 12 octies, 12 nonies, 13, 18, eerste tot en met vijfde lid, 19, 20, 21, eerste lid, 23, tweede lid, 30, eerste tot en met derde lid, 33, tweede lid, 35, eerste tot en met vierde lid, 36, 47, 63 ter, eerste en derde lid, 63 quater, eerste lid, 63 quinquies, zesde lid, 66, 68, eerste lid, 68 bis, eerste lid, en 69, eerste lid, onderdelen a, b, e en g, van verordening nr. 1386/2007.

  • 2. Het is verboden in strijd te handelen met een op grond van artikel 54, eerste lid, van verordening nr. 1386/2007 gegeven opdracht of met een op grond van artikel 56 van die verordening getroffen maatregel.

  • 3. Als havens als bedoeld in artikel 63 van verordening nr. 1386/2007, worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B.

  • 4. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 63bis van verordening nr. 1386/2007, is de AID.

  • 5. Het is verboden met een vaartuig als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van verordening nr. 1386/2007, een Nederlandse haven binnen te varen, dan wel de bemanning van dat vaartuig te vervangen.

  • 6. Het is verboden mariene organismen die afkomstig zijn van een vaartuig als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van verordening nr. 1386/2007, te houden, op te slaan, in te voeren, te verkopen, te koop aan te bieden en te verhandelen.

Artikel 76 Meerjarig herstelplan blauwvintonijn in O Atlantische Oceaan en Middellandse Zee

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, dertiende lid, 7, eerste tot en met vijfde lid, 8, 11, eerste lid, 12, tweede en derde lid, 13, tweede lid, 14, vierde lid, 15, derde lid, 17, derde lid, 18, 19, eerste lid, 20, eerste en tweede lid, 21, eerste lid, 23, eerste tot en met vierde en zesde lid, 24, vierde lid, 25, eerste lid, 26, eerste lid, 34 en onderdelen 2, onderdeel a, en 5 van Bijlage I van verordening nr. 302/2009.

  • 2. Als havens als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van verordening nr. 302/2009, worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B.

Artikel 77 Controle- en handhavingregeling in NEAFC-gebied

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 8, eerste en tweede lid, 9, eerste en tweede lid, 13, 14, 15, 21, 23, 24, eerste lid, 25, tweede lid, 40, eerste lid, 41, eerste lid, en 42 van verordening nr. 1236/2010.

  • 2. De bevoegde instantie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening nr. 1236/2010, is de AID.

  • 3. Het is verboden in het gereglementeerd gebied, bedoeld in artikel 3, onderdeel 3, van verordening nr. 1236/2010, vistuig te gebruiken dat niet is gemarkeerd overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de controleverordening, in samenhang met de artikelen 6 tot en met 17 van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 4. De minister kan vistuig als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van verordening nr. 1236/2010, verwijderen en vernietigen.

  • 5. Als havens als bedoeld in artikel 23 van verordening nr. 1236/2010, worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B.

  • 6. Het is verboden met vaartuigen als bedoeld in artikel 40, tweede lid, van verordening nr. 1236/2010, een Nederlandse haven binnen te varen.

  • 7. Het is verboden met vaartuigen als bedoeld in artikel 44, eerste lid, van verordening nr. 1236/2010, activiteiten als bedoeld in dat lid, onderdeel b, te verrichten in een Nederlandse haven of in de Nederlandse territoriale wateren.

  • 8. Het is verboden voor Nederlandse vaartuigen als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel c, van verordening nr. 1236/2010, om de in dat onderdeel genoemde activiteiten te verrichten met betrekking tot een vaartuig als bedoeld in artikel 44, eerste lid, aanhef van die verordening.

  • 9. Het is verboden voor Nederlandse vaartuigen als bedoeld in artikel 44, eerste lid, aanhef, van verordening nr. 1236/2010, voorzieningen, brandstof of andere diensten te verschaffen.

HOOFDSTUK 5. NATIONALE MAATREGELEN EN MAATREGELEN BINNEN 12 MIJLZONE

Artikel 78 Initieel gequoteerde bestanden

Het is verboden met een vissersvaartuig te vissen op haring, koolvis, makreel, schelvis, wijting, tong, schol, heek, kabeljauw, sprot, zeeduivel, horsmakreel, blauwe wijting en kever, of deze vissoorten aan te landen of aan boord te houden, tenzij het vissersvaartuig behoort tot het segment MFL 1.

Artikel 79 Verbod uitoefening visserij op gequoteerde soorten met niet vissersvaartuigen

  • 1. Het is verboden met andere vaartuigen dan vissersvaartuigen de visserij met trawlnetten, vistuig van het type staandwant, Deense zegennetten of soortgelijke netten uit te oefenen op de vissoorten genoemd in de bijlagen 4 tot en met 6 in de bij die vissoorten genoemde wateren alsmede dergelijke netten aan boord te houden van een ander vaartuig dan een vissersvaartuig.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is het toegestaan vistuig van het type staandwant aan boord te houden in het zeegebied en de kustwateren, bedoeld in artikel 1, onderdelen c en d, van de Uitvoeringsregeling visserij.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op een scheepswerf die daartoe melding heeft gedaan aan de minister met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, voor zover het betreft de uitoefening van de visserij door een vaartuig:

    • a. dat in aanbouw is op die scheepswerf en nog niet is afgeleverd en niet is geregistreerd overeenkomstig het Registratiebesluit en

    • b. waarmee in het kader van een proefvaart de visserij wordt uitgeoefend om de werking van de in het eerste bedoelde netten die bij dat vaartuig behoren, te beproeven.

  • 4. Het is verboden één of meer boomkorren aan boord te houden van een vissersvaartuig waarvoor ingevolge deze regeling een verbod geldt om in het vangstgebied op tong of schol te vissen dan wel tong of schol uit dat gebied aan te landen of aan boord te houden.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing op de visserij met een vissersvaartuig:

    • a. waarvoor een vergunning voor de garnalenvisserij als bedoeld in artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij, is verleend, of

    • b. waarmee met niet-bodemberoerende sleepvistuigen, waarvan de maaswijdte gelijk is aan of groter is dan 16 mm, in de Waddenzee als omschreven in artikel 2, eerste lid, van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 op spiering wordt gevist en waarvan de vangst aan boord voor tenminste 70% uit spiering bestaat.

Artikel 80 Verbod gebruik bepaalde vistuigen door niet vissersvaartuigen

Het is verboden om anders dan met een vissersvaartuig in de visserijzone te vissen met:

  • a. een vistuig van het type staandwant;

  • b. een aalfuik als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

  • c. een ankerkuil als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

  • d. een aalkistje als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

  • e. een aalhoekwant als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985; of

  • f. enig ander vast vistuig.

Artikel 81 Visserij-inspanning staandwant

  • 1. Het is verboden om in de visserijzone met een Nederlands vissersvaartuig met een lengte van over alles van minder dan 10 meter de visserij uit te oefenen met een vistuig van het type staandwant.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op een vissersvaartuig indien:

    • a. in de visvergunning is vermeld dat het de vergunninghouder is toegestaan te vissen met een vistuig van het type staandwant; en

    • b. de totale toegestane visserij-inspanning voor de visserij met een vistuig van het type staandwant voor vissersvaartuigen met een lengte van over alles van minder dan 10 meter voor het desbetreffende kalenderjaar nog niet is opgebruikt.

  • 3. De totale toegestane visserij-inspanning voor de visserij met een vistuig van het type staandwant, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, bedraagt 188.159 kW dagen per kalenderjaar.

  • 4. De minister maakt het tijdstip bekend waarop naar zijn oordeel de in het derde lid bedoelde visserij-inspanning voor een kalenderjaar is opgebruikt.

Artikel 82 Vermelding staandwant op visvergunning

Een vermelding van een vistuig van het type staandwant op een visvergunning geschiedt slechts ten aanzien van een vaartuig:

  • a. waarmee tussen 1 januari 2006 en 24 augustus 2009 blijkens de logboekgegevens is gevist met een vistuig van het type staandwant;

  • b. waarvoor op 24 augustus 2009 een onomkeerbare investeringsverplichting is aangegaan met het oog op de visserij met een vistuig van het type staandwant; of

  • c. indien:

    • i. het vaartuig dient ter vervanging van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen ten aanzien waarvan het recht op een vermelding van een vistuig van het type staandwant op de visvergunning al bestond op grond van onderdeel a of b van dit lid;

    • ii. de houder van de vergunning met de vermelding van een vistuig van het type staandwant afstand heeft gedaan van het recht op de vermelding ten gunste van de aanvrager; en

    • iii. het motorvermogen van het vissersvaartuig waarvoor de vermelding wordt gevraagd niet meer bedraagt dan het motorvermogen van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen die worden vervangen.

Artikel 83 Berekening resterende visserij-inspanning staandwant

  • 1. De kapitein of diens vertegenwoordiger meldt de minister voordat het vaartuig de haven verlaat wanneer een vissersvaartuig buitengaats gaat:

    • a. zonder gebruik te maken van een vistuig van het type staandwant; of

    • b. als gedurende de visreis naast een vistuig van het type staandwant ook een ander vistuig zal worden gebruikt.

  • 2. Wanneer de melding, niet is gedaan voordat het vaartuig buitengaats gaat, wordt de volledige door dat vissersvaartuig gedurende de visreis verrichte inspanning in mindering gebracht op de totale toegestane visserij-inspanning voor visserij met een vistuig van het type staandwant.

  • 3. Indien een vissersvaartuig geen melding heeft gedaan, maar niet kon vissen met vistuig van het type staandwant, omdat het noodhulp bood aan een ander vaartuig of een gewonde persoon voor spoedeisende medische zorg vervoerde, wordt de door dat vissersvaartuig verrichte inspanning niet op de totale toegestane visserij-inspanning voor visserij met een vistuig van het type staandwant in mindering gebracht.

Artikel 84 Maximale lengte staandwant

Het is verboden om in de visserijzone per Nederlands vissersvaartuig op hetzelfde moment meer dan 25 kilometer vistuig van het type staandwant in het water te hebben uitstaan of aan boord te hebben, ongeacht de lengte van het desbetreffende vissersvaartuig.

Artikel 85 Aanlandverboden

  • 1. Het is verboden heek aan boord van een vissersvaartuig te houden of heek aan te landen, indien de hoeveelheid heek aan boord meer bedraagt dan 5% van het gewicht van de totale vangst aan boord.

  • 2. Het is verboden schelvis aan boord van een vissersvaartuig te houden of schelvis aan te landen, indien de hoeveelheid schelvis aan boord meer bedraagt dan 50% van het gewicht van de totale vangst aan boord.

  • 3. Het is verboden met een vissersvaartuig ongesorteerde vangsten van vis aan te landen.

Artikel 86 Netaanpassingen in het kader van het kabeljauwherstelplan

  • 1. In zoverre in afwijking van verordening nr. 850/98 en van verordening nr. 2056/2001 is het verboden sleepnetten, behorend tot de vistuigcategorie TR1 of TR2, bedoeld in bijlage I, onderdeel 1, onder a, van verordening nr. 1342/2008, of combinaties van tot die vistuigcategorie behorende sleepnetten van verschillende maaswijdteklassen aan boord te hebben of te gebruiken in de geografische gebieden die behoren tot de groep geografische gebieden, bedoeld in bijlage I, onderdeel 2, onder b, subonderdelen i en ii, van verordening nr. 1342/2008, of met dat vistuig in die gebieden gevangen vissoorten aan boord te houden of aan te landen tenzij de netten:

    • a. indien het TR1 betreft:

      • i. een maaswijdte hebben van 130 millimeter of meer;

      • ii. een maaswijdte hebben van 120 millimeter tot 130 millimeter en zijn voorzien van een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 90 millimeter; of

      • iii. een maaswijdte hebben van 100 millimeter tot 120 millimeter en zijn voorzien van een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 100 millimeter of meer, voor zover ten hoogste 20% van het gewicht van de totale vangst uit kabeljauw bestaat; of

    • b. indien het TR2 betreft:

      • i. een maaswijdte hebben van 70 millimeter tot 100 millimeter en zijn voorzien van een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 120 millimeter of meer en met een minimum lengte van 3 meter of van een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 130 millimeter in de tunnel, waarvan de achterste rij mazen zich ten hoogste 12 meter van de pooklijn bevindt; of

      • ii. een maaswijdte hebben van 70 millimeter tot 100 millimeter en ten minste 15 grote mazen van 150 millimeter of meer in de bovenkap hebben en zijn voorzien van een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 90 millimeter, voor zover ten hoogste 20% van het gewicht van de totale vangst uit kabeljauw bestaat.

  • 2. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde panelen is overigens voldaan aan artikel 7, tweede en derde lid, van verordening nr. 850/98.

Artikel 87 Verzegeling motoren

  • 1. Voor de toepassing van het tweede tot en met vijfde lid en de artikelen 88 en 94 wordt onder motorvermogen verstaan: maximaal continue-vermogen zonder aftrek van door de motor aangedreven hulpmachines, uitgedrukt in kW dat de hoofdmotor of hoofdmotoren zonder overbelasting kan onderscheidenlijk, kunnen leveren, en dat mechanisch, elektrisch, hydraulisch of anderszins kan worden aangewend voor de voortstuwing van het vaartuig, zoals dat is vastgesteld door de divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat ingevolge het Vissersvaartuigenbesluit of het Vissersvaartuigenbesluit 2002, of in voorkomend geval blijkt uit een verklaring inzake het maximaal continue-vermogen, opgesteld door de fabrikant of de leverancier.

  • 2. Voor zover het motorvermogen van een vissersvaartuig meer dan 100 kW is, is het verboden de visserij uit te oefenen met dat vissersvaartuig, indien de hoofdmotor of de hoofdmotoren van het vaartuig niet door de desbetreffende fabrikant of leverancier of door een meetbureau zijn verzegeld.

  • 3. Terzake van de in het tweede lid bedoelde verzegeling wordt door de desbetreffende fabrikant of leverancier of door het desbetreffende meetbureau overeenkomstig de door de minister beschikbaar gestelde modellen, een zegelplan opgemaakt, dat bestaat uit een tekening en een geschrift, waaruit blijkt welke onderdelen van de hoofdmotor of hoofdmotoren zijn verzegeld, waar de verzegelingen zijn aangebracht en welke kenmerken zij hebben, waar en op welke wijze de stelbouten en breekbouten van de hoofdmotor of hoofdmotoren zijn geplaatst en ingesteld, en waarop door de opsteller ervan is verklaard dat de feitelijke toestand van de motor of hoofdmotoren overeenkomt met de in het overzicht opgenomen gegevens.

  • 4. De ondernemer stuurt na opmaak of wijziging van het zegelplan, bedoeld in het derde lid, een afschrift hiervan aan de AID in Kerkrade

  • 5. Het in het tweede en derde lid bedoelde meetbureau is een instelling met deskundigheid op het gebied van meting van motorvermogens en afstelling van motoren en terzake geaccrediteerd.

  • 6. De zegels bestemd voor verzegeling van de hoofdmotor of hoofdmotoren als bedoeld in het tweede lid, worden beschikbaar gesteld door de AID.

Artikel 88 Documenten aan boord

  • 1. Voor zover een vissersvaartuig is aangemeld bij divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat zoals vereist krachtens artikel 20, tweede lid, van het Vissersvaartuigenbesluit of artikel 1.11 van het Vissersvaartuigenbesluit 2002 heeft de ondernemer van een vissersvaartuig of diens gemachtigde de desbetreffende aanmelding aan boord van het vissersvaartuig.

  • 2. Voor zover het motorvermogen van een vissersvaartuig meer dan 100 kW is, heeft de ondernemer van een vissersvaartuig of diens gemachtigde het zegelplan, bedoeld in artikel 88, derde lid, aan boord van het vissersvaartuig.

  • 3. De ondernemer van een vissersvaartuig of diens gemachtigde doet onverwijld doch in ieder geval vóór het tijdstip van aanlanding melding van wijzigingen die zich ten aanzien van de hoofdmotor of hoofdmotoren van het desbetreffende vaartuig hebben voorgedaan ten opzichte van de in het eerste lid bedoelde aanmelding of het bij dat vaartuig behorende zegelplan en die hem bekend waren of hem redelijkerwijs bekend hadden moeten zijn. Wijzigingen die kennelijk zijn opgetreden door menselijk toedoen worden in ieder geval aangemerkt als redelijkerwijs bekend.

  • 4. De melding, bedoeld in het derde lid, geschiedt overeenkomstig artikel 7, tweede lid.

Artikel 89 Vermelding vissoort op verpakking

Het is verboden diepgevroren vis in verpakkingen aan te landen, tenzij op de verpakking de in de verpakking aanwezige vis per vissoort is vermeld volgens de FAO-3lettercodes, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderdeel b, van de controleverordening.

Artikel 90 Traceerbaarheid

  • 1. De ondernemer bewaart een kopie van alle door of namens hem ingevulde visserijlogboeken, aangiften van overlading en aangiften van aanlanding als bedoeld in de artikelen 14, 21 onderscheidenlijk 23 van de controleverordening, gedurende een periode van drie jaar vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de desbetreffende gegevens zijn ingediend.

  • 2. De aanvoerder van vis, degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf vis afneemt en degene die zijn bemiddeling verleent bij het veilen van vis, houden een administratie bij van de overdracht en de opslag van vis, waarin in ieder geval de volgende gegevens worden vermeld:

    • a. de vissoort;

    • b. per vissoort de hoeveelheid;

    • c. per hoeveelheid, het registratienummer en de nationaliteit van het vaartuig waarmee de vis is gevangen of is aangevoerd;

    • d. de datum van de aanvoer van de vis; en

    • e. het vangstgebied van de vangst per deelgebied of sector;

  • 3. De aanvoerder van vis houdt de administratie dagelijks bij en vermeldt in zijn administratie naast de in het tweede lid bedoelde gegevens tevens de volgende gegevens:

    • a. de plaats van opslag, in het geval de vis door hem wordt opgeslagen;

    • b. de naam van de koper, in het geval de vis zonder bemiddeling van een veiling wordt verkocht; en

    • c. de naam van de bemiddelaar, in het geval de vis via de bemiddeling van een veiling ter verkoop wordt aangeboden.

  • 4. Degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf vis afneemt en degene die zijn bemiddeling verleent bij het veilen van vis houden de administratie dagelijks per aanlanding bij, maar uiterlijk voordat de vis de plaats van verkoop verlaat en vermelden in hun administratie naast de in het tweede lid bedoelde gegevens tevens de naam van de aanvoerder.

  • 5. Degene die zijn bemiddeling verleent bij het veilen van vis en degene die vis op de veiling aanwezig heeft, draagt er zorg voor dat op of bij de veiling aanwezige vis het registratienummer en de nationaliteit van het vaartuig of – in het geval van spanvisserij – de vaartuigen waarmee de vis is gevangen of is aangevoerd, duidelijk zijn vermeld.

  • 6. Het tweede en vierde lid geldt niet voor zover in de uitoefening van een beroep of bedrijf, in een voor het publiek toegankelijke ruimte vis uitsluitend aan particulieren te koop wordt aangeboden.

  • 7. Het vijfde lid geldt niet indien de vis vergezeld gaat van een verkoopdocument als bedoeld in artikel 62 van de controleverordening.

HOOFDSTUK 6. CONTROLEVERORDENING

§ 1 Algemene voorwaarden voor toegang tot wateren en hulpbronnen

Artikel 91 Autoriteit

De autoriteit, bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van de controleverordening, is de minister.

Artikel 92 Visvergunning
  • 1. Het is verboden om in strijd te handelen met artikel 6, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2. De in artikel 6, eerste lid, van de controleverordening, bedoelde visvergunning wordt op aanvraag van de desbetreffende ondernemer door de minister verleend overeenkomstig artikel 93.

  • 3. De aanvraag tot inschrijving van een vaartuig in het visserijregister, bedoeld in artikel 6 van het Registratiebesluit, alsmede de mededeling, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van het Registratiebesluit, wordt in voorkomend geval als een aanvraag tot verlening van een visvergunning beschouwd.

Artikel 93 Verlening visvergunning
  • 1. Een visvergunning wordt verleend indien:

    • a. het vissersvaartuig stond ingeschreven in het visserijregister of dient ter vervanging van een of meer vissersvaartuigen die stonden ingeschreven in het visserijregister;

    • b. de oorspronkelijke registratie is doorgehaald op grond van artikel 8, onderdeel a, van het Registratiebesluit;

    • c. er minder dan zes jaar is verstreken vanaf het moment van doorhaling van die registratie;

    • d. wordt voldaan aan artikel 6, vierde lid, van het Registratiebesluit;

    • e. het motorvermogen en de tonnage van dat vissersvaartuig niet meer bedraagt dan voor de doorhaling van de inschrijving;

    • f. het vissersvaartuig behoort tot hetzelfde segment als voor het moment van doorhaling, dan wel tot hetzelfde segment als het vissersvaartuig dat wordt vervangen; en

    • g. is voldaan aan artikel 87, vierde lid.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt een visvergunning verleend voor een vissersvaartuig waarvan het motorvermogen of de tonnage is toegenomen, indien ten aanzien van het vissersvaartuig een visvergunning was verleend wat betreft het oorspronkelijke motorvermogen of de oorspronkelijke tonnage, en de aanvrager van de visvergunning kan aantonen dat:

    • a. de omvang van de toename van het motorvermogen of de tonnage, overeenkomt met het motorvermogen of de tonnage, of een deel daarvan, van een vissersvaartuig waarvan de registratie is doorgehaald op grond van artikel 8, onderdeel a, van het Registratiebesluit en er minder dan zes jaar is verstreken vanaf het moment van doorhaling van die registratie, en

    • b. hij kan beschikken over de in het visserijregister als gevolg van de doorhaling van de registratie, bedoeld in onderdeel a, vrijgekomen capaciteit.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt een visvergunning voor een vissersvaartuig verleend indien:

    • a. het vaartuig wordt ingezet voor de kweek of de teelt van aquatische organismen op percelen; of

    • b. met het vaartuig met de mosselkor op mosselpercelen wordt gevist en op basis van een vergunning als bedoeld in artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij, slechts incidenteel wordt gevist op mosselzaad buiten de percelen en het vaartuig niet is uitgerust voor het gebruik van andere vistuigen dan de mosselkor.

  • 4. De minister kan aan een visvergunning voorschriften verbinden of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen.

  • 5. In afwijking van het eerste tot en met derde lid kan de minister besluiten geen visvergunning te verlenen indien hij dit noodzakelijk acht voor de nakoming van de verplichtingen, bedoeld in artikel 12 van verordening nr. 2371/2002 en verordening nr. 1013/2010.

Artikel 94 Geldigheid visvergunning
  • 1. De visvergunning is niet geldig vanaf het tijdstip dat door de minister of een controleur wordt geconstateerd dat:

    • a. het vermogen van de hoofdmotor of hoofdmotoren van het vissersvaartuig hoger is dan het op de visvergunning vermelde motorvermogen;

    • b. er ten aanzien van de hoofdmotor of hoofdmotoren van het vissersvaartuig wijzigingen zijn opgetreden ten opzichte van het desbetreffende in artikel 87, derde lid, bedoelde zegelplan, of de in artikel 88, eerste lid, bedoelde aanmelding, of

    • c. de tonnage van het vissersvaartuig hoger is dan de op de visvergunning vermelde tonnage.

  • 2. Indien de minister of een controleur een constatering doet als bedoeld in het eerste lid, verstrekt hij aan de ondernemer of diens vertegenwoordiger terstond een schriftelijke verklaring hieromtrent. In deze verklaring wordt tenminste de desbetreffende constatering alsmede de datum en het tijdstip daarvan vermeld.

  • 3. De minister besluit de ongeldigheid van de visvergunning op te heffen, indien de ondernemer of diens gemachtigde hem bescheiden heeft doen toekomen waaruit te zijnen genoegen blijkt dat:

    • a. indien het betreft de situatie, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdelen a of b, het vermogen van de hoofdmotor of hoofdmotoren van dat vissersvaartuig het op de visvergunning vermelde motorvermogen niet overschrijdt, onderscheidenlijk er ten aanzien van de hoofdmotor of hoofdmotoren van dat vissersvaartuig geen afwijkingen zijn ten opzichte van het desbetreffende in artikel 87, derde lid, bedoelde zegelplan of de in artikel 88, eerste lid, bedoelde aanmelding;

    • b. indien het betreft de situatie, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, de tonnage van het vissersvaartuig overeenkomt met de op de visvergunning vermelde gegevens.

Artikel 95 Verhoging tonnage in visvergunning
  • 1. De minister kan op verzoek van een ondernemer de in de visvergunning vermelde tonnage van een vissersvaartuig verhogen als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van verordening nr. 2371/2002, indien wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 9 van verordening nr. 1013/2010.

  • 2. Het verzoek tot verhoging van de tonnage wordt schriftelijk gedaan en wordt ingediend bij de directeur Agroketens en Visserij van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

  • 3. Bij het verzoek worden gegevens overgelegd, waaruit blijkt dat wordt voldaan aan artikel 9, onderdelen d, e en f, van verordening nr. 1013/2010. In ieder geval worden de volgende documenten overgelegd:

    • a. een beschrijving van de situatie voor en na de verbouwing;

    • b. een bouwtekening waaruit het aantal ton blijkt waarmee de tonnage wordt verhoogd; en

    • c. een offerte betreffende de verbouwingswerkzaamheden.

  • 4. Na ontvangst van het verzoek bericht de minister de verzoeker of het verzoek naar zijn voorlopig oordeel aan de voorwaarden voldoet en stelt de minister een termijn vast waarbinnen de verbouwing uiterlijk moet zijn voltooid.

  • 5. Uiterlijk binnen zes weken na afloop van de termijn, bedoeld in het vierde lid, zendt de verzoeker de directeur een kopie van de meetbrief, bedoeld in artikel 4 van de Meetbrievenwet 1981, die naar aanleiding van de verbouwing is afgegeven.

  • 6. Na ontvangst van de meetbrief, bedoeld in het vijfde lid, stelt de minister het aantal ton, waarmee de tonnage wordt verhoogd, vast.

Artikel 96 Schorsing of intrekking visvergunning
  • 1. De minister trekt de visvergunning in:

    • a. in de situatie, bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de controleverordening, en artikel 92, derde lid, van de controleverordening, in samenhang met artikel 129, tweede lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening;

    • b. indien het vissersvaartuig niet meer is geregistreerd in het visserijregister; of

    • c. indien de visserijactiviteiten van een vissersvaartuig definitief worden beëindigd als bedoeld in artikel 23 van verordening nr. 1198/2006, en ten aanzien van de beëindiging door de minister of door de Europese Commissie subsidie is verleend.

  • 2. De minister schorst de visvergunning in de situatie, bedoeld in artikel 6, derde lid, van de controleverordening, en artikel 92, derde lid, van de controleverordening, in samenhang met artikel 129, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 3. De minister kan de visvergunning voor een bepaalde periode schorsen of intrekken indien naar het oordeel van de minister:

    • a. met het vissersvaartuig de visserij kennelijk is uitgeoefend in strijd met de artikelen 21, eerste lid, 22, 23, 24, 53, 57 of 105 van deze regeling of met de artikelen 39, eerste lid, of 49 van de controleverordening; of

    • b. de ondernemer van een vissersvaartuig ten aanzien van wie een visvergunning is verleend, of diens gemachtigde, niet voldoet aan de aan de visvergunning verbonden voorschriften.

  • 4. De periode, bedoeld in het derde lid, is niet korter dan 3 weken en niet langer dan 8 weken en wordt vastgesteld afhankelijk van de ernst en omvang van de overtreding.

  • 5. In afwijking van het vierde lid is de periode bedoeld in het derde lid niet korter dan 6 weken en niet langer dan 16 weken, indien binnen twee jaar na afloop van de schorsing of intrekking met het betrokken vissersvaartuig wederom hetzelfde artikel genoemd in onderdeel a van het derde lid wordt overtreden of de ondernemer of diens gemachtigde wederom niet voldoet aan de aan de visvergunning verbonden voorschriften.

Artikel 97 Vismachtiging
  • 1. Het is verboden om in strijd te handelen met artikel 7, eerste lid, van de controleverordening, ongeacht de lengte van het betrokken vissersvaartuig.

  • 2. De in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening, bedoelde vismachtiging wordt op aanvraag van de desbetreffende ondernemer door de minister verleend overeenkomstig artikel 98.

Artikel 98 Verlening vismachtiging
  • 1. Een vismachtiging wordt uitsluitend verleend indien de ondernemer voor het betrokken vissersvaartuig over een geldige visvergunning beschikt.

  • 2. Voor zover het een vismachtiging voor de in verordening nr. 1342/2008 bedoelde visserijactiviteiten betreft, wordt de vismachtiging slechts verleend indien voldaan is aan artikel 99.

  • 3. De minister kan weigeren een vismachtiging te verlenen indien hij dit noodzakelijk acht ter nakoming van verplichtingen van de Europese Unie.

  • 4. De minister kan aan een vismachtiging voorschriften verbinden of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen.

Artikel 99 Voorwaarden vismachtiging langetermijn herstelplan kabeljauw
  • 1. De aanvraag betreft een vissersvaartuig:

    • a. dat in de kalenderjaren 2006 tot en met 2008 heeft gevist in het desbetreffende gereglementeerde geografische gebied met het desbetreffende gereglementeerde vistuig;

    • b. dat, voor zover de aanvraag de vistuigcategorieën TR1 of TR2 betreft, in de kalenderjaren 2001 tot en met 2005 heeft gevist in het desbetreffende gereglementeerde geografische gebied met tot die vistuigcategorieën behorende vistuigen en waarvoor op grond van artikel 29 een recht op contingenten wijting en kabeljauw geldt;

    • c. ten aanzien waarvan op 1 januari 2009 een onomkeerbare investeringsverplichting is aangegaan met het oog op de uitoefening van de visserij in het gereglementeerde geografische gebied; of

    • d. dat dient ter vervanging van een of meer vissersvaartuigen ten aanzien waarvan is voldaan aan onderdeel a of b, en het motorvermogen van het vervangende vissersvaartuig niet meer bedraagt dan het motorvermogen van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen die worden vervangen.

  • 2. Voor zover de aanvraag de vistuigcategorieën BT1 en BT2 betreft, geldt voor het betrokken vissersvaartuig een recht op contingenten tong en schol op grond van artikel 29.

Artikel 100 Schorsing of intrekking vismachtiging
  • 1. De minister schorst de vismachtiging of trekt deze in in de situatie, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de controleverordening.

  • 2. De minister kan de vismachtiging voor een bepaalde periode schorsen of intrekken indien naar het oordeel van de minister de desbetreffende ondernemer, of diens gemachtigde, niet voldoet aan de aan de vismachtiging verbonden voorschriften.

Artikel 101 Markering vissersvaartuig en vistuig
  • 1. EU-vissersvaartuigen worden als volgt gemarkeerd:

    • a. de letter(s) van de haven of het district waarin het EU-vissersvaartuig is geregistreerd, en het nummer (of de nummers) waaronder het vaartuig is geregistreerd, moeten in een kleur die contrasteert met de ondergrond, aan weerszijden van de boeg zo hoog mogelijk boven de waterlijn zijn geschilderd of aangebracht, zodat zij van op zee en vanuit de lucht duidelijk zichtbaar zijn;

    • b. voor EU-vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 10 m en minder dan 17 m bedraagt de hoogte van de cijfers en letters ten minste 25 cm en de lijndikte ten minste 4 cm. Voor EU-vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 17 m bedraagt de hoogte van de cijfers en letters ten minste 45 cm en de lijndikte ten minste 6 cm;

    • c. de contrasterende kleuren zijn wit en zwart; en

    • d. de externe registratiecijfers en -letters die op de romp van het EU-vissersvaartuig zijn geschilderd of aangebracht, mogen niet verwijderbaar zijn en mogen niet worden uitgewist, worden gewijzigd, onleesbaar worden gelaten, worden bedekt of aan het gezicht worden onttrokken.

  • 2. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4 tot en met 14 van verordening nr. 356/2005.

  • 3. De kapitein van een vissersvaartuig met een lengte over alles van 10 m of meer dient documenten aan boord te hebben die door de minister zijn afgegeven en waarin ten minste de volgende gegevens over het vaartuig worden vermeld:

    • a. de naam, als het vaartuig een naam heeft;

    • b. de letters van de haven of van het district waarin het vaartuig is geregistreerd en het nummer (of de nummers) waaronder het vaartuig is geregistreerd;

    • c. de internationale radioroepnaam, als het vaartuig een radioroepnaam heeft;

    • d. de naam en het adres van de eigenaar(s) en, indien van toepassing, de charteraar(s); en

    • e. de lengte over alles, het vermogen van de voortstuwingsmotor, de brutotonnage en, voor vissersvaartuigen die met ingang van 1 januari 1987 in bedrijf zijn genomen, de datum van inbedrijfname.

  • 4. De kapitein van een vissersvaartuig met een lengte over alles van 17 m of meer dat met visruimen is uitgerust, dient accurate tekeningen met een beschrijving van deze visruimen aan boord te hebben waarin onder meer alle toegangspunten en de in kubieke meter uitgedrukte opslagcapaciteit van deze visruimen zijn aangegeven.

  • 5. De kapitein van vissersvaartuig met tanks voor gekoeld zeewater dient een bijgewerkt document aan boord te hebben waarin de in kubieke meter uitgedrukte capaciteit van de tanks voor iedere 10 cm hoogte van die tanks wordt aangegeven.

  • 6. De in het derde en vierde lid bedoelde documenten alsmede de wijzigingen van de kenmerken die in deze documenten zijn vermeld worden gecertificeerd door de inspectie Verkeer en Waterstaat, divisie Scheepvaart, van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Wijzigingen van de kenmerken die in de documenten, bedoeld in het derde tot en met vijfde lid, zijn vermeld, worden gecertificeerd door een bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat.

  • 7. De in dit artikel bedoelde documenten worden voor controle- of inspectiedoeleinden voorgelegd op verzoek van de ter zake bevoegde functionarissen.

Artikel 102 VMS voor vaartuigen
  • 1. Behoudens indien het een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 18, derde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening, betreft, is het is verboden in strijd te handelen met artikel 9, tweede en zesde lid, van de controleverordening.

  • 2. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 18, eerste en tweede lid, 20, en 25, eerste, derde en vijfde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 3. Satellietvolgapparatuur als bedoeld in artikel 9, van de controleverordening, die op een Nederlands vissersvaartuig is geïnstalleerd:

    • a. laat niet toe dat gegevens handmatig worden ingebracht, gewijzigd, beïnvloed of op andere wijze worden aangepast;

    • b. waarborgt een volledige automatische transmissie van juiste en actuele gegevens als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening, naar het visserijcontrolecentrum van de AID te Kerkrade met een frequentie van tenminste eenmaal per twee uur;

    • c. is voorzien van een reservestroombron die automatisch wordt ingeschakeld indien de hoofdstroom wordt uitgeschakeld of defect raakt en die een werking van ten minste zes uur waarborgt, en

    • d. is zodanig met het desbetreffende vissersvaartuig verbonden, dat bij verbreking de reden daarvan wordt aangegeven; en

    • e. is goedgekeurd door een ter zake geaccrediteerde instelling en voldoet blijkens die goedkeuring aan de onderdelen a tot en met d.

  • 4. Wijzigingen aan de satellietvolgapparatuur worden schriftelijk gemeld aan de AID.

  • 5. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 25, derde tot en met vijfde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening, is de AID.

Artikel 103 AIS

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 10, eerste lid, van de controleverordening.

§ 2 Controle op gebruik vangstmogelijkheden

Artikel 104 Invullen en overleggen papieren logboek, papieren aangiften van overlading en papieren aangifte van aanlanding
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 14, eerste en vierde tot en met achtste lid, 21, eerste en vierde lid, en 23, eerste, tweede en derde lid, van de controleverordening en met de artikelen 29, eerste lid, 30, eerste tot en met derde lid, 31, eerste, derde en vierde lid, 32, 33, 34, 35, 49, eerste, tweede en derde lid, 50, tweede lid, 51, eerste en vierde lid, 52 en 53 van de uitvoeringsverordening controleverordening, in samenhang met de voorschriften die ter uitvoering van deze bepalingen zijn opgenomen in de leden 2 tot en met 6.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde verboden zijn van overeenkomstige toepassing op degene die met een vissersvaartuig met een lengte over alles van minder dan 10 meter de visserij uitoefent, met dien verstande dat deze ook vangsten van minder dan 50 kilogram van elke soort die aan boord worden gehouden en worden overgeladen of aangeland in het logboek, de aangifte van overlading en de aangifte van aanlanding vermeldt.

  • 3. Voor de toepassing van de in het eerste lid bedoelde voorschriften wordt gebruik gemaakt van de door de minister ter beschikking gestelde documenten, overeenkomstig de in artikel 30, eerste tot en met derde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening vastgestelde modellen.

  • 4. Bij aanlanding met een vissersvaartuig in een Nederlandse haven is de termijn voor indiening van de eerste kopie van het logboek, de eerste kopie van de aangifte van overlading en de eerste kopie van de aangifte van aanlanding, bedoeld in artikel 32, van de uitvoeringsverordening controleverordening binnen een half uur na de aanlanding maar vóór de lossing en de termijn voor indiening van het originele logboek, de originele aangifte van overlading en de originele aangifte van aanlanding, bedoeld in artikel 32, van de uitvoeringsverordening controleverordening, binnen 48 uur na aanlanding.

  • 5. De indiening van de in artikel 32, van de uitvoeringsverordening controleverordening bedoelde documenten geschiedt door deze in de haven van aanlanding:

    • a. te overhandigen aan een functionaris of aan een ambtenaar van de AID; of

    • b. te deponeren in een vangstopgavebus.

  • 6. Indien de aanlanding niet in een haven plaatsvindt, geschiedt de indiening door middel van toezending aan het dichtstbijzijnde havenkantoor van de AID of aan het havenkantoor van de AID in de plaats waar de desbetreffende vis wordt verkocht.

  • 7. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 14, zesde lid, 21, vierde lid, en 23, derde lid, van de controleverordening en in artikel 32 van de uitvoeringsverordening controleverordening, is de AID.

  • 8. Als omrekeningsfactoren als bedoeld in artikel 49, derde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening, worden vastgesteld de omrekeningsfactoren die zijn opgenomen in bijlage 10.

Artikel 105 Elektronisch invullen/verzenden visserijlogboekgegevens
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 15, eerste en tweede lid, van de controleverordening en met de artikelen 36, eerste lid, 38, tweede lid, 39, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 40, derde lid, 41, derde en vierde lid, en 47 van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 2. Het format, bedoeld in artikel 37, van de uitvoeringsverordening controleverordening, is het format dat door de minister beschikbaar wordt gesteld.

  • 3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 15, eerste en tweede lid, van de controleverordening en in de artikelen 39, 40, 41, derde lid, en 47, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening, is de AID.

Artikel 106 Voorafgaande kennisgeving aanlanding
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 17, eerste lid, en 18, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 17, eerste, tweede en derde lid, 18 en 19 van de controleverordening, is de AID.

Artikel 107 Overladen
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 20, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2. Het is verboden vis over te laden zonder toestemming van een ambtenaar van de AID.

  • 3. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is van overeenkomstige toepassing in het geval het overladen is onderbroken.

  • 4. Als havens als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de controleverordening, worden aangewezen de voor de desbetreffende vissersvaartuigen op grond van artikel 6, tweede lid, toegelaten havens.

Artikel 108 Elektronisch invullen/verzenden aangifte van overlading
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 22, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 22, eerste en vijfde lid, van de controleverordening, is de AID.

Artikel 109 Elektronisch invullen/verzenden aangifte van aanlanding
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 24, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in 24, eerste lid, van de controleverordening, is de AID.

§ 3 Controle op visserij-inspanning

Artikel 110 Kennisgeving vistuig
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 27, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2. De kennisgeving, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de controleverordening, wordt gedaan aan de minister. Indien een ondernemer deelneemt aan een groep of een producentenorganisatie wordt de kennisgeving aan het bestuur van de groep onderscheidenlijk aan het bestuur van de producentenorganisatie gedaan.

  • 3. De kennisgeving bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. naam van de ondernemer;

    • b. lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig;

    • c. de gereglementeerde typen vistuig die zullen worden gebruikt; en

    • d. het gereglementeerd gebied waar zal worden gevist.

  • 4. Ingeval de kapitein van een vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger voornemens is in de beheersperiode hetzelfde type vistuig of dezelfde typen vistuigen te gebruiken als het type vistuig dat of de typen vistuigen die voor het desbetreffende gereglementeerd geografisch gebied is of zijn vermeld in de in artikel 97, bedoelde vismachtiging die betrekking heeft op de daaraan voorafgaande beheersperiode, wordt de kennisgeving tot verkrijging van die vismachtiging aangemerkt als kennisgeving als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de controleverordening.

  • 5. De gegevens die worden vermeld in de voor de beheersperiode af te geven vismachtiging worden gebaseerd op de meest recente kennisgeving.

  • 6. Ter verkrijging van de toestemming, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de controleverordening, meldt de kapitein van een vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger het voornemen tot het gebruik van meer dan één soort vistuig tijdens de visreis onmiddellijk voorafgaand aan de visreis aan de minister.

  • 7. In afwijking van het zesde lid wordt, ingeval de kapitein van een vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger de in het zesde lid bedoelde gegevens onmiddellijk voorafgaand aan de visreis op grond van artikel 15 van de controleverordening elektronisch heeft verstrekt, het in artikel 38, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening bedoelde retourbericht van de AID, aangemerkt als toestemming als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de controleverordening.

Artikel 111 Visserij-inspanningsverslag en uitputting van de visserij-inspanning
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 28, eerste lid, en 30 van de controleverordening, en artikel 58, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in 28, eerste lid, van de controleverordening, is de AID.

Artikel 112 Vrijstellingen
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 29, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2. Een vissersvaartuig mag andere dan met de visserij verband houdende activiteiten ontplooien in de gereglementeerde geografische gebieden zonder dat de daarmee gemoeide tijd wordt aangemerkt als een kalenderdag, mits wordt voldaan aan artikel 29, tweede lid, van de controleverordening. Een melding als bedoeld in dat onderdeel wordt schriftelijk gedaan aan de minister. De melding bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. naam van de ondernemer;

    • b. lettertekens en het nummer van het vissersvaartuig; en

    • c. de aard, datum van aanvang en duur van de activiteiten.

  • 3. Indien een vissersvaartuig niet heeft kunnen vissen omdat zich een noodsituatie als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de controleverordening heeft voorgedaan, wordt het aantal dagen waarop het vissersvaartuig niet heeft kunnen vissen, niet in mindering gebracht op de desbetreffende hoeveelheid visserij-inspanning, indien de kapitein van het vissersvaartuig of zijn vertegenwoordiger binnen een maand nadat de noodsituatie zich heeft voorgedaan schriftelijk bij de minister daarvan melding heeft gemaakt en de melding wordt gestaafd door bewijsstukken.

Artikel 113 Sluiting visserij
  • 1. Met ingang van de op grond van artikel 35, eerste lid, van de controleverordening vastgestelde datum is het voor Nederlandse vissersvaartuigen verboden de visserij uit te oefenden op de vissoorten waarvoor voornoemde vaststelling geldt en die soorten aan boord te houden, over te laden en in Nederland aan te voeren.

  • 2. Het is verboden in strijd te handelen met een op grond van artikel 36, tweede lid, van de controleverordening vastgesteld verbod.

§ 4 Controle op vlootbeheer

Artikel 114 Motorvermogen

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 39, eerste lid, van de controleverordening.

Artikel 115 Certificering motorvermogen

gereserveerd

§ 5 Controle op meerjarenplannen

Artikel 116 Aangewezen haven en gescheiden opslag demersale vangsten meerjarenplannen
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen te handelen met de artikelen 42, eerste lid, en 43, tweede lid, en 44 van de controleverordening.

  • 2. Als havens als bedoeld in de artikelen 42, eerste lid, en 43, eerste lid, van de controleverordening, worden aangewezen de voor de desbetreffende vissersvaartuigen op grond van artikel 6, tweede lid, toegelaten havens mits het aanlanden of overladen plaatsvindt binnen de in bijlage 2 C bij die havens vermelde lostijden.

  • 3. Als waarnemer of functionaris als bedoeld in artikel 42, tweede lid, van de controleverordening, wordt aangewezen een functionaris van de AID.

§ 6 Controle op technische maatregelen

Artikel 117 Vistuig en samenstelling vangst
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 47, 48, eerste tot en met derde lid, en 49, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2. De bevoegde autoriteit, bedoeld in 48, derde lid, van de controleverordening, is de AID.

Artikel 118 Controle voor visserij beperkte gebieden

Vanaf de datum, bedoeld in artikel 50, tweede lid, van de controleverordening is het voor vissersvaartuigen en vissersvaartuigen van andere lidstaten en derde landen met een lengte van 12 meter over alles of meer verboden te handelen in strijd met artikel 50, derde en vierde lid, van de controleverordening.

Artikel 119 Realtimesluiting visserijtakken
  • 1. De minister kan besluiten tot tijdelijke sluiting van een gebied ingeval een vangstdrempel als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de controleverordening is bereikt.

  • 2. In het besluit, bedoeld in het eerste lid, bepaalt de minister:

    • a. het geografische gebied van de visgronden waarop de sluiting van toepassing is;

    • b. de duur van de sluiting; en

    • c. de voorwaarden voor de visserij in dat gebied gedurende de sluiting.

  • 3. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 52, eerste lid, en 53, zevende lid, van de controleverordening.

  • 4. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in een gebied dat gesloten is op grond van artikel 54, eerste lid, van de controleverordening.

  • 5. Het verbod, bedoeld in het vierde lid, is niet van toepassing indien is voldaan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in het besluit tot sluiting, bedoeld in het eerste lid, en artikel 54, eerste lid, van de controleverordening.

Artikel 120 Recreatievisserij

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 55, tweede lid, van de controleverordening.

§ 7 Controle op de afzet

Artikel 121 Beginselen voor controle op de afzet
  • 1. Degene die gevangen of geoogste visserij- en aquacultuurproducten voor de eerste verkoop aanbiedt, verdeelt de genoemde producten in partijen.

  • 2. Producten waarvoor Europese handelsnormen gelden, worden slechts voor eerste verkoop uitgestald, voor eerste verkoop aangeboden, verkocht of anderszins verhandeld als zij met die normen in overeenstemming zijn.

  • 3. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 56, tweede en vierde lid, en 57, derde lid, van de controleverordening.

Artikel 122 Traceerbaarheid

gereserveerd

Artikel 123 Eerste verkoop visserijproducten

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 59, tweede lid, van de controleverordening.

Artikel 124 Weging visserijproducten
  • 1. Visserijproducten worden gewogen met apparatuur die ten genoegen van de minister is goedgekeurd, geijkt en verzegeld.

  • 2. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 60, tweede en vijfde lid, van de controleverordening en met de artikelen 70, 71, eerste en tweede lid, 72, tweede en derde lid, 73, tweede lid, 74, 79, eerste lid, 80, eerste en tweede lid, 82, 83, 84, tweede en derde lid, 85, 86, en 87 van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 60, zesde lid, van de controleverordening en de artikelen 75, 80, eerste lid, 81, 82, eerste lid, en 87, van de uitvoeringsverordening controleverordening, is de AID.

  • 4. Als havens als bedoeld in artikel 79, tweede lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening, worden aangewezen de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B. Het aanlanden of overladen vindt plaats binnen de in bijlage 2 C bij die havens vermelde lostijden.

  • 5. Het is verboden met een Nederlands vissersvaartuig vis van de in artikel 78 van de uitvoeringsverordening controleverordening genoemde soorten buiten de Europese Unie aan te landen in havens die niet uitdrukkelijk voor weging zijn geselecteerd door derde landen die voor deze soorten overeenkomsten met de Europese Unie hebben gesloten.

Artikel 125 Verkoopdocument
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 62, eerste en vijfde lid, en 63, eerste lid, van de controleverordening en met artikel 90 van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 2. Geregistreerde visafslagen als bedoeld in artikel 62, tweede lid, van de controleverordening registreren de in artikel 64, eerste lid, van de controleverordening genoemde gegevens elektronisch en geven deze elektronisch door aan de AID, overeenkomstig de recordstructuur die is opgenomen in bijlage 11.

  • 3. Het verkoopdocument, bedoeld in artikel 62, eerste lid, van de controleverordening bevat de gegevens, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de controleverordening, stemt overeen met de factuur of als zodanig dienstdoend document als bedoeld in de artikelen 218 en 219 van Richtlijn nr. 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347) en wordt binnen de in artikel 62, eerste lid genoemde termijn overhandigd aan een ambtenaar van de AID of gedeponeerd in een vangstopgavebus.

  • 4. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 62, eerste lid en vijfde lid, en 63, eerste lid, van de controleverordening en in artikel 87 van de uitvoeringsverordening controleverordening, is de AID.

Artikel 126 Aangifte van overname
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 66, eerste lid, en 67, eerste lid, van de controleverordening.

  • 2. De aangifte van overname, bedoeld in artikel 66, eerste lid van de controleverordening wordt binnen de in dat artikelonderdeel genoemde termijn overhandigd aan een ambtenaar van de AID of gedeponeerd in een vangstopgavebus.

  • 3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 66, eerste lid, en 67, eerste lid, van de controleverordening, is de AID.

Artikel 127 Vervoersdocument
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 68, eerste, derde, vijfde en zevende lid, van de controleverordening.

  • 2. Het vervoersdocument, bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de controleverordening wordt binnen de in dat artikelonderdeel genoemde termijn overhandigd aan een ambtenaar van de AID of gedeponeerd in een vangstopgavebus.

  • 3. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 68, eerste, tweede, derde en zesde lid, van de controleverordening, is de AID.

§ 8 Bewaking, inspecties, procedures en handhaving

Artikel 128 Bewaking, inspecties en procedures
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 73, zevende lid, 75, eerste lid, en 84, vierde lid, van de controleverordening, en met de artikelen 113, tweede lid, 114, eerste lid, en 122, vijfde lid, in samenhang met de artikelen 113, tweede lid, en 114, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening.

  • 2. De kapitein handelt overeenkomstig een op grond van artikel 104, tweede lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening gegeven opdracht.

  • 3. Indien overeenkomstig artikel 104 van de uitvoeringsverordening controleverordening ID-merktekens en zegels als bedoeld in dat artikel zijn aangebracht, is het verboden deze merktekens en zegels te verwijderen.

Artikel 129 Handhavingmaatregelen
  • 1. Het is verboden visserijactiviteiten uit te oefenen in een gebied dat gesloten is op grond van artikel 104 van de controleverordening.

  • 2. Het is verboden in strijd te handelen met op grond van artikel 108 van de controleverordening vastgestelde maatregelen.

Artikel 130 Puntensysteem voor ernstige inbreuken

gereserveerd

HOOFDSTUK 7. TOEGANGSREGELS DERDE LANDEN, IUU EN VANGSTDOCUMENTATIEREGELINGEN

§ 1 Toegangsregels derde landen

Artikel 131 Toegangsregels derde landen
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, 9, tweede lid, 11, eerste lid, 13, eerste lid, 18, 22, 23, eerste lid, en 24, tweede lid, van verordening nr. 1006/2008

  • 2. Een verzoek tot uitreiking van een machtiging als bedoeld in artikel 3 en een verzoek tot machtiging als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van verordening nr. 1006/2008, wordt ingediend bij de minister.

  • 3. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 2, eerste lid, 3, 4, 7, 8, 10 en 11 van verordening nr. 201/2010.

  • 4. De minister trekt de machtiging, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van verordening nr. 1006/2008, in ieder geval in indien een vissersvaartuig is opgenomen op de lijst van IOO-vaartuigen, bedoeld in artikel 27 van verordening nr. 1005/2008.

§ 2 Invoer

Artikel 132 Invoerverbod tonijnsoorten uit bepaalde gebieden

Het is verboden in strijd te handelen met artikel 2 van verordening nr. 827/2004.

§ 3 IUU en vangstdocumentatieregelingen

Artikel 133 Toegang tot havens en gebruik havendiensten vaartuigen derde landen
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 5, tweede lid, 6, eerste en tweede lid, 8, eerste lid, en 10, vijfde lid, van verordening nr. 1005/2008.

  • 2. Als havens als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, worden aangewezen de voor de desbetreffende vissersvaartuigen op grond van artikel 6, tweede lid, toegelaten havens.

  • 3. De voorafgaande kennisgeving, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, geschiedt door verzending van een door de desbetreffende kapitein ondertekend elektronisch of faxbericht aan de meldkamer van de AID te Kerkrade.

  • 4. Het is voor vissersvaartuigen van derde landen verboden de haven binnen te varen of zijn vangst aan te landen of over te laden zonder door een ambtenaar van de AID verleende toestemming als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 11, tweede lid, van verordening nr. 1005/2008.

  • 5. De aangifte, bedoeld in artikel 8, eerste lid, wordt ingediend bij de meldkamer van de AID te Kerkrade met gebruikmaking van het in artikel 3, eerste lid, van verordening nr. 1010/2009, bedoelde formulier indien de aangifte betrekking heeft op aanlanding, dan wel met gebruikmaking van het in artikel 3, tweede lid, van verordening nr. 1010/2009, bedoelde formulier indien de aangifte betrekking heeft op overlading.

Artikel 134 Vangstcertificaten bij invoer
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 12, eerste en tweede lid, 14, eerste en tweede lid, en 22, vijfde lid, van verordening nr. 1005/2008.

  • 2. Indien de invoer betrekking heeft op visserijproducten van de soorten, genoemd in artikel 2, onderdeel a, van verordening nr. 640/2010, artikel 3, onderdeel b en c, van verordening nr. 1984/2003 of artikel 3, onderdeel a, van verordening nr. 1035/2001, wordt voor de toepassing van het eerste lid gebruik gemaakt van:

    • a. het vangstcertificaat, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van verordening nr. 640/2010, dat overeenkomstig artikel 4 van die verordening is afgegeven, ingevuld en gewaarmerkt;

    • b. het statistisch document, bedoeld in artikel 4 van verordening nr. 1984/2003, dat overeenkomstig dat artikel is afgegeven, ingevuld en gewaarmerkt; onderscheidenlijk

    • c. het vangstdocument, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, van verordening nr. 1035/2001, dat overeenkomstig die verordening is afgegeven, ingevuld en gewaarmerkt.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid is de invoer van visserijproducten als bedoeld in artikel 2, achtste lid, van verordening nr. 1005/2008, verboden indien de invoer van die producten is geweigerd op grond van artikel 18, eerste en tweede lid, van die verordening.

  • 4. Indien de vrijgave en het in de handel brengen van visserijproducten op grond van artikel 17, zevende lid, van verordening nr. 1005/2008 is opgeschort, komen de kosten voor de opslag van die producten gedurende de periode, bedoeld in artikel 17, vijfde lid, van die verordening, ten laste van de marktdeelnemer.

Artikel 135 Vangstcertificaten bij aanlanding of overlading door EU-vissersvaartuigen en bij interne verhandeling
  • 1. Indien het betreft visserijproducten van de soorten, genoemd in artikel 2, onderdeel a, van verordening nr. 640/2010, is het verboden in strijd te handelen met de artikelen 3, tweede en tiende lid en 4, eerste lid van die verordening, voor zover deze artikelen betrekking hebben op aanlanden, overladen of intern verhandelen.

  • 2. De minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van verordening nr. 640/2010.

  • 3. Voor zover het betreft visserijproducten van de soorten, genoemd in artikel 3, onderdeel a, van verordening nr. 1035/2001, is het verboden in strijd te handelen met de artikelen 8, 9 10, 11 en 12 van die verordening.

Artikel 136 Bevoegde autoriteit
  • 1. Het vangstcertificaat, bedoeld in de artikelen 12 en 14, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel c, onder i, van verordening nr. 1005/2008, het vangstdocument, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van die verordening, het bewijs, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van die verordening, de verklaring, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van die verordening, en de kopie van het vangstcertificaat, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderdeel c, onder ii, van die verordening, worden overeenkomstig artikel 16, eerste lid, van die verordening of overeenkomstig artikel 8 van verordening nr. 1010/2009 ingeval de desbetreffende visserijproducten met de in dit artikel bedoelde vervoermiddelen wordt getransporteerd, ingediend bij de minister.

  • 2. De minister is de bevoegde instantie, bedoeld in artikel 4, derde lid, van verordening nr. 1984/2003.

Artikel 137 Erkende marktdeeldemers
  • 1. In afwijking van artikel 136 kunnen erkende marktdeelnemers als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van verordening nr. 1005/2008, handelen overeenkomstig dat lid.

  • 2. Marktdeelnemers dienen een verzoek in tot erkenning bij de minister overeenkomstig artikel 14 van verordening nr. 1010/2009.

  • 3. De minister verleent de erkenning, bedoeld in het tweede lid, slechts indien de marktdeelnemer voldoet aan artikel 16, derde lid, onderdelen a tot en met g, van verordening nr. 1005/2008 en de artikelen 9 tot en met 13 van verordening nr. 1010/2009.

  • 4. De minister schorst de erkenning, bedoeld in het tweede lid, indien zich één van de in de artikelen 22 tot en met 26 van verordening nr. 1010/2009 bedoelde gevallen voordoet.

  • 5. De minister trekt de erkenning in indien zich één van de in artikel 27 van verordening nr. 1010/2009 bedoelde gevallen voordoet.

  • 6. Het aantal invoeroperaties, bedoeld in artikel 16, derde lid, onderdeel b, van verordening nr. 1005/2008, bedraagt 50.

Artikel 138 Vangstcertificaten bij uitvoer
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met artikel 15, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, artikel 5, eerste en vijfde lid, van verordening nr. 1984/2003 en artikel 18, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001.

  • 2. De minister is de overheidsinstantie, bedoeld in artikel 12, vierde lid, van verordening nr. 1005/2008, en de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van verordening nr. 1984/2003, en artikel 18, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001.

  • 3. De uitvoerder van vangsten van een vissersvaartuig dient het verzoek tot validatie, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, artikel 5, tweede lid, van verordening nr. 1984/2003, en artikel 18, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001, in bij de minister.

Artikel 139 Vangstcertificaten bij wederuitvoer
  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met artikel 21, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, de artikelen 3, tweede lid, van verordening nr. 640/2010, voor zover dit artikel betrekking heeft op wederuitvoer, en 6, tweede lid, van laatstgenoemde verordening, de artikelen 6, eerste, vierde en zesde lid en 7 van verordening nr. 1984/2003 en artikel 19, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001.

  • 2. De minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening nr. 640/2010, artikel 6, tweede en vierde lid, van verordening nr. 1984/2003 en artikel 19, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001.

  • 3. De uitvoerder van producten, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008, dient het verzoek tot invulling van het vangstcertificaat of een kopie van het vangstcertificaat, bedoeld in dat artikellid, in bij de minister.

  • 4. De uitvoerder van visserijproducten van de soorten, genoemd in artikel 2, onderdeel a, van verordening nr. 640/2010, artikel 3, onderdeel b en c, van verordening nr. 1984/2003 of artikel 3, onderdeel a, van verordening nr. 1035/2001, dient het verzoek tot waarmerking van het wederuitvoercertificaat, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van verordening nr. 640/2010, artikel 6, tweede en vierde lid, van verordening nr. 1984/2003 onderscheidenlijk van het vangstdocument, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001, in bij de minister.

  • 5. De in het vierde lid bedoelde verzoeken gaan vergezeld van de documenten, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van verordening nr. 640/2010, artikel 6, tweede lid, van verordening nr. 1984/2003 onderscheidenlijk artikel 19, eerste lid, van verordening nr. 1035/2001.

Artikel 140 Maatregelen tegen bij IUU betrokken vaartuigen en staten
  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, tweede tot en met vierde lid, 37, aanhef en onderdelen 3 tot en met 6, 9 en 10, 38, aanhef en onderdelen 1 tot en met 3 en 5 tot en met 7, 39, eerste lid, 40, tweede lid, en 48, vierde lid, van verordening nr. 1005/2008.

  • 2. Indien een vissersvaartuig van een derde land is opgenomen op de lijst van IOO-vaartuigen, bedoeld in artikel 27 van verordening nr. 1005/2008, is het voor dat vissersvaartuig verboden om zonder door een ambtenaar van de AID verleende toestemming als bedoeld in artikel 37, onderdeel 7, van die verordening, de bemanning te vervangen.

  • 3. Het is een vissersvaartuig dat is opgenomen op de lijst van IOO-vaartuigen, bedoeld in artikel 27 van verordening nr. 1005/2008, verboden de Nederlandse vlag te voeren.

  • 4. Het is een Nederlands vissersvaartuig verboden charterovereenkomsten te sluiten met derde landen die zijn opgenomen op de lijst van niet-meewerkende derde landen, bedoeld in artikel 33 van verordening nr. 1005/2008.

  • 5. Het is verboden in strijd te handelen met een krachtens artikel 36 van verordening nr. 1005/2008 vastgestelde noodmaatregel.

  • 6. Waarnemingsverslagen als bedoeld in artikel 48, vierde lid, van verordening nr. 1005/2008, worden ingediend bij de minister.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 141 Bijhouden gegevens

Degene die ingevolge deze regeling en de in artikel 1, tweede lid, genoemde verordeningen gegevens moet vermelden of anderszins moet bijhouden of moet verstrekken, doet dit volledig, naar waarheid en binnen de gestelde termijnen.

Artikel 142 Medebewind Productschap Vis

  • 1. Van het bestuur van het Productschap Vis wordt medewerking gevorderd ter uitvoering van:

    • a. artikel 59, tweede lid, van de controleverordening; en

    • b. artikel 15, eerste lid, van verordening nr. 1005/2008.

  • 2. De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde medewerking bestaat uit het registreren van de kopers van visserijproducten van een vaartuig bij eerste verkoop, bedoeld in artikel 59, tweede lid, van de controleverordening.

  • 3. De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde medewerking bestaat uit het overeenkomstig artikel 12, vierde lid, van verordening nr. 1005/2008 valideren van vangstcertificaten voor zover deze certificaten betrekking hebben op de vangst van garnalen of van platvis.

  • 4. In afwijking van artikel 138, derde lid, wordt het in dat lid bedoelde verzoek tot validatie, voor zover het betrekking heeft op de in het derde lid van dit artikel bedoelde vissoorten, ingediend bij het Productschap Vis.

  • 5. Het Productschap Vis neemt terzake van het de uitvoering van het medebewind de aanwijzingen van de minister in acht.

Artikel 143 Wijziging regelingen

1. De Regeling LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

a. De omschrijvingen van de in artikel 4:1, eerste lid, opgenomen begrippen ‘visvergunning’ en ‘contingent’ komen als volgt te luiden:

visvergunning:

aan een ondernemer ten aanzien van een vissersvaartuig toegekende visvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij;

contingent:

contingent als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij;

b. Artikel 4:6, tweede lid, onderdeel e, komt te luiden:

  • e. het originele exemplaar van de vismachtiging, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de controleverordening, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringregeling zeevisserij, voor zover ten aanzien van het desbetreffende vissersvaartuig een vismachtiging is toegekend;.

2. De Uitvoeringsregeling visserij wordt als volgt gewijzigd:

a. Artikel 1, onderdeel q, komt te luiden:

  • q. functionaris: functionaris als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij;

b. In artikel 10a, vierde lid, wordt ‘artikel 15, tweede lid, van de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening visserij’ vervangen door: artikel 104, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij.

c. Artikel 17, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de territoriale zee van Nederland, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee;

d. In artikel 40 wordt ‘Van het bepaalde in artikel 5 van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij’ vervangen door: Van artikel 79, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij.

e. In artikel 42, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘als genoemd in de bijlagen 2, 3, en 4 van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij’ vervangen door: als genoemd in de bijlagen 4, 5, en 6 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij.

f. In artikel 42, tweede lid, onderdeel b, wordt ‘de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988’ vervangen door: de Uitvoeringsregeling zeevisserij.

g. Het derde en vierde lid van artikel 42 komen als volgt te luiden:

  • 3. De opgave, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, vindt plaats door middel van het indienen van het logboek, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de controleverordening, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij.

  • 4. Het indienen van het logboek, bedoeld in het derde lid, vindt plaats door overhandiging aan een functionaris of aan een ambtenaar van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie of deponering van het formulier in een opgavebus als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij.

h. Artikel 70, derde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. de aanvrager een meetrapport van een onafhankelijke instelling met deskundigheid op het gebied van meting van motorvermogen en afstelling van motoren en terzake geaccrediteerd, overlegt dat niet ouder is dan twee maanden en waaruit het motorvermogen blijkt van het vissersvaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is aangevraagd.

i. In artikel 71, eerste lid, wordt ‘een onafhankelijk meetbureau als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van de Regeling visvergunning’ vervangen door: een onafhankelijke instelling met deskundigheid op het gebied van meting van motorvermogen en afstelling van motoren en terzake geaccrediteerd.

Artikel 144 Overgangsbepalingen

  • 1. Bescheiden die ingevolge de regelingen, bedoeld in artikel 145, zijn verzameld, ingevuld, bewaard en bijgehouden, worden aangemerkt als bescheiden op grond van deze regeling en op grond van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde verordeningen.

  • 2. Voor zover er ter zake nog sprake is van enige bestuursrechtelijke afdoening, met inbegrip van bezwaar- en beroepsprocedures, vindt deze overeenkomstig de regelingen, bedoeld in artikel 145, plaats.

  • 3. Bestaande aanspraken en verplichtingen bij, op grond of in het kader van de regelingen, bedoeld in artikel 145, blijven in stand.

  • 4. Een ondernemer die op het tijdstip voor inwerkingtreding van deze regeling recht had op een contingent voor een vissoort op grond van artikel 11, eerste en tweede lid, van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij, heeft voor 2011 een recht op dat contingent als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van deze regeling.

  • 5. Een toekenning voor het kalenderjaar van een groepscontingent op grond van artikel 13, eerste lid, van artikel 16, eerste lid, van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij, geldt als een toekenning van een groepscontingent als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van deze regeling.

  • 6. Een besluit tot aanhouding van een contingent, op grond van artikel 23 van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij, geldt als een besluit tot aanhouding als bedoeld in artikel 44 van deze regeling.

  • 7. Een document, uitgereikt voor 2011 op grond van artikel 12, eerste lid, van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij, wordt voor dat jaar beschouwd als een document als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van deze regeling.

Artikel 145 Intrekken regelingen

De volgende regelingen worden ingetrokken:

  • a. de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening visserij;

  • b. de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij;

  • c. de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988;

  • d. de Regeling technische maatregelen 2000; en

  • e. de Regeling visvergunning.

Artikel 146 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling zeevisserij.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

BIJLAGE 1

Lettertekens havens als bedoeld in artikel 5 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Gemeente

Lettertekens

AMSTERDAM (Ransdorp)

RD

BERGEN OP ZOOM

BZ

BROEK IN WATERLAND

BIW

BUNSCHOTEN

BU

DE MARNE (Lauwersoog)

LO

DE MARNE (Zoutkamp)

ZK

DELFZIJL

DZ

DELFZIJL (Termunten)

TM

DEN HELDER

HD

DIEMEN

DM

DONGERADEEL (Westdongeradeel)

WL

DRIMMELEN (Hoge en Lage Zwaluwe)

ZL

EDAM (Volendam)

VD

EEMSMOND (Usquert)

UQ

ENKHUIZEN

EH

GENEMUIDEN

GM

GOEDEREEDE

GO

GOEDEREEDE (Ouddorp)

OD

GOEDEREEDE (Stellendam)

SL

GOES

GOE

HARDERWIJK

HK

HARLINGEN

HA

HEMELUMER OLDEFERD

HL

HINDELOOPEN

HI

HONTENISSE

HON

HOORN

HN

KATWIJK

KW

KLUNDERT

KL

LEMSTERLAND (Lemmer)

LE

MEDEMBLIK

ME

MIDDELBURG (Arnemuiden)

ARM

NIEUW-BEIJERLAND

NB

NOORD-BEVELAND (Kortgene)

KG

OOSTDONGERADEEL

OL

REIDERLAND (Finsterwolde)

FL

REIMERSWAAL (Yerseke)

YE

SCHOUWEN-DUIVELAND (Bruinisse)

BRU

SCHOUWEN-DUIVELAND (Midden-Schouwen)

MS

SCHOUWEN-DUIVELAND (Westerschouwen)

WSW

SCHOUWEN-DUIVELAND (Zierikzee)

ZZ

’S-GRAVENHAGE (Scheveningen)

SCH

SLOTEN (Fr.)

SLO

SLUIS (Breskens-Oostburg)

BR

STAVEREN

ST

TERNEUZEN

NZ

TERSCHELLING

TS

TEXEL

TX

THOLEN

TH

URK

UK

VELSEN (IJmuiden)

IJM

VLAARDINGEN

VL

VLIELAND

VLL

VLISSINGEN

VLI

WATERLAND (Monnickendam)

MO

WIERINGEN

WR

WORKUM

WK

WUNSERADIEL (Wonseradeel)

WON

ZEEVANG (Oosthuizen)

OH

BIJLAGE 2

A Havens als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, en losplaatsen als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

  • 1. Breskens (Gemeente Oostburg):

    • a. de kaden van de Vissershaven vanaf de jachthaven langs de Visafslag tot aan de Vissersteiger;

    • b. de Vissersteiger alsmede de openbare kade langs de Middenhavendam voor zover het betreft het lossen van vissersvaartuigen die uitsluitend garnalen, sprot of harder lossen;

    • c. de loswal aan de westzijde van de Middenhavendam.

  • 2. Vlissingen:

    • a. de loswal langs de visafslag gelegen aan de eerste binnenhaven;

    • b. de locatie, gelegen tegenover de zijdeur aan de kop van de visafslag aan de landtong tussen de eerste en tweede binnenhaven.

  • 3. Colijnsplaat (Gemeente Noord-Beveland): de vislossteigers aan de zuidzijde van de Rijksvissershaven

  • 4. Stellendam (Gemeente Goedereede): de vislossteiger van de buitenhaven

  • 5. Scheveningen (Gemeente 's-Gravenhage): de kaden van de Eerste Binnenhaven

  • 6. IJmuiden:

    • a. de kotterkade;

    • b. een kade aan de noordzijde van de vissershaven met uitzondering van de houten steigers;

    • c. de Trawlerkade gelegen aan de zuidzijde van de vissershaven

  • 7. Den Helder:

    • a. de elf zich in de buitenhaven bevindende steigers gelegen voor het perceel het Nieuwe Diep nr. 27b;

    • b. de kade gelegen tussen de Moormanbrug en de Koopvaarderschutsluis (steiger 51, 52 en 53);

    • c. de Paleiskade (steiger 32 tot en met 35);

    • d. de steigers 36, 37 en 38 gelegen aan de voormalige onderzeedienstkade

  • 8. Den Oever (gemeente Wieringen):

    • a. de voor perceel Havenkade 1 gelegen kade aan de Oude Vissershaven;

    • b. de kade gelegen aan de Noorderhaven vanaf het einde van de pier tot en met de voor perceel Havenkade 1 gelegen kade

  • 9. Harlingen:

    • a. de lossteigers en kaden voor en nabij de visafslag te Harlingen, gelegen in en aan de Nieuwe Vissershaven;

    • b. de kaden van de Handelshaven, bestaande uit de Nieuwe Willemshaven, de Oude Willemshaven en de Vluchthaven

  • 10. Lauwersoog (Gemeente De Marne):

    • a. de kade gelegen voor het gebouw van de visafslag;

    • b. de kaden gelegen ten westen en ten oosten van het gebouw van de visafslag

  • 11. Delfzijl:

    • a. de Handelskade west;

    • b. de Damsterkade;

    • c. de kade van de Farmsumer haven;

    • d. de Handelskade oost

  • 12. Termunterzijl (Gemeente Delfzijl): de in de Vissershaven gelegen steiger

  • 13. Eemshaven (Gemeente Eemsmond): de zuidkade van de Julianahaven

  • 14. Vlaardingen: de kade aan de noordzijde van de koningin Wilhelminahaven

  • 15. Urk: de Burgemeester Schipperkade

  • 16. Velsen: de Velserkade

B Havens en losplaatsen als bedoeld in de artikelen 14, zesde lid, 71, tweede lid, 75, derde lid, 76, tweede lid, 77, vijfde lid, en 124, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

  • 1. Vlissingen:

    • a. de loswal langs de visafslag gelegen aan de eerste binnenhaven;

    • b. de locatie, gelegen tegenover de zijdeur aan de kop van de visafslag aan de landtong tussen de eerste en tweede binnenhaven.

  • 2. Scheveningen (Gemeente 's-Gravenhage): de kaden van de Eerste Binnenhaven

  • 3. IJmuiden:

    • a. de kotterkade;

    • b. een kade aan de noordzijde van de vissershaven met uitzondering van de houten steigers;

    • c. de Trawlerkade gelegen aan de zuidzijde van de vissershaven

  • 4. Harlingen:

    • a. de lossteigers en kaden voor en nabij de visafslag te Harlingen, gelegen in en aan de Nieuwe Vissershaven;

    • b. de kaden van de Handelshaven, bestaande uit de Nieuwe Willemshaven, de Oude Willemshaven en de Vluchthaven

  • 5. Eemshaven (Gemeente Eemsmond): de zuidkade van de Julianahaven

  • 6. Velsen: de Velserkade

C Havens en lostijden als bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Haven

Dagen

Lostijden

Breskens

MA

00.00 t/m 17.00

 

DI

06.00 t/m 17.00

 

WO

00.00 t/m 17.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 13.00

 

ZA

06.00 t/m 10.00

     

Colijnsplaat

MA

00.00 t/m 17.00

 

DI

04.00 t/m 16.00

 

WO

04.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 16.00

 

ZA

06.00 t/m 10.00

     

Delfzijl

MA

00.00 t/m 12.00

 

DI

04.00 t/m 12.00

 

WO

04.00 t/m 12.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 24.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Den Helder

MA

01.00 t/m 16.00

 

DI

00.00 t/m 16.00

 

WO

00.00 t/m 24.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 24.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Den Oever

MA

04.00 t/m 20.00

 

DI

04.00 t/m 20.00

 

WO

04.00 t/m 20.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 24.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Eemshaven

MA

00.00 t/m 12.00

 

DI

04.00 t/m 12.00

 

WO

04.00 t/m 12.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 24.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Harlingen

MA

01.00 t/m 16.00

 

DI

04.00 t/m 16.00

 

WO

04.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 24.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Lauwersoog

MA

00.00 t/m 16.00

 

DI

00.00 t/m 16.00

 

WO

00.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 24.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Scheveningen

MA

00.00 t/m 16.00

 

DI

02.00 t/m 16.00

 

WO

00.00 t/m 24.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 20.00

 

ZA

04.00 t/m 10.00

     

Stellendam

MA

00.00 t/m 16.00

 

DI

04.00 t/m 16.00

 

WO

04.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 16.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Termunterzijl

MA

04.00 t/m 16.00

 

DI

04.00 t/m 16.00

 

WO

04.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 16.00

     

Urk

MA

00.00 t/m 16.00

 

DI

04.00 t/m 16.00

 

WO

04.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 16.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

     

Vlissingen

MA

00.00 t/m 16.00

 

DI

00.00 t/m 16.00

 

WO

00.00 t/m 16.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 16.00

 

ZA

00.00 t/m 10.00

     

IJmuiden

MA

00.00 t/m 16.00

 

DI

00.00 t/m 16.00

 

WO

00.00 t/m 24.00

 

DO

00.00 t/m 24.00

 

VR

00.00 t/m 20.00

 

ZA

00.00 t/m 12.00

BIJLAGE 3

Aanlandingsplaatsen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Nieuwe Statenzijl (gemeente Reiderland)

Noordpolderzijl (gemeente Eemsmond)

De Cocksdorp (gemeente Texel)

Oudeschild (gemeente Texel)

Petten (gemeente Zijpe)

Camperduin (gemeente Bergen)

Schoorl (gemeente Bergen)

Bergen aan Zee (gemeente Bergen)

Egmond aan Zee (gemeente Bergen)

Katwijk aan Zee (gemeente Katwijk)

Terheide (gemeente Monster)

Europoort (gemeente Rotterdam)

Neeltje Jans (gemeente Schouwen-Duiveland)

Stellendam (gemeente Goedereede)

Bruinisse (gemeente Schouwen-Duiveland)

Burgsluis (gemeente Schouwen-Duiveland)

Roompotsluis (Colijnsplaat, gemeente Noord-Beveland)

Kats (gemeente Noord-Beveland)

Yerseke (gemeente Reimerswaal)

Wilhelminadorp (gemeente Goes)

Zierikzee (gemeente Schouwen-Duiveland)

Walsoorden (gemeente Hontenisse)

Sint-Annaland (gemeente Tholen)

Nes (gemeente Ameland)

Loswal (gemeente Schore)

Schelphoek (gemeente Schouwen-Duiveland)

Bergse Diepsluis (gemeente Tholen)

Haventje van Waarde (gemeente Reimerswaal)

Haven Flauwers (gemeente Zierikzee)

BIJLAGE 4

Vangstverboden voor de Nederlandse vissers voor het kalenderjaar 2011 op de vissoorten, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Vissoort

Gebied

Alaska pollak

Theragra chalcogramma

De Beringzee

   

Amerikaanse/Lange schol

Hippoglossoides platessoides

NAFO gebieden 3LMNO

   

Ansjovis

Engraulis encrasicolus

ICES gebieden IX en X en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

   

Antarctische ijsheken

Dissostichus spp.

Antarctische wateren van het FAO gebied 48.4

   

Atlantische heilbot

Hippoglossus hippoglossus

Groenlandse wateren van de ICES gebieden V en XIV en de Groenlandse wateren van de NAFO gebieden 0 en 1

   

Atlantische slijmkop

Hoplostethus atlanticus

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIV en het SEAFO gebied

   

Beryciden

Beryx spp.

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIV en het SEAFO gebied

   

Blauwe marlijn

Makaira nigricans

Atlantische Oceaan

   

Blauwe leng

Molva dypterygia

ICES gebied III en de Noorse wateren van de ICES gebieden IIa en IV

   

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Wateren van de Faerøer en de ICES gebieden VIIIc, IX, X en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

   

Blauwvintonijn

Thunnus thynnus

Atlantische Oceaan, ten oosten van 45º WL en de Middellandse Zee

   

Chileense horsmakreel

Tracherus murphyi

SPFO gebied

   

Diepzeehaaien

Portugese hondshaai

Centroscymnus coelolepis

Donkere doornhaai

Centrophorus squamosus

Spitssnuitsnavelhaai

Deania calceus

Zwarte haai

Dalatias licha

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden V, VI, VII, VIII, IX en X

Grote lantaarnhaai

Etmopterus princeps

Zwarte doornhaai

Etmopterus spinax

Doornhaai

Centroscyllium fabricii

Ruwe doornhaai

Centrophorus granulosos

 

Spaanse hondshaai

Galeus melastomus

Muiskathaai

Galeus murinus

IJslandse hondshaaien

Apristuris spp.

Langsnuitdoornhaai

Centrocymmus crepidater

 

Groenlands haai

Sonmousus microcephalus

Franjehaai

Chlamydoselachus anguineus

Zeskieuwige koehaai

Hexanchus griseus

Grootvindoornhaai

Oxynotus paradoxus

Mestandijshaai

Scymnodon ringens

 
   

Diepzeehaaien

Roggen

Rajida

Gevlekte gladde lantaarnhaai

Etmopterus bigelowi

Kortstaartlantaarnhaai

Etmopterus brachyurus

Grote lantaarnhaai

Etmopterus princeps

SEAFO gebied

Gladde lantaarnhaai

Etmopterus pusillus

Spookkathaai

Apristurus manis

Fluweelijshaai

Scymnodon squamulosus

Diepzeehaaien van de superorde

Selachimorpha

 
   

Diepzeehaaien en

Deania histricosa en Deania profondorum

EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied XII

   

Doornhaai

Squalus accanthias

ICES gebieden I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, XII, XIV en SEAFO gebied

   

Gaffelkabeljauwen

Phycis spp.

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X en XII

   

Geelstaartschar

Limanda ferruginea

NAFO gebieden 3LNO

   

Gitaarrog

Rhinobatidae

EU wateren I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X en XII

   

Golfrog

Raja undulata

EU wateren van de ICES gebieden VI, VII, VIII, IX en X

   

Grenadiers

Macrourus spp.

Antarctische wateren van het FAO gebied 58.5.2

   

Grenadiersvis

Coryphaenoides rupestris

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I, II, III, IV, VIII, IX, X, XIIa, XII, XIV

   

Grijze zuidpoolkabeljauw

Lepidonotothen squamifrons

Antarctische wateren van het FAO gebied 58.5.2

   

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot

Reinhardtius hippoglossoides

Noorse wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I en II, de EU wateren van de ICES gebieden IIa en IV, de EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden Vb en VI, de Groenlandse wateren van de ICES gebieden V en XIV, de Groenlandse wateren van de NAFO gebieden 0 en 1 en de NAFO gebieden 3LMNO

   

Grootoogtonijn

Thunnus obesus

Atlantische Oceaan

   

Haring

Clupea harengus

ICES gebieden IIIa, VI Clyde, VIIa, VIIe en VIIf

   

Haringhaai

Langna nasus

Internationale wateren en de EU wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX en X, XII en XIV

   

Heek

Merluccius merluccius

ICES gebieden III, VIIIc, IX, X en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

   

Horsmakreel

Trachurus spp.

ICES gebieden VIIIc, IX, X en de EU wateren van CECAF

   

IJsvis

Champsocephalus gunnari

Antarctische wateren van de FAO gebieden 48.3 en 58.5.2

   

Kabeljauw

Gadus morhua

Noorse wateren van de ICES gebieden I en II, het Kattegat de ICES gebieden IIIb, IIIc, IIId, V, VI en VIIa, de EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV, de Groenlandse wateren van het ICES gebied, V en XIV, de Groenlandse wateren van de NAFO gebieden 0 en 1 en de NAFO gebieden 2J en 3KLMNO

   

Kabeljauw en schelvis

Gadus morhua en Melanogrammus aeglefinus

Faeröer-wateren van het ICES gebied Vb

   

Kever

Trisopterus esmarki

Noorse wateren van het ICES gebied IV, ICES gebied IIIa en de EU wateren van IIa en IV

   

Koolvis

Pollachius virens

Het Kattegat, ICES gebieden IIIb, IIIc, IIId, VI, VII, VIII, IX, X, de Noorse wateren en de internationale wateren van de ICES gebieden I en II, de EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden Vb, XII en XIV en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1 en de Faeröer-wateren van ICES gebied Vb

   

Kortvinnige pijlinktvis

Illex illecebrosus

NAFO gebieden 3 en 4

   

Krabben

Paralomis spp.

Antarctische wateren van het FAO gebied 48.3

   

Krielgarnaal

Euphausia superba

FAO gebied 48 en de Antarctische wateren van de FAO gebieden 58.4.1 en 58.4.2

   

Langoestine

Nephrops norvegicus

Noorse wateren van ICES gebied IV, de EU wateren en internationale wateren van ICES gebied Vb, de ICES gebieden III, VI, VII, VIII, IX, X en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

   

Langsnuit ijsvis

Channichthys rhinoceratus

FAO gebied 58.5.2

   

Leng

Molva molva

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden III, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

   

Leng en Blauwe leng

Molva molva en Molva dypterygia

Faeröer-wateren van het ICES gebied Vb

   

Lodde

Mallotus villosus

ICES gebied IIb, de Groenlandse wateren van de ICES gebieden V en XIV en de wateren van de NAFO gebieden 3NO

   

Makreel

Scomber scombrus

De wateren van de Faeröer van het ICES gebied Vb,de ICES gebieden VIIIc, IX, X en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

   

Noordse garnaal

Pandalus borealis

Noorse wateren van de ICES gebieden IV, en ICES gebied III, de Groenlandse wateren van de ICES gebieden V en XIV en de Groenlandse wateren van de NAFO gebieden 0, 1 en 3LM

   

Peneide garnalen

Penaeus spp.

De wateren van Frans Guyana

   

Platvis

Pleuronectiformes

Faeröer-wateren van het ICES gebied Vb

   

Pollak

Pollachius pollachius

EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb, de ICES gebieden VI, VII, VIII, IX, X, de internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

   

Reuzenhaai

Cetorinhus maximus

Alle EU wateren en niet EU wateren

   

Roggen

Rajidae

EU wateren van de ICES gebieden III, VIII en IX en de Antarctische wateren van het FAO gebied 58.5.2 en de NAFO gebieden 3LNO

   

Rode diepzeekrab

Chaceon maritae

SEAFO gebied

   

Roodbaarzen

Sebastes spp.

EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied V en de internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV, de IJslandse wateren van het ICES gebied Va, de ICES gebieden I en II, de Groenlandse wateren van de ICES gebieden V en XIV en de NAFO gebieden 2 (sectoren 1F en 3K) en 3LMNO en de wateren van de Faeröer

   

Schartongen

Lepidorhombus spp.

EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb, de ICES gebieden VI, VII, VIII, IX, X, de internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

   

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

Noorse wateren van de ICES gebieden I en II, het Kattegat, de EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden IIIbcd, Vb, VI, VII, VIII, IX, X, XII, XIV, de Faeröer-wateren en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

   

Schol

Pleuronectes platessa

Het Kattegat, de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb, de ICES gebieden I, IIIb, IIIc, IIId, VI, VII, VIII, IX, X, de internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

   

Sneeuwkrabben

Chionoecetes spp.

Groenlandse wateren van de NAFO gebieden 0 en 1

   

Sprot

Sprattus sprattus

ICES gebied IIIa

   

Tong

Solea solea

Het Kattegat, de ICES gebieden IIIb, IIIc, IIId, Noorse wateren van het ICES gebied IV, de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb, de ICES gebieden VI, VII, VIII, IX, X en de internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

   

Tong

Solea Idae

ICES gebieden VIII, IX, X en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

   

Torsk

Brosme brosme

EU wateren van het ICES gebied III en de Noorse wateren van de ICES gebieden IIa en IV

   

Vleet

Raja Batis

EU wateren van de ICES gebieden IIa, III, IV, VI, VII, VIII, IX en X

   

Voshaaien

Alopiidae

IOTC gebied

   

Wijting

Merlangius merlangus

Het Kattegat, de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb, de ICES gebieden IIIb, IIIc, IIId, VI, VIIa, VIII, IX en X, de internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

   

Witje

Glyptocephalus cynoglossus

NAFO gebieden 2J en 3KLNO

   

Witte haai

Carcharodon carcharias

In alle EU wateren en niet EU wateren

   

Witte rog

Rostroraja alba, Raja alba

EU wateren van de ICES gebieden VI, VII, VIII, IX en X

   

Witte tonijn

Thunnus alalunga

Atlantische Oceaan

   

Witte heek

Urophysic tenuis

NAFO gebieden 3NO

   

Witte marlijn

Tetrapturus alba

Atlantische Oceaan

   

Zandspiering en geassocieerde bijvangst

Ammodytidae

Noorse wateren en EU wateren van het ICES gebied IV en de EU wateren van de ICES gebieden IIa en IIIa

   

Zeebrasem

Pallelus bogaraveo

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden IX en X

   

Zeeduivel

Lophiidae

ICES gebieden VIII, IX en X en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

   

Zee engel

Squatina squtina

Alle EU wateren

   

Zwaardvis

Xiphias gladius

Atlantische Oceaan en de Stille Oceaan

   

Zwarte haarstaartvis

Aphanopus carbo

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I, II, III, IV, VIII, IX, X en het CECAF gebied 34.1.2

   

Zwarte patagonische ijsvis

Dissostichus eleginoides

Antarctische wateren van de FAO gebieden 48.3, 48.4 en 58.5.2 en de SEAFO

   

Zuidelijke blauwvintonijn

Thunnus Maccoyii

Alle gebieden

BIJLAGE 5

Nederlands quotum (x 1.000 kg in levend gewicht) in het kalenderjaar 2011 (x 1.000 kg in levend gewicht) als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Vissoort

Gebied

Hoeveelheid

 

Blauwe Wijting

Micromesistius poutassou

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

1.869

1)

       

Grote Zilversmelt

Argentina silus

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I en II

22

 

EU wateren van de ICES gebieden III en IV

49

 

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden V, VI en VII

3.733

 
       

Haring

Clupea harengus

EU wateren, Noorse wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I en II

7.886

 

EU wateren en Noorse wateren van het ICES gebied IV ten noorden van 53º30'NB

26.579

 

ICES gebieden IVc en VIId

10.092

 

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden Vb, VIb en VIa-Noord

2.432

 

ICES gebieden VIa-Zuid, VIIb en VIIc

406

 

ICES gebieden VIIg, VIIh, VIIj en VIIk

815

 
       

Heek

Merluccius merluccius

EU wateren van de ICES gebieden IIa en IV

64

 

ICES gebieden VI en VII, de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb en de internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV

183

 

ICES gebieden VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

18

 
       

Horsmakreel

Trachurus spp.

EU wateren van de ICES gebieden IVb, IVc en VIId

12.310

 

EU wateren van de ICES gebieden IIa, IVa, VI, VIIa, VIIb, VIIc, VIIe, VIIf, VIIg VIIh, VIIj, VIIk, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe en de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb en de internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV

48.719

 
       

Kabeljauw

Gadus morhua

ICES gebied IV, de EU wateren van het ICES gebied IIa en het ICES gebied IIIa tot aan het Skagerrak

2.575

 

ICES gebieden VIIb, VIIc, VIIe, VIIf, VIIg VIIh, VIIj, VIIk, VIII, IX, X en de EU wateren van het CECAF gebied 34.1.1

1

 

ICES gebied VIId

39

 

Het Skagerrak

19

 
       

Koolvis

Pollachius virens

Het Skagerak, ICES gebied IV en de EU wateren van de ICES gebied IIa

96

 
       

Langoestine

Nephrops norvegicus

EU wateren van de ICES gebieden IIa en IV

631

 
       

Leng

Molva molva

EU wateren van het ICES gebied IV

5

 

Noorse wateren van het ICES gebied IV

1

 
       

Makreel

Scomber scombrus

ICES gebieden IIIa en IV en de EU wateren van de ICES gebieden IIa, IIIb, IIIc en subdivisies 22-32

1.348

2)3)

ICES gebieden VI, VII en VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb en de internationale wateren van de ICES gebieden IIa, XII en XIV

24.002

4)5)

       

Noordse Garnaal

Pandalus borealis

EU wateren van de ICES gebieden IIa en IV

25

 
       

Roggen

Rajidae

EU wateren van de ICES gebieden IIa en IV

201

6)7)8)

EU wateren van de ICES gebieden VIa, VIb, VIIa, VIIb, VIIc, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh, VIIj en VIIk

4

9)10)11)

EU wateren van het ICES gebied VIId

4

12)13)14)

       

Schar en Bot

Limanda limanda en Platichthys flesus

EU wateren van de ICES gebieden IIa en IV

11.421

 
       

Schartongen

Lepidorhombus spp.

EU wateren van de ICES gebieden IIa en IV

24

 
       

Schelvis

Melanogrammus aeglefinus

ICES gebied IV en de EU wateren van het ICES gebied IIa

147

 

Het Skagerrak

2

 
       

Schol

Pleuronectes platessa

ICES gebied IV, de EU wateren van het ICES gebied IIa en het ICES gebied IIIa tot aan het Skagerrak

26.485

 

Het Skagerrak

1.190

 
       

Sprot

Sprattus sprattus

EU wateren van de ICES gebieden IIa en IV

1.719

 

ICES gebieden VIId en VIIe

379

 
       

Tarbot en Griet

Psetta maxima en Scopthalmus rhombus

EU wateren van de ICES gebieden IIa en IV

2.579

 
       

Tong

Solea solea

EU wateren van de ICES gebieden II en IV

10.571

 

Het Skagerrak

68

 
       

Tongschar en Witje

Microstomus kitt en Glyptocephalus cynoglossus

EU wateren van de ICES gebieden IIa en IV

793

 
       

Wijting

Merlangius merlangus

ICES gebied IV en de EU wateren van het ICES gebied IIa

714

 

ICES gebieden VIIb, VIIc, VIId, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh, VIIj en VIIk

79

 

Het Skagerrak

3

 
       

Zeeduivel

Lophiidae

EU wateren van de ICES gebieden IIa en IV

258

15)

Noorse wateren van het ICES gebied IV

16

 

ICES gebied VI, de EU wateren van het ICES gebied Vb en de internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV

189

 

ICES gebied VII

386

16)

       

Andere soorten

Noorse wateren van het ICES gebied IV

200

17)

Voetnoten:

1) Waarvan tot 68% mag worden gevangen in de Noorse Economische Zone of in de visserijzone van Jan Mayen.

2) Waarvan niet meer dan 490 ton mag worden gevangen in de ICES gebieden IIIa, IVb en IVc.

3) Mag ook worden gevangen in de Noorse wateren van ICES gebied IVa.

4) Van deze hoeveelheid mag niet meer dan 9.657 ton worden gevangen in de periode van 1 januari tot en met 15 februari en van 1 september tot en met 31 december in de EU en Noorse wateren van het ICES gebied IVa.

5) Van deze hoeveelheid mag niet meer dan 882 ton worden gevangen in de Noorse wateren van het ICES gebied IIa.

6) Vangsten van de Koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/2C4-C), Stekelrog (Raja Clavata) (RJC/2AC4-C), Blonde rog (Raja brachyuran) (RJH/2AC4-C), Gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/2AC4-C) en de Sterrog (Amblyraja radiata) RJR/2AC4-C) moeten afzonderlijk worden gerapporteerd.

7) Voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter geldt dat deze soort per visreis niet meer dan 25% levend gewicht mag bedragen van het totaal van de vangsten aan boord.

8) Geldt niet voor de Vleet (Dipturus batis). Vangsten van deze soort mogen niet aan boord worden gehouden en moeten snel en ongedeerd over boord worden gezet.

9) Vangsten van de Koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/67AKXD), Stekelrog (Raja Clavata) (RJC/67AKXD), Blonde rog (Raja brachyuran) (RJH/67AKXD), Gevlekte rog (Raja montagui) (RJM/67AKXD), de Kleinoogrog (Raja micoocellata) (RJE/67AKXD), de Zandrog (Leucoraa circularis) (RJI/67AKXD) en de Shagreenrog (Leucoraja fullonica) RJF/67AKXD) moeten afzonderlijk worden gerapporteerd.

10) Waarvan maximaal 5% mag worden gevangen in het ICES gebied VIId.

11) Geldt niet voor de Golfrog (Raja undulata), de Gewone vleet (Dipturus batis), de Noorse vleet (Raja Dipturus) nidarosiensis) en de Spitsneusrog (Rostroraja alba). Vangsten van deze soort mogen niet aan boord worden gehouden en moeten snel en ongedeerd over boord worden gezet.

12) Vangsten van de Koekoeksrog (Leucoraja naevus) (RJN/07D), Stekelrog (Raja Clavata) (RJC/07D), Blonde rog (Raja brachyuran) (RJH/07D), Gevlekte rog (Raja montagui) (RJM//07D) en de Sterrog (Amblyraja radiata) RJR/07D) moeten afzonderlijk worden gerapporteerd.

13) Waarvan maximaal 5% mag worden gevangen in de EU wateren van de ICES gebieden VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k.

14) Geldt niet voor de Gewone vleet (Dipturus batis) en de Golfrog (Raja undulata). Vangsten van deze soort mogen niet aan boord worden gehouden en moeten snel en ongedeerd over boord worden gezet.

15) Waarvan maximaal 5% mag worden gevangen in de EU-wateren van het ICES gebied VI, EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb en internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV.

16) Waarvan maximaal 5% mag worden gevangen in de EU wateren van de ICES gebieden VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe.

17) Andere soorten dan: haring, kabeljauw, koolvis, makreel, schelvis, schol, blauwe wijting en wijting.

BIJLAGE 6

Europees quotum (x 1.000 kg in levend gewicht) in het kalenderjaar 2011 als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Vissoort

Gebied

Hoeveelheid

 

Blauwe leng

Molva dypterygia

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden II, IV

4

1)

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden Vb, VI en VII

5

1)

Internationale wateren van het ICES gebied XII

2

1)

       

Evervissen

Caproidae

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden VI, VII en VIII

1.650

 
       

Grenadiervis

Coryphaenoides rupestris

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden Vb, VI en VII

5

2)

       

Kabeljauw

Gadus morhua

EU en internationale wateren van de ICES gebieden I en IIb

250

 
       

Leng

Molva molva

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I en II

4

1)

       

Torsk

Brosme brosme

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I, II en XIV

3

1)

EU wateren van het ICES gebied IV

5

1)

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden V, VI en VII

4

1)

       

Zwarte haarstaartvis

Aphanopus carbo

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden V, VI, VII en XII

6

1)

       

Zeebrasem

Pagellus bogaraveo

EU-wateren en internationale wateren van de ICES gebieden VI, VII en VIII

6

1)3)

Voetnoten:

1) Uitsluitend voor bijvangsten, gerichte visserij niet toegestaan

2) Waarvan maximaal 8% mag worden gevangen in de EU- en internationale wateren van de ICES gebieden VIII, IX, X, XII en XIV.

3) Van de aangelande hoeveelheden mag niet meer dan 15% een minimummaat van 30 cm hebben. Daarboven geldt een minimummaat van 35 cm.

BIJLAGE 7

Totale toegestane visserij-inspanning, uitgedrukt in kW dagen per categorie vistuig en per (gedeelte van de) beheersperiode als bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdeel a

Vistuigcategorieën

Vistuigcategorie code

Visserij-inspanning in de maanden februari tot en met september 2011

Visserij-inspanning in de maanden oktober 2011 tot en met januari 20121

Bodemtrawls en zegens (vistuigtypen OTB, OTT, PTB, SDN, SSC, SPR) met een maaswijdte:

     

gelijk aan of groter dan 120 mm

TR1 A2

102.000

18.000

gelijk aan of groter dan 120 mm

TR1 B3

165.330

29.176

gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 120 mm

TR1 C

779.277

137.520

gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm

TR2

1.574.154

524.718

   

Vistuigcategorieën

Vistuigcategorie code

Visserij-inspanning in de maanden februari 2011 tot en met januari 2012

Bodemtrawls en zegens (vistuigtypen OTB, OTT, PTB, SDN, SSC, SPR) met een maaswijdte:

   

gelijk aan of groter dan 16 mm en kleiner dan 32 mm;

TR3

36.617

Boomkorren (vistuigtype TBB) met een maaswijdte:

   

gelijk aan of groter dan 120 mm;

BT1

999.808

gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 120 mm;

BT2

25.000.000

Kieuwnetten en warrelnetten (vistuigtype GN)

GN

438.664

X Noot
1

De bij dit gedeelte van de beheersperiode vermelde visserij-inspanning wordt vermeerderd of in voorkomend geval verminderd met de visserij-inspanning die in het voorgaande deel van de beheersperiode in 2011 niet respectievelijk te veel, is benut.

X Noot
2

Het vistuig met de desbetreffende maaswijdte is aan boord van een vissersvaartuig dat is geregistreerd op naam van een ondernemer die deelneemt aan een pilot in het kader van volledig gedocumenteerde visserij als bedoeld in artikel 7 van de verordening vangstmogelijkheden.

X Noot
3

Het vistuig met de desbetreffende maaswijdte is aan boord van een vissersvaartuig dat is geregistreerd op naam van een ondernemer die niet deelneemt aan een pilot in het kader van volledig gedocumenteerde visserij als bedoeld in artikel 7 van de verordening vangstmogelijkheden.

BIJLAGE 8

De vissoorten, bedoeld in artikel 21, eerste lid, de vangstgebieden, bedoeld in artikel 1, eerste lid en de percentages, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Vissoort

Gebied

Percentage

Blauwe wijting

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

15,0303

Grote Zilversmelt

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden V, VI en VII

91,9841

Haring

EU wateren, Noorse wateren en internationale wateren van de ICES gebieden I en II

66,5736

EU wateren en Noorse wateren van het ICES gebied IV ten noorden van 53°30'NB

123,1754

ICES gebieden IVc en VIId

123,2210

EU wateren en internationale wateren van de ICES gebieden Vb, VIb en VIa-Noord

91,5186

ICES gebieden VIa-Zuid, VIIb en VIIc

59,0627

ICES gebieden VIIg, VIIh, VIIj en VIIk

130,7200

Horsmakreel

EU wateren van de ICES gebieden IIa, IVa, VI, VIIa, VIIb, VIIc, VIIe, VIIf, VIIg, VIIh, VIIj, VIIk, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe en de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb en de internationale wateren van de ICES gebieden XII en XIV

99,1773

EU wateren van de ICES gebieden IVb, IVc en VIId

97,9438

Kabeljauw

ICES gebied IV, de EU wateren van het ICES gebied IIa en het ICES gebied IIIa tot aan het Skagerrak

79,8436

Makreel

ICES gebieden VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe, de EU wateren en internationale wateren van het ICES gebied Vb en de internationale wateren van de ICES gebieden IIa, XII en XIV

87,5758

Schol

ICES gebied IV, de EU wateren van het ICES gebied IIa en het ICES gebied IIIa tot aan het Skagerrak

115,6252

Tong

EU wateren van de ICES gebieden II en IV

99,9139

Wijting

ICES gebied IV en de EU wateren van het ICES gebied IIa

121,7630

BIJLAGE 9

De hoeveelheden, bedoeld in de artikelen 25, 26 en 27 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Artikel

Vissoort

Hoeveelheid

Artikel 25, eerste lid, onderdeel a

Kabeljauw:

130 kilogram

Wijting:

48 kilogram

Artikel 25, eerste lid, onderdeel b

Kabeljauw:

40.114 kilogram

Wijting:

8.050 kilogram

Artikel 26, eerste lid, onderdeel a

Makreel:

147 kilogram

Artikel 26, eerste lid, onderdeel b

Makreel:

4.266 kilogram

Artikel 27

Horsmakreel:

490.611 kilogram

BIJLAGE 10

Omrekeningsfactoren van aanvoergewicht naar levend gewicht als bedoeld in artikel 104, achtste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Bewaarvorm: bevroren

Vissoort

Aanbiedingsvorm

Conversiefactor

Afrikaanse pilchard (PIA)

Overige (OTH)

1

In gehele staat (WHL)

1

Argentina (ARG)

In gehele staat (WHL)

1

Overige (OTH)

1

Bastaardknorvis (BGR)

In gehele staat (WHL)

1

Bijlhorsmakreel (BUA)

In gehele staat (WHL)

1

Blauwbaars (BLU)

In gehele staat (WHL)

1

Blauwe wijting (WHB)

Overige (OTH)

1

Blauwvintonijn (BFT)

In gehele staat (WHL)

1

Bonga-elft (BOA)

In gehele staat (WHL)

1

Bonito (BON)

Overige (OTH)

1

In gehele staat (WHL)

1

Braam (POA)

In gehele staat (WHL)

1

Chileense horsmakreel (CJM)

In gehele staat (WHL)

1

Degenvis (LHT)

In gehele staat (WHL)

1

Overige (OTH)

1

Diklipharder (MLR)

In gehele staat (WHL)

1

Elften; finten (SHZ)

In gehele staat (WHL)

1

Fregattonijn/ kogeltonijn (FRZ)

In gehele staat (WHL)

1

Gaffelmakreel (POP)

In gehele staat (WHL)

1

Geelvintonijn (YFT)

In gehele staat (WHL)

1

Geep (GAR)

In gehele staat (WHL)

1

Gestreepte tonijn/Skipjack (SKJ)

In gehele staat (WHL)

1

Gouden Afrikaanse sardinella (SAA)

In gehele staat (WHL)

1

Overige (OTH)

1

Grauwe poon (GUG)

In gehele staat (WHL)

1

Grootkopharder (MUF)

In gehele staat (WHL)

1

Grootoogknorvis (GRB)

In gehele staat (WHL)

1

Grote gaffelmakreel (LEE)

In gehele staat (WHL)

1

Haaien en doornhaaien (DGX)

In gehele staat (WHL)

1

Haarstaarten (CUT)

In gehele staat (WHL)

1

Harder (MUL)

Overige (OTH)

1

In gehele staat (WHL)

1

Haring (HER)

Overige (OTH)

1

Gezouten en ontdaan van ingewanden (SGT)

1

Ontdaan van ingewanden en kieuwen (GUG)

1,2

Gezouten nat (SAL)

1

Heek (HKE)

Overige (OTH)

1

Hondshaaien (SCL)

In gehele staat (WHL)

1

Horsmakreel (JAX)

Overige (OTH)

1

Inktvis (SQU)

In gehele staat (WHL)

1

Kabeljauw (COD)

Filet met vel en graten (FSB)

2,6

Kanarische tandbrasem (DEN)

In gehele staat (WHL)

1

Kleine tonijn (LTA)

In gehele staat (WHL)

1

Kleine zilversmelt (ARY)

In gehele staat (WHL)

1

Knorvissen (GRX)

In gehele staat (WHL)

1

Lange maanvis (RZV)

In gehele staat (WHL)

1

Maanvis (MOX)

In gehele staat (WHL)

1

Madeira-sardinella (SAE)

In gehele staat (WHL)

1

Makreel (MAC)

Overige (OTH)

1

Middellandse-Zeeknorvis (GBR)

In gehele staat (WHL)

1

Mul (MUR)

In gehele staat (WHL)

1

Oost-Atlant. koningsmakreel (MAW)

In gehele staat (WHL)

1

Overige soorten (MZZ)

Overige (OTH)

1

In gehele staat (WHL)

1

Pietermannen (POX)

In gehele staat (WHL)

1

Pilchard (PIL)

In gehele staat (WHL)

1

Overige (OTH)

1

Portugese hondshaai (CYO)

In gehele staat (WHL)

1

Rode poon (GUU)

In gehele staat (WHL)

1

Rode zeebrasem (PAC)

In gehele staat (WHL)

1

Roodbaars (RED)

Overige (OTH)

1

Sardinella (SIX)

In gehele staat (WHL)

1

Selachimorpha (Pleurotremata) (SKH)

In gehele staat (WHL)

1

Spaanse makreel (MAS)

Overige (OTH)

1

In gehele staat (WHL)

1

Spaanse zeebrasem (SBA)

In gehele staat (WHL)

1

Witte zeebrasem (SWA)

In gehele staat (WHL)

1

Zeebaars (BSS)

In gehele staat (WHL)

1

Zeebraam (BRU)

In gehele staat (WHL)

1

Zeekarper (BRB)

In gehele staat (WHL)

1

Zeemeervallen (CAX)

In gehele staat (WHL)

1

Zeilvissen (BIL)

In gehele staat (WHL)

1

Zonnevis (JOD)

In gehele staat (WHL)

1

Bewaarvorm: vers

Vissoort

Aanbiedingsvorm

Conversiefactor

Afrikaanse pilchard (PIA)

Overige (OTH)

1

Alikruik (PEE)

Overige (OTH)

1

Amerikaanse schol (PLA)

In gehele staat (WHL)

1,01

Overige (OTH)

1,11

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,11

Ansjovis (ANE)

Overige (OTH)

1

Argentina (ARG)

Filet (FIL)

2,7

Overige (OTH)

1

Bastaardknorvis (BGR)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,15

Blauwe leng (BLI)

Overige (OTH)

1,15

Blauwe wijting (WHB)

Overige (OTH)

1

Blauwvintonijn (BFT)

In gehele staat (WHL)

1,1

Blonde rog (RJH)

Overige (OTH)

1,14

Bonito (BON)

Overige (OTH)

1

Bot (FLE)

Overige (OTH)

1,11

Braam (POA)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,06

Brasem (FBM)

Overige (OTH)

1

Degenvis (LHT)

Overige (OTH)

1

Donkere haai (DUS)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,35

Doornhaai (DGS)

Overige (OTH)

1,33

Doornhaaiachtigen (SHX)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

In gehele staat (WHL)

1,04

Engelse poon (GUR)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,24

Overige (OTH)

1,24

Fint (TSD)

Overige (OTH)

1

Franse tong of zandtong (SOS)

Overige (OTH)

1,04

In gehele staat (WHL)

1,01

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,04

Fregattonijn/ kogeltonijn (FRZ)

In gehele staat (WHL)

1,04

Garnaal; Noordzeegarnaal (CSH)

Overige (OTH)

1,18

In gehele staat (WHL)

1,18

Geep (GAR)

Overige (OTH)

1

Gevlekte makreel (MAA)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,11

Gevlekte rog (RJM)

Overige (OTH)

1,14

Gewone vleet (RJB)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,14

In gehele staat (WHL)

1,01

Overige (OTH)

1,14

Gladde haaien (SDV)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,33

Gouden Afrikaanse sardinella (SAA)

Overige (OTH)

1

Grauwe poon (GUG)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,24

Overige (OTH)

1,24

Grenadiervis (RNG)

Overige (OTH)

1,13

Griet (BLL)

Overige (OTH)

1,11

Groenlandse/zwarte heilbot (GHL)

Overige (OTH)

1,11

Grootoogknorvis (GRB)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,16

Haaien & doornhaaien,Kathaaien (DGH)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,37

Harder (MUL)

In gehele staat (WHL)

1,01

Overige (OTH)

1,01

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Haring (HER)

Overige (OTH)

1,01

Gezouten nat (SAL)

1,12

Filet (FIL)

2,03

Ontdaan van ingewanden en kieuwen (GUG)

1,08

Heek (HKE)

Overige (OTH)

1,17

Heilbot (HAL)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,11

Overige (OTH)

1,11

Heken (HKX)

Overige (OTH)

1

Hondshaai (SYC)

In gehele staat (WHL)

1,04

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,35

Horsmakreel (JAX)

Overige (OTH)

1

Inktvis (SQU)

Overige (OTH)

1

Kaardrog (RJF)

Overige (OTH)

1,14

Kabeljauw (COD)

Filet met vel en graten (FSB)

2,6

Viskuit (ROE)

0

Overige (OTH)

1,15

Kanarische tandbrasem (DEN)

Overige (OTH)

1

Karper; spiegelkarper (FCP)

Overige (OTH)

1

Kever (NOP)

Overige (OTH)

1

Kleinoogrog (RJE)

Overige (OTH)

1,14

Koekoeksrog (RJN)

Overige (OTH)

1,14

Kokkel (COC)

Overige (OTH)

1

Kolblei (ABK)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,18

Koolvis (POK)

Overige (OTH)

1,22

Ontdaan van ingewanden en kop (GUH)

1,48

Krab; Noordzeekrab (CRE)

Scharen (CLA)

3

Overige (OTH)

1,01

In gehele staat (WHL)

1,01

Kreeft (LBE)

Overige (OTH)

1

Lange maanvis (RZV)

In gehele staat (WHL)

1,01

Langoestine (NEP)

Ontdaan van kop (HEA)

3

Overige (OTH)

1

Leng (LIN)

Overige (OTH)

1,17

Lipvis (WRA)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Overige (OTH)

1,2

Lodde (CAP)

Overige (OTH)

1

Lom; torsk (USK)

Overige (OTH)

1,18

Maanvis (MOX)

Overige (OTH)

1

Makreel (MAC)

Filet (FIL)

1,92

Overige (OTH)

1

Martialia hyadesi (SQS)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,33

Messcheden;Scheermessen (RAZ)

Overige (OTH)

1

Mossel (MUS)

Overige (OTH)

1

Mul (MUR)

Overige (OTH)

1,01

In gehele staat (WHL)

1,01

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Noordse garnaal (PRA)

Overige (OTH)

1,01

Octopus (OCC)

Overige (OTH)

1

Overige soorten (MZZ)

Overige (OTH)

1

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Paling (ELE)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,04

Overige (OTH)

1,04

Peneide garnalen (PEN)

Overige (OTH)

1

Pieterman (WEX)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Overige (OTH)

1,2

Pilchard (PIL)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1

Overige (OTH)

1

Pitvis (LYY)

Overige (OTH)

1

Pollak (POL)

Overige (OTH)

1,22

Poolkabeljauw (POC)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,15

Filet (FIL)

2,48

Overige (OTH)

1,15

In gehele staat (WHL)

1,01

Puitaal (ELP)

Overige (OTH)

1,01

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,01

Rode poon (GUU)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,24

Overige (OTH)

1,24

Rode zeebrasem (PAC)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,1

Rode zeebrasem (SBR)

Overige (OTH)

1,01

Rog (SRX)

Overige (OTH)

1,14

Roodbaars (RED)

Overige (OTH)

1,16

Ruwe Haai (GAG)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,29

Sardinella (SIX)

Overige (OTH)

1

Schar (DAB)

Overige (OTH)

1,13

Scharretong (MEG)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,11

Schartong (LEZ)

Overige (OTH)

1,11

Schelvis (HAD)

Overige (OTH)

1,17

Schol (PLE)

Overige (OTH)

1,05

Snoek (FPI)

Overige (OTH)

1

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,23

Snoekbaars (FPP)

Overige (OTH)

1

Snotdolf (LUM)

Overige (OTH)

1,13

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,13

Spaanse makreel (MAS)

Overige (OTH)

1

Spaanse zeebrasem (SBA)

In gehele staat (WHL)

1,01

Spiering (SME)

Overige (OTH)

1

Sprot (SPR)

Overige (OTH)

1

St jacobsschelp (SCE)

Overige (OTH)

1

Steenbolk (BIB)

In gehele staat (WHL)

1,01

Overige (OTH)

1,3

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,3

Stekelrog (RJC)

Overige (OTH)

1,14

Sterrog (RJR)

Overige (OTH)

1,14

Stevige strandschelp (CLB)

Overige (OTH)

1

Tarbot (TUR)

Overige (OTH)

1,11

Tijgerhaai (TIG)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,15

Tong (SOL)

Overige (OTH)

1,04

Tong X (SOX)

Overige (OTH)

1,04

In gehele staat (WHL)

1,01

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,04

Tongschar (LEM)

Overige (OTH)

1,11

Venusschelpen (CLV)

Overige (OTH)

1

Wijde mantel (QSC)

Overige (OTH)

1

Wijting (WHG)

Overige (OTH)

1,14

Viskuit (ROE)

0

Witje (WIT)

Overige (OTH)

1,11

Witte zeebrasem (SWA)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,13

Wolhandkrab (ERS)

In gehele staat (WHL)

1,01

Wulk (WHE)

Overige (OTH)

1

Zalm (SAL)

In gehele staat (WHL)

1,01

Overige (OTH)

1,22

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,22

Zandrog (RJI)

Overige (OTH)

1,14

Zandspiering (SAN)

Overige (OTH)

1

Zeebaars (BSS)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Overige (OTH)

1,01

In gehele staat (WHL)

1,01

Zeebrasems (SBX)

In gehele staat (WHL)

1,01

Zeeduivel (ANF)

Staart (TAL)

3

Overige (OTH)

3

Zeeduivel (MON)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,2

Zeekarper (BRB)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,11

Zeekat (CTC)

Overige (OTH)

1

Zeepaling; congeraal (COE)

Overige (OTH)

1,01

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,1

In gehele staat (WHL)

1,01

Zeewolf (CAA)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,1

Zeewolven (CAT)

Overige (OTH)

1,3

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,3

In gehele staat (WHL)

1,01

Zonnevis (JOD)

Ontdaan van ingewanden (GUT)

1,13

Overige (OTH)

1,13

Zwaardvis (SWO)

Overige (OTH)

1,15

Bewaarvorm: gekookt

Vissoort

Aanbiedingsvorm

Conversiefactor

Garnaal; Noordzeegarnaal (CSH)

Overige (OTH)

1,18

In gehele staat (WHL)

1,18

Bewaarvorm: gezouten

Vissoort

Aanbiedingsvorm

Conversiefactor

Haring (HER)

Ontdaan van ingewanden en kieuwen (GUG)

1,2

BIJLAGE 11

Recordstructuur door afslag aan te leveren verkoopdocumenten als bedoeld in artikel 125, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

Veld

Posities

Vanaf t/m

Soort veld

Voorlooprecord

Recordsoort

1

001-001

0

Afslagcode

3

02-04

Alfanumeriek

Vanaf Datum (dd/mm/jjjj)

10

05-14

Datum (dd/mm/jjjj)

T/m Datum (dd/mm/jjjj)

10

15-24

Datum (dd/mm/jjjj)

Vaartuigrecord

Recordsoort

1

001-001

1

Vaartuig_a

3

002-004

Alfanumeriek

Vaartuig_n

4

005-008

Numeriek

Naam aanvoerder

30

009-038

Alfanumeriek

Adres aanvoerder

30

039-068

Alfanumeriek

Postcode aanvoerder

7

069-075

Alfanumeriek

Plaats aanvoerder

25

076-100

Alfanumeriek

Nationaliteit aanvoerder (CBS-code)

3

101-103

Numeriek

Groepscode

2

104-105

Numeriek

Uitbetalingsstaatnummer

6

106-111

Numeriek

Transaktierecord

Recordsoort

1

01-01

2

Vissoort

3

02-04

Alfanumeriek

Grootteklasse

1

05-05

Numeriek

Aanbiedingsvorm

3

06-08

Alfanumeriek

gewicht in kilogrammen

9

09-17

Numeriek

Prijs per kg in centen

6

18-23

Numeriek

Aanvoerhaven

3

24-26

Alfanumeriek

Datum (dd/mm/jjjj) aanlanding

10

27-36

Datum (dd/mm/jjjj)

Datum (dd/mm/jjjj) veiling

10

37-46

Datum (dd/mm/jjjj)

Naam koper

30

47-76

Alfanumeriek

Uitbetalingsstaatnummer

6

77-82

Numeriek

Sluitrecord

Recordsoort

1

01-01

9

Totaal aantal 1-records

6

02-07

Numeriek

Totaal aantal 2-records

6

08-13

Numeriek

Totaal gewicht

12

14-25

Numeriek

TOELICHTING

1 Inleiding

Op grond van artikel 3, eerste lid, VWEU, is de Europese Unie exclusief bevoegd op onder meer het gebied van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het gemeenschappelijk visserijbeleid heeft onder meer tot doel vanuit biologisch, economisch en milieuoogpunt te zorgen voor een duurzame exploitatie van de visbestanden. Ter uitvoering van deze bevoegdheid zijn in de afgelopen jaren circa 50001 verordeningen vastgesteld. Voor de volledige en effectieve toepassing van het overgrote deel van deze verordeningen zijn geen nationale uitvoeringsmaatregelen noodzakelijk, maar voor – tot voor kort – 65 verordeningen lag dat anders. De voor de toepassing van deze verordeningen noodzakelijke uitvoeringsbepalingen zijn opgenomen in de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening visserij, de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij, de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988, de Regeling technische maatregelen 2000 en de Regeling visvergunning.

Zoals de Europese Commissie in haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement inzake de uitvoering van het actieplan voor de vereenvoudiging en verbetering van het gemeenschappelijk visserijbeleid2 – een initiatief in het kader van het in 2002 gestarte zogenoemde Better Regulation-programma – constateerde, is de EU-regelgeving door de ontwikkelingen in het verleden erg complex en daarmee onvoldoende inzichtelijk geworden. Niet alleen is de omvang van het aantal voorschriften toegenomen, maar ook zijn de op eenzelfde beleidsterrein betrekking hebbende voorschriften verdeeld over meerdere verordeningen. Dit heeft geresulteerd in een aantal voorschriften die elkaar overlappen.

Deze door de Commissie geschetste complexiteit van de EU-regelgeving heeft onmiskenbaar zijn weerslag gekregen in de in de hierboven genoemde regelingen. In de loop der jaren heeft de structuur en daarmee de toegankelijkheid van de regelingen daardoor in kracht ingeboet. Bovendien zijn de regelingen door de herhaaldelijke wijzigingen moeilijk leesbaar geworden.

Inmiddels heeft de Commissie op basis van voornoemd actieplan een aantal initiatieven ontwikkeld om de regelgeving te vereenvoudigen en de kwaliteit ervan te verbeteren. Omdat toezicht, controle en inspectie met betrekking tot de visserijactiviteiten een essentieel onderdeel zijn van het gemeenschappelijk visserijbeleid, stond een grondige herziening van de controleregeling centraal in de vereenvoudigingsexercitie van de Commissie. Dit initiatief is uiteindelijk uitgemond in de nieuwe controleverordening3.

Met de controleverordening is een nieuw systeem geïntroduceerd voor de controle op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid. De controleverordening kent een gefaseerde inwerkingtreding. De eerste fase, die op 1 januari 2010 inwerking is getreden, zag voornamelijk op de bepalingen die ter vervanging dienden van de bepalingen uit de oude controleverordening4. De tweede fase – die het overgrote deel van de controleverordening betreft – heeft betrekking op de bepalingen die voordien in zestien separate verordeningen waren opgenomen en die thans zijn gecodificeerd in de controleverordening en de uitvoeringsverordening van de controleverordening5. Dit zijn de voorschriften op onder meer het gebied van het beheer van vismachtigingen en visvergunningen, markering van vistuig, elektronische gegevensuitwisseling tussen lidstaten en tussen vaartuigen en bevoegde autoriteiten van lidstaten, het satelietvolgsysteem van vissersvaartuigen en de vangstregistratie en de (elektronische) verzending van de vangstgegevens. De inwerkingtreding van de tweede fase was afhankelijk van het tijdstip waarop de uitvoeringsverordening inwerking zou treden. Deze uitvoeringsverordening is op een enkele uitzondering na op 7 mei 2011 inwerking getreden.

Door middel van de onderhavige regeling wordt uitvoering gegeven aan de bepalingen van de controleverordening en van de uitvoeringsverordening die in de tweede fase in werking treden. In verband met de in het voorgaande aangestipte, afgenomen toegankelijkheid van de vijf Nederlandse regelingen is ervoor gekozen om niet door middel van een wijzigingsregeling in de implementatie te voorzien, maar door middel van een nieuwe regeling, waarin de oude vijf regelingen zijn samengevoegd. Hierbij zijn de bepalingen uit de oude regelingen opnieuw gestructureerd, waar mogelijk vereenvoudigd en waar nodig geactualiseerd en heeft voorts een harmonisatie van de begrippen plaatsgevonden.

In de bijlage bij deze toelichting is voor de inzichtelijkheid in de samenvoeging een transponeringstabel opgenomen, waarin bij de artikelen van de ingetrokken regelingen het corresponderende artikel uit de onderhavige regeling is vermeld.

In het vervolg van deze toelichting wordt nader ingegaan op de opzet en de opbouw van de regeling, waarbij de wijze waarop de regeling in de verschillende hoofdstukken is ingedeeld zal worden belicht. Tot slot wordt de regeling artikelsgewijs toegelicht.

2 Opzet en opbouw van de regeling

Als gevolg van de in de inleiding genoemde codificatie van zestien verordeningen in de uitvoeringsverordening van de controleverordening is het aantal verordeningen waaraan door middel van nationale voorschriften uitvoering moet worden gegeven teruggebracht tot 50 verordeningen. De ter uitvoering van deze verordeningen in de onderhavige regeling opgenomen bepalingen zien voornamelijk op de sanctionering en de aanwijzing van de met de uitvoering van de verordeningen belaste instanties. Dit tegen de achtergrond dat volgens vaste jurisprudentie Europese Hof van Justitie op grond van het beginsel van gemeenschapstrouw op lidstaten de verplichting rust zich te onthouden van omzettingshandelingen daar anders de rechtstreekse werking en de uniforme toepassing van verordeningen in gevaar zou komen. Verwezen zij naar het arrest van 31 januari 1978, Fratelli Zerbone Snc tegen Amministrazione delle finanze dello State (zaak C-94/77). Deze rechtstreekse werking brengt met zich dat het toepassingsgebied, de definities, de voorschriften en de uitzonderingen daarop niet in de regeling zelf zijn opgenomen, maar rechtstreeks voortvloeien uit de desbetreffende verordening zelf. Op een aantal onderdelen bevatten de verordeningen een uitdrukkelijke opdracht om nationale uitvoeringsmaatregelen te treffen of bieden zij lidstaten de mogelijkheid om nadere voorschriften vast te stellen. Ook deze nationale uitvoeringsmaatregelen en nadere voorschriften zijn in de onderhavige regeling opgenomen.

Met het oog op de inzichtelijkheid en de kenbaarheid van de voorschriften uit de desbetreffende verordeningen is bij het opstellen van de regeling ervoor gekozen de bepalingen die betrekking hebben op dezelfde verordening zoveel mogelijk in een afzonderlijk artikel op te nemen. De uitvoeringsbepalingen van de meer omvangrijke verordeningen, zoals de controleverordening, zijn – verdeeld over meerdere artikelen – in een afzonderlijk hoofdstuk gegroepeerd. Bijkomend voordeel van deze opzet is dat wijzigingen van de desbetreffende verordening, indien nodig, relatief eenvoudig geïmplementeerd kunnen worden. Slechts indien de voorschriften uit verschillende verordeningen zodanig met elkaar samenhangen, dat deze opzet tot een onvolledig beeld van de in een situatie van toepassing zijnde voorschriften zou leiden, is hiervan afgeweken. Voorts is in verband met de overzichtelijkheid en de leesbaarheid van zowel de aanhef van de regeling als de artikelen zelf steeds de verkorte aanduiding van de verordening gehanteerd. Getracht is het gemis van de aanduiding van het onderwerp van de desbetreffende verordening dat hierdoor optreedt, te ondervangen door de artikelen van een opschrift te voorzien. Bovendien is in de begripsbepalingen van artikel 1, tweede lid, de volledige naam met vindplaats van de verordening vermeld.

In hoofdstuk 1 zijn de voorschriften opgenomen die ten algemene voor de visserij gelden. Dit zijn naast de begripsomschrijvingen in de artikelen 1 en 2, de bepalingen die gelden op grond van verordening nr. 2371/2002, de zogenoemde basisverordening. Voorts zijn in dat hoofdstuk de uitvoeringsvoorschriften van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 opgenomen. In dit besluit zijn de voorschriften opgenomen over de inschrijving van Nederlandse vissersvaartuigen in het nationaal register van vissersvaartuigen, dat iedere lidstaat op grond van artikel 15, eerste lid, van verordening nr. 2371/2002 moet bijhouden. Ook zijn in dit hoofdstuk de algemene voorschriften opgenomen die van toepassing zijn op het aanlanden, het lossen en het overladen van vis. De aanwijzing van de havens waarin vis mag worden aangeland, gelost en overgeladen maakt daarvan onderdeel uit. Deze generieke voorschriften gelden voor zover er in de desbetreffende EU-verordeningen op dit punt geen specifieke voorschriften zijn gesteld. Tot slot bevat dit hoofdstuk de uitvoeringsbepalingen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het toezicht op zee in het kader van verordening nr. 199/2008, de zogenoemde datacollectieverordening.

Het vervolg van de regeling is opgezet aan de hand van de verschillende soorten visserijmaatregelen die in het gemeenschappelijk visserijbeleid worden onderscheiden.

Dit zijn in de eerste plaats de vangstbeperkingen en de inspanningsbeperkingen, tezamen aangeduid als vangstmogelijkheden. Deze zijn opgenomen in hoofdstuk 2. Vangstbeperkingen zijn de maatregelen waarin is vastgelegd hoeveel vis er uit bepaalde gebieden mag worden gevangen. Inspanningsbeperkingen zien op de beperking van de omvang van de uitvarende vissersvloot en het aantal dagen dat er gevist kan worden. De vangstmogelijkheden in de EU-wateren en voor EU-vaartuigen in andere wateren worden tezamen met de daaraan gerelateerde aanvullende voorschriften jaarlijks door de Raad van de Europese Unie vastgesteld in de verordening vangstmogelijkheden, die in de praktijk ook vaak als TAC- en quotumverordening wordt aangeduid. Voor bepaalde bestanden van diepzeevissen vindt deze vaststelling eens in de twee jaar plaats. De uitvoeringsbepalingen van deze verordeningen zijn opgenomen in paragraaf 1. Op grond van artikel 20, vijfde lid, van verordening nr. 2371/2002 mogen lidstaten een eigen systeem toepassen voor de nationale verdeling van de vangstmogelijkheden. Voor de meeste vissoorten heeft Nederland gekozen voor een algemeen systeem voor alle vangstmogelijkheden. Dit betekent dat een ieder die aan alle voorwaarden voldoet mag vissen op de bestanden waarvoor de vangstmogelijkheden gelden. Dit algemene systeem is eveneens in paragraaf 1 opgenomen. Gelet op de samenhang van met name artikel 11 van de verordening vangstmogelijkheden met verordening nr. 2347/2002, waarin de toegang tot diepzeebestanden is geregeld en de bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften, zijn ook de uitvoeringsvoorschriften voor laatstgenoemde verordening in deze paragraaf opgenomen.

Naast het hierboven genoemde algemene systeem voor vangstrechten, heeft Nederland voor de soorten blauwe wijting, grote zilversmelt, haring, horsmakreel, kabeljauw, makreel, schol, tong en wijting uit bepaalde gebieden ook een specifiek systeem van contingenten. Dit specifieke systeem is neergelegd in de overige paragrafen (2 tot en met 6) van hoofdstuk 2. Een contingent is een individueel recht op een deel van een vangstmogelijkheid. Omdat hij niet langer afhankelijk is van de uitputting van de algemene vangstmogelijkheid, stelt dit individuele recht een ondernemer in staat zijn visserijactiviteiten op een optimale manier over het kalenderjaar te verdelen. De in dit hoofdstuk voorziene mogelijkheid om contingenten over te dragen, aan te houden of tijdelijk in gebruik te geven stelt de betrokken ondernemer in staat zijn visserijactiviteiten nog verder te optimaliseren.

Het beheer van de visserijquota in de zeevisserij is in Nederland de gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel de overheid als het bedrijfsleven. Ten behoeve van dit systeem van gezamenlijk management is de sector georganiseerd in zogenoemde Biesheuvelgroepen. Ondernemers kunnen hun contingenten voor het kalenderjaar met het oog op het beheer door de groepen of de producentenorganisaties inbrengen ten behoeve van een groepscontingent. Het op deze wijze bundelen van afzonderlijke contingenten biedt betrokkenen een nog ruimere flexibiliteit bij de uitoefening van de visserij.

Een andere vorm van visserijmaatregelen die in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid gelden, zijn de technische maatregelen. Technische maatregelen zijn voorschriften die zien op de wijze waarop en de plaats waar mag worden gevist. Het doel van deze maatregelen is voornamelijk het beschermen van jonge vissen met het uiteindelijk doel de schade aan het mariene milieu te verminderen. Technische maatregelen zijn onder meer:

  • een minimummaat bij aanvoer van vis

  • een minimummaaswijdte van netten

  • gesloten gebieden en visseizoenen

  • grenzen voor bijvangsten

  • verplicht gebruik van selectiever vistuig (om ongewenste bijvangsten te verminderen).

De technische maatregelen zijn voor de daarbij onderscheiden gebieden vastgelegd in zeventien verschillende EU-verordeningen. De uitvoeringsbepalingen van deze verordeningen zijn opgenomen in hoofdstuk 3.

In het visserijbeleid worden de bovengenoemde instrumenten niet alleen afzonderlijk gebruikt, maar veelal ook met elkaar gecombineerd in de vorm van herstelplannen als bedoeld in artikel 5 van verordening nr. 2371/2002 of beheersplannen als bedoeld in artikel 6 van die verordening. Deze plannen – die tegenwoordig onder de noemer meerjarenplannen worden aangeduid – voorzien in specifieke beheersmaatregelen voor bepaalde visbestanden voor meerdere jaren en behelzen vaak een combinatie van de drie genoemde instrumenten. De voor de uitvoering van tien van deze in de vorm van een EU-verordening vastgestelde meerjarenplannen noodzakelijke bepalingen, zijn neergelegd hoofdstuk 4.

Binnen de randvoorwaarden die de EU-verordeningen daaraan stellen, zijn in de loop der jaren een aantal nationale voorschriften geïntroduceerd. Deze voorschriften die voorheen verdeeld waren over de vijf in de in paragraaf 1 genoemde regelingen zijn thans bij elkaar ondergebracht in hoofdstuk 5.

Hoofdstuk 6 bevat vervolgens de voor de uitvoering van de controleverordening en de uitvoeringsverordening van de controleverordening noodzakelijke voorschriften. De voorschriften uit de controleverordening zijn van toepassing op vaartuigen van EU-lidstaten die visserijactiviteiten verrichten in de EU-wateren. De verordening ziet op onderwerpen als de voorwaarden waaronder toegang tot wateren en hulpbronnen is toegestaan, de controle op het gebruik van vangstmogelijkheden en visserij-inspanning, de controle op vlootbeheer, meerjarenplannen, technische maatregelen en afzet van visserijproducten, bevoegdheden van de Europese Commissie op het gebied van controle en inspectie, controleprogramma’s en maatregelen om de naleving door de lidstaten van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te garanderen.

Genoemde bepalingen vormen voornamelijk een integratie van bestaande regels uit verschillende verordeningen. Daarnaast zijn er nieuwe bepalingen geïntroduceerd in de verordening. Deze bepalingen zien met name op een versterking van de toezichtbevoegdheden van zogenoemde EU-inspecteurs en een uitbreiding van de taken en een versterking van de bevoegdheden van het Europees Controle Agentschap, dat bij verordening nr. 768/20056 is opgericht met als doel de visserijcontroles en -inspecties van de lidstaten te coördineren.

Een aantal onderdelen van de controleverordening treedt in een later stadium inwerking. Zo treden de – binnen de 12 mijlszone aangepaste – markeringsvoorschriften en het bij de controleverordening geïntroduceerde strafpuntenstelsel per 1 januari 2012 in werking, terwijl de verplichte certificering van het motorvermogen en de voor de gehele keten voorgeschreven traceerbaarheid van visserijproducten pas gefaseerd vanaf 1 januari 2012 in werking treden. Om de structuur van de onderhavige regeling zoveel mogelijk in tact te houden zijn de artikelen die bestemd zijn voor de implementatie van deze in de toekomst geldende voorschriften, thans gereserveerd.

Tezamen met de controleverordening vormen de verordeningen nr. 1006/2008 en nr. 1005/2008 het volledige nieuwe EU-controlesysteem voor visserijactiviteiten.

Verordening nr. 1006/2008 bevat de controlevoorschriften voor vissersvaartuigen van derde landen en voor EU-vissersvaartuigen die buiten de EU-wateren vissen. Op grond van deze verordening mogen EU vissersvaartuigen uitsluitend visserijactiviteiten verrichten buiten de EU-wateren indien zij over een vismachtiging beschikken. Indien wordt gevist in de wateren van een derde land waarmee de EU een visserijovereenkomst heeft, wordt deze machtiging afgegeven door de bevoegde instantie van dat derde land. Indien wordt gevist in internationale wateren waarvoor instandhoudings- en beheersmaatregelen gelden in het kader van een regionale organisatie voor visserijbeheer waarbij de EU partij is, wordt de machtiging verleend door de in dat kader bevoegde instantie. Wanneer het gaat om visserijactiviteiten in volle zee die onder geen enkele overeenkomst of regeling in het kader van een regionale organisatie voor visserijbeheer vallen, wordt de machtiging afgegeven door de bevoegde instanties van de vlaggenlidstaat. Derde landen vaartuigen die in de EU-wateren vissen, hebben een door de EU-Commissie verstrekte vismachtiging nodig.

In verordening nr. 1005/2008 zijn de voorschriften opgenomen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen en tegen te gaan met maatregelen die de volledige bevoorradingsketen (vissen, overladen, verwerken, aanvoer en handel) ‘van net tot bord’ bestrijken. De verordening richt zich tegen IOO-visserijactiviteiten die worden verricht in de EU-wateren, in de wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van derde landen en in volle zee. Onder IOO-activiteiten vallen volgens de artikelen 2, onderdelen 2 tot en met 4, en 3, eerste lid van de verordening ten algemene:

  • overtredingen van beheers- en instandhoudingsregels in nationale en internationale wateren,

  • visserijactiviteiten in onder een regionale organisatie voor visserijbeheer vallende gebieden op volle zee die in strijd met de regels van die organisatie, worden verricht door staatloze vaartuigen of vaartuigen die zijn geregistreerd in een niet bij die organisatie aangesloten land, of

  • visserijactiviteiten die in niet onder een regionale organisatie voor visserijbeheer vallende gebieden op volle zee worden verricht en die onverenigbaar zijn met de verantwoordelijkheid die Staten krachtens internationaal recht dragen voor de instandhouding van de visserijhulpbronnen.

Invoer van visserijproducten in de EU is op grond van artikel 12, tweede lid, van de IOO-verordening slechts toegestaan indien een vangstcertificaat wordt overgelegd, waarmee het legale karakter van de betrokken producten wordt aangetoond. Het vangstcertificaat moet door de vlaggenlidstaat gevalideerd zijn.

De uitvoeringsvoorschriften voor de twee voornoemde verordeningen zijn ondergebracht in hoofdstuk 7. Voor een aantal vissoorten, waaronder een aantal tonijnsoorten en Dissostichus spp, ook wel bekend als tandvis, zijn door regionale organisaties voor visserijbeheer vangstdocumentatieregelingen vastgesteld. Deze vangstdocumentatieregelingen zijn door de EU voorgeschreven in een aantal EU-verordeningen waarbij het gebruik van de in die verordeningen vastgestelde vangstdocumenten verplicht is gesteld. Op grond van de IOO-verordening worden deze vangstdocumenten als IOO-vangstcertificaat aangemerkt. Gelet op de onderling nauwe verwevenheid van de IOO-verordening en de vangstdocumentatieregelingen zijn ook de voor laatstbedoelde verordeningen noodzakelijke bepalingen in hoofdstuk 7 ondergebracht.

Hoofdstuk 8 bevat tot slot een aantal slotbepalingen, waaronder het overgangsrecht.

3 Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Het eerste lid van dit artikel bevat de omschrijvingen van de begrippen die worden gehanteerd in de nationale uitvoeringsmaatregelen en de binnen de kaders van de EU-verordeningen gestelde nadere voorschriften die in de onderhavige regeling zijn opgenomen. Naast deze begripsomschrijvingen gelden uiteraard de begripsomschrijvingen die zijn opgenomen in artikel 1, eerste lid tot en met vijfde lid, van de Visserijwet 1963 en in artikel 1, eerste lid, van de in de aanhef van de regeling genoemde besluiten waarop de onderhavige regeling is gebaseerd. Zoals in paragraaf 2 van deze toelichting is vermeld, gelden voor de toepassing van de verordeningen waarin in de onderhavige regeling uitvoering wordt gegeven, de begripsomschrijvingen die in de desbetreffende verordening zijn opgenomen.

In verband met de leesbaarheid is in de artikelen steeds de verkorte aanduiding van de verordening, waaraan uitvoering wordt gegeven of waarnaar anderszins wordt verwezen, gehanteerd. In het tweede lid zijn deze verordeningen met hun volledige naam en met hun vindplaats in het publicatieblad van de Europese Unie vermeld.

Artikel 2 Nadere begripsbepalingen

Op grond van artikel 9 van de controleverordening zijn lidstaten gehouden een visserijcontrolecentrum in te richten. Dit controlecentrum houdt toezicht op de vissersvaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren, ongeacht waar deze vaartuigen zich bevinden, en op vaartuigen van andere lidstaten of derde landen die zich bevinden in de wateren van de lidstaat waar het controlecentrum is gevestigd. Het controlecentrum beschikt over computerapparatuur en -programmatuur waarmee de gegevens over de identificatie, de geografische positie, de datum, het tijdstip, de koers en de snelheid van de vissersvaartuigen automatisch kunnen worden ontvangen, verwerkt en elektronisch worden doorgestuurd naar betrokken andere lidstaten. Op grond van artikel 2, eerste lid, is de meldkamer van de AID, te Kerkrade, het visserijcontrolecentrum in Nederland. Het visserijcontrolecentrum speelt niet alleen een rol voor de toepassing van de controleverordening, maar ook voor die van verordening nr. 1236/2010 en verordening nr. 1386/2007. Op grond van deze verordeningen moeten vissersvaartuigen die actief zijn in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (het NEAFC-gebied) onderscheidenlijk in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan(het NAFO-gebied) hun vangstaangiften elektronisch doorzenden aan het visserijcontrolecentrum van hun vlaggenstaat. Nederlandse vaartuigen zullen die gegevens dus naar de AID moeten zenden.

Een aantal voorschriften in zowel de regeling als in de Europese verordeningen zijn direct gerelateerd aan het aanlanden van vissersvaartuigen. Om iedere misvatting over het tijdstip waarop het aanlanden plaatsvindt te voorkomen en om effectief toezicht op de desbetreffende verplichtingen te kunnen uitoefenen, is in artikel 2, tweede lid, expliciet opgenomen dat het tijdstip waarop het vissersvaartuig direct of indirect verbinding met de wal heeft gekregen, bepalend is. Deze nadere begripsomschrijving is overgenomen uit de Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988, de Regeling visvergunning, de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening zeevisserij en de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij. Artikel 1, tweede lid, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977, bevat een identieke omschrijving, maar de toepassing daarvan is blijkens dat lid beperkt tot de bij dat Reglement gestelde regels.

In het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 zijn de wateren aangewezen die als zeegebied of als kustwater in de zin van artikel 1, vierde lid, onderdeel b onderscheidenlijk onderdeel c, van de Visserijwet 1963, zijn aangewezen. Deze wateren zijn onder meer de havens van IJmuiden en Scheveningen, de Waddenzee en de Maasmond. Met het oog op een effectief toezicht op de naleving van de in verordening nr. 850/98 opgenomen technische voorschriften en de voorschriften van de verordening vangstmogelijkheden en de nationale uitwerking van laatstgenoemde verordening in hoofdstuk 2 van de onderhavige regeling, worden deze wateren onder de werkingssfeer van genoemde verordeningen gebracht. Hierdoor is het ook in de Nederlandse zee- en kustgebieden mogelijk om te controleren of de vaartuigen voldoen aan de desbetreffende voorschriften.

Artikel 3 Noodmaatregelen op grond van de basisverordening

Op grond van artikel 7 van verordening nr. 2371/2002 heeft de Commissie de bevoegdheid om noodmaatregelen vast te stellen in de situatie dat er sprake is van een ernstige bedreiging voor de instandhouding van levende aquatische hulpbronnen of voor het mariene ecosysteem als gevolg van visserijactiviteiten. Om te waarborgen dat de op grond van dat artikel vastgestelde noodmaatregelen worden nageleefd is in artikel 3 bepaald dat het verboden is in strijd met dergelijke noodmaatregelen te handelen.

Artikel 4 Toegang tot 12-mijlszone

Op grond van artikel 17, tweede lid, van verordening nr. 2371/2002 kunnen lidstaten in de 12-mijlszone de visserij beperken tot vissersvaartuigen van bepaalde lidstaten. In artikel 4 is aan deze bevoegdheid uitvoering gegeven. Hierbij is aangesloten op de officiële benaming van de 12-mijlszone, namelijk de territoriale zee van Nederland, zoals deze is omschreven in artikel 1, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee.

Artikel 5 Vaststelling lettertekens gemeenten

Artikel 5 strekt ter uitvoering van artikel 3, eerste lid, van het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998. De gemeenten die in aanmerking komen als thuishaven voor vissersvaartuigen zijn aangewezen in bijlage 1 bij de onderhavige regeling. Hierbij zijn tevens de lettertekens vastgesteld waarmee deze gemeenten worden aangeduid. Deze lettertekens die corresponderen met de thuishaven van een schip moeten tezamen met het nummer waaronder het vaartuig is ingeschreven in het visserijregister, bedoeld in artikel 4 van het Besluit vissersvaartuigen 1998, op het vaartuig worden vermeld. De wijze waarop deze externe registratiecijfers en -letters moeten worden aangebracht zijn voorgeschreven in artikel 6 van de uitvoeringsverordening controleverordening.

Artikelen 6, 7 en 8 Aanwijzing havens en voorschriften aanlanden en lossen

De in de artikelen 6, 7 en 8 opgenomen voorschriften zijn, in gecomprimeerde vorm, overgenomen uit de Regeling Stelselmatige controle bij aanlanding 1988. De uit deze regeling overgenomen bepalingen zijn geschoond van de voorschriften die gelden op grond van de Europese verordeningen. Dit betreft met name de verordeningen, waarin de meerjarenplannen zijn neergelegd, de controleverordening en verordening nr. 1005/2008 (de IOO-verordening). De voorschriften in die verordeningen zien vooral op de verplichting om voordat een vaartuig een haven binnenvaart een melding te doen aan de bevoegde autoriteiten. Bij die melding moeten gegevens worden verstrekt over onder meer de vangstsamenstelling en het vangstgebied. Voorts zijn in die verordeningen specifieke voorschriften gesteld over het aanlanden, het lossen en het overladen van de vangsten en bevatten de verordeningen een verbod om vangsten in andere havens aan te landen dan door de desbetreffende lidstaat zijn aangewezen. Voor Nederland zijn deze havens aangewezen in de specifieke artikelen die de voor de uitvoering van deze verordeningen noodzakelijke voorschriften bevatten.

De in de artikelen 6, 7 en 8 opgenomen bepalingen zien uitsluitend op de algemene voorschriften die gelden voor het aanlanden, lossen en overladen van vis, voor zover deze activiteiten niet door de voornoemde verordeningen worden bestreken. In artikel 6, in samenhang met bijlage 2 en 3, zijn de havens aangewezen waar vis mag worden aangeland, gelost of overgeladen. Voor kleine vissersvaartuigen (met een lengte van maximaal tien meter) zijn dat alle in bijlage 2 genoemde havens en de in bijlage 3 vermelde plaatsen. Kotters mogen aanlanden in de in bijlage 2 vermelde havens met uitzondering van Vlaardingen en Velsen en de zogenoemde trawlers in de in bijlege 2 genoemde havens met uitzondering van Vlaardingen. Voor vissersvaartuigen die voornamelijk op ansjovis en sprot vissen, de zogenoemde deltavissers, zijn in de periode waarin die visserij wordt uitgeoefend nog twee extra havens in de Zeeuwse delta opgenomen. Deze havens zijn voor betrokken vaartuigen makkelijker en sneller te bereiken dan de reguliere havens. Het aanlanden en lossen is op de aangewezen havens uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de terzake van het aanlanden in artikel 7 opgenomen voorschriften en aan de in artikel 8 terzake van het lossen opgenomen voorschriften, uiteraard voor zover de desbetreffende EU-verordeningen geen andere voorschriften daarover bevatten.

Artikel 9 Toelating monsternemers in kader van datacollectie

Op grond van verordening nr. 2371/2002 wordt op gezette tijden wetenschappelijk onderzoek verricht naar de effecten van het beheer van levende aquatische hulpbronnen. De gegevens die in dat verband worden verzameld omvatten onder meer informatie over vloten en hun activiteiten, biologische gegevens betreffende vangsten, met inbegrip van de overboord gezette hoeveelheden, inspectiegegevens inzake visbestanden en de eventuele milieueffecten van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem. Om de biologische gegevens te kunnen monitoren moeten lidstaten op grond van de datacollectie verordening, verordening nr. 199/2008, onder meer bemonsteringsprogramma’s en toezichtregelingen opstellen en uitvoeren. In het kader van de toezichtregelingen kunnen monsternemers gegevens verzamelen aan boord van vissersvaartuigen. Op grond van artikel 11, derde en vierde lid, van verordening nr. 199/2008, zijn kapiteins van vissersvaartuigen gehouden deze monsternemers op hun schip toe te laten en hen in staat te stellen hun werkzaamheden uit te voeren.

Hoofdstuk 2. Vangstmogelijkheden

§ 1 Verordening vangstmogelijkheden
Artikel 10 Vangstverboden

In dit artikel wordt het systeem van Europees vastgestelde vangstmogelijkheden nationaal uitgewerkt. Zoals in paragraaf 2 van deze toelichting is vermeld zijn de vangstmogelijkheden vastgelegd in de jaarlijkse verordening vangstmogelijkheden (thans Verordening nr. 57/2011) en in de tweejaarlijkse verordening vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeesoorten7. De vangstmogelijkheden worden vastgesteld per vissoort in een bepaald gebied. Op grond van de eerste lid is het verboden om de visserij te bedrijven op deze soorten, tenzij er op grond van het tweede lid een vangstmogelijkheid beschikbaar is. De mogelijkheden zijn verdeeld in hoeveelheden die beschikbaar zijn voor Nederlandse vissers (onderdeel a), voor Europese vissers (onderdeel b) en voor vissers van derdelanden (onderdeel c). De mogelijkheden voor Nederlandse vissers, het Nederlands quotum, komt overeen met de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden, in voorkomend geval verminderd met de hoeveelheid die op grond van artikel 12 wordt gereserveerd voor de in dat artikel genoemde doelen. Deze zijn opgenomen in bijlage 5. De vangstmogelijkheden voor de gezamenlijke vissers van de lidstaten van de Europese Unie zijn rechtstreeks ontleend aan bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden en zijn opgenomen in bijlage 6. In bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden zijn ten aanzien van de benutting van een aantal vangstmogelijkheden in de vorm van een voetnoot nadere voorschriften gesteld. Met het oog op de nakoming van deze nadere voorschriften is in het tweede lid, onderdeel d, van artikel 10, bepaald dat de uitzondering op het vangstverbod uit het eerste lid, uitsluitend geldt indien in overeenstemming met die voorschriften wordt gehandeld.

Op grond van artikel 33, vijfde lid, van de controleverordening worden de aangelande hoeveelheden vis waarvoor vangstbeperkingen gelden in mindering gebracht op de nationale en Europese vangstmogelijkheden. Omdat dit deel daardoor niet langer beschikbaar is voor de Nederlandse en Europese vissers, zien de in het tweede lid genoemde uitzonderingen op het vangstverbod uitsluitend op het deel van de vangstmogelijkheden dat na deze vermindering resteert. Op het moment dat een beschikbare vangstmogelijkheid geheel is opgevist, is het derhalve op grond van artikel 10, eerste lid, verboden om de visserij voort te zetten in het desbetreffende gebied en op de desbetreffende soort. Het tijdstip waarop dit verbod ingaat wordt op grond van het vierde lid door de minister bekend gemaakt. Deze bepaling strekt ter uitvoering van artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van de controleverordening.

Artikel 11 Ontheffing vangstverboden

Artikel 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 biedt de basis om ontheffing te verlenen van de bij of krachtens dit Reglement gestelde regels, waaronder de voorschriften van de onderhavige regeling. Gebruikmaking van deze bevoegdheid is uiteraard alleen aan de orde indien dit niet indruist tegen de Europese voorschriften. Het vissen op gequoteerde bestanden – zonder dat de aangelande vangsten op de nationale en Europese vangstmogelijkheden in mindering behoeven te worden gebracht – is op grond van artikel 33, zesde lid, van de controleverordening toegestaan. Voorwaarde is dat het vangsten voor wetenschappelijk onderzoek betreft en dat deze vangsten in totaal twee procent of minder bedragen dan de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden. In verband daarmee is in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, voorzien dat voor wetenschappelijk onderzoek dat aan de in dat onderdeel genoemde criteria voldoet, ontheffing van het vangstverbod kan worden verleend.

Voorts voorziet artikel 7 van de verordening vangstmogelijkheden in de mogelijkheid dat extra vangstmogelijkheden kunnen worden toegewezen aan vissersvaartuigen die deelnemen aan proeven met volledig gedocumenteerde visserij. Deze mogelijkheid bestaat voor bepaalde daartoe in bijlage Ia bij die verordening aangeduide bestanden, binnen de in die bijlage vermelde limieten. De toewijzing is mogelijk indien wordt voldaan aan de in het tweede lid van artikel 7 van de verordening vangstmogelijkheden opgesomde voorwaarden. Artikel 11, eerste lid, onderdeel b, biedt de mogelijkheid om voor deze pilots ontheffing van het vangstverbod te verlenen. Een op basis van dit onderdeel verleende ontheffing wordt op grond van het tweede lid, ingetrokken indien is vastgesteld dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 7, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden.

Artikel 12 Reservering vangstmogelijkheden

In het voorjaar van 2004 is tussen de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en vertegenwoordigers van de visserijsector een intentieverklaring opgesteld en ondertekend met als hoofddoel te komen tot een duurzame kottervisserij (Kamerstukken II, 2003/2004, 29 200, XIV nr. 82). In deze intentieverklaring is onder meer afgesproken dat onderzoek zal worden gedaan naar de mogelijkheden om via de publieke en private weg het nalevingniveau van de visserijregelgeving te verbeteren. De aan Nederland toegekende vangstmogelijkheden kunnen een aangrijpingspunt bieden voor maatregelen die tot doel hebben de naleving van de visserijregelgeving te bevorderen. Dit kan gebeuren door een deel van de vangstmogelijkheden (ten hoogste 10%) die in een kalenderjaar aan Nederland zijn toegewezen, te reserveren en die vervolgens lopende het jaar (uiterlijk 1 juni) alsnog toe te wijzen aan vissers die overeenkomstig een aantal van de belangrijkste voorschriften van de visserijregelgeving hebben gehandeld. De genoemde voorschriften zijn de voorschriften die betrekking hebben op het motorvermogen, netvoorzieningen, de aanwezigheid van satellietvolgapparatuur en de aan de vissers toegekende contingenten. De mogelijkheid tot het reserveren van vangstmogelijkheden is opgenomen in artikel 12, eerste lid, onderdeel c, en derde en vierde lid. De verdere uitwerking van het voorgaande, waaronder het vaststellen van de onderwerpen waarop het instrument daadwerkelijk zal worden ingezet en de criteria die bij het toewijzen van de vangstmogelijkheden zullen worden gehanteerd, zal op een later moment plaatsvinden.

Jaarlijks wordt een deel van de aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden (ongeveer 2%) gereserveerd om met andere lidstaten quota te kunnen ruilen en in verband met mogelijke kortingen op de toegewezen quota die de Europese Commissie kan toepassen ingevolge de artikelen 37, tweede lid, 88, eerste lid, 105, 106 en 107, eerste lid, van de controleverordening, bijvoorbeeld bij overschrijdingen van quota in het voorafgaande kalenderjaar. Deze vangstmogelijkheden worden na aftrek van de quotaruil en eventuele kortingen lopende het kalenderjaar over de betrokken vissers verdeeld. Dit is neergelegd in het eerste lid, onderdelen a en b, en het tweede lid.

Artikel 13 Overige verboden

De in artikel 13 opgenomen verboden zijn ongewijzigd overgenomen uit artikel 7c van de Regeling technische maatregelen 2000 en strekken ter naleving van de overige in de verordening vangstmogelijkheden opgenomen voorschriften.

Artikel 14 Diepzeevisdocumenten

Verordening nr. 2347/2002 is van toepassing op EU-vaartuigen die vissen in de ICES-deelgebieden I tot en met XIV en de EU-wateren in de CECAF-gebieden (het centraal oostelijk deel van de Atlantische Oceaan). Deze verordening is van toepassing op de in bijlage I bij die verordening vermelde diepzeesoorten. Op grond van artikel 11 van de verordening vangstmogelijkheden is artikel 3 van verordening nr. 2347/2002 eveneens van toepassing op zwarte heilbot. Op grond van dat artikel moeten lidstaten ervoor zorgen dat vaartuigen die onder hun vlag varen over een diepzeevisdocument beschikken indien zij per kalenderjaar meer dan 100 ton vissen van diepzeesoorten vangen. Daarnaast is het op grond van dat artikel verboden per zeereis meer dan 100 kg vissen van diepzeesoorten te vangen, aan boord te houden of aan te landen, tenzij het betrokken vissersvaartuig beschikt over een diepzeevisdocument. Onder zeereis wordt in dit verband verstaan de tijd die is gelegen tussen het uitvaren van een haven en het aanlanden in een haven. Bij de uitoefening van de visserij op de in bijlage I bij de verordening vermelde diepzeesoorten is de kapitein van het desbetreffende vissersvaartuig verplicht in het logboek alle gegevens in te vullen die in bijlage III bij de verordening zijn vermeld, zoals onder andere het gebruikte vistuig en de dieptes waarop is gevist. Voorts is de kapitein van het desbetreffende vissersvaartuig verplicht om, indien de aan boord geïnstalleerde satellietvolgapparatuur (VMS) defect is, elke twee uur de geografische positie van het vissersvaartuig door te geven aan de vlaggenstaat en de kuststaat. Bovendien mogen vangsten van diepzeesoorten van meer dan 100 kg uitsluitend worden aangeland in daartoe aangewezen havens. Voornoemde voorschriften zijn geïmplementeerd in artikel 14, eerste en tweede lid, van de regeling.

Voorts bevat artikel 4 van verordening nr. 2347/2002 een verplichting voor de lidstaten om in het kader van de afgifte van diepzeevisdocumenten het totale vermogen en capaciteit van hun vaartuigen die op diepzeesoorten vissen te beperken tot het niveau van de jaren 1998, 1999 of 2000.

Het diepzeevisdocument is een speciaal visdocument in de zin van verordening nr. 1627/948. Deze verordening, die de algemene bepalingen voor het beheer en de afgifte van speciale visdocumenten door de lidstaten bevatte, is vervangen door artikel 7 van de controleverordening en de artikelen 4 en 5 van de uitvoeringsverordening controleverordening. Bij die gelegenheid is de term ‘speciaal visdocument’ vervangen door ‘vismachtiging’. Op grond van de in artikel 4, derde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening opgenomen overgangsbepaling, behouden speciale visdocumenten hun geldigheid indien zij de minimuminformatie bevatten die is opgenomen in bijlage III bij de uitvoeringsverordening controleverordening. Nieuwe vismachtigingen (diepzeevisdocumenten) zullen overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van de uitvoeringsverordening controleverordening door de minister worden afgegeven met in achtneming van de in artikel 14, derde lid, van de regeling, neergelegde voorwaarde dat met het desbetreffende vissersvaartuig in de jaren 1998, 1999 of 2000 ten minste 100 ton van de in het eerste lid bedoelde diepzeesoorten is aangeland of dat het een vissersvaartuig betreft dat een dergelijk vissersvaartuig heeft vervangen. De visserij-inspanning voor vaartuigen met diepzee vergunningen bedraagt op grond van artikel 11, tweede lid, van de verordening vangstmogelijkheden in het jaar 2011 65% van het niveau van 2003. Aan deze bepaling is uitvoering gegeven in artikel 14, vierde lid van de regeling.

Artikel 15 Pelagische visserij

Artikel 26 van de verordening vangstmogelijkheden beperkt de mogelijkheid om in het SPRFMO-gebied (het zuidelijk deel van de Stille Oceaan) te vissen op pelagische bestanden tot die vaartuigen die in de jaren 2007, 2008 of 2009 in dat gebied actief waren. Artikel 15 geeft hieraan uitvoering.

Artikel 16 Visserij-inspanning annex IIA

In verordening nr. 1342/2008 is een langetermijnplan voor kabeljauw neergelegd. Dit langetermijnplan is erop gericht de bestanden van kabeljauw te beschermen door het beperken van de inspanning van vissersvaartuigen die in het Skagerrak, het Kattegat, de Noordzee, een groot deel van het zeegebied ten westen van Schotland, het oostelijk deel van het Kanaal en de Ierse Zee de visserij uitoefenen met bepaalde vistuigen. Het visserij-inspanningsregime zoals neergelegd in verordening nr. 1342/2008 is ingevolge artikel 10, onderdeel a, van de verordening vangstmogelijkheden voor de beheersperiode 1 februari 2011 tot en met 31 januari 2012 uitgewerkt in bijlage IIA van die verordening. De hoeveelheid visserij-inspanning – die wordt gemeten in kilowattdagen en om die reden ook wel als zeedagen wordt aangeduid – waarvoor vissersvaartuigen in aanmerking komen, is afhankelijk van de gebieden waar wordt gevist en het type vistuig dat wordt gebruikt. Voorheen werd aan dit regime uitvoering gegeven in artikel 33 van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij. Thans geeft artikel 16 van de onderhavige regeling uitvoering aan het visserij-inspanningsregime, waarbij tevens een voorziening is opgenomen ten behoeve van vaartuigen die deelnemen aan een pilot in het kader van volledig gedocumenteerde visserij als bedoeld in artikel 7 van de verordening vangstmogelijkheden.

Op grond van het eerste lid geldt voor vissersvaartuigen van 10 meter of meer een verbod om in de zogenoemde gereglementeerde gebieden te vissen met de in verordening nr. 1342/2008 onderscheiden type vistuigen. Dit verbod geldt niet indien voldaan is aan de voorschriften die zijn opgenomen in de onderdelen a, d en c van het tweede lid.

Het in onderdeel a opgenomen voorschrift behelst een plafond voor het in de periode van 1 februari 2011 tot 1 februari 2012 te benutten aantal zeedagen voor de te onderscheiden vistuigcategorieën. Dit plafond is opgenomen in bijlage 7 bij de regeling. Om te voorkomen dat de aan Nederland toegewezen visserij-inspanning voor de vistuigtypen TR1 en TR2 voortijdig wordt opgebruikt en de visserij met die typen vistuigen dientengevolge vroegtijdig moet worden gesloten, gelden voor deze type vistuigen sinds de beheersperiode van 1 februari 2010 tot 1 februari 2011 aanvullende maatregelen. Dit tegen de achtergrond dat in 2009 de visserij voor vistuigtype TR1 vroegtijdig moest worden gesloten en ook vistuigtype TR2 in de gevarenzone verkeerde. De eerste maatregel betrof de opdeling in drie perioden van de voor deze vistuigen voor de huidige beheersperiode beschikbare hoeveelheid visserij-inspanning. Deze driedeling was opgenomen in voornoemd artikel 33 van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij. De eerste periode liep van 1 februari 2011 tot en met mei 2011, de tweede periode van 1 mei 2011 tot en met september 2011 en de derde periode van 1 oktober 2011 tot 1 februari 2012. Gelet op het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige regeling zijn in bijlage 7 de eerste twee perioden samengevoegd. De voor het type vistuig TR1 in de periode van 1 februari 2011 tot en met september 2011 beschikbare hoeveelheid visserij-inspanning bedraagt daarmee 85 procent van de totaal voor dit type vistuig aan Nederland toegewezen visserij-inspanning. Op deze hoeveelheid wordt op grond van artikel 33, achtste lid, van de controleverordening, de gebruikte hoeveelheid in mindering gebracht. Indien deze hoeveelheid in de periode tot 1 oktober is opgebruikt, is het in het eerste lid van artikel 16 opgenomen verbod om met dit type vistuig te vissen onverkort van toepassing tot 1 oktober 2010. Na het verstrijken van de eerste periode is het vervolgens weer mogelijk om met TR1 te vissen, zolang de overige 15 procent van de totale hoeveelheid visserij-inspanning die voor deze periode is gereserveerd, niet is opgebruikt. In de situatie dat de voor de eerste periode beschikbare visserij-inspanning niet voor 1 oktober wordt opgebruikt, kan de resterende hoeveelheid uiteraard gedurende de tweede periode worden benut. De voor de tweede periode beschikbare hoeveelheid visserij-inspanning bedraagt in dat geval 15 procent van de totale hoeveelheid visserij-inspanning vermeerderd met het deel van de visserij-inspanning dat niet in de eerste periode is benut. Voor vistuigtype TR2 geldt hetzelfde regime met dien verstande dat de voor de eerste periode beschikbare hoeveelheid visserij-inspanning 75 procent bedraagt en derhalve voor de tweede periode 25 procent is gereserveerd. Voor de overige typen vistuigen is de voor de beheersperiode maximaal toegestane hoeveelheid visserij-inspanning niet opgedeeld, daar er – mede gelet op de ervaringen uit het verleden – geen aanleiding is te veronderstellen dat deze hoeveelheid wordt overschreden.

Artikel 16, tweede lid, onderdeel a, voorziet voorts – binnen de in bijlage 7 gehanteerde vistuigcategorieën – in een nadere differentiatie naar maaswijdte van de gebruikte netten of naar deelname aan een pilot in het kader van gedocumenteerde visserij als bedoeld in artikel 7 van de verordening vangstmogelijkheden. Dit betreft het in bijlage 7 ten behoeve van de beschikbare visserijinspanning binnen vistuig van het type TR1 gemaakte onderscheid tussen vistuig met netten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 120 mm (in bijlage 7 aangeduid als TR1 A en TR1 B) en met netten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 120 mm (aangeduid als TR1 C). Binnen het vistuig met netten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 120 mm wordt voorts verschillende inspanning toegekend voor visserij met vaartuigen waarmee wordt deelgenomen aan een pilot gedocumenteerde visserij. Dit onderscheid wordt gemaakt om vissers aan te moedigen deel te nemen aan deze pilot die er onder meer op is gericht de bijvangst van ondermaatse vis te verminderen. Afhankelijk van de inzet kunnen aan hen in overeenstemming met artikel 13, tweede lid, onderdeel c, van verordening nr. 1342/2008 extra visserij-inspanning worden toegekend.

In onderdeel b van het tweede lid van artikel 16 is de tweede aanvullende maatregel voor de vistuig typen TR1 en TR2 opgenomen, op grond waarvan het niet is toegestaan in tijdvakken van twee aaneengesloten weken meer dan tien kalenderdagen in een gereglementeerd gebied aanwezig te zijn. Deze maatregel strekt ertoe het aantal dagen waarop met TR1 en TR2 uitgeruste vissersvaartuigen onafgebroken in een gereglementeerd gebied aanwezig mogen zijn te beperken teneinde de beschikbare hoeveelheid visserij-inspanning evenredig over de TR1- en TR2-vloot te verdelen.

Op grond van artikel 14, tweede lid van verordening nr. 1342/2008 moeten lidstaten overeenkomstig verordening nr. 1627/94 een speciaal visdocument afgeven aan vaartuigen die gerechtigd zijn om in de in die verordening omschreven gereglementeerde gebieden te vissen met de in die verordening vermelde vistuigen. Zoals is toegelicht in de toelichting op artikel 14 is die verordening vervangen door artikel 7 van de controleverordening en de artikelen 4 en 5 van de uitvoeringsverordening controleverordening en heet dit document thans een vismachtiging. Over het verlenen van een vismachtiging in het kader van verordening nr. 1342/2008 zijn in artikel 99 van de onderhavige regeling specifieke voorschriften gesteld. Op dit punt wordt verwezen naar de toelichting op dat artikel. Voorts kan de minister op grond van artikel 98, vierde lid, van de onderhavige regeling nadere voorschriften aan een vismachtiging verbinden of de daaraan verbonden voorschriften wijzigen. Op grond van onderdeel c van het tweede lid van artikel 16 geldt de aanvullende eis dat met betrekking tot het betrokken vaartuig in overeenstemming moet zijn gehandeld met de aan de vismachtiging verbonden voorschriften.

Op grond van artikel 33, achtste lid, van de controleverordening worden de hoeveelheid gebruikte visserij-inspanning, die per vaartuig wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 26, tweede tot en met vierde lid, artikel 27, tweede en derde lid, en artikel 29, tweede en derde lid, van de controleverordening, in mindering gebracht op de in bijlage IIA bij de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen visserij-inspanning. Zoals in het voorgaande is aangestipt is het op het moment dat de visserij-inspanning voor een type vistuig in de in bijlage 7 onderscheiden perioden is opgebruikt, op grond van artikel 16, eerste lid, verboden om de visserij voort te zetten in het desbetreffende gebied en op de desbetreffende soort. Het tijdstip waarop dit verbod ingaat wordt op grond van het derde lid door de minister bekend gemaakt. Deze bepaling strekt ter uitvoering van artikel 35, eerste lid, onderdeel b, van de controleverordening.

Artikel 17 Ontheffing visserij-inspanning annex IIA

Artikel 17 bevat een met artikel 11, eerste lid, onderdeel a, vergelijkende bepaling voor een op grond van artikel 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 te verlenen ontheffing van het verbod van artikel 16, eerste lid. Het vissen in het in verordening nr. 1342/2008 bedoelde gebied met in die verordening vermelde typen vistuigen- zonder dat de gebruikte visserij-inspanning op de in bijlage IIA bij de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen visserij-inspanning in mindering behoeft te worden gebracht – is op grond van artikel 33, negende lid, van de controleverordening toegestaan op voorwaarde dat de visserij-inspanning vangsten is gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek en dat de in dat verband gevangen hoeveelheden vis in totaal twee procent of minder bedragen dan de in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden aan Nederland toegewezen vangstmogelijkheden. In verband daarmee is in artikel 17 voorzien dat voor wetenschappelijk onderzoek dat aan de in dat artikel genoemde criteria voldoet, ontheffing van het in artikel 16, eerste lid, opgenomen verbod kan worden verleend.

Artikel 18 Reservering visserij-inspanning annex IIA

Niet alle hoeveelheden visserij-inspanning die aan Nederland zijn toegewezen, worden ter beschikking gesteld. Een deel kan op grond van artikel 18, eerste lid, onderdelen a en b, worden gereserveerd om visserij-inspanning uit te kunnen wisselen met andere lidstaten en om inspanning te kunnen overdragen tussen inspanningsgroepen. Ook kan een deel van de hoeveelheid visserij-inspanning worden gebruikt om ondernemers te belonen die gebruik maken van selectiever vistuig. De voorwaarden voor deze beloning worden op een later tijdstip bekend gemaakt. Deze grond voor het verdelen van visserij-inspanning is in lijn met artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van verordening nr. 1342/2008.

Artikel 19 Aanvullende visserij-inspanning annex IIA

Voorts is het mogelijk om voor een vissersvaartuig aanvullende visserij-inspanning toegewezen te krijgen, op grond van artikel 13 van verordening nr. 1342/2008. Deze aanvullende inspanning kan op grond van artikel 19 worden gebruikt op het moment dat bekend is gemaakt dat de algemeen beschikbare hoeveelheid inspanning is opgebruikt. Om in aanmerking te komen voor deze aanvullende hoeveelheid, moet de visserij uitgevoerd met het desbetreffende vaartuig voldoen aan de eisen van artikel 13, onderdeel a, b of c van verordening nr. 1342/2008, alsook aan de overige voorwaarden opgesomd in artikel 19. Ook kunnen op grond van het derde lid bij de toekenning van de aanvullende hoeveelheid visserij-inspanning nog nadere eisen worden gesteld. De toegekende aanvullende visserij-inspanning is op grond van het zesde lid niet overdraagbaar tussen vaartuigen.

Artikel 20 Overige visserij-inspanning

Ingevolge artikel 10, onderdelen b en c van de verordening vangstmogelijkheden is de visserij-inspanning in het kader van het herstel van heek en langoustine in de ICES-sectoren VIIIc en IXa, met uitzondering van de Golf van Cadiz en in het kader van het beheer van tongbetanden in ICES-sector VIIe voor de beheersperiode 1 februari 2011 tot en met 31 januari 2012 uitgewerkt in bijlage IIB onderscheidenlijk in bijlage IIC van die verordening. De Nederlandse vissers hebben geen vangstmogelijkheden in deze gebieden. Op grond van artikel 20 van de regeling is het niet toegestaan met de in deze bijlagen genoemde typen vistuig in voornoemde gebieden te vissen.

§ 2 Vangstverboden contingentering
Artikel 21 Vangstverbod zonder contingent

In de paragrafen 2 tot en met 6 is het in paragraaf 2 van deze toelichting aangestipte specifieke systeem van contingenten neergelegd. Dit systeem geldt naast het algemene systeem voor vangstrechten dat is opgenomen in de artikelen 10 tot en met 12. Voorheen was dit stelsel opgenomen in hoofdstuk 3 van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij. Artikel 21 bevat de basis van het contingentensysteem. Op grond van het eerste lid van dat artikel is de visserij op gecontingenteerde vissoorten in bepaalde gebieden verboden. Ook geldt een verbod deze vissoorten aan boord van een vissersvaartuig te houden of aan te landen. De gecontingenteerd vissoorten en de desbetreffende gebieden zijn bijlage 8 bij de regeling genoemd.

Op grond van het tweede lid geldt het verbod niet indien het op grond van artikel 30, eerste lid, uitgereikte document aan boord van het betrokken vissersvaartuig aanwezig is en indien is voldaan aan de artikelen 22 tot en met 24.

Artikel 22 tot en met 24

In artikel 22 is de eis opgenomen dat voor het betrokken vissersvaartuig een contingent van de betrokken vissoort moet gelden. Een contingent is volgens de in artikel 1, eerste lid, opgenomen begripsomschrijving een individueel recht op een deel van een vangstmogelijkheid. Als op de vissoorten tong, schol, kabeljauw of wijting wordt gevist moet voor dat vaartuig niet alleen een contingent van de desbetreffende vissoort gelden, maar ook een contingent van een zogenoemde aanverwante vissoort. Vangsten van de ene soort gaan namelijk vrijwel altijd gepaard met vangsten van de aanverwante soort. Zo wordt bij tong altijd schol opgevist en bij wijting altijd kabeljauw. Doel van het voorschrift is het voorkomen dat deze grote hoeveelheden bijvangsten weer worden teruggegooid, omdat het desbetreffende vissersvaartuig geen recht heeft om die soort te vangen. De tweede eis, die in artikel 23 staat, houdt in dat contingenten niet overschreden mogen worden. De derde eis heeft betrekking op de situatie dat het contingent van een ondernemer is gekoppeld aan een aanverwante vissoort. Op grond van artikel 24 mag dan niet op een vissoort worden gevist als het contingent van de aanverwante vissoort is overschreden.

Indien de betrokken ondernemer in strijd handelt met de in de artikelen 22 tot en met 23 opgenomen voorschriften, is het op grond van artikel 21 verboden, op de desbetreffende vissoorten te vissen.

Het voorheen in artikel 19, eerste lid, van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij opgenomen verbod om tong of schol uit het vangstgebied aan te landen met, of aan boord te houden van, een ander vaartuig dan waarmee op die vissoort is gevist, is niet overgenomen. Aan dat verbod komt namelijk geen betekenis meer toe, nu op grond van artikel 20, eerste lid, van de controleverordening ten algemene een verbod geldt om op zee over te laden.

Artikel 25 tot en met 27 toegestane bijvangsten

De artikelen 25 tot en met 27 bevatten bepalingen over de bijvangst van gecontingenteerde soorten. Deze soorten mogen op grond van artikel 21, in samenhang met artikel 22, niet worden bevist zonder een recht op een contingent te hebben. Voor deze soorten zijn echter ook hoeveelheden toegestane bijvangsten vastgesteld voor vissersvaartuigen die geen recht op een contingent hebben. De desbetreffende soorten zijn kabeljauw en wijting (artikel 25), makreel (artikel 26) en horsmakreel (artikel 27). De toegestane hoeveelheden bijvangst van deze soorten is opgenomen in bijlage 9 bij de regeling. Voorheen was in de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij, artikel 26, vijfde lid, opgenomen dat voor aan boord van vissersvaartuigen bewerkte kabeljauw of wijting slechts de helft van de toegestane hoeveelheden bijvangst geldt. Inmiddels zijn voor deze bewerkte vissoorten zogenoemde omrekeningsfactoren komen te gelden aan de hand waarvan op grond van artikel 49 van de uitvoeringsverordening controleverordening het levendgewichtequivalent wordt berekend, zodat aan deze bepaling thans geen betekenis meer toekomt.

Artikel 28 Volledig gedocumenteerde visserij

Artikel 7 van de verordening vangstmogelijkheden voorziet in de mogelijkheid om een aanvullende ontheffing te verlenen van de vangstbeperkingen voor pilots naar volledig gedocumenteerde visserij, indien wordt voldaan aan de in het tweede lid van dat artikel vermelde voorwaarden. Vissers die aan een dergelijke pilot deelnemen kunnen ontheffing krijgen van de verboden, genoemd in artikel 21, voor een in die ontheffing vast te stellen hoeveelheid. Deze hoeveelheid bedraagt een percentage van het contingent waarover de desbetreffende visser beschikt. Anders dan het contingent zelf is de ontheffing persoonsgebonden en kan de daarin opgenomen hoeveelheid niet worden overgedragen of worden ingebracht ten behoeve van een groepscontingent.

§ 3 Contingenten
Artikel 29 Bepaling contingent

In deze bepaling is neergelegd wie een recht op een contingent heeft voor een kalenderjaar. De contingenten zijn oorspronkelijk verdeeld op basis van historische rechten. Dit betekent dat wie het vorige kalenderjaar recht had op een contingent, dat voor het nieuwe kalenderjaar ook heeft. Dit recht betreft een bepaald aandeel in de desbetreffende vangstmogelijkheid. Dit aandeel blijft gelijk (behoudens eventuele overdrachten, op grond van artikel 43), terwijl de hoogte van het jaarlijkse contingent, uitgedrukt in kilogrammen van een vissoort, kan verschillen op grond van fluctuaties van de vangstmogelijkheden. Op grond van het eerste lid wordt de jaarlijkse hoogte van het contingent bepaald door middel van de jaarlijks vast te stellen percentages, opgenomen in bijlage 8 bij de regeling, waarmee het contingent wordt aangepast ten opzichte van het voorgaande jaar.

Het tweede lid werkt het systeem van aanverwante vissoorten uit. Deze soorten zijn verwant in de zin dat vangsten van de ene soort vrijwel altijd gepaard gaan met vangsten van de aanverwante soort. Om te voorkomen dat deze grote hoeveelheden bijvangsten weer worden teruggegooid omdat het desbetreffende vissersvaartuig geen recht heeft om die soort te vangen, is bepaald dat contingenten van aanverwante vissoorten alleen gezamenlijk kunnen bestaan.

Ingevolge het derde lid worden de naar aanleiding van eerdere overschrijdingen op grond van artikel 39 toegepaste kortingen, niet meegerekend bij het bepalen van de hoogte in kilogrammen voor het nieuwe kalenderjaar (het derde lid). Het vierde en vijfde lid geven de minister de mogelijkheid om in bepaalde gevallen het percentage uit het eerste lid gedurende het jaar te verhogen of verlagen.

Artikel 30 Document met contingent

Dit artikel bepaalt dat aan ondernemers een document voor hun contingent wordt uitgereikt. De tenaamstelling van het document wordt, na ontbinding van een samenwerkingsverband tussen vissers (bijvoorbeeld een vennootschap onder firma), na melding daarvan gewijzigd.

§ 4 Groepscontingenten
Artikel 31 tot en met 34

Het beheer van de visserijquota in de zeevisserij is in Nederland de gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel de overheid als het bedrijfsleven. Ten behoeve van dit systeem van gezamenlijk management is de sector georganiseerd in zogenoemde Biesheuvelgroepen. Dat zijn groepen die voldoen aan de in artikel 31, tweede lid, neergelegde eisen. Een dergelijke groep bestaat uit tenminste vijftien ondernemers die lid zijn van één producentenorganisatie, heeft rechtspersoonlijkheid en staat onder leiding van een voorzitter wiens benoeming door het Productschap Vis moet zijn goedgekeurd. Deze groepen en daarnaast ook producentenorganisaties komen in aanmerking voor een groepscontingent.

Ondernemers kunnen op grond van het eerste lid van artikel 31 hun contingenten voor het kalenderjaar in deze groepen en producentenorganisaties inbrengen met het oog op het gezamenlijk beheer van die contingenten. Hierdoor kunnen zij op een meer rationele wijze hun visserij uitoefenen. Ingevolge artikel 32 verkrijgt een groep of een producentenorganisatie een groepscontingent, indien zij daartoe voor 1 februari van het betrokken jaar een verzoek indient bij de minister. Dit verzoek moet vergezeld gaan van de in artikel 34 voorgeschreven bescheiden. Op grond van artikel 3 van Regeling werkprogramma's producentenorganisaties visserij- en aquacultuursector zijn producentenorganisaties gehouden binnen zeven weken na het begin van het visseizoen, dat wil zeggen voor 18 februari van het desbetreffende kalenderjaar, een werkprogramma ter goedkeuring aan de minister te overleggen. Dit werkprogramma omvat onder meer een visplan. Indien het werkprogramma is ingediend voor 1 februari, hoeven de desbetreffende gegevens ingevolge het derde lid van artikel 34 niet nogmaals te worden verstrekt.

Op grond van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij moest bij het verzoek een ondertekende verklaring van alle leden van de groep of de producentenorganisatie worden overgelegd, waaruit bleek dat zij de voor het kalenderjaar toegekende contingenten aan de groep dan wel producentenorganisatie in beheer hebben gegeven. In de onderhavige regeling is opgenomen dat de groep of de producentenorganisatie kunnen volstaan met een overzicht van alle leden van de groep of de producentenorganisatie die voor het desbetreffende kalenderjaar de voor hun vissersvaartuigen geldende contingenten aan de groep of de producentenorganisatie in beheer hebben gegeven. Dit overzicht dient als basis voor de vaststelling van het groepscontingent. Het vierde lid van artikel 34 bevat de gronden waarop de minister het vormen van een groepscontingent kan weigeren. Artikel 33 bevat de voorschriften waaraan ondernemers moeten voldoen, om recht te hebben op een individueel aandeel in het groepscontingent. Zo kunnen ondernemers op grond van artikel 33 slechts deelnemen aan één groepscontingent. Bovendien moeten ondernemers alle in het kalenderjaar te verkrijgen contingenten eveneens in het groepscontingent inbrengen.

Artikel 35 tot en met 38

Deze artikelen bevatten de overige bepalingen inzake groepscontingenten. Om het systeem van groepscontingenten goed te laten functioneren hebben de besturen van de groepen en producentenorganisaties op grond van artikel 35 meerdere verplichtingen. De artikelen 36 en 37 bepalen onder welke voorwaarden een deelnemer uit een groepscontingent kan stappen of uitgesloten kan worden. Artikel 38 bepaalt op basis van welke gegevens de gescheiden contingenten in de voornoemde situaties moeten worden berekend.

§ 5 Korting, overdracht, aanhouding en ingebruikgeving van contingenten
Artikel 39 Korting op contingenten

Op grond van artikel 21, in samenhang met de artikelen 23 en 24 mogen contingenten van een vissoort en aanverwante vissoorten niet worden overschreden. Indien een contingent toch wordt overschreden, dan regelt artikel 39 dat dat contingent van de desbetreffende ondernemer het volgende kalenderjaar (of -jaren) overeenkomstig wordt gekort.

Artikel 40 Andere verdeling van contingenten over vissersvaartuigen

Contingenten worden aan een ondernemer toegekend voor diens vissersvaartuig. Als een ondernemer meerdere vissersvaartuigen exploiteert en voor meerdere van deze vaartuigen geldt een recht op eenzelfde contingent, dan kan hij, na melding aan de minister, zijn contingenten anders over zijn vaartuigen verdelen.

Artikel 41 tot en met 43 overdracht van contingenten

Contingenten hebben de vorm van individuele rechten. Artikel 41 bepaalt dat deze rechten verhandelbaar zijn en onder welke voorwaarden. Overdracht vindt op grond van het tweede lid van artikel 41 plaats door middel van een verzoek aan de minister. Voorts bevat artikel 41 enige bepalingen over de registratie door de minister van pandrechten op contingenten. Op deze wijze is het voor over te dragen contingenten bekend of er een pandrecht op rust, indien het pandrecht is geregistreerd. Dit kan overdrachten van contingenten vergemakkelijken. Het uitgangspunt is dat het aantal vaartuigen met een zogenoemd basiscontingent niet mag uitbreiden. Dit om te voorkomen dat contingenten worden versnipperd, hetgeen de handhaving zou bemoeilijken. In dit kader is artikel 42, tweede en derde lid, voorgeschreven dat indien een contingent in delen wordt verkocht, een deel blijft voortbestaan als basiscontingent en de andere delen slechts kunnen worden gevoegd bij reeds bestaande contingenten. Deze delen van het oorspronkelijke basiscontingent worden daarmee een zogenoemd kilogrammencontingent. Voor aanverwante vissoorten gelden voorts een aantal aanvullende bepalingen. Deze kunnen alleen worden overgedragen aan ondernemers die ook recht hebben op contingenten van beide soorten, opdat op voorhand verzekerd is dat het betrokken vaartuig voldoet aan de in artikel 22 opgenomen eis dat vaartuigen moeten beschikken over een contingent van een vissoort en van een aanverwante vissoort. Het formele moment van overdracht is op grond van artikel 43, eerste lid, pas na kennisgeving van de minister dat het verzoek is verwerkt. Het tweede lid van artikel 43 bevat de gronden waarop de kennisgeving wordt verstrekt. Volgens de onderdelen a tot en met c wordt een kennisgeving verstrekt indien de ondernemer aan wie wordt overgedragen op het moment van het verzoek zijn voor de desbetreffende vissoort geldende contingent nog niet heeft overschreden. Indien de ondernemer aan wie wordt overgedragen nog geen contingent had, wordt de kennisgeving op grond van onderdeel d slechts verstrekt indien nog deze ondernemer deze vissoort in het desbetreffende kalenderjaar niet heeft aangeland. Hiermee is beoogd te voorkomen dat eventuele overschrijdingen van de contingenten of van het verbod te vissen zonder contingent achteraf worden geheeld.

Artikel 44 Aanhouden van contingenten

Het recht op een contingent van een ondernemer geldt slechts voor diens vissersvaartuig. Er zijn echter situaties waarin een ondernemer tijdelijk geen vissersvaartuig heeft, omdat deze bijvoorbeeld wordt vervangen. Voor die situaties bestaat de mogelijkheid om de minister te verzoeken het recht op een contingent aan te houden, omdat dat recht anders zou vervallen. Artikel 44 bepaalt hoe de aanhoudingen plaatsvinden en onder welke voorwaarden aangehouden contingenten na verloop van tijd weer kunnen worden toegekend aan een vaartuig. In principe geldt dat een (aangehouden) gedeeltelijk contingent tong en schol alleen geldend kan worden gemaakt voor een vaartuig waarvoor zowel een contingent tong als een contingent schol geldt. Een (aangehouden) gedeeltelijk contingent tong of schol, kan alleen komen te gelden voor een vaartuig waarvoor zowel een contingent tong als een contingent schol geldt. Een (aangehouden) gedeeltelijk contingent kabeljauw, of wijting, kan alleen komen te gelden voor een een vaartuig waarvoor zowel een contingent kabeljauw als wijting geldt. Een (aangehouden) contingent haring, makreel, blauwe wijting of grote zilvervis kan tot slot alleen voor een vaartuig komen te gelden, indien in het lopende kalenderjaar met dat vaartuig nog geen hoeveelheden van die vissoort zijn aangeland.

Artikel 45 en 46 Ingebruikgeving van (groeps-)contingenten

Naast de overdracht van contingenten is ook ingebruikgeving van een contingent mogelijk. Artikel 45 regelt dit voor individuele contingenten en artikel 46 voor groepscontingenten. De contingenten worden dan voor het kalenderjaar in gebruik gegeven aan een andere ondernemer of aan een groep. Om een ingebruikgeving te effectueren moet een melding worden gedaan aan de minister en moet vervolgens een kennisgeving van de minister zijn ontvangen.

§ 6 Overige bepalingen over contingenten
Artikel 47 tot en met 49

Deze artikelen bevatten de overige bepalingen inzake contingenten. Artikel 47 betreft een bijzondere bepaling over spanvisserij. Deze vorm van visserij geschiedt gezamenlijk door twee of meer vissersvaartuigen en daarbij moet bepaald worden op wiens contingent de vangsten in mindering worden gebracht. Indien het Nederlandse vissersvaartuigen betreft die in Nederland haring, uit hetzelfde vangstgebied, kabeljauw en wijting, of makreel aanlanden, wordt de aangelande hoeveelheid evenredig aan de desbetreffende vaartuigen toegerekend. Indien deze vaartuigen de vangsten in een andere lidstaat aanlanden, geldt op grond van artikel 55 van de uitvoeringsverordening controleverordening dat de vangst wordt toegerekend aan het vaartuig dat de vangst aanlandt. Vanwege de bijzondere kenmerken van de haringvisserij bevat artikel 48 beperkingen voor onder meer het vormen van groepscontingenten, overdrachten en ingebruikgeving, door te bepalen dat deze handelingen alleen haring uit hetzelfde vangstgebied mag betreffen. Artikel 49 bepaalt hoe en wanneer de verschillende meldingen en verzoeken gedaan moeten worden.

Hoofdstuk 3. Technische maatregelen

Artikel 50 Meting maaswijdte

Verordening nr. 517/2008 bevat uitvoeringsbepalingen over de meting van de maaswijdte en twijndikte van visnetten en geeft daarmee uitvoering aan artikel 48 van verordening 850/98. De verordening stelt het gebruik van een elektronische maaswijdtemeter die voldoet aan de specificaties opgenomen in bijlage III van deze verordening verplicht voor Europese en nationale inspecteurs en geeft voorschriften voor de wijze van meting met dit type instrument. Voor de toepassing van de in dit hoofdstuk genoemde verordeningen wordt de maaswijdte van vistuig gemeten overeenkomstig verordening nr. 517/2008. Dit is in lijn met de in artikel 1, eerste lid, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977, opgenomen omschrijving van het begrip ‘maaswijdte’.

Artikel 51 Voorzieningen aan sleepnetten

Op grond van artikel 16 van verordening nr. 850/98 is het verboden voorzieningen aan sleepnetten aan te brengen waardoor de mazen aan een deel van het sleepnet versperd kunnen worden of waardoor de maaswijdte kan worden verkleind. In de artikelen 4 tot en met 15 van verordening nr. 3440/84 zijn de omschrijvingen van de op grond van deze verordening wel toegestane voorzieningen opgenomen en de voorwaarden, waaronder deze voorzieningen gebruikt mogen worden. Ter handhaving van deze voorschriften is het op grond van artikel verboden met netten te vissen of deze aan boord te hebben van een vissersvaartuig, indien niet aan de desbetreffende bepalingen van verordening nr. 3440/84 is voldaan.

Artikel 52 Drijfnetten

Verordening nr. 894/97 is de ‘oude’ verordening technische maatregelen en deze verordening is grotendeels vervangen door verordening nr. 850/98 waaraan in artikel 53 uitvoering is gegeven. Alleen de bepalingen over het gebruik van drijfnetten zijn blijven bestaan. Dit tegen de achtergrond dat deze netten tot ernstige nadelen leiden door vergroting van de visserij-inspanning en de grote hoeveelheden ongewenste bijvangsten. Op grond van artikel 11bis geldt een verbod om met drijfnetten te vissen, deze netten aan boord te houden en met deze netten verrichte vangsten aan te landen. Het verbod geldt in alle EU-wateren met uitzondering van de Oostzee, de Belten en de Oresund, en heeft betrekking op de in bijlage VIII van de verordening genoemde vissoorten. Op grond van artikel 52 is het verboden om in strijd te handelen met de voorschriften van verordening nr. 894/97.

Artikel 53 Bescherming jonge exemplaren mariene organismen

Artikel 53 strekt ter uitvoering van verordening nr. 850/98. Deze verordening is van toepassing op de EU-wateren en heeft tot doel jonge vis te beschermen en ongewenste bijvangsten te verminderen. Om jonge mariene organismen goed te kunnen beschermen, is in de verordening een zodanige combinatie van netten en doelsoortenpercentages vastgesteld, dat discarden van vis zoveel mogelijk kan worden voorkomen. Er zijn 11 verschillende combinaties van netten van verschillende maaswijdten vastgesteld voor de verschillende geografische gebieden. Aangezien zich aan boord bevindende netten die niet deugdelijk zijn gestouwd, steeds worden geacht gebruikt te zijn, is het niet mogelijk om meer netten van verschillende maaswijdten mee te nemen, tenzij die combinatie van netten uitdrukkelijk is toegestaan. Ondermaatse mariene organismen mogen op grond van artikel 19 van de verordening niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangevoerd, vervoerd, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar moeten onmiddellijk in zee worden teruggezet. Voorts bevat de verordening een aantal verschillende visboxen waarin het tijdelijk of permanent niet is toegestaan te vissen op bepaalde soorten en zijn er, ter bevordering van de selectiviteit, nog enkele technische netvoorzieningen voorgeschreven voor sommige typen visserij, teneinde bijvangsten van andere soorten dan de doelsoort tegen te gaan.

In een aantal gebieden mag uitsluitend worden gevist door vissersvaartuigen waaraan een speciaal visdocument, bedoeld in verordening 1627/94 is verstrekt. Zoals is toegelicht in de toelichting op artikel 14 is die verordening vervangen door artikel 7 van de controleverordening en de artikelen 4 en 5 van de uitvoeringsverordening controleverordening en heet dit document thans een vismachtiging. Ook biedt de verordening de basis voor de Commissie en de lidstaten om passende maatregelen te nemen als de instandhouding van de visbestanden ernstig wordt bedreigd. Lidstaten kunnen bovendien op grond van artikel 46 van de verordening strengere maatregelen voorschrijven voor strikt lokale toepassing. De voorgenomen maatregelen moeten evenwel eerst worden genotificeerd. Nederland heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt in het kader va het zogenoemde kabeljauwherstelplan. Deze maatregelen zijn opgenomen in artikel 86 van de onderhavige regeling. Verwezen wordt naar de toelichting op dit artikel.

Op grond van artikel 31, eerste lid, van verordening nr. 850/98 is het verboden te vissen met onder meer gebruikmaking van stroom. Op grond van artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling technische maatregelen 2000 was het toegestaan om te vissen met een pulskor in een deel van de Noordzee mits men daartoe toestemming van de minister had. In deze mogelijkheid is voorzien in punt 3.1 van bijlage III bij verordening nr. 43/2009. Het vistuig moet aan de in punt 3.2, onderdelen b tot en met e, van die bijlage vermelde voorschriften voldoen, onder meer ten aanzien van het maximale vermogen en voltage. Deze voorziening betrof een pilot voor een gelimiteerd aantal vaartuigen waarmee onder meer de effecten van de pulskorvisserij in beeld worden gebracht. Op grond van de in het vierde lid, van artikel 53 opgenomen overgangsbepaling, blijft de ontheffing van het in artikel 31, eerste lid, van verordening nr. 850/98 opgenomen verbod voor de aan deze pilot deelnemende vissersvaartuigen in tact. In het zesde lid is een voorziening opgenomen indien de aan de pilot deelnemende vaartuigen worden overgedragen. Op basis daarvan kan de minister besluiten degene op wiens naam het vaartuig wordt geregistreerd toestemming te geven om met pulskor te vissen, indien de vorige rechthebbende heeft verzocht zijn toestemming in te trekken. Voorwaarde voor de toewijzing van een dergelijk verzoek is dat voordien daadwerkelijk met pulskor moet zijn gevist en dat overigens aan de desbetreffende voorschriften is voldaan. Om de effecten van de pulskorvisserij in het kader van deze pilot te kunnen evalueren, kan het noodzakelijk zijn nadere voorschriften aan de toestemming te verbinden. De mogelijkheid daartoe is thans in het zesde lid van artikel 53 opgenomen.

Artikel 54 Nationale voorschriften als bedoel in artikel 25, tweede lid, van nr. 850/98

Op grond van artikel 25 van verordening nr. 850/98 moet bij de visserij op garnalen gebruik worden gemaakt van een zeeflap. Een zeeflap is een stuk net dat wordt aangebracht aan de binnenzijde van het garnalenvistuig, dat de selectiviteit van het vistuig vergroot en de bijvangst van andere mariene organismen dan garnalen tegengaat. De nadere invulling van deze zeeflap-verplichting is overgelaten aan de lidstaten. In artikel 54 van de onderhavige regeling wordt die invulling gegeven. Over deze invulling is voordat deze in artikel 7a van de Regeling technische maatregelen 2000 werd geïntroduceerd, overleg gevoerd met België, Duitsland en Denemarken, waardoor de technische voorschriften voor de zeeflap in die lidstaten, voor zover mogelijk, overeenkomen met de Nederlandse voorschriften.

Op grond van artikel 54, waarin de tekst van het voormalige artikel 7a is opgenomen, dient in elk garnalentuig een zeeflap te zijn bevestigd op zodanige wijze dat alle mariene organismen alleen door die zeeflap in de kuil terecht kunnen komen. Deze verplichting is niet van toepassing indien de totale hoeveelheid noordzeegarnalen of ringsprietgarnalen die aan boord wordt gehouden niet meer dan 5% uitmaakt van de totale vangst aan boord. De zeeflap heeft een maaswijdte van maximaal 70 mm en is bevestigd aan de binnenzijde van het garnalenvistuig. De zeeflap leidt naar een ontsnappingsgat in het garnalentuig, dat zich vóór het begin van de kuil van het garnalentuig bevindt. Het ontsnappingsgat moet een grootte hebben van minimaal 15 mazen van het garnalentuig, gesneden in de lengterichting van het vistuig, ook wel T-richting genoemd.

Overigens geldt er op grond van artikel 53, tweede lid, een uitzondering op de verplichting om gebruik te maken van een zeeflap in de periode van 15 april tot en met 15 november voor zover het de kustwateren, het zeegebied en de 12-mijlszone betreft. In deze wateren zitten met name in de zomermaanden grote hoeveelheden zeewier in het water, waardoor de zeeflap verstopt raakt en zijn werking verliest. Buiten de 12-mijlszone is er geen sprake van zeewier en is de verplichting om een zeeflap te gebruiken het gehele jaar van kracht.

Artikel 55 Toestemming als bedoeld in de artikelen 43 en 44 van verordening nr. 850/98

De artikelen 43 en 44 van verordening nr. 850/98 voorzien in de mogelijkheid om toestemming te verlenen af te wijken van de voorschriften van de verordening in verband met het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Artikel 55 geeft invulling aan de wijze waarop deze toestemming door de minister kan worden verleend. Opgemerkt wordt dat het verkrijgen van deze toestemming er niet zonder meer toe leidt dat de vangsten die in het kader van het desbetreffende wetenschappelijk onderzoek worden gedaan, niet in mindering worden gebracht op het Nederlands of Europees quotum of op de visserij-inspanning. Hiertoe zullen betrokkenen tevens moeten beschikken over een ontheffing op grond van de artikel 11 en 17, en zal het onderzoek moeten voldoen aan de in die artikelen opgenomen criteria.

Artikel 56 Haring voor industriële doeleinden

In artikel 56 wordt uitvoering gegeven aan verordening nr. 1434/98. Deze verordening bevat voorschriften inzake het aan boord houden van haring die is gevangen in de in die verordening onderscheiden gebieden met gebruikmaking van netten met een bepaalde maaswijdte en het aanvoeren van haring voor andere doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie.

Artikel 57 Herstel kabeljauw Ierse zee

In verordening nr. 2549/2000 worden aanvullende technische maatregelen vastgesteld die het gebruik of aan boord hebben van bepaalde vistuigen bij het vissen in de Ierse zee verbieden, om te garanderen dat het jonge kabeljauwbestand aldaar overleeft. Op grond van artikel 57 is het verboden om in strijd met die maatregelen te handelen.

Artikel 58 Over grote afstand trekkende visbestanden in ICCAT- en IOTC-gebied

Verordening nr. 1936/2001 bevat technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden. Door middel van deze maatregelen worden de aanbevelingen van Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijn, de ICCAT uitgevoerd. Deze maatregelen schrijft een aantal controle- en inspectiemaatregelen voor met betrekking tot de visserij op tonijnachtigen en verwante soorten in de Atlantische Oceaan en aangrenzende zeeën, waaronder de Middellandse zee. Daarnaast wordt in deze verordening uitvoering gegeven aan de bindende aanbevelingen die door de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan, de IOTC, op het gebied van de instandhouding en het beheer van tropische tonijn in de Indische Oceaan. Visserij in de ICCAT- en IOTC-gebieden op tonijnachtigen en verwante soorten is beperkt tot geregistreerde vissersvaartuigen die over een speciaal visdocument beschikken. In artikel 58 zijn de voor de naleving van verordening nr. 1936/2001 noodzakelijke voorschriften opgenomen.

Artikel 59 Aanvullende maatregelen herstel kabeljauwbestanden in Noordzee

Artikel 59 betreft implementatie van verordening nr. 2056/2001 Op grond van die verordening worden beperkingen gesteld aan het gebruik van demersale netten, boomkorren en staand vistuig in ICES deelgebieden IV en VI en in de ICES-sectoren IIa en Vb. De voorgeschreven maatregelen inzake maaswijdtes zijn voor deze gebieden strenger dan die uit verordening nr. 850/98 voortvloeien. Ook worden in de verordening vangstpercentages voorgeschreven voor het aan boord houden van vis bij de visserij met voornoemd vistuig.

Artikel 60 Aanvullende maatregelen herstel heek in ICES III, IV, V, VI, VII en VIIIa, b, d, e

Op grond van verordening nr. 494/2002 zijn bepaalde handelingen verboden in gebieden waar het bestand van heek kwetsbaar is. Het is in de betrokken gebieden verboden te vissen met sleepnetten met een maaswijdte van 70 mm tot 99 mm. Ook geldt een verbod voor het gemengd aan boord hebben van heek en is het verboden in de betrokken gebieden heek aan boord te houden van een vissersvaartuig, aan boord waarvan zich een sleepnet met een maaswijdte van 55 tot 99 mm bevindt, indien de hoeveelheid van deze vissoort meer dan 20% is van de totale hoeveelheid mariene organismen aan boord. Daarnaast worden eisen gesteld ten aanzien van het aan boord houden of gebruiken van sleepnetten, boomkorren, bodemsleepnetten en staand vistuig. Artikel 60 bevat de voor de naleving van deze bepalingen noodzakelijke voorschriften.

Artikel 61 Toezichtdocumenten dolfijnvriendelijk gevangen tonijn

Artikel 61 van de regeling geeft uitvoering aan verordening nr. 882/2003. Deze verordening verplicht tot toezicht op en verificatie van tonijnvangsten gedaan in het oostelijk deel van de Stille Oceaan, teneinde een onderscheid mogelijk te maken tussen dolfijnvriendelijk gevangen tonijn en dolfijngevaarlijk gevangen tonijn. De desbetreffende documenten voor uitvoer en wederuitvoer worden door de minister uitgegeven en gevalideerd.

Artikel 62 Verbod afsnijden haaienvinnen

Op grond van verordening nr. 1185/2003 geldt een verbod op het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vissersvaartuigen en op het aan boord houden, overladen, aanlanden, verkopen, aankopen en te koop aanbieden van aan boord afgesneden haaienvinnen. Onder haaienvinnen wordt verstaan de vinnen van haaien en roggen (taxon Elasmobranchii). Hieronder zijn mede begrepen de staartvinnen van haaien. Het verbod heeft geen betrekking op de borstvinnen van roggen, die deel uitmaken van de roggevleugels. Met artikel 62 wordt aan verordening nr. 1185/2003 uitvoering gegeven. Op grond van de verordening kunnen de lidstaten het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vissersvaartuigen toestaan door middel van het uitgeven van een in de verordening voorgeschreven speciaal visdocument. De afgifte van deze – sinds de inwerkingtreding van artikel 7 van de controleverordening als vismachtiging aangeduide documenten – geschiedt overeenkomstig artikel 7 van de controleverordening. De Nederlandse visserijsector is niet actief in de gerichte visserij op haaien en het afsnijden van haaienvinnen vindt dan ook niet plaats aan boord van Nederlandse vissersvaartuigen.

Artikel 63 Antarctische wateren

De Commissie voor de instandhouding en het beheer van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren, de CCAMLR, heeft maatregelen vastgesteld inzake de instandhouding en het beheer van de visserijhulpbronnen vastgesteld, die onder andere technische regels voor de uitoefening van bepaalde visserijactiviteiten in het CCAMLR-gebied bevatten. Het betreft met name voorschriften inzake het gebruik van bepaalde soorten vistuig, een verbod op het gebruik van bepaalde voor het milieu schadelijk geachte materialen, maatregelen ter beperking van de schadelijke gevolgen van de visserij voor zeevogels en zeezoogdieren, en voorschriften inzake het verloop van de wetenschappelijke waarneming aan boord van visserijvaartuigen ten behoeve van gegevensverzameling. Aan deze maatregelen is door de EU uitvoering gegeven in verordening nr. 600/2004. Voorts zijn voor het CCAMLR-gebied een aantal bijzondere controlemaatregelen vastgesteld die voortvloeien uit de verplichtingen die de Europese Unie heeft als verdragsluitende partij bij het CCAMLR. Deze zijn geïmplementeerd in verordening nr. 601/2004. In artikel 63 van de regeling zijn de voor de handhaving van de in voornoemde verordeningen opgenomen voorschriften noodzakelijke bepalingen opgenomen.

Artikel 64 Maatregelen incidentele vangst van walvisachtigen

Verordening nr. 812/2004 bevat maatregelen om de bijvangsten van walvisachtigen door vissersvaartuigen in de in de bijlagen I en III genoemde gebieden te verminderen. Op grond daarvan moeten vissersvaartuigen met een lengte van twaalf meter of meer akoestische middelen gebruiken om walvisachtigen weg te houden van vistuig. Deze verplichting is geïmplementeerd in 64.

Artikel 65 Technische maatregelen Oostzee, de Belten en de Sont

In verordening nr. 2187/2005 zijn ter uitvoering van de door de internationale visserijcommissie voor de Oostzee vastgestelde maatregelen, instandhoudingsmaatregelen, beheersmaatregelen en technische maatregelen vastgesteld voor de EU-wateren in de Oostzee. De maatregelen omvatten een verplichting om gebruik te maken van vistuig met voorgeschreven maaswijdtes. Voorts bevat de verordening voorschriften voor vangstpercentages, minimum maten van doelsoorten en voor visserij gesloten gebieden en perioden.

Artikel 66 Technische maatregelen over grote afstand trekkende visbestanden

Verordening 520/2007 voorziet in technische maatregelen die strekken tot bescherming en instandhouding van visbestanden die grote afstanden afleggen. Het gaat om tonijnsoorten en soorten als braam, zwaardvis, en goudmakreel. De soorten staan vermeld op bijlage I bij de onderhavige verordening. De verordening voorziet onder meer in een aantal verbodsbepalingen, bijvoorbeeld op het gebruik van bepaalde soorten vaartuigen en vistuigen en op het te koop aanbieden van ondermaatse vis van betrokken soorten. Deze voorschriften zijn als verbodsbepalingen opgenomen in artikel 66.

Artikel 67 Kwetsbare mariene ecosystemen in volle zee

Verordening nr. 734/2008 is van toepassing op toepassing op EU vissersvaartuigen die in volle zee, met uitzondering van de gebieden die onder de verantwoordelijkheid vallen van een regionale visserijorganisatie, visserijactiviteiten met bodemvistuig uitoefenen. De desbetreffende vissersvaartuigen moeten een speciaal visdocument hebben om in voornoemde wateren te kunnen vissen. Ter verkrijging van een dergelijke vismachtiging moeten bij de aanvraag de in deze verordening voorgeschreven nadere gegevens worden overgelegd. De afgifte van de vismachtiging vindt plaats overeenkomstig artikel 7 van de controleverordening.

Artikel 68 Technische overgangsmaatregelen

In 2009 is onderhandeld over een nieuwe verordening inzake technische maatregelen, omdat de geldende verordening nr. 850/981 herzien moet worden. In deze nieuwe verordening zouden ook de technische maatregelen uit de verordening nr. 43/2009 worden opgenomen. Dit was de voor het jaar 2009 geldende verordening vangstmogelijkheden. Op de Landbouw- en Visserijraad van november 2009 is het niet gelukt om overeenstemming te bereiken over een nieuwe verordening inzake technische maatregelen. Om te voorkomen dat een aantal technische maatregelen niet meer zou gelden, is verordening nr. 1288/2009 vastgesteld, waarbij een aantal onderdelen van bijlage III van verordening nr. 43/2009 blijven gelden tot en met 30 juni 2011. Deze termijn is bij verordening nr. 579/20119 verlengd tot 1 januari 2013.

Een deel van de in bijlage III opgenomen maatregelen betreft een afwijking van verordening nr. 850/98 en deze zijn in artikel 53 van deze regeling geïmplementeerd. Aan de overige bepalingen wordt in het onderhavige artikel uitvoering gegeven.

Hoofdstuk 4. Meerjarenplannen, beheersplannen en overige instandhoudingsmaatregelen

Artikel 69 Beheer visserij-inspanning westelijke wateren

In verordening nr. 1954/2003 zijn de regels vastgelegd die gelden voor de toegang tot de visserij in de westelijke wateren. Voor het vissen in de westelijke wateren is vereist dat ten aanzien van het vaartuig een speciaal visdocument, thans vismachtiging genoemd, is afgegeven en dat het vaartuig op de lijst, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening nr. 1954/2003, staat vermeld. Op de lijst worden de vaartuigen geplaatst die voor het jaar 2004 over een speciaal visdocument of een schriftelijke machtiging voor de westelijke wateren hebben beschikt. Zo wordt rekening gehouden met de historische rechten die vaartuigen hebben en met eventuele investeringen die zijn gepleegd ten behoeve van de visserij in de westelijke wateren. Om te kunnen voldoen aan artikel 7, tweede lid, van verordening nr. 1954/2003 kan een vaartuig dat nog niet op de lijst staat vermeld, slechts worden toegelaten tot de lijst indien ten aanzien van een vaartuig dat wel op de lijst staat, afstand van de plaats op de lijst is gedaan ten gunste van het eerstgenoemde vaartuig. Om de visserij-inspanning te kunnen reguleren is bepaald dat het verboden is te vissen op een bepaalde vissoort in een bepaald gebied indien het maximale jaarlijkse visserij-inspanningsniveau voor dat gebied voor die vissoort is bereikt.

Artikel 70 Herstelmaatregelen noordelijke heekbestanden

Verordening nr. 811/2004 bevat het herstelplan voor het noordelijke heekbestand. De verordening geldt voor het Kattegat, het Skagerrak, de Noordzee, het Kanaal, het gebied ten westen van Schotland, de wateren rond Ierland en de Golf van Biskaje. Het plan beoogt de volwassen populaties van het noordelijke heekbestand laten aangroeien. Op grond van artikel 9 van deze verordening moeten vangsten van meer dan 2 ton noordelijke heek worden aangeland in aangewezen havens. Dit zijn op grond van het tweede lid van artikel 70 de reguliere havens, zoals deze ten algemene voor de desbetreffende categorieën vissersvaartuigen zijn toegelaten op grond van artikel 6, tweede lid van deze regeling. Op grond van artikel 43, vijfde lid, van de controleverordening moet aanlanding of overlading van vangsten die meer bedragen dan de in het meerjarenplan vastgestelde vangstdrempel, binnen daarvoor vastgestelde tijdstippen plaatsvinden. Deze lostijden zijn opgenomen in bijlage 2 C.

Artikel 71 Herstelplan zwarte heilbot in NAFO-gebied

De Europese Unie is aangesloten bij de visserijorganisatie in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, de zogenoemde NAFO. Verordening nr. 2115/2005 bevat het herstelplan voor zwarte heilbot in het NAFO-gebied. Aanleiding voor het herstelplan is dat het bestand van de zwarte heilbot in bepaalde NAFO-gebieden snel kleiner wordt. Om het bestand te beschermen, mogen vissersvaartuigen alleen met een speciaal visdocument aan boord de visserij op zwarte heilbot in de bedoelde NAFO-gebieden uitoefenen. Tevens worden er controlevoorschriften gesteld met betrekking tot meldingen, aangewezen havens en inspecties. De in dit kader aangewezen havens staan vermeld in bijlage 2 B. Bovendien wordt het overladen en het aanvoeren van zwarte heilbot verboden voor vaartuigen van staten die geen lid zijn van de NAFO. Aan deze bepalingen is uitvoering gegeven in artikel 71 van de regeling.

Artikel 72 Meerjarenplan tongbestand in Golf van Biskaje

In verordening nr. 388/2006 is het meerjarenplan voor het tongbestand in de Golf van Biskaje neergelegd. Het plan beoogd ervoor te zorgen dat de tongbestanden in de Golf van Biskaje op een duurzame wijze worden geëxploiteerd. Om die reden geldt er een capaciteitsbeperking van de vloten die op de desbetreffende bestanden mogen vissen. Vaartuigen die meer dan 2 000 kg tong per jaar vangen, moeten in het bezit zijn van een speciaal visdocument. Zonder een dergelijke vismachtiging is het op grond van artikel 7 van de controleverordening verboden op deze bestanden te vissen. Voorts geldt een plafond van 100 kg tong per visreis.

Artikel 73 Beheersmaatregelen visbestanden in Middellandse Zee

Verordening nr. 1967/2006 bevat de beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee. Deze maatregelen zien op beschermde soorten en habitats en op tegen visserij beschermde gebieden. Voorts bevat de verordening een aantal technische maatregelen, in de vorm van verboden vistuigen, minimummaaswijdten en minimumafstanden en -diepten voor het gebruik van vistuigen. Vaartuigen die in het desbetreffende gebied vissen moeten in het bezit zijn van een speciaal visdocument en moeten zijn opgenomen in het register van vaartuigen die in het gebied van de GFCM-overeenkomst mogen vissen. Tevens worden er controlevoorschriften gesteld met betrekking tot meldingen, aangewezen havens en inspecties.

Artikel 74 Meerjarenplan kabeljauwbestanden in Oostzee

Verordening nr. 1098/2007 is van toepassing op de ICES deelsectoren 22-32. De doelstelling van het in deze verordening opgenomen meerjarenplan is een duurzame exploitatie waarborgen door de sterftecijfers geleidelijk te verlagen tot en te handhaven op een maximum van 0,6 voor kabeljauw in de leeftijd van drie tot en met zes jaar in de westelijke Oostzee en 0,3 voor kabeljauw in de leeftijd van vier tot en met zeven jaar in de oostelijke Oostzee. De verordening reguleert bepaalde perioden waarin met speciaal vistuig mag worden gevist. Visserij is uitsluiten toegestaan voor vissersvaartuigen die daartoe zijn gemachtigd. Voorts gelden specifieke voorschriften over het binnenvaren en verlaten van de desbetreffende gebieden. Vangsten van meer dan 750 kg kabeljauw mogen uitsluitend in aangewezen havens worden aangeland.

Artikel 75 Instandhoudings- en handhavingmaatregelen in NAFO-gebied

Artikel 75 bevat de voor de uitvoering van verordening nr. 1386/2007 noodzakelijke bepalingen. Deze verordening heeft betrekking op instandhoudings- en handhavingmaatregelen die gelden in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, het NAFO-gebied. In de artikelen 4 tot en met 12nonies van deze verordening zijn een aantal technische maatregelen voorgeschreven die met name zien op bijvangstbeperkingen, maaswijdte van netten, minimummaat vissen, voor visserij beperkte gebieden en bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen. In de artikelen 13 tot en met 22 zijn de controlevoorschriften voor visserijactiviteiten neergelegd. Zo mag uitsluitend door vissersvaartuigen die daartoe door hun vlaggenstaat gemachtigd zijn in het NAFO-gebied worden gevist. Voorts gelden eisen met betrekking tot overlading, het bijhouden van een logboek, etikettering en het doen van vangstaangiften. De artikelen 23 tot en met 38 bevatten voorschriften over de verplichte aanwezigheid van waarnemers op vaartuigen die in het NAFO-gebied vissen en de in de artikelen 39 tot en met 61 opgenomen voorschriften zien op inspectie en surveillance. Op basis van de artikelen 54 en 56 kunnen maatregelen worden getroffen indien vermoed wordt dat vaartuigen ernstige inbreuken hebben begaan. Voorschriften over zogenoemde havenstaatcontrole van schepen die gerechtigd zijn in het NAFO-gebied te vissen, zoals verplichte melding voor het binnenvaren van een haven, zijn opgenomen in de artikelen 62 tot en met 63septies. Op grond van artikel 63 moeten lidstaten havens aanwijzen waar aanlandingen uit het NAFO-gebied uitsluitend kunnen plaatsvinden. Deze aanwijzing is in artikel 75, derde lid, van de regeling opgenomen. Op grond van de artikelen 64 tot en met 68bis dienen vaartuigen van landen die geen partij zijn bij het NAFO-verdrag, geïnspecteerd te worden indien zij zich in de havens van verdragsluitende partijen bevinden, waarbij het verboden is om vis aan te voeren en over te laden indien wordt geconstateerd dat de vis afkomstig is van een visserijactiviteit die in strijd is geweest met de instandhoudings- en rechtshandhavingmaatregelen van de NAFO. Tot slot bevat artikel 69 de maatregelen die ten aanzien van vaartuigen die op de NAFO-lijst van IOO-vaartuigen zijn geplaatst.

Artikel 76 Meerjarig herstelplan blauwvintonijn in het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan en Middellandse Zee

Verordening nr. 302/2009 voorziet in beheersmaatregelen, technische maatregelen en controlemaatregelen die ertoe moeten bijdragen dat de blauwvintonijn in stand blijft. Op grond van deze verordening mogen uitsluitend vissersvaartuigen die zijn opgenomen in het ICCAT-register visserijactiviteiten met betrekking tot blauwvintonijn uitvoeren in het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Blijkens de in artikel 2, onderdeel b, opgenomen omschrijving is ‘vissersvaartuig’ voor de toepassing van deze verordening een ruim begrip. Zo vallen naast de reguliere vissersvaartuigen ook transportvaartuigen en sleepvaartuigen onder de reikwijdte van de verordening. Voorts wordt het gebruik van vliegtuigen bij het opsporen van blauwvintonijn verboden, het overladen van blauwvintonijn wordt voor bepaalde vaartuigen verboden, er worden gesloten seizoenen en minimummaten ingesteld en er worden beperkingen opgelegd aan de recreatieve visserij op blauwvintonijn. Sleepboten die betrokken zijn bij de tonijnvisserij moeten zijn uitgerust met VMS. Deze voorschriften zijn uitgewerkt in artikel 76 van de regeling.

Artikel 77 Controle- en handhavingregeling in NEAFC-gebied

Verordening nr. 1236/2010 voorziet in controle- en handhavingmaatregelen van vissersvaartuigen die vissen in het gebied van het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan waarop het NEAFC-verdrag van toepassing is. Deze verordening vervangt verordening nr. 2791/199910 waaraan voorheen in artikel 12a van de Regeling technische maatregelen 2000 uitvoering was gegeven. Thans zijn de ter uitvoering van verordening nr. 1236/2010 opgenomen in artikel 77.

De controlemaatregelen zijn opgenomen in de artikelen 5 tot en met 15. Op grond daarvan mogen uitsluitend daartoe gemachtigde vissersvaartuigen die via de Europese Commissie zijn aangemeld bij het NEAFC-secretariaat, in het NEAFC-gebied vissen. Voorts zijn voorschriften gesteld over het merken van vistuig, vangstregistratie en vangstaangiften, overlading, opslag en etikettering. De regeling voor inspectie op zee die onder meer voorziet in door de verdragsluitende partijen te volgen inspectie-, toezicht- en inbreukprocedures, zijn opgenomen in de artikelen 16 tot en met 21 en 28 tot en met 36. In de artikelen 22 tot en met 27 is het systeem voor havenstaatcontrole neergelegd. Op grond van deze voorschriften, die naast de voorschriften uit de controleverordening en de IOO-verordening gelden, mag uitsluiten in aangewezen havens worden aangeland na een voorafgaande kennisgeving. Aanvoer of overlading mag pas plaatsvinden nadat de bevoegde autoriteiten van de havenstaat daartoe toestemming hebben verleend. De in de artikelen 37 tot en met 43 opgenomen voorschriften strekken ter bevordering van de naleving van de NEAFC-regels door vaartuigen van landen die geen partij zijn bij het NEAFC-verdrag. In artikel 44 zijn de maatregelen opgenomen ten aanzien van vaartuigen die op de NEAFC-lijst van IOO-vaartuigen zijn geplaatst.

Hoofdstuk 5. Nationale maatregelen en maatregelen binnen 12 mijlzone

Artikel 78

Ingevolge Verordening nr. 26/2004 kent het EU gegevensbestand over de vissersvloot een onderverdeling in twee segmenten. In één segment zijn de vaartuigen ondergebracht die zich uitsluitend bezighouden met aquacultuur, waaronder de kweek en teelt van aquatische organismen wordt verstaan. Dit segment wordt aangeduid met de code AQU. Het andere segment bestaat uit het overige deel van de vloot, de Main Fleet. Dit segment wordt aangeduid met de code MFL. In het nationale vlootregister wordt een enigszins afwijkende indeling gehanteerd. De achtergrond hiervan is dat op basis van historische rechten alleen vissersvaartuigen die behoren tot de oude segmenten 4J1 tot en met 4J5 op de belangrijkste gequoteerde vissoorten mogen vissen en daartoe contingenten krijgen toegekend. Het is niet wenselijk dat meer vissersvaartuigen worden toegelaten tot de visserij op die soorten. Daartoe is het segment MFL verdeeld in twee segmenten, te weten MFL1 en MFL2. Artikel 8 van de Regeling visvergunning bevatte om die reden een verbod voor niet tot het segment MFL1 behorende vissersvaartuigen om op de initieel gequoteerde vissoorten te vissen. Deze bepaling is thans opgenomen in artikel 78 van de regeling.

Artikel 79 Verbod uitoefening visserij op gequoteerde soorten met niet vissersvaartuigen

Artikel 79, eerste lid, verbiedt de visserij met bepaalde netten in de vangstgebieden waarvoor op grond van de verordening vangstmogelijkheden vangstbeperkingen gelden, indien die visserij met een ander vaartuig dan een vissersvaartuig plaatsvindt, alsmede om die netten aan boord te hebben van een dergelijk vaartuig. Doordat alleen geregistreerde vissersvaartuigen deze netten aan boord mogen hebben, wordt de controle op visserijactiviteiten vergemakkelijkt. Het tweede lid zondert de visserij in de kustwateren en de zeegebieden uit van dit verbod, omdat deze visserij een ander, kleinschaliger karakter heeft dan de zeevisserij. Het derde lid bevat een uitzonderingsmogelijkheid op het eerste lid voor scheepswerven, voor in aanbouw zijnde vissersvaartuigen die nog niet zijn geregistreerd in het visserijregister. Zonder deze uitzondering zouden deze vaartuigen geen proefvaarten kunnen maken met netten aan boord. Het vierde en vijfde lid verbiedt de aanwezigheid van de boomkor op een vissersvaartuig, tenzij dat vaartuig gerechtigd is om de tong- en scholvisserij uit te oefenen. Op deze manier wordt op dezelfde wijze als in het eerste lid de controle vergemakkelijkt. In het vijfde lid is een uitzondering opgenomen voor de garnalen- en spieringvisserij, omdat deze visserijen een ander karakter hebben en een verbod voor deze visserijen te restrictief zou zijn.

Artikel 80 Verbod gebruik bepaalde vistuigen door niet vissersvaartuigen

De afgelopen jaren is de staandwantvisserij in Nederland fors in omvang toegenomen. Vaartuigen zijn overgeschakeld op het vissen met staandwantvistuigen en de totale lengte van door de vaartuigen gebruikte netten is toegenomen. Op Europees niveau zijn de afgelopen jaren in verschillende beheer- en herstelplannen onder meer voor kabeljauw, schol en tong, maatregelen getroffen om de visserij-inspanning van vaartuigen boven de 10 meter nader te reguleren. Zoals is toegelicht bij artikel 16 geldt op grond van bijlage IIA van de verordening vangstmogelijkheden voor deze vaartuigen een beperkte beschikbaarheid van zeedagen. De visserij-inspanning van de staandwantvloot kleiner dan 10 meter wordt op Europees niveau niet begrensd.

Gebleken is dat het hierdoor voor steeds meer vissers aantrekkelijk is om over te stappen naar kleine vaartuigen. Om te voorkomen dat de visserij-inspanning van de staandwantvloot kleiner dan 10 meter zonder ingrijpen zal blijven toenemen, zijn met ingang van 1 januari 2011 in de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij drie maatregelen geïntroduceerd die de visserij-inspanning van de nationale staandwantvisserij begrenzen. Met deze maatregelen is in het kader van de voorzorgsaanpak, één van de uitgangspunten van het gemeenschappelijk visserijbeleid, beoogd te voorkomen dat in de toekomst verdergaande maatregelen moeten worden getroffen om de effecten van de toename van de visserij-inspanning van de staandwantvisserij op de visbestanden te reguleren.

Eén van de twee maatregelen behelsde een verbod anders dan met een vissersvaartuig in de visserijzone te vissen met vaste vistuigen. Deze maatregel is thans opgenomen in artikel 80 van de regeling. Met voornoemd verbod wordt de niet-beroepsmatige, recreatieve visserij met vaste vistuigen verboden in de visserijzone.

Artikel 81 Visserij-inspanning staandwant

De tweede maatregel om te voorkomen dat de visserij-inspanning verder toeneemt betreft een zeedagenregime voor visserij met een vistuig van het type staandwant door vissersvaartuigen kleiner dan 10 meter. Dit regime is thans opgenomen in de artikelen 81 tot en met 83 van de regeling. Voorheen werd deze materie geregeld in artikel 37a van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij.

Ingevolge het tweede lid van artikel 81 is de visserij met staandwant alleen toegestaan als het vissersvaartuig in het bezit is van een visvergunning waarop is vermeld dat het de vergunninghouder is toegestaan te vissen met een vistuig van het type staandwant. Daarnaast is visserij met staandwant slechts toegestaan zolang de visserij-inspanning voor staandwantvisserij voor vaartuigen kleiner dan 10 meter voor het desbetreffende kalenderjaar niet is opgebruikt. De in het derde lid van artikel 81 opgenomen hoogte van de toegestane visserij-inspanning is vastgesteld op basis van de gerealiseerde kilowatt-dagen in de periode van 24 augustus 2008 tot 24 augustus 2009. Door het hanteren van deze periode als referentieperiode is ook de toename van de visserij-inspanning met staandwantvistuigen in 2009 meegenomen.De visserij-inspanning is op basis van deze referentieperiode vastgesteld op 188.159 kW dagen per jaar. De minister maakt ingevolge het vierde lid het tijdstip bekend waarop de visserij-inspanning voor een bepaald kalenderjaar is opgebruikt.

Artikel 82 Vermelding staandwant op visvergunning

Om te voorkomen de maximale omvang van de staandwantvisserij verder kan toenemen heeft de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 24 augustus 2009 een stand still afgekondigd (Stcrt. 2009, nr. 12724). Deze stand still heeft tot gevolg gehad dat vergunninghouders die voor 24 augustus 2009 niet visten met staandwantvistuig niet meer konden overschakelen op het vissen met een vistuig van het type staandwant. Alleen vissersvaartuigen die in de periode van 1 januari 2006 tot en met de aankondiging van deze maatregel in de Staatscourant op 24 augustus 2009 blijkens hun logboekgegevens gevist hebben met een vistuig van het type staandwant komen in aanmerking voor een vermelding op hun vergunning dat ze gebruik mogen maken van een vistuig van het type staandwant. Deze eis is thans opgenomen in 82, onderdeel a. Op dit uitgangspunt worden twee uitzonderingen gemaakt. Ten eerste kunnen vissersvaartuigen waarvoor op 24 augustus 2009 een onomkeerbare investeringsverplichting is aangegaan met het oog op het overschakelen naar visserij met vistuig van het type staandwant, ingevolge onderdeel b, een vermelding van vistuig van het type staandwant op hun vergunning krijgen. Daarnaast kan op grond van onderdeel c, een vermelding verkregen worden voor een vaartuig dat dient ter vervanging van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen ten aanzien waarvan het recht op een vermelding van vistuig van het type staandwant op de visvergunning al bestond op grond van de onderdelen a of b.

Artikel 83 Berekening resterende visserij-inspanning staandwant

Indien een vissersvaartuig gedurende een visreis gebruik maakt van een vistuig van het type staandwant wordt, ongeacht of gedurende de visreis naast een vistuig van het type staandwant ook een ander vistuig zal worden gebruikt, de volledige door dat vissersvaartuig gedurende de visreis verrichte inspanning in mindering gebracht op de totale toegestane visserij-inspanning voor visserij met vistuig van het type staandwant. Als de kapitein voornemens is om geen gebruik te maken van een vistuig van het type staandwant moet hij of zijn vertegenwoordiger voordat een vissersvaartuig de haven verlaat op grond van artikel 83, eerste lid, een melding doen van het voornemen om geen gebruik te maken van een vistuig van het type staandwant aan de minister. Als een dergelijke melding niet gedaan is, wordt ingevolge het tweede lid van dit artikel de volledige door dat vissersvaartuig verrichte inspanning in mindering gebracht op de totale toegestane visserij-inspanning voor visserij met vistuig van het type staandwant. Dit lijdt slechts uitzondering indien, zoals wordt bepaald in het derde lid, het vaartuig niet kon vissen met een vistuig van het type staandwant omdat het aantoonbaar noodhulp bood aan een ander vaartuig of een gewonde persoon voor spoedeisende medische zorg vervoerde.

Artikel 84 Maximale lengte staandwant

De derde maatregel om de maximale omvang van de staandwantvisserij te beperken is opgenomen in artikel 84. Dit artikel beperkt de maximaal toegestane lengte van de netten dat een vissersvaartuig dat gerechtigd is om te vissen met vistuig van het type staandwant op hetzelfde moment in het water mag hebben staan of aan boord mag houden, tot 25 kilometer per vaartuig. Deze maatregel is alleen van toepassing in de visserijzone en niet in de kustwateren en het zeegebied als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970. De staandwantvisserij in deze gebieden wordt, zoals beschreven in het beleidsvoornemen ‘Vast en zeker’ van 1 juli 2002, gereguleerd door de artikelen 12, 36 en 51 van de Uitvoeringsregeling Visserij.

Artikel 85 Aanlandverboden

In deze bepaling is neergelegd onder welke voorwaarden bijvangsten toegestaan zijn buiten de vastgestelde vangstmogelijkheden. Deze bepaling vormt deels een uitwerking van de artikelen 9 en 10 van de verordening vangstmogelijkheden (eerste, derde en vierde lid). Het tweede lid is een nationale bepaling inzake de bijvangst van heek en schelvis, die een goed beheer van de vangstmogelijkheden voor die soorten mogelijk maakt.

Artikel 86 Netaanpassingen in het kader van het kabeljauwherstelplan

In Verordening nr. 237/201011 zijn procedures en berekeningsmethoden voorgeschreven die lidstaten bij de overdracht van visserij-inspanning moeten toepassen. Artikel 8, vierde en vijfde lid, van deze verordening voorziet in de mogelijkheid dat lidstaten, die voor de duur van de beheersperiode visserij-inspanning tussen vistuigcategorieën willen overdragen, bij de berekening van de over te dragen visserij-inspanning een correctiefactor mogen toepassen die afwijkt van de standaardcorrectiefactor. Indien een lidstaat besluit de visserij-inspanning dienovereenkomstig aan te passen, moet zij de Commissie in kennis stellen van de onderbouwing hiervan. Bovendien is het op grond van het zesde lid van voornoemd artikel tevens mogelijk dat de visserij-inspanning permanent wordt overgedragen in de situatie dat de visserijvloot structureel is gewijzigd. Ingevolge artikel 9 van de uitvoeringsverordening kan bij de voor deze overdracht te hanteren correctiefactor mede rekening worden gehouden met kabeljauwvermijdende maatregelen die door de lidstaat zijn geïmplementeerd. De op basis van dit artikellid permanent gewijzigde visserij-inspanning zal worden doorgevoerd in de voor de volgende jaren vast te stellen verordening vangstmogelijkheden. Tegen deze achtergrond is in de eerste helft van 2010 een verduurzamingsplan opgesteld, dat voorziet in een pakket van kabeljauwvermijdende maatregelen. Het plan, dat is afgestemd met de sector, is gericht op het verminderen van de vangst van kabeljauw bij het gebruik van de vistuigtypen TR1 en TR2 door meer selectieve visserij uit te oefenen. Concreet worden in het plan maatregelen voorgesteld om concentraties van kabeljauw te vermijden, zoals tijdelijke sluiting van de visserij in bepaalde gebieden, en technische maatregelen die voorzien in een grotere maaswijdte voor de vistuigen TR1 en TR2 opdat meer ondermaatse kabeljauw uit de netten kan ontsnappen.

Met het oog op de toepassing van de in artikel 8, zesde lid, van voornoemde uitvoeringsverordening voorziene mogelijkheid tot permanente overdracht van de visserij-inspanning, is het verduurzamingsplan bij brief van 10 mei 2010 aan de Commissie voorgelegd. In dit plan zijn de aanscherping van maaswijdte voor de vistuigen TR1 en TR2, overeenkomstig artikel 46 van verordening nr 850/98 genotificeerd. Bij brief van 30 juli 2010 heeft de Commissie geen opmerkingen tegen de genotificeerde technische voorschriften geuit. Met betrekking tot het verzoek voor een permanente overdracht van de visserij-inspanning heeft de Commissie aanvullende informatie gevraagd.

Artikel 86 bevat de in het verduurzamingsplan voorgestelde netaanpassing voor de vistuigtypen TR1 en TR2. De algemene maaswijdte van TR1 vistuig is daarmee verhoogd naar ten minste 130 millimeter. Een algemene maaswijdte van 120 tot 130 millimeter is slechts toegestaan indien voldaan is aan de in het tweede lid, onderdeel a, onder ii of iii, vermelde voorwaarde dat in de netten panelen worden aangebracht al dan niet in combinatie met een bepaalde vangstsamenstelling. Voor TR2 worden geen wijzigingen in de algemene maaswijdte doorgevoerd. Wel zijn het aanbrengen van panelen die voldoen aan de in het tweede lid, onderdeel b, onder i of ii, vermelde voorwaarde, verplicht gesteld. De verplichte netaanpassingen zijn een aanscherping van de voorschriften van verordening nr. 2056/2001 die op hun beurt weer een aanscherping zijn van de in verordening nr. 850/98 opgenomen voorschriften en gelden voor het gebied waarop verordening nr. 2056/2001 van toepassing is.

Artikelen 87 en 88 Verzegeling motoren

In de artikelen 1, eerste en derde lid, en 4 van de Regeling visvergunning waren voorschriften opgenomen over de verificatie van het motorvermogen. Deze voorschriften vloeiden voort uit de op grond van artikel 23 van verordening nr. 2371/2002 op de lidstaten rustende verplichting ervoor zorg te dragen dat de overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van die verordening vastgestelde capaciteitsniveau, niet worden overschreden. Voorts strekte deze voorschriften ter handhaving van het in artikel 29, tweede lid, van verordening 98/850 opgenomen voorschrift dat het motorvermogen van in de zogenoemde scholbox vissende kotters niet groter mag zijn dan 221 kW.

Op basis van voornoemde bepalingen moest de motor van een vissersvaartuig na meting worden verzegeld met door de AID ter beschikking gestelde zegels. Bij verzegeling van de motor mocht het motorvermogen niet meer bedragen dan het op de visvergunning vermelde vermogen. De plaatsen van de verzegeling en bijbehorende zegelnummers werden daarbij vastgelegd in het zegelplan.

Deze voorschriften zijn thans inhoudelijk ongewijzigd overgenomen in de artikelen 87 en 88.

Artikel 89 Vermelding vissoort op verpakking

Dit artikel bevat een bijzondere bepaling over vis die aan boord van een vissersvaartuig is ingevroren en verpakt om de houdbaarheid te verlengen. Deze verpakkingen moeten voorzien van bepaalde codes, waaruit onder meer blijkt welke vissoort de verpakking bevat. Op deze wijze is mogelijk om op eenvoudige wijze te bepalen van welke vangstmogelijkheid (artikel 10) of welk contingent (hoofdstuk 2, paragraaf 2) de desbetreffende vangsten moeten worden afgetrokken.

Artikel 90 Tracering

In de artikelen 24 tot en met 28 van de Regeling eisen, administratie en registratievissersvaartuigen waren voorschriften opgenomen over het bijhouden van een administratie voor de verschillende schakels in de visserijketen. Deze voorschriften, die ertoe strekten de naleving van vangstbeperkende maatregelen te controleren, zijn thans opgenomen in artikel 90. Dit artikel zal gelden totdat er ter uitvoering van artikel 58 van de controleverordening en de artikelen 66 tot en met 68 van de uitvoeringsverordening controleverordening voorschriften zijn gesteld over de traceerbaarheid en etikettering van visserijproducten. Deze ter uitvoering van het traceringstelsel noodzakelijke bepalingen zullen met ingang van 1 januari 2012 in artikel 122 worden neergelegd.

Hoofdstuk 6. Controleverordening

Zoals in paragraaf 2 van deze toelichting is aangegeven, bevatten de in dit hoofdstuk opgenomen bepalingen de voor de toepassing van de controleverordening en de daarop gebaseerde uitvoeringsverordening noodzakelijke voorschriften.

§ 1 Algemene voorwaarden voor toegang tot wateren en hulpbronnen
Artikel 91 Autoriteit

In artikel 5 van de controleverordening zijn de algemene beginselen neergelegd die lidstaten bij de uitvoering van deze verordening in acht moeten nemen. Eén van die beginselen is dat er in iedere lidstaat een centraal coördinatiepunt is voor controleactiviteiten en andere uitvoeringshandelingen die op basis van de verordening door de lidstaten uitgevoerd moeten worden. Deze autoriteit is onder meer verantwoordelijk voor het coördineren van de uitvoerings- en de controleactiviteiten van alle nationale controleautoriteiten, de verzameling van gegevens en de verslaglegging en communicatie met de Commissie, andere lidstaten en derde landen. Gelet op deze centrale verantwoordelijkheid is de minister als autoriteit aangewezen. In de praktijk zullen de in dat verband te verrichten activiteiten door de directeur van de meest betrokken beleidsdirectie van het ministerie van EL&I worden uitgevoerd.

Artikel 92 Visvergunning

Op grond van artikel 6, eerste lid, van de controleverordening mogen Europese vissersvaartuigen alleen visserijactiviteiten verrichten als zij een geldige visvergunning hebben. De met het oog op de naleving van dit voorschrift noodzakelijk bepaling is opgenomen in artikel 92, eerste lid. Een visvergunning is op grond van artikel 3, eerste lid, van de uitvoeringsverordening slechts geldig voor één vissersvaartuig. Op grond van artikel 3, derde lid, van de uitvoeringsverordening bevat de visvergunning de in bijlage II bij die verordening opgenomen minimuminformatie. Dit is dezelfde minimuminformatie die op grond van de door de uitvoeringsverordening vervangen verordening nr. 1281/200512 was voorgeschreven. De op basis van deze oude verordening afgegeven vergunningen blijven dan ook ingevolge artikel 3, vierde lid, van de uitvoeringsverordening van kracht. Desalniettemin ligt het in het voornemen de oude vergunningen spoedig na inwerkingtreding van de onderhavige regeling te vervangen. Dit houdt verband met de in artikel 7 van de uitvoeringsverordening opgenomen eis dat ieder vaartuig documenten aan boord moet hebben, waarop naast de minimuminformatie die op de visvergunning staat, ook de datum van ingebruikname van het vaartuig moet zijn vermeld. Om te voorkomen dat betrokkene nagenoeg twee dezelfde documenten aan boord moet hebben, zal op de nieuwe visvergunning ook de datum van ingebruikname van het vaartuig worden opgenomen.

Een visvergunning is op grond van artikel 3, vijfde lid, van de uitvoeringsverordening slechts geldig als de feitelijke situatie overeenstemt met de situatie zoals deze was op het moment dat de vergunning werd afgegeven. Dit betekent dat indien de situatie is gewijzigd de vergunning haar geldigheid verliest en betrokkene niet langer visserijactiviteiten met dat vaartuig mag uitvoeren. Voor zover het de in de vergunning opgenomen gegevens over tonnage en motorvermogen betreft is dit nader uitgewerkt in artikel 94 van deze regeling. Uiteraard is een vergunning evenmin geldig, indien deze is geschorst of is ingetrokken.

Ter verkrijging van een vergunning moet een op grond van artikel 92, tweede lid, een aanvraag bij de minister worden ingediend. Gelijk voorheen op grond van artikel 2a van de Regeling visvergunning gold hoeft de ondernemer die een aanvraag tot inschrijving van een vaartuig in het visserijregister heeft ingediend niet afzonderlijk een visvergunning aan te vragen.

Artikel 93 Verlening visvergunning

Op grond van artikel 6, tweede lid, van de controleverordening moeten lidstaten bij de afgifte van de vergunningen ervoor zorgen dat de gegevens in de vergunning overeenstemmen met die van het Europese vlootregister, bedoeld in artikel 15 van verordening nr. 2371/2002. Daarbij mag de totale capaciteit waarvoor vergunningen zijn afgegeven niet groter zijn dan het overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van verordening nr. 2371/2002 vastgestelde capaciteitsniveau. Hiermee wordt uitdrukking gegeven aan het zogenoemde entry-exit-regime dat sinds 1 januari 2003 van toepassing is op het Europees vlootbeleid. De zogenoemde referentieniveaus, uitgedrukt in BT en kW, zijn vastgesteld bij verordening nr. 1438/200313. Inmiddels is deze verordening gecodificeerd in verordening nr. 1013/2010. Op grond van het Europese vlootbeleid dienen de lidstaten alle vissersvaartuigen die worden gebruikt voor de visserij op de mariene visbestanden te registreren in hun nationale vlootregister. Toepassing van dit entry-exit-regime, dat voorheen was neergelegd in de Regeling visvergunning, heeft tot gevolg dat er geen uitbreiding meer kan plaatsvinden van de Europese vloot en dat registratie van een vissersvaartuig slechts kan plaatsvinden als voorafgaand aan de inschrijving een vissersvaartuig van gelijke capaciteit (uitgedrukt in motorvermogen en tonnage) is uitgeschreven. Toetreding tot de vloot is slechts mogelijk als er ten aanzien van het vaartuig een visvergunning is verleend. De visvergunning is derhalve het leidende instrument voor vlootbeheer. Een visvergunning is niet overdraagbaar en kan niet worden verpand.

Thans zijn de voorwaarden voor verlening van de visvergunning opgenomen in artikel 93. Op grond van het eerste lid van dit artikel dient voorafgaand aan de aanvraag tot inschrijving in het visserijregister en toekenning van de visvergunning voor een vissersvaartuig met een bepaalde capaciteit, een zelfde hoeveelheid capaciteit aan de vloot te zijn onttrokken. Het vissersvaartuig dient voorts te behoren tot hetzelfde segment als het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen die aan de vloot is of zijn onttrokken. Bij elke doorhaling van de inschrijving in het visserijregister wordt de ten aanzien van het betrokken vissersvaartuig toegekende visvergunning ingetrokken. Met het betrokken vissersvaartuig is het vervolgens verboden de visserij uit te oefenen, vis te vangen, aan boord te hebben, over te laden op een ander vissersvaartuig of aan te landen.

Voor overdrachten en soortgelijke veranderingen die leiden tot uitschrijving uit het visserijregister betekent dit het volgende. Wordt de registratie van een bestaand vissersvaartuig, bijvoorbeeld in verband met een wijziging van eigenaar, doorgehaald, dan kan dat vissersvaartuig slechts op naam van de nieuwe eigenaar worden geregistreerd als het vissersvaartuig in aanmerking komt voor toekenning van een visvergunning. De visvergunning wordt toegekend als binnen zes weken na doorhaling van de inschrijving een volledig verzoek tot inschrijving in het visserijregister bij de minister is ingediend, de capaciteit van het vissersvaartuig niet is toegenomen en het vissersvaartuig behoort tot hetzelfde segment. Bij vervanging van vissersvaartuigen geldt ook dat de registratie wordt doorgehaald. Vervolgens dient binnen zes jaar na die doorhaling een volledig verzoek tot inschrijving van een nieuw of vervangend vissersvaartuig bij de minister te zijn ingediend. De capaciteit van dat nieuwe of vervangende vaartuig mag de capaciteit van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen die worden vervangen niet overschrijden en het vervangende vissersvaartuig dient tot hetzelfde segment te behoren. Bovendien moet het zegelplan dat voor het betrokken vaartuig overeenkomstig artikel 87 is opgemaakt naar de AID zijn opgestuurd. Destijds is voor de reserveringstermijn van zes jaar gekozen tegen de achtergrond dat visvergunningen actief voor de visserij gebruikt zouden moeten worden en niet dat deze capaciteit voor langere periode boven de markt blijft hangen.

In het tweede lid van artikel 93 zijn de voorwaarden zijn opgenomen voor de verlening van een visvergunning in het geval het motorvermogen of tonnage en daarmee de capaciteit van het vaartuig is toegenomen. In een dergelijk geval geldt bij de verlening van een visvergunning eveneens het zgn. entry-exit-regime. Dit betekent dat de aanvrager van de visvergunning moet aantonen dat op een eerder moment een ander vissersvaartuig is uitgeschreven uit het register met een capaciteit die ten minste overeenkomt met de verhoging van de capaciteit van zijn vaartuig. Bovendien mag de reserveringstermijn die voor dat andere vaartuig geldt, niet zijn verstreken. Voorts moet de aanvrager aantonen – voor zover het uitgeschreven vissersvaartuig niet zijn eigendom is – dat hij gerechtigd is om de (gereserveerde) capaciteit van dat andere vissersvaartuig in het visserijregister in te nemen. Dit kan hij bijvoorbeeld aantonen door een verklaring van de oorspronkelijke rechthebbende te overleggen.

Ingevolge artikel 1, onderdeel a, van verordening nr. 1013/2010 is, is het in deze verordening neergelegde vlootbeheer niet van toepassing op het gedeelte van de schelpdiervloot dat uitsluitend actief is in de aquacultuur, die plaatsvindt op de (mossel/oester) percelen. Dit betekent dat deze vissersvaartuigen weliswaar nog steeds onderdeel uitmaken van de Europese vloot en uit dien hoofde dienen te beschikken over een visvergunning, maar er geen Europese beperkingen gelden ten aanzien van de omvang en groei van dit segment. Het entry-exit-regime is op dit deel van de vloot niet van toepassing, het geen tot uitdrukking komt in het derde lid van artikel 93.

Artikel 93, vierde lid, voorziet in de mogelijkheid aan de visvergunning voorschriften te verbinden of aan de vergunning verbonden voorschriften te wijzigen.

In verordening nr. 1013/2010 zijn voorts bepalingen opgenomen hoe het referentieniveau bij wijzigende omstandigheden moet worden berekend, bijvoorbeeld in het geval er vaartuigen aan de vloot worden onttrokken als gevolg van gesubsidieerde sanering. Om aan de Europese verplichtingen die voortvloeien uit deze verordening te kunnen voldoen, kan het noodzakelijk zijn een visvergunning te weigeren. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de situatie dat het referentieniveau dat voor Nederland is vastgesteld wordt verlaagd. In het vijfde lid van artikel 93 is daarvoor een voorziening opgenomen.

Artikel 94 geldigheid visvergunning

Zoals bij artikel 92 is toegelicht is een visvergunning op grond van artikel 3, vijfde lid, van de uitvoeringsverordening slechts geldig als de feitelijke situatie overeenstemt met de situatie zoals deze was op het moment dat de vergunning werd afgegeven. Dit betekent dat de op de visvergunning vermelde gegevens over het vissersvaartuig, de gegevens betreffende de houder van de visvergunning en de gegevens over de kenmerken van de visserijcapaciteit moeten overeenstemmen met de feitelijke situatie. Voor zover het de in de vergunning opgenomen gegevens over tonnage en motorvermogen betreft is dit uitgewerkt in artikel 94. In dit artikel is bepaald wat de gevolgen zijn indien geconstateerd wordt dat er met een vissersvaartuig met een groter motorvermogen of tonnage wordt gevist of indien er afwijkingen worden geconstateerd van de hoofdmotor of hoofdmotoren ten opzichte van het in artikel 87, derde lid, bedoelde zegelplan, of de in artikel 88, eerste lid, bedoelde aanmelding.

Artikel 95 Verhoging tonnage in visvergunning

Op grond van artikel 11 van verordening nr. 2371/2003 is het de lidstaten toegestaan om 4% van het tonnage dat met overheidsgelden buiten bedrijf is gesteld, weer op te bouwen, als de toename is bedoeld om de veiligheid aan boord, de arbeidsomstandigheden, de hygiëne of de productkwaliteit te verbeteren.

De voorwaarden om de tonnage in deze situatie te kunnen verhogen zijn opgenomen in artikel 9 van verordening nr. 1013/2010. De procedure voor het indienen van een verzoek tot verhoging van de tonnage van een vissersvaartuig is nader uitgewerkt in artikel 95.

Artikel 96 Schorsing of intrekking visvergunning

In artikel 6, derde lid, van de controleverordening is voorgeschreven dat lidstaten de visvergunning moeten schorsen indien een vaartuig door die lidstaat tijdelijk is stilgelegd of indien de ten behoeve van dat vaartuig verleende vismachtiging is geschorst overeenkomstig artikel 45, vierde lid, van verordening nr. 1005/2008. Voorts moeten lidstaten op grond van het vierde lid van dat artikel de visvergunning intrekken indien voor het betrokken vaartuig een maatregel tot aanpassing van de vangstcapaciteit geldt als bedoeld in artikel 11, derde lid, van verordening nr. 2371/2002 of indien de ten behoeve van dat vaartuig verleende vismachtiging is ingetrokken overeenkomstig artikel 45, vierde lid, van verordening nr. 1005/2008. Voorts dient de visvergunning op grond van artikel 92, derde lid, van de controleverordening te worden ingetrokken indien aan de houder van de visvergunning 90 strafpunten zijn toegekend of telkens te worden geschorst zodra het aantal toegekende strafpunten 18, 36, 54 en 72 bedraagt. Aan deze bepalingen is uitvoering gegeven in artikel 96, eerste en tweede lid.

Daar het strafpuntensysteem pas met ingang van 1 januari 2012 in werking treedt, kunnen laatstgenoemde maatregelen eerst met ingang van die datum geëffectueerd worden. Tot die tijd wordt het stelsel, zoals dat voorheen was neergelegd in de Regeling visvergunning gehanteerd. Dit is thans opgenomen in het derde lid van artikel 95. Op basis van dit artikelonderdeel is het mogelijk om in geval van (herhaalde) overtreding van een aantal belangrijke voorschriften uit de visserijregelgeving de visvergunning te schorsen of in te trekken. De genoemde voorschriften zijn de voorschriften die betrekking hebben op het motorvermogen, netvoorzieningen, de aanwezigheid van satellietvolgapparatuur en de aan de vissers toegekende contingenten. Gebleken is namelijk dat dit stelsel een effectief middel is, omdat daarmee snel en adequaat gereageerd worden op een overtreding.

Artikelen 97 tot en met 100 Vismachtiging

In artikel 7, eerste lid, van de controleverordening is bepaald dat een EU-vissersvaartuig slechts gemachtigd is specifieke visserijactiviteiten te verrichten voor zover die in een geldige vismachtiging zijn vermeld. Dit betreft activiteiten die vallen onder een visserij-inspanningsregeling, een meerjarenplan of andere in EU-regelgeving vastgestelde bepalingen, die betrekking hebben op een voor de visserij beperkt gebied of die zijn bedoeld voor visserij voor wetenschappelijke doeleinden. In artikel 97, eerste lid, is bepaald dat het verboden is in strijd met voornoemd voorschrift te handelen.

Zoals is toegelicht bij artikel 14 vervangt de controleverordening op dit punt het stelsel van speciale visdocumenten dat was neergelegd in verordening nr. 1627/94. De term ‘speciaal visdocument’ wordt daarbij vervangen door ‘vismachtiging’. De uitvoeringsbepalingen voor de vismachtiging zijn opgenomen in de artikelen 4 en 5 van de uitvoeringsverordening controleverordening. Net als voor de visvergunning geldt is een vismachtiging op grond van artikel 4, eerste lid, van deze uitvoeringsverordening slechts geldig voor één vissersvaartuig. Op grond van het tweede lid van dat artikel moet de machtiging in ieder geval de in bijlage III bij die verordening vermelde gegevens bevatten. Op grond van de in artikel 4, derde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening opgenomen overgangsbepaling, behouden op basis van verordening nr. 1627/94 verstrekt speciale visdocumenten hun geldigheid, mits daarin de minimuminformatie uit bijlage III is opgenomen. Een vismachtiging is op grond van artikel 4, zesde lid, in samenhang met artikel 3, vijfde lid, van de uitvoeringsverordening slechts geldig als de feitelijke situatie overeenstemt met de situatie zoals deze was op het moment dat de machtiging werd afgegeven. Dit betekent dat indien de situatie is gewijzigd de vismachtiging haar geldigheid verliest en betrokkene niet langer de in de machtiging genoemde visserijactiviteiten met dat vaartuig mag uitvoeren. Ter verkrijging van een vismachtiging moet een op grond van artikel 97, tweede lid, een aanvraag bij de minister worden ingediend. De nadere voorschriften voor verlening van de vismachtiging zijn opgenomen in artikel 98. Op grond van artikel 7, vierde lid, van de uitvoeringsverordening mag een vismachtiging alleen worden afgegeven voor een vaartuig dat over een geldige visvergunning beschikt. De vergunning mag niet zijn geschorst of zijn ingetrokken. Op grond van het vierde lid van artikel 98 kan de minister nadere voorschriften aan de machtiging verbinden of daaraan verbonden voorschriften wijzigen. Van deze bevoegdheid wordt onder meer gebruik gemaakt om uitvoering te geven aan de maatregelen uit het bij artikel 86 toegelichte verduurzamingsplan kabeljauw, die gericht zijn op het vermijden van concentraties van kabeljauw, zoals tijdelijke sluiting van de visserij in bepaalde gebieden. In artikel 98 zijn de voorschriften neergelegd die gelden voor het verlenen van een vismachtiging in het kader van verordening nr. 1342/2008, waarin het langetermijn herstelplan voor kabeljauw is opgenomen. Deze voorschriften zijn overgenomen uit artikel 33, derde en zesde lid van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij. Ter aanvulling op de voorschriften die zien op de referentieperiode 2006 tot en met 2008, waarin met het desbetreffende vaartuig moet zijn gevist, is in artikel 99, eerste lid, onderdeel b, een nadere voorziening opgenomen voor de zogenoemde knelgevallen. Op grond daarvan geldt thans dat de referentieperiode voor de vistuigcategorieën TR1 of TR2 ook de jaren 2001 tot en met 2005 omvatten, onder de voorwaarde dat ten behoeve van het betrokken vaartuig op grond van artikel 29 een recht op contingenten wijting en kabeljauw geldt. Tot slot is in artikel 100 neergelegd wanneer de vismachtiging wordt geschorst of wordt ingetrokken. Dit is aan de orde indien de visvergunning van het betrokken vaartuig is geschorst of indien niet wordt voldaan aan de in de vismachtiging opgenomen voorschriften.

Artikel 101 Markering vissersvaartuig en vistuig

Krachtens artikel 8, eerste lid, van de controleverordening moeten kapiteins van vissersvaartuigen de voorwaarden en beperkingen betreffende de markering en identificatie van vissersvaartuigen en het aan boord gehouden vistuig naleven. Deze voorwaarden en beperkingen gelden voor de EU-wateren en zijn nader uitgewerkt in de artikelen 6 tot en met 17 van de uitvoeringsverordening controleverordening. Deze voorschriften zijn overgenomen uit verordening nr. 356/2005 en uit verordening nr. 1381/8714. Een aantal van de markeringsvoorschriften voor vistuig worden op grond van artikel 9, eerste lid, van de uitvoeringsverordening, ook van toepassing binnen de 12-mijlszone. Teneinde betrokken vaartuigen in de gelegenheid te stellen de noodzakelijke aanpassingen te verrichten, is in artikel 167 van de uitvoeringsverordening voorzien dat voornoemde bepalingen uit de uitvoeringsverordening met ingang van 1 januari 2012 in werking treden. Om die reden is in artikel 166, tweede lid, van de uitvoeringsverordening voorzien dat verordening nr. 356/2005 tot 1 januari 2012 van kracht blijft. Abusievelijk is verordening nr. 1381/87 wel ingetrokken. Hierdoor zouden er tot 1 januari 2012 geen voorschriften over de markering van vissersvaartuigen zijn. Om in deze lacune te voorzien zijn de voorschriften voor markering van vissersvaartuigen thans in artikel 101 zelf opgenomen.

Artikel 102 VMS voor vaartuigen

Op grond van artikel 9 van de controleverordening zijn lidstaten gehouden een satelietvolgsysteem voor vaartuigen toe te passen om doeltreffend toezicht te houden op de visserijactiviteiten van hun vissersvaartuigen. Vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter moeten beschikken over werkende satellietvolgapparatuur (ook wel genoemd Vessel Monitoring System: VMS) waarmee het vaartuig automatisch door het volgsysteem voor vaartuigen kan worden gelokaliseerd en geïdentificeerd aan de hand van periodiek doorgestuurde positiegegevens. Voorts biedt dit toestel het visserijcontrolecentrum van de vlaggenlidstaat de mogelijkheid het vissersvaartuig te bevragen. Ingevolge artikel 18, derde lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening geldt deze verplichting niet voor vissersvaartuigen die uitsluitend voor de aquacultuur worden gebruikt.

Deze verplichting komt op grond van het tweede lid, van artikel 9 met ingang van 1 januari 2012 te gelden voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van 12 meter of meer.

In de uitvoeringsverordening controleverordening zijn de specificaties voor VMS op EU-niveau vastgesteld. Deze specificaties hebben met name betrekking op de kenmerken van de satellietvolgapparatuur, de transmissie van positiegegevens en de werkwijze in het geval van defecte of anderszins niet-functionerende satellietvolgapparatuur. In artikel 102, derde lid, zijn de nadere eisen vastgelegd waaraan de VMS-apparatuur moet voldoen. Zo moet de apparatuur zijn goedgekeurd door een ter zake geaccrediteerde instelling. De kapitein blijft te allen tijde verantwoordelijk voor een goede werking van de satellietvolgapparatuur. Onder andere moet hij contact opnemen met de meldkamer van de AID als de apparatuur aan boord wordt geplaatst, om te controleren of de apparatuur functioneert. Het benodigde formulier voor deze test is beschikbaar via het DR-loket.

De technische eisen die aan de apparatuur worden gesteld zijn gelijk aan de eisen die voorheen op grond van de Regeling technische maatregelen 2000 aan de VMS-apparatuur werden gesteld.

Artikel 103 AIS

Op grond van artikel 10 van de controleverordening moet een vissersvaartuig met een lengte over alles van meer dan 15 meter uitgerust zijn met een automatisch identificatiesysteem. De door dit systeem gegenereerde gegevens kunnen door de lidstaten worden gebruikt om kruiscontroles uit te voeren. De verplichting om de hiervoor genoemde gegevens elektronisch in te dienen wordt gefaseerd ingevoerd. Vanaf 31 mei 2012 geldt de verplichting alleen voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van 24 meter tot en met 42 meter, vanaf 31 mei 2013 voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van 18 tot en met 24 meter en vanaf 31 mei 2014 voor vissersvaartuigen met een lengte over alles van 15 tot 18 meter.

Artikel 104 Invullen en overleggen papieren logboek, papieren aangiften van overlading en papieren aangifte van aanlanding

Artikel 104 bevat de bepalingen die noodzakelijk zijn voor de nakoming van de verplichtingen die betrekking hebben op het invullen en indienen van het papieren logboek en de papieren aangifte van overlading of aanlanding. Deze voorschriften waren voorheen opgenomen in paragraaf 4 van de Regeling eisen, administratie en registratie zeevisserij. In die paragraaf werden voornoemde documenten het logboek-, tevens vangstopgaveformulier genoemd.

De verplichting om voornoemde papieren documenten in te vullen en te overleggen, geldt voor alle vaartuigen die de visserijlogboekgegevens en de aangiften van overlading of aanlanding niet elektronisch hoeven over te leggen. Dit zijn tot 1 januari 2012 alle vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 meter en na 1 januari 2012 alle vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 meter. Op grond van de artikelen 14, eerste lid, 21, eerste lid en 23, eerste lid, van de controleverordening en artikel 29, eerste lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening geldt deze verplichting voor vaartuigen met een lengte over alles van 10 meter of meer. Artikel 29, tweede lid, van de uitvoeringsverordening controleverordening voorziet in de mogelijkheid dat lidstaten deze verplichting ook kunnen voorschrijven voor vaartuigen kleiner dan 10 meter. Dit is gebeurd in het tweede lid van artikel 104. Voorts is in het tweede lid voorgeschreven dat deze vaartuigen ook alle vangsten die kleiner zijn dat 50 kg in het logboek moeten registreren. Dit in tegenstelling tot vaartuigen die groter zijn dan 10 meter. Achtergrond hiervan is dat het logboek onder meer dient ter controle van de vangsten. Hoeveelheden die niet in het logboek hoeven te worden vermeld, worden in beginsel niet in mindering gebracht op het toegekende quotum of contingent. In de praktijk komt het echter voor dat een vissersvaartuig op een dag meerdere visreizen maakt waarbij elke afzonderlijke reis de vangst van een bepaalde vissoort weliswaar 50 kilogram of minder bedraagt, maar de totale vangst van die vissoort van die dag meer dan 50 kilogram bedraagt. Door het maken van meerdere visreizen per dag kan op die manier worden voorkomen dat de gevangen vis in mindering wordt gebracht op het toegekende quotum of contingent. Teneinde dit tegen te gaan wordt – als de totale vangst van een vissoort van een dag meer dan 50 kilogram bedraagt – deze vangst in mindering wordt gebracht op het quotum.

Artikel 105 Elektronisch invullen/verzenden visserijlogboekgegevens

In artikel 105 zijn de voorschriften opgenomen die noodzakelijk zijn voor de naleving van de artikelen 15, eerste en tweede lid, van de controleverordening zoals deze nader zijn uitgewerkt in de artikelen 36, eerste lid, 38, tweede lid, 39, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 40, derde lid, 41, derde en vierde lid, en 47 van de uitvoeringsverordening. Deze zien op het elektronisch bijhouden en verstrekken van de logboekgegevens. De verplichting om de hiervoor genoemde gegevens elektronisch in te dienen is gefaseerd ingevoerd. De laatste fase gaat met ingang van 1 januari 2012 in. Vanaf die datum alle vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 12 meter het zogenoemde e-logboek bijhouden.

Artikel 106 Voorafgaande kennisgeving aanlanding

Artikel 106 strekt ter uitvoering van de artikelen 17 tot en 19 van de controleverordening waarin voorschriften zijn opgenomen over de voorafgaande kennisgeving bij aanlanding.

Artikel 107 Overladen

Overladingen op zee ontsnappen aan een adequate controle door de vlaggenstaat of de kuststaten en vormen daardoor voor de marktdeelnemers een mogelijkheid om illegale vangsten te vervoeren. Om de controles te verbeteren is het op grond van artikel 20 van de controleverordening verboden om in EU-wateren op zee over te laden. Er mag alleen worden overgeladen met toestemming van de betrokken autoriteiten in daartoe aangewezen havens of plaatsen dicht bij de kust. Bovendien geldt dat als het overladen wordt onderbroken, het overladen pas hervat mag worden nadat er toestemming voor is verleend. In artikel 107 is aan dat artikel uitvoering gegeven. De havens die zijn aangewezen zijn de reguliere op grond van artikel 6, tweede lid, toegelaten havens.

Artikelen 108 en 109 Invullen/overleggen aangifte van overlading of aanlanding

De artikelen 108 en 109 bevatten de voor de uitvoering van de artikelen 22 en 24 van de controleverordening noodzakelijke bepalingen. De in deze artikelen genoemde verplichting om de aangifte van overlading en de aangifte van aanlanding elektronisch te verstrekken, geldt thans voor vissersvaartuigen met een lengte van 15 meter over alles of meer. Met ingang van 1 januari 2012 komt de verplichting op grond van de artikelen 22, tweede lid, onderdeel a, en 24, tweede lid, onderdeel a, ook te gelden voor vaartuigen met een lengte van 12 meter over alles of meer.

§ 3 Controle op visserij-inspanning
Artikel 110 Kennisgeving vistuig

Op grond van artikel 27 van de controleverordening moet de visser voorafgaand aan een beheersperiode melden welke type vistuigen hij wil gaan gebruiken in een gebied waarvoor een visserij-inspanning geldt. Deze meldingen zijn in artikel 110 nader uitgewerkt. Wat betreft de melding van het type vistuig voorafgaand aan een tijdvak, dient die melding te geschieden aan het groepsbestuur of, indien een visser niet deelneemt aan een groepscontingent, aan de minister.

Artikel 111 Visserij-inspanningsverslag en uitputting van de visserij-inspanning

Op grond van artikel 28 moeten kapiteins van vissersvaartuigen die aan een visserijinspanningsregeling zijn onderworpen en die niet zijn uitgerust met een functionerend VMS-systeem als bedoeld in artikel 9 van de controleverordening of die geen e-logboek behoeven bij te houden overeenkomstig artikel 15 van de controleverordening bij binnenvaren en verlaten van het desbetreffende gebied een visserij-inspanningsverslag sturen aan hun vlaggenstaat. Op grond van artikel 30 van de controleverordening geldt een verbod om in het desbetreffende gebied te varen met gereglementeerd vistuig aan boord, indien de visserij-inspanning is uitgeput. De voor de naleving van deze verplichtingen noodzakelijke bepalingen zijn neergelegd in artikel 111. Op grond van het tweede lid, moeten de visserij-inspanningsverslagen worden gestuurd naar de AID.

Artikel 112 Vrijstellingen

In artikel 29 van de controle verordening is opgenomen dat een vissersvaartuig met onder een visserij-inspanningsregeling vallend vistuig aan boord, door het desbetreffende gebied mag varen als al dat vistuig is vastgemaakt en opgeborgen. Voorts biedt dat artikel de basis voor lidstaten om te bepalen dat activiteiten van vissersvaartuigen die door een onder een visserij inspanningsregeling vallend gebied varen, niet in mindering worden gebracht op de beschikbare maximaal toelaatbare visserij-inspanning. Voorwaarde is dat het vissersvaartuig de vlaggenlidstaat daarvan op de hoogte heeft gesteld. Eenzelfde mogelijkheid bestaat indien het vissersvaartuig in het betrokken noodhulp verleent. Artikel 112 geeft hieraan uitvoering.

Artikel 113 Sluiting visserij

De controleverordening voorziet in de mogelijkheid om gebieden (gedeeltelijk) te sluiten voor visserij. Het gaat hierbij om het sluiten van een gebied op grond van het feit dat quota zijn uitgeput of het geval waarin de visserij-inspanning voor bepaalde beheersperiode is opgebruikt. De sluiting kan worden opgelegd door de desbetreffende lidstaat (artikel 35) of door de Commissie (artikel 36). Artikel 113 verbiedt de visserij na de bekendmaking van de sluiting.

§ 4 Controle op vlootbeheer
Artikel 114 Motorvermogen

Op grond van artikel 39, eerste lid, van de controleverordening is het verboden te vissen met een vissersvaartuig waarvan het motorvermogen groter is dan het motorvermogen dat in de visvergunning is vermeld. Artikel 114 verbiedt het in strijd te handelen met deze bepaling. Dit verbod was voorheen in artikel 5 van de Regeling visvergunning opgenomen.

Artikel 115 Certificering motorvermogen

De in de artikelen 39, 40 en 41 van de controleverordening opgenomen voorschriften moeten ervoor zorgen dat het vermogen van de motor van de vissersvaartuigen een bepaald vermogen niet te boven gaat, onder meer door te voorzien in een certificering van het motorvermogen. Deze verplichting treedt in werking met ingang van 1 januari 2012 voor vaartuigen die vissen op onder een inspanningsregeling vallende bestanden en vanaf 1 januari 2013 voor de overige vaartuigen. De met het oog op de uitvoering hiervan noodzakelijke maatregelen zullen in artikel 115 worden opgenomen. Thans is dit artikel daarvoor gereserveerd.

§ 5 Controle op meerjarenplannen
Artikel 116 Aangewezen haven en gescheiden opslag demersale vangsten meerjarenplannen

De in de artikelen 42 tot en met 44 van de controleverordening opgenomen voorschriften strekken ter controle op de meerjarenplannen. In dat verband geldt dat vangsten alleen in aangewezen havens mogen worden overgeladen. Vangsten die groter zijn dan een in een meerjarenplan vastgestelde vangstdrempel mogen voorts alleen in aangewezen havens worden aangeland. Daarnaast moeten alle vangsten van onder een meerjarenplan vallende demersale bestanden aan boord van een EU vissersvaartuig met een lengte van 12 meter over alles of meer per soort in bakken, ruimten of containers worden opgeslagen. In artikel 116 zijn de reguliere havens aangewezen voor voornoemde aanlandingen. Het aanlanden en lossen moet plaatsvinden binnen de in bijlage 2 C genoemde lostijden.

Artikel 117 Vistuig en samenstelling vangst

Artikel 117 strekt ter uitvoering van de artikelen 47, 48 en 49 van de controleverordening. Op grond van deze artikelen moet bij visserijtakken waarin het gebruik van meer dan één soort vistuig verboden is, het andere vistuig worden vastgemaakt en opgeborgen, zodat het niet onmiddellijk kan worden gebruikt. Voorts moeten vaartuigen verloren vistuig zo snel mogelijk terug halen en gelden voorschriften voor de berekening van de vangstsamenstelling naar vissoort, als netten met verschillende minimummaaswijdten zijn gebruikt.

Artikel 118 Controle voor visserij beperkte gebieden

De Raad kan in visserijzones een voor de visserij beperkt gebied instellen. Daarbij kan een datum worden vastgesteld vanaf welke de vissersvaartuigen een operationeel systeem aan boord moeten hebben dat de kapitein waarschuwt bij het binnenvaren en het verlaten van dat gebied. Op grond van artikel 50, derde lid, van de controleverordening moeten de gegevens ten minste om de 30 minuten worden doorgegeven als het betrokken vaartuig het gebied in vaart. Indien het zich op het vaartuig bevindend vistuig tijdens de doorvaart is vastgemaakt en geborgen, mag het vaartuig op grond van het vierde lid wel door het gebied varen, mits de snelheid tijdens het doorvaren niet minder dan zes knopen bedraagt. In artikel 118 zijn de voor de naleving van deze voorschriften noodzakelijke bepalingen opgenomen.

Artikel 119 Realtimesluiting visserijtaken

In artikel 119 zijn de voorschriften opgenomen die strekken ter uitvoering van de artikelen 51 tot en met 54 van de Controleverordening. Ingevolge deze artikelen kan – indien een vangstdrempel van een bepaalde soort of groep van soorten in een bepaald gebied is bereikt – het betrokken gebied tijdelijk voor de betrokken visserij worden gesloten. Tot deze tijdelijke sluiting kan door de desbetreffende kustlidstaat of door de Commissie worden besloten. Voorts geldt dat als de vangsthoeveelheid door een vissersvaartuig de vangstdrempel bij twee opeenvolgende trekken overschrijdt, het vissersvaartuig het vangstgebied met minstens vijf zeemijl moet verleggen, voordat het weer opnieuw kan vissen. Voor vissersvaartuigen die kleiner zijn 12 meter bedraagt deze afstand 2 zeemijl.

Artikel 120 Recreatievisserij

Deze bepaling die voorheen was opgenomen in artikel 6 van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij, verbiedt in strijd te handelen met het in artikel 55, tweede lid, van de controleverordening opgenomen verbod op het verhandelen van door sport- of recreatievissers gevangen vis. Hierdoor wordt de controle op commerciële visserijactiviteiten wordt vergemakkelijkt. Het sportvissen op zee met medeneming van de vangst voor eigen gebruik is in principe toegestaan. Het verhandelen van op zee gevangen vis is slechts toegestaan indien men beschikt over een geregistreerd vissersvaartuig en men beschikt over de benodigde vangstrechten.

§ 7 Controle op de afzet
Artikel 121 Beginselen voor controle op de afzet

In artikel 121 is bepaald dat alle gevangen of geoogste visserij- en aquacultuurproducten voor de eerste verkoop in partijen moeten worden verdeeld. Hiermee is uitvoering gegeven aan artikel 56, derde lid, van de controleverordening. Onder een partij wordt verstaan een hoeveelheid visserij- of aquacultuurproducten van een bepaalde soort van dezelfde aanbiedingsvorm, afkomstig uit hetzelfde betrokken geografische gebied en van hetzelfde vissersvaartuig, dezelfde groep vissersvaartuigen of dezelfde aquacultuur productie-eenheid. Voorts wordt in het tweede lid van artikel 121 uitvoering gegeven aan artikel 57, eerste lid, van de controleverordening op grond waarvan lidstaten ervoor moeten zorg dragen dat visserijproducten waarvoor Europese handelsnormen gelden, slechts voor eerste verkoop worden uitgestald, aangeboden, verkocht of anderszins verhandeld als zij met die normen in overeenstemming zijn.

Artikel 122 Traceerbaarheid

Artikel 58 van de controleverordening en de artikelen 66 tot en met 68 van de uitvoeringsverordening controleverordening bevatten voorschriften over de traceerbaarheid en etikettering van visserijproducten. Deze voorschriften zijn ingevolge artikel 167 van de uitvoeringsverordening controleverordening eerst op 1 januari 2012 van toepassing. De ter uitvoering van het traceringstelsel noodzakelijke bepalingen zullen in artikel 122 worden neergelegd. Tot die tijd gelden de nationale traceringsvoorschriften zoals die zijn opgenomen in artikel 90.

Artikel 123 Eerste verkoop visserijproducten

Op grond van artikel 59, tweede lid, van de controleverordening moet de koper van visserijproducten die, in een eerste verkoop, door een vissersvaartuig worden verkocht, geregistreerd zijn bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de eerste verkoop plaatsvindt. Ingevolge het derde lid van dat artikel zijn kopers van maximaal 30 kg visserijproducten uitgezonderd van deze verplichting, mits de visserijproducten niet op de markt worden gebracht maar uitsluitend voor particuliere consumptie worden gebruikt. De in dat artikel bedoelde registratie wordt op grond van artikel 142 van de onderhavige regeling – gelijk voorheen gebeurde – uitgevoerd door het Productschap Vis.

Artikel 124 Weging visserijproducten

Artikel 124 strekt tot uitvoering van de in de controleverordening en in de uitvoeringsverordening controleverordening opgenomen weegvoorschriften. In de artikelen 60 en 61 van de controleverordening is het algemene weegregime van visserijproducten neergelegd. Op grond van artikel 61, eerste en tweede lid moeten in principe alle vangsten worden gewogen bij aanlanding en voordat de desbetreffende visserijproducten worden opgeslagen, vervoerd of verkocht. De weegresultaten worden vervolgens ingevolge het vijfde lid van dat artikel ingevuld op de aangifte van aanlanding, het vervoersdocument, de verkoopdocumenten en de aangiften van overname. Op grond van het derde lid van dat artikel kunnen lidstaten toestaan dat visserijproducten aan boord van het vissersvaartuig worden gewogen op basis van een door de Europese Commissie goed te keuren steekproevenplan. Zodra het Nederlandse plan is goedgekeurd zal deze mogelijkheid worden opgenomen in het onderhavige artikel.

In de uitvoeringsverordening controleverordening zijn nadere voorschriften opgenomen over de uitvoering van de weging. Deze zien op het bijhouden van weegregisters, het tijdstip van de weging en de weging van bevroren visserijproducten. Voorts bevat de uitvoeringsverordening de voorschriften over de weegprocedures voor haring, makreel en horsmakreel die is gevangen in bepaalde gebieden. Deze soorten mogen uitsluitend worden gewogen en worden aangeland in daartoe door de lidstaten aangewezen havens. Op grond van het vierde lid van artikel 124 zijn dit de havens die zijn vermeld in bijlage 2 B bij de regeling, waarbij het lossen moet worden uitgevoerd binnen de in bijlage 2 C vermelde tijdstippen.

Artikel 125 Verkoopdocument

In artikel 125 zijn de ter uitvoering van de artikelen 62 en 63 van de controleverordening noodzakelijke bepalingen opgenomen over verkoopdocumenten. Dergelijke documenten moeten aanwezig zijn bij de vis, om op deugdelijke manier controle op bijvoorbeeld de herkomst van de vis mogelijk te maken. Op grond van artikel 62, eerste lid, van de controleverordening moeten geregistreerde kopers en geregistreerde visafslagen met een jaarlijkse omzet in eerste verkopen van visserijproducten van minder dan € 200.000,- papieren verkoopdocumenten binnen 48 uur na de eerste verkoop indienen. Voorheen lag de grens bij een jaaromzet van € 400.000,-. Dit verkoopdocument moet de in artikel 64, eerste lid, van de controleverordening genoemde gegevens bevatten en wordt aan overhandigd aan een ambtenaar van de AID of gedeponeerd in een vangstopgavebus. Artikel 63, eerste lid, van de controleverordening voorziet in een verplichting voor geregistreerde kopers en geregistreerde visafslagen met een jaarlijkse omzet in eerste verkopen van visserijproducten van meer dan € 200.000,–, de gegevens uit het verkoopdocument elektronisch te verstrekken. Deze verplichting geldt op grond van artikel 125, tweede lid, ook voor alle visafslagen. Met laatstgenoemde verplichting wordt uitvoering gegeven aan de in artikel 62, tweede lid, van de controleverordening neergelegde bevoegdheid voor lidstaten. Voorheen was deze verplichting neergelegd in artikel 29, eerste lid, van de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening visserij.

Om deze gegevens goed te kunnen verwerken, is het noodzakelijk dat ze aan de AID worden verzonden in een uniform digitaal formaat, XSD. Het bestand wordt beschikbaar gesteld via de website van het ministerie. Daar zal ook worden aangegeven waar de bestanden naar toe kunnen worden gestuurd.

Artikelen 126 en 127 Aangifte van overname en vervoersdocument

Deze artikelen bevatten met artikel 125 vergelijkbare bepalingen die van toepassing zijn indien de visserijproducten pas in een later stadium worden verkocht of indien deze producten voor de eerste verkoop plaatsvindt, worden vervoerd. Met deze bepalingen wordt uitvoering gegeven aan de artikelen 66, 67 en 68 van de controleverordening.

§ 8 Bewaking, inspecties, procedures en handhaving
Artikel 128 Inspecties en procedures

In titel VI en VII van de controleverordening zijn voorschriften voor bewaking, inspectie en procedures vastgelegd. In dat verband moeten kapiteins van EU-vissersvaartuigen en reders de nodige medewerking verlenen aan dat met controle belaste waarnemers en moeten kapiteins in overeenstemming handelen met opgelegde maatregelen. Voorts gelden de in artikelen 113, 114 en 122, van de uitvoeringsverordening controleverordening opgenomen verplichtingen, waar onder het aanwezig hebben van een loodsladders. De verplichting een loodsladder aan boord te hebben dient ertoe het overstappen door een inspecteur vanaf een inspectievaartuig op het te inspecteren vaartuig te vergemakkelijken. In bijlage XXIX bij deze verordening zijn de specifieke eisen opgenomen waaraan een loodsladder moet voldoen. In artikel 128 zijn de voor de naleving van die verplichtingen noodzakelijke bepalingen opgenomen.

Artikel 129 Handhavingmaatregelen

Artikel 129 strekt ertoe te bewerkstelligen dat de op grond van de artikelen 104 en 108 vastgestelde handhavingmaatregelen worden nageleefd.

Artikel 130 Puntensysteem voor ernstige inbreuken

Artikel 130 is gereserveerd voor de uitvoering van het in artikel 92 van de controleverordening en in de artikelen 125 tot en met 134 van de uitvoeringsverordening controleverordening neergelegde puntensysteem voor ernstige inbreuken, dat op grond van artikel 167 van de uitvoeringsverordening controleverordening met ingang van 1 januari 2012 van toepassing is.

Hoofdstuk 7. Toegangsregels derde landen, IUU en vangstdocumentatieregelingen

§ 1 Toegangsregels derde landen
Artikel 131 Toegangsregels derde landen

Zoals in paragraaf 2 van deze toelichting is aangegeven bevat verordening nr. 1006/2008 de controlevoorschriften voor vissersvaartuigen van derde landen en voor EU-vissersvaartuigen die buiten de EU-wateren vissen. De voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen zijn opgenomen in artikel 131.

§ 2 Invoer
Artikel 132 Invoerverbod tonijnsoorten uit bepaalde gebieden

Verordening nr. 827/2004 verbiedt de invoer in de Europese Unie van de Atlantische grootoogtonijn die van oorspong uit Bolivia, Cambodja, Georgië, Equatoriaal-Guinea en Sierra Leone komt. Ingevolge artikel 132 is het verboden in strijd met eze verordening te handelen.

§ 3 IUU en vangstdocumentatieregelingen

Zoals in paragraaf 2 is toegelicht is verordening nr. 1005/2008 (IOO-verordening) een van de drie verordeningen die tezamen met de controleverordening en verordening nr. 1006/2008 het controledrieluik van de Europese Unie vormt. De Europese uitvoeringsbepalingen van deze verordening zijn neergelegd in verordening nr. 1010/2009 (IOO-uitvoeringsverordening). In het licht van de doelstelling van de verordening om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen zien de IOO-verordening opgenomen voorschriften op de volgende onderdelen:

  • 1. een systeem van havenstaatcontrole waarbij IOO-vaartuigen van derde landen geen toegang krijgen tot EU-havens;

  • 2. een verbod op de invoer van IOO-vis door van de vlaggenstaat een certificaat te eisen dat de vis legaal is gevangen;

  • 3. ontwikkeling van een communautair alarmeringssysteem voor gevallen dat het vermoeden bestaat dat IOO-vis is opgespoord;

  • 4. opstelling van een lijst van vaartuigen (al dan niet onder een EU-vlag varend) die betrokken zijn bij IOO-visserij;

  • 5. verbod op de invoer van vis uit landen waarvan vaststaat dat zij niet meewerken aan de IOO-verordening.

Voorts bevat de verordening bepalingen over maatregelen die genomen moeten worden in elk van bovengenoemde gevallen. De voor de uitvoering van dit stelsel noodzakelijk voorschriften zijn in deze paragraaf opgenomen met inbegrip van de vangstdocumentatieregelingen die in een aantal separate EU-verordeningen zijn vastgelegd.

Artikel 133 Toegang tot havens en gebruik havendiensten vaartuigen derde landen

De in artikel 133 opgenomen bepalingen strekken ertoe uitvoering te geven aan de in hoofdstuk II van de IOO-verordening opgenomen voorschriften over de toegang en inspectie van vissersvaartuigen van derde landen in havens van lidstaten. Deze voorschriften hebben tot doel te voorzien in een adequate controle op het legale karakter van de door vaartuigen uit derde landen op het grondgebied van de Europese Unie aangelande visserijproducten. Vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren, krijgen slechts toegang tot vooraf – op grond van artikel 5, eerste lid – door de lidstaten aangewezen havens als zij voor het binnenvaren van de haven een kennisgeving doen, waarbij ze precieze en door hun vlaggenstaat gevalideerde informatie moeten verstrekken over het legale karakter van hun vangsten. Deze mededeling moet ingevolge artikel 6 van de IOO-verordening ten minste drie werkdagen voor de geschatte aankomsttijd worden gedaan, behoudens indien het aanlandingen van verse visserijproducten betreft, in welk geval de termijn op grond van artikel 1 van de IOO-uitvoeringsverordening 4 uur bedraagt.

Vaartuigen uit derde landen die niet aan de in de verordening vastgelegde voorschriften voldoen, mogen de havens van de lidstaten niet binnen, krijgen geen toegang tot de havendiensten en mogen geen activiteiten op het gebied van aanlanding, overlading of be- of verwerking aan boord ontplooien.

Voorts moeten deze vaartuigen voordat de aanlandings- en overladingsactiviteiten beginnen, op grond van artikel 8 van de IOO-verordening een aangifte indienen. Indien de op grond van de artikelen 9 en 10 van de IOO-verordening uitgevoerde haveninspecties uitwijzen dat een vissersvaartuig van een derde land IOO-visserij heeft bedreven, verkrijgt dit vaartuig geen toestemming om zijn vangst aan te landen of over te laden. De aan het binnenvaren van de haven voorafgaande kennisgeving en de aangifte van aanlanding of overlading moeten op grond van artikel 133, derde en vijfde lid, worden ingediend bij de meldkamer van de AID. Voor de aangifte van aanlanding of overlading moet het in de IOO-uitvoeringsverordening vastgestelde formulier worden gebruikt.

Artikel 134 Vangstcertificaten bij invoer

Op grond van de IOO-verordening is het verboden visserijproducten die afkomstig zijn van IOO-visserij met de Europese Unie te verhandelen. Om dat verbod doeltreffend te maken en te garanderen dat alle verhandelde visserijproducten die worden ingevoerd in of uitgevoerd uit de Europese Unie zijn geoogst in overeenstemming met de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen en, in voorkomend geval, de andere relevante voorschriften die voor het betrokken vissersvaartuig gelden, voorziet hoofdstuk II van de verordening in een certificeringsregeling die geldt voor elke handel in visserijproducten met de Europese Unie. Met de deze certificeringsregeling kunnen visproducten beter worden getraceerd, hetgeen noodzakelijk is om te zorgen dat zo weinig mogelijk illegale vis op de markt komt.

Invoer van visserijproducten in de Europese Unie, met uitzondering van de producten die zijn opgenomen in bijlage I bij de IOO-verordening, is op grond van artikel 12, tweede lid, van de IOO-verordening slechts toegestaan indien een certificaat wordt overgelegd. De verordening verplicht daarvoor gebruik te maken van het bij die verordening vastgestelde model-certificaat. Dat vangstcertificaat moet de in het vierde lid van voornoemd artikel opgenomen informatie bevatten waarmee het legale karakter van de betrokken producten wordt aangetoond. Het certificaat moet ingevolge artikel 12, derde lid, van de IOO-verordening door de vlaggenstaat van de vissersvaartuigen die de betrokken vis hebben gevangen, zijn gevalideerd. Op grond van artikel 20 van de IOO-verordening mogen vlaggenstaten uitsluiten vangstcertificaten valideren als zij de Commissie een kennisgeving hebben verstrekt waarin onder meer is gecertificeerd dat de desbetreffende staat een relevante controleregeling heeft ingesteld. Ook vangstdocumenten die zijn gevalideerd overeenkomstig een door een regionale organisatie voor visserijbeheer vastgestelde vangstdocumentatieregeling worden ingevolge artikel 13 van de IOO-verordening als vangstcertificaat aangemerkt, onder de voorwaarde dat de desbetreffende vangstdocumentatieregeling is opgenomen in bijlage V bij de IOO-Uitvoeringsverordening.

Ook bij indirecte invoer, waarvan sprake is indien visserijproducten voordat zij het grondgebied van de Europese Unie bereiken in een ander land dan de vlaggenstaat zijn vervoerd of be- of verwerkt, gelden op grond van artikel 14 specifieke eisen om te garanderen dat op het grondgebied van de Europese Unie geen andere producten aankomen dan die waarvan het legale karakter door de vlaggenstaat is gevalideerd. Zo moet bij niet bewerkte producten naast het door de vlaggenstaat gevalideerde vangstdocument gedocumenteerd bewijs worden overgelegd waaruit blijkt dat de visserijproducten geen behandelingen hebben ondergaan en dat ze in het derde land onder toezicht van de bevoegde autoriteiten zijn gebleven. Bewerkte producten moeten vergezeld gaan van een door het be- of verwerkingsbedrijf in dat derde land opgestelde en door de bevoegde autoriteiten van dat land bekrachtigde verklaring en het oorspronkelijke vangstcertificaat of, indien de bewerkte zending een gedeelte van de vangst betreft, een kopie van de desbetreffende oorspronkelijke vangstcertificaten. Indien niet voldaan is aan de in de IOO-verordening met betrekking tot het vangstcertificaat gestelde voorwaarden, wordt de invoer van de desbetreffende visserijproducten op grond van artikel 18 van de IOO-verordening geweigerd.

In artikel 134, eerste en derde lid, een aantal verboden opgenomen die verband houden met de voorschriften die de IOO-verordening aan de invoer van visserijproducten in de Europese Unie stelt. Deze verboden zijn noodzakelijk met het oog op de handhaving van de desbetreffende bepalingen in de IOO-verordening. Het vierde lid beoogd te voorzien in een basis om de opslagkosten van visserijproducten overeenkomstig artikel 17, zevende lid van de IOO-verordening ten laste te brengen van de marktdeelnemer.

In voornoemde bijlage V bij de IOO-Uitvoeringsverordening zijn een aantal vangstdocumentatieregeling opgenomen die zien op een aantal tonijnsoorten en op Dissostichus spp, ook wel bekend als tandvis. Als gevolg daarvan voldoen degenen die ervoor kiezen de in die regelingen bedoelde vangstcertificaten te hanteren aan de verplichtingen zoals deze zijn neergelegd in de IOO-verordening. Deze keuzemogelijkheid gaat er echter aan voorbij dat de vangstdocumentatieregelingen zijn vastgesteld in een drietal EU-verordeningen op grond waarvan het gebruik van de aldaar vastgestelde documenten verplicht is. Teneinde buiten twijfel te stellen dat betrokkenen gehouden zijn de in die verordeningen voorgeschreven vangstdocumenten te gebruiken, is in artikel 134, tweede lid, de verplichting opgenomen dat indien de invoer betrekking heeft op de in verordening nr. 620/2010 en verordening 1984/2003 genoemde tonijnsoorten of van Dissostichu spp. als bedoeld in verordening nr. 1035/2001, voor deze invoer gebruik moet worden gemaakt van het in die verordeningen voorgeschreven vangstdocument, dat overeenkomstig de in die verordening opgenomen voorschriften is ingevuld en gevalideerd.

Artikel 135 Vangstcertificaten bij aanlanding of overlading door EU-vissersvaartuigen en bij interne verhandeling

In artikel 135 zijn de in verordening nr. 640/2010 en in verordening 1984/2003 opgenomen voorschriften met betrekking tot het gebruik van een vangstcertificaat onderscheidenlijk vangstdocument bij aanlanding of overlading van blauwvintonijn onderscheidenlijk Dissostichu spp. verankerd. Voorts bevat dit artikel de noodzakelijke bepaling voor de naleving van de in verordening nr. 640/2010 opgenomen verplichting dat zogenoemde blauwvintonijn ook bij interne handel – waaronder op grond van artikel 2, onderdeel b, van die verordening onder meer handel in lidstaten of tussen lidstaten van door EU-vaartuigen aangelande tonijn wordt verstaan – voorzien moet zijn van een door de bevoegde autoriteit gevalideerd vangstdocument. De bevoegde autoriteit in dit verband is ingevolge het tweede lid van artikel 135 de minister.

Artikel 136 Bevoegde autoriteit

In artikel 136 is de minister in het kader van de IOO-verordening aangewezen als bevoegde autoriteit bij wie in het geval van invoer de vangstcertificaten ingediend moeten worden alsmede de overige ter zake van de invoer in de Europese Unie in de IOO-verordening voorgeschreven documenten, zoals deze zijn toegelicht bij artikel 134. Op grond van het tweede lid is de minister tevens aangewezen als bevoegde instantie bij wie het zogenoemde statistisch document dat de invoer van grootoogtonijn en zwaardvis vergezeld, moet worden afgegeven.

Artikel 137 Erkende marktdeeldemers

Op basis van de IOO-verordening geldt als hoofdregel dat de invoer van visserijproducten in de Europese Unie slechts toegestaan is indien een certificaat wordt overgelegd. Erkende marktdeelnemers hoeven de certificaten op grond van artikel 16, tweede lid, van de IOO-verordening niet te overleggen, maar slechts ter beschikking van de autoriteiten te houden met het oog op de controle. Artikel 137 bevat de voorschriften die verband houden met de erkende marktdeelnemer, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de IOO-verordening. De voorschriften die specifiek zien op de aanvraag, verlening, schorsing en intrekking van de erkenning zijn opgenomen in de artikelen 9 tot en met 30 van de IOO-uitvoeringsverordening. De minister is ingevolge artikel 137 de bevoegde autoriteit om erkenningen te verlenen en zo nodig te schorsen of in te trekken. Een aanvraag voor een erkenning dient derhalve op grond van het tweede lid van dat artikel te worden ingediend bij de minister, overeenkomstig het model dat is opgenomen in bijlage VII bij de IOO-uitvoeringsverordening.

Eén van de criteria voor het verkrijgen van de status van erkend marktdeelnemer is op grond van artikel 16, derde lid, onderdeel b, van de IOO-verordening dat de importeur een toereikend aantal invoeroperaties met een toereikend volume moet verrichten. Op grond van artikel 10, tweede lid, van de IOO-uitvoeringsverordening bepaalt elke lidstaat de minimumdrempel voor het aantal invoeroperaties. Hieraan is uitvoering gegeven in het zesde lid, waarin het aantal minimumoperaties is vastgesteld op 50. Dit getal is gebaseerd op een analyse van de Nederlandse doelgroep en cijfers van de douane. Voorts staat het minimumaantal van 50 invoeroperaties in verhouding met de lasten die gemoeid gaan met het verlenen van de status van erkend marktdeelnemer. Het betekent feitelijk dat een importeur die in aanmerking wil komen voor de status van erkend marktdeelnemer – naast de overige criteria uit voornoemde verordeningen – wekelijks moet importeren.

Erkende marktdeelnemers zijn voorts op grond van artikel 22, vijfde lid, van de IOO-verordening gehouden de ingediende originele vangstcertificaten minimaal drie jaar te bewaren. De ter handhaving van dit voorschrift noodzakelijke bepaling is opgenomen in het zevende lid.

Artikelen 138 en 139 Vangstcertificaten bij uitvoer en wederuitvoer

De uitvoer van vangsten van vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, moet op grond van artikel 15 van de IOO-verordening eveneens vergezeld gaan van een vangstcertificaat indien dit in het kader van de samenwerking met derde landen is vereist. Dit voorschrift geldt ook indien de visserijproducten worden uitgevoerd naar een derde land om daar een vorm van bewerking te ondergaan, waarna ze opnieuw in de Europese Unie worden ingevoerd. Zoals bij artikel 134 is toegelicht is het ingevolge artikel 14 van de IOO-verordening immers vereist dat de bewerkte producten indien ze opnieuw worden ingevoerd, voorzien zijn van (een kopie van) het oorspronkelijk vangstcertificaat. De gevalideerde vangstcertificaten moeten op grond van artikel 16 van de IOO-verordening door de importeur ten minste drie werkdagen vóór de geschatte tijd van aankomst op de plaats van binnenkomst op het grondgebied van de Europese Unie aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat worden overgelegd. Indien het transport plaatsvindt met een van de in bijlage VI bij de Uitvoeringsverordening genoemde transportmiddelen kan de in die bijlage vermelde termijn worden gehanteerd. Tot slot moeten bij de wederuitvoer van visserijproducten die onder dekking van een vangstcertificaat zijn ingevoerd, door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waaruit de wederuitvoer moet plaatsvinden de afdeling ‘wederuitvoer’ van het vangstcertificaat of van een kopie van dat vangstcertificaat wanneer de desbetreffende visserijproducten slechts een gedeelte vormen van de ingevoerde producten, worden ingevuld.

De artikelen 138 en 139 bevatten de verboden die noodzakelijk zijn met het oog op de handhaving van ter zake van de uitvoer of wederuitvoer uit de Europese Unie in de artikelen 15 en 21 van de IOO-verordening opgenomen voorschriften. De minister is in deze artikelen aangewezen als bevoegde autoriteit om de vangstcertificaten voor uitvoer of het wederuitvoergedeelte op het oorspronkelijk vangstcertificaat te valideren.

In het geval dat de uitvoer of wederuitvoer betrekking heeft op de in verordening nr. 640/2010 en verordening 1984/2003 genoemde tonijnsoorten of van Dissostichu spp. als bedoeld in verordening nr. 1035/2001, moet gebruik worden gemaakt van de in verordening 640/2010, verordening 1984/2003 onderscheidenlijk verordening nr. 1035/2001 voorgeschreven documenten.

Artikel 140 Maatregelen tegen bij IUU betrokken vaartuigen en staten

Op grond van artikel 4, tweede lid, van de IOO-verordening is de toegang tot de havens van lidstaten, de toegang tot havendiensten en het in die havens verrichten van aanlandings- of overladingsactiviteiten verboden voor vissersvaartuigen van derde landen die niet aan de IOO-verordening voldoen. Ingevolge het derde en vierde lid van dat artikel zijn overladingen op zee tussen vaartuigen van derde landen of van vaartuigen van derde landen met EU-vaartuigen verboden.

Om de controleautoriteiten in de lidstaten te helpen bij hun taak toezicht te houden op het legale karakter van de visserijproducten die met de Europese Unie worden verhandeld en ook om de communautaire marktdeelnemers te kunnen waarschuwen, voorziet hoofdstuk IV van de IOO-verordening in een communautair alarmeringssysteem om, in voorkomend geval, informatie te verspreiden over gegronde twijfel aan de naleving door bepaalde derde landen van de geldende instandhoudings- en beheersregels. Voorts is in hoofdstuk V van de IOO-verordening voorzien in de bevoegdheid van de Commissie om een vaartuig dat de vlag van een derde land voert, op de communautaire lijst van IOO-vaartuigen te plaatsen, wanneer er op basis van de verkregen informatie voldoende gronden zijn om te oordelen dat dat vissersvaartuig IOO-visserij heeft bedreven en dat de bevoegde vlaggenstaat niet doeltreffend tegen die IOO-visserij is opgetreden. Ingevolge hoofdstuk VI van de IOO-verordening kan de Commissie derde landen op de lijst van niet-medewerkende derde landen opnemen indien is komen vast te staan dat zij niet meewerken aan de IOO-verordening. Op grond van artikel 36 kan de Commissie noodmaatregelen vaststellen indien er bewijs is dat de door een derde land vastgestelde maatregelen afbreuk doen aan de door een regionale visserijorganisatie aangenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen.

Ten aanzien van vissersvaartuigen en staten die bij IOO-visserij zijn betrokken gelden de in hoofdstuk VII voorgeschreven maatregelen. Zo moeten lidstaten ter beperking van verdere visserijactiviteiten door die vaartuigen, die zijn opgenomen in de communautaire lijst van IOO-vaartuigen, de in artikel 37 van de IOO-verordening opgenomen maatregelen treffen. Ten aanzien van op de lijst van niet- medewerkende derde landen gelden de in artikel 38 opgenomen maatregelen. Omdat het onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenstaat, van essentieel belang is dat onderdanen van de lidstaten effectief worden weerhouden van medewerking aan of ondersteuning van IOO-visserij door vissersvaartuigen die de vlag van een derde land voeren en vissen buiten de Europese Unie, gelden ten aanzien van die onderdanen de in hoofdstuk VIII opgenomen maatregelen.

In artikel 140 wordt voorzien in de bepalingen die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de in artikel 4 van de IOO-verordening opgenomen voorschriften, van de krachtens de artikel 36 door de Commissie vast te stellen noodmaatregelen en van de krachtens de hoofdstukken VII en VIII van de IOO-verordening geldende maatregelen.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 141 Bijhouden gegevens

In artikel 141 is ten algemene geregeld dat gegevens die op grond van deze regeling of op grond van de Europese verordeningen ter uitvoering waarvan deze regeling strekt, moeten worden bijgehouden of moeten worden verstrekt, volledig, tijdig en naar waarheid moeten worden bijgehouden of moeten worden verstrekt. Hiermee wordt mede uitvoering gegeven aan artikel 109, tweede lid, van de controleverordening, op grond waarvan lidstaten ervoor moeten zorgen dat alle overeenkomstig deze verordening geregistreerde gegevens correct en volledig zijn en worden ingediend in overeenstemming met de in het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgelegde termijnen.

Artikel 142 Medebewind Productschap Vis

Artikel 62, eerste lid, van de controleverordening schrijft voor dat visserijproducten slechts mogen worden afgezet als de koper van die producten van een vaartuig bij de eerste verkoop, geregistreerd is bij de autoriteiten van de lidstaat. Deze registratie werd door het Productschap Vis verzorgd. Deze praktijk wordt onder de huidige regeling voortgezet. Hiertoe wordt in artikel 142 medebewind gevorderd van het productschap. De in dit artikel gevorderde medewerking strekt zich ook uit over het valideren van vangstcertificaten van vangsten garnalen en platvis die worden uitgevoerd naar derde landen. Dit betekent een voortzetting van de taak die het productschap op grond van artikel 34f van de Regeling eisen, administratie en registratie inzake uitoefening visserij, in medebewind uitoefende. Deze taken zien niet op het valideren van vangstcertificaten met het oog op wederuitvoer. Hiervoor blijft – ook indien het garnalen of platvis betreft – de minister de bevoegde autoriteit.

In het vijfde lid is voorzien in een aanwijzingsbevoegdheid aan de minister. De minister is immers verantwoordelijk voor de uitvoering van beide EU-verordeningen en moet deze Europese verantwoordelijkheid in de praktijk kunnen waarmaken.

Artikel 144 Overgangsbepalingen

Dit artikel bevat het overgangsrecht. Volledigheidshalve is opgenomen dat contingenten die golden op grond van de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij gelden als een recht op een contingent voor de onderhavige regeling. Voor het overige wordt bepaald dat documenten, uitgegeven op basis van een van de ingetrokken regelingen, geldig blijven.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

BIJLAGE BIJ DE TOELICHTING

Regeling eisen, administratie en registratie zeevisserij

Uitvoeringsregeling zeevisserij

artikel 1

 

eerste lid

 

onderdeel a

artikel 1, eerste lid

onderdeel b

onderdeel c

onderdeel d

artikel 1, eerste lid

onderdeel e

artikel 1, eerste lid

onderdeel f

onderdeel g

onderdeel h

onderdeel i

artikel 1, eerste lid

onderdeel j

onderdeel k

onderdeel l

onderdeel m

onderdeel n

artikel 1, eerste lid

onderdeel o

artikel 1, eerste lid

tweede lid

 

onderdeel a

onderdeel b

onderdeel c

onderdeel d

artikel 1, tweede lid

onderdeel e

artikel 1, tweede lid

onderdeel f

artikel 1, tweede lid

onderdeel g

artikel 1, tweede lid

onderdeel h

artikel 1, tweede lid

onderdeel i

onderdeel j

onderdeel k

artikel 1, tweede lid

onderdeel l

artikel 1, tweede lid

onderdeel m

artikel 1, tweede lid

onderdeel n

artikel 1, tweede lid

onderdeel o

artikel 1, tweede lid

onderdeel p

artikel 1, tweede lid

artikel 2

 

eerste lid

tweede lid

artikel 2, eerste lid

artikel 3

artikel 4

artikel 4

artikel 5

artikel 6

artikel 7

artikel 101

artikel 8

artikel 128, eerste lid

artikel 9

artikel 101

artikel 10

artikel 5

artikel 11

artikel 12

artikel 101

artikel 13

artikel 101

artikel 14

artikel 101

artikel 15

 

eerste lid

artikel 104, eerste lid

tweede lid

artikel 104, tweede lid

derde lid

artikel 104, eerste lid

vierde lid

artikel 104, tweede lid

artikel 16

artikel 17

artikel 124, eerste lid

artikel 18

artikel 19

 

eerste lid

artikel 104, vierde lid

tweede lid

artikel 104, vijfde lid

derde en vierde lid

artikel 104, eerste lid

vijfde lid

artikel 104, zesde lid

zesde lid

artikel 104, eerste lid

zevende lid

artikel 19a

 

eerste lid

artikel 105, eerste, tweede en derde lid lid

tweede lid

derde lid

artikel 105, eerste en tweede lid

vierde, vijfde en zesde lid

artikel 105, eerste lid

zevende lid

artikel 19b

 

eerste lid

artikel 105, eerste lid

tweede lid

artikel 105, derde lid

derde lid

vierde lid

artikel 105, eerste lid

artikel 19c

artikel 111

artikel 20

artikel 104, eerste lid

artikel 21

artikel 22

 

eerste lid

artikel 104, eerste lid

tweede lid

artikel 108, eerste lid

derde lid

artikel 23

artikel 104, eerste lid

artikel 24

artikel 90, eerste lid

artikel 24a

artikel 121

artikelen 25, 26, 27 en 28

artikel 90, tweede tot en met zevende lid

artikel 29

 

eerste lid

artikel 125, tweede lid

tweede lid

artikelen 125, eerste lid, 1265, eerste lid en 127, eerste lid

derde en vierde lid

artikel 125, derde lid

vijfde lid

artikel 126, eerste lid

zesde lid

artikel 127, eerste lid

zevende lid

artikel 121, derde lid

achtste lid

negende lid

artikel 125, eerste lid

tiende lid

artikel 121

elfde lid

artikel 126, tweede lid

artikel 29a

 

eerste lid

artikel 123

tweede lid

derde lid

artikel 142, eerste en tweede lid

vierde lid

vijfde lid

artikel 142, vijfde lid

artikel 29b

artikel 125, eerste lid

artikel 30

 

eerste lid

artikel 127, eerste lid

tweede lid

derde lid

artikel 31

artikel 127, eerste lid

artikel 32

artikel 33

artikel 124, eerste en tweede lid

artikel 33a

artikel 33b

artikel 33c

artikel 116

artikel 34

artikel 124

artikel 34a

artikel 134

artikel 34aa

artikel 135

artikel 34b

artikel 136

artikel 34c

artikel 137

artikel 34d

artikel 138

artikel 34e

artikel 139

artikel 34f

artikel 142

artikel 35

artikel 36

artikel 128

artikel 37

artikel 141

Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij

Uitvoeringsregeling zeevisserij

artikel 1

 

eerste lid

 

onderdeel a

onderdeel b

onderdeel c

artikel 1, eerste lid

onderdeel d

artikel 1, eerste lid

onderdeel e

onderdeel f

onderdeel g

artikel 1, eerste lid

onderdeel h

artikel 1, eerste lid

onderdeel i

artikel 1, eerste lid

onderdeel j

onderdeel k

artikel 1, eerste lid

onderdeel l

onderdeel m

artikel 1, eerste lid

onderdeel n

artikel 1, eerste lid

onderdeel o

artikel 1, tweede lid

onderdeel p

artikel 1, tweede lid

onderdeel q

artikel 1, tweede lid

onderdeel r

onderdeel s

artikel 1, tweede lid

onderdeel t

artikel 1, tweede lid

onderdeel u

artikel 1, tweede lid

onderdeel v

artikel 1, tweede lid

onderdeel w

onderdeel x

artikel 1, eerste lid

tweede lid

artikel 2, eerste lid

artikel 1a

 

eerste lid

artikel 129, tweede lid

tweede lid

artikel 140, vijfde lid

artikel 2

 

eerste lid

artikel 10, eerste lid

tweede lid

artikel 10, tweede lid

derde lid

artikel 10, derde lid

vierde lid

artikel 10, vierde lid

vijfde lid

artikel 10, derde lid

artikel 3

 

eerste lid

artikel. 10, tweede lid, onderdelen a en b

onderdeel a

artikel 11, eerste lid, onderdeel a

onderdeel b

artikel 11, eerste lid, onderdeel b

tweede lid

 

artikel 4

 

eerste lid

artikel 12, eerste lid

tweede lid

artikel 12, derde lid

derde lid

artikel 12, tweede lid

vierde lid

artikel 12, derde lid

artikel 5

artikel 79

artikel 5a

artikel 80

artikel 6

artikel 120

artikel 7

artikel 113, tweede lid

artikel 8

artikel 89

artikel 9

 

eerste lid

artikel 56

tweede lid

 

onderdeel a

artikel 85, eerste lid

onderdeel b

artikel 85, tweede lid

derde lid

artikel 85, derde lid

artikel 9a

 

eerste lid

artikel 140, eerste lid

tweede lid

artikel 140, tweede lid

derde lid

artikel 140, derde lid

vierde lid

artikel 140, vierde lid

vijfde lid

artikel 140, zesde lid

artikel 10

artikelen 21 en 22

artikel 10a

artikel 28

artikel 11

artikel 29

artikel 12

artikel 30

artikel 13

 

eerste lid

artikel 31, eerste lid en 32, eerste lid

tweede lid

artikel 31, tweede lid

derde lid

 

onderdelen a en b

artikel 33, eerste lid, onderdeel a

onderdeel c

artikel 33, eerste lid, onderdeel b

vierde lid

artikel 33, eerste lid, onderdeel c

vijfde lid

artikel 33, tweede lid

zesde lid

artikel 34, eerste lid

zevende lid

artikel 34, tweede lid

achtste lid

artikelen 1, eerste lid en 33, eerste lid

negende lid

artikel 34, derde lid

artikel 14

artikel 35

artikel 15

 

eerste en tweede lid

artikel 36, eerste lid

derde lid

artikel 36, tweede lid

vierde lid

artikel 36, derde lid

artikel 16

artikel 37

artikel 17

artikel 38

artikel 18

artikel 23

artikel 19

 

eerste lid

artikel 107, eerste lid

tweede lid

artikel 24, eerste lid

derde lid

artikel 24, tweede lid

vierde lid

artikel 24, derde lid

artikel 20

artikel 39

artikel 21

artikel 40

artikel 22

 

eerste lid

artikel 41, eerste lid

tweede lid

artikel 41, tweede lid

derde lid

artikel 42, eerste lid, onderdeel a

vierde lid

artikel 42, tweede lid

vijfde lid

artikel 42, derde lid

zesde lid

artikel 42, eerste lid, onderdeel b

zevende lid

artikel 41, vierde lid

achtste lid

artikel 41, vijfde lid

negende lid

artikel 43, eerste lid

tiende lid

artikel 41, derde lid

elfde lid

artikel 43, tweede lid

artikel 23

artikel 44

artikel 24

 

eerste lid

artikel 45, eerste lid

tweede en derde lid

artikel 45, tweede lid

vierde lid

artikel 45, derde lid

artikel 25

 

eerste en derde lid

artikel 46, eerste lid

tweede lid

artikel 46, tweede lid

vierde lid

artikel 46, derde lid

vijfde lid

artikel 46, vierde lid

artikel 26

 

eerste tot en met vierde lid

artikel 25

vijfde lid

artikel 27

artikel 26

artikel 28

artikel 27

artikel 29

artikelen 25, eerste lid, onderdeel b, en 26, eerste lid, onderdeel b

artikel 30

artikel 47

artikel 31

artikel 48

artikel 32

artikel 49

artikel 33

 

eerste lid

artikel 16, eerste lid

tweede lid

 

onderdeel a

artikel 16, tweede lid, onderdeel c en 94, tweede lid

onderdeel b

artikel 16, tweede lid, onderdeel a

onderdeel c

onderdeel d

artikel 16, tweede lid, onderdeel b

derde lid

 

onderdeel a

artikel 99, eerste lid, onderdeel a

onderdeel b

artikel 99, eerste lid, onderdeel b

onderdelen c en d

artikel 99, eerste lid, onderdeel c

vierde lid

artikel 16, derde lid

vijfde lid

artikel 98, derde en vierde lid

zesde lid

artikel 99, tweede lid

artikel 34

 

eerste lid

artikel 17

tweede lid

artikel 18, eerste lid

derde lid

artikel 18, tweede lid

vierde lid

artikel 18, derde lid

artikel 35

artikel 19

artikel 36

 

eerste lid

artikel 110, tweede lid

tweede lid

artikel 110, derde lid

derde lid

artikel 110, vierde lid

vierde lid

artikel 110, vijfde lid

vijfde lid

artikel 110, eerste lid

zesde lid

artikel 110, zesde lid

zevende lid

artikel 110, zevende lid

achtste lid

artikelen 104, eerste lid en 111

artikel 37

artikel 112

artikel 37a

 

eerste lid

artikel 81, eerste lid

tweede lid

artikel 81, eerste lid

derde lid

artikel 81, eerste lid

vierde lid

artikel 82

vijfde lid

artikel 83, eerste lid

zesde lid

artikel 83, tweede lid

zevende lid

artikel 83, derde lid

achtste lid

artikel 81, vierde lid

artikel 37b

artikel 84

artikel 37c

artikel 113, eerste lid

artikelen 38, 39, 40 en 41

artikel 60

Regeling stelselmatige controle bij aanlanding 1988

Uitvoeringsregeling zeevisserij

artikel 1

 

eerste lid

 

onderdeel a

onderdeel b

artikel 1, eerste lid

onderdeel c

artikel 1, eerste lid

onderdeel d

artikel 1, eerste lid

onderdeel e

artikel 1, tweede lid

onderdeel f

artikel 1, tweede lid

onderdeel g

artikel 1, tweede lid

tweede lid

artikel 2, tweede lid

derde lid

vierde lid

artikel 2

 

eerste en tweede lid

artikel 6, eerste lid

derde lid

artikel 8, vierde lid

vierde lid

 

onderdeel a

artikel 6, tweede lid, onderdeel b

onderdeel b

artikel 6, tweede lid, onderdeel c

onderdeel c

artikel 6, tweede lid, onderdeel a

onderdeel d

artikel 6, tweede lid, onderdeel b

onderdeel e

artikel 6, tweede lid, onderdeel c

vijfde lid

artikel 8, vijfde lid

zesde en zevende lid

artikel 8, zesde lid

achtste lid

artikel 124, tweede lid

negende lid

tiende lid

artikel 78, tweede lid

artikel 2a

 

eerste lid

artikel 6, tweede lid, onderdeel a

tweede lid

artikel 7, tweede lid, onderdeel a

artikel 3

 

eerste lid

artikel 8, eerste lid

tweede lid

artikel 8, tweede lid

vijfde lid

artikel 7, eerste en derde lid

zesde lid

artikel 8, derde lid

zevende lid

 

onderdelen a en b

artikel 7, tweede lid

onderdeel c

artikel 7, vierde lid

achtste lid

negende lid

artikel 106, eerste lid

tiende lid

artikel 133, derde lid

elfde lid

artikel 106, eerste lid

twaalfde lid

vijftiende lid

zestiende lid

artikel 63, vierde lid

zeventiende lid

artikel 75, eerste lid

achttiende en negentiende lid

artikel 106, eerste lid

artikel 3a

 

eerste lid

artikel 107, eerste en tweede lid

tweede lid

artikel 107, derde lid

derde lid

vierde lid

artikel 107, vierde lid

artikel 3b

 

eerste lid

artikel 133, tweede lid

tweede lid

artikel 133, vierde lid

derde lid

artikel 133, derde lid

vierde lid

artikel 133, eerste lid

vijfde lid

artikel 133, vijfde lid

artikel 5

artikel 8, zevende lid

artikel 6

artikel 6, tweede lid, onderdeel d en artikel 7, tweede lid

Regeling technische maatregelen 2000

Uitvoeringsregeling zeevisserij

artikel 1

 

eerste lid

 

onderdeel a

artikel 1, eerste lid

onderdeel b

artikel 1, tweede lid

onderdeel c

artikel 1, tweede lid

onderdeel d

artikel 1, tweede lid

onderdeel e

onderdeel f

onderdeel g

onderdeel h

artikel 1, tweede lid

onderdeel i

onderdeel j

artikel 1, tweede lid

onderdeel k

artikel 1, tweede lid

onderdeel l

artikel 1, tweede lid

onderdeel m

artikel 1, eerste lid

onderdeel n

artikel 1, tweede lid

onderdeel o

artikel 1, tweede lid

onderdeel p

artikel 1, tweede lid

tweede lid

artikel 2, derde lid

artikel 2

 

eerste tot en met derde lid

artikel 53, eerste lid

vierde lid

artikel 86, eerste lid

vijfde lid

artikel 86, tweede lid

zesde lid

artikel 86, eerste lid

artikel 2a

 

eerste lid

artikel 57

tweede lid

artikel 2b

artikel 117

artikel 3

artikel 53, eerste lid

artikel 4

 

eerste lid

artikel 53, eerste lid

tweede lid

 

onderdelen a en b

artikel 53, eerste lid

onderdeel c

artikel 53, derde lid

derde lid

artikel 53, eerste lid

vierde lid

artikelen 5, 5a, 6 en 7

artikel 53, eerste lid

artikel 7a

 

eerste lid

artikel 54, eerste lid

tweede lid

artikel 54, eerste lid

derde lid

artikel 53, tweede lid

vierde lid

vijfde lid

artikel 54, tweede lid

artikel 7b

artikel 116, eerste lid

artikel 7c

artikel 13

artikel 7d

artikel 68

artikel 7e

artikel 20

artikel 7f

 

eerste lid

artikel 70

tweede lid

artikel 116, eerste lid

artikel 7g

artikel 117

artikel 8

 

eerste lid

artikel 53, eerste lid

tweede lid

 

onderdeel a

onderdeel b

artikel 53, vierde lid

derde lid

artikel 53, vijfde lid

vierde lid

artikel 53, zevende lid

artikel 9

artikel 53, eerste lid

artikel 10

artikel 102, eerste lid

artikel 10a

 

onderdeel a

artikel 102, eerste lid

onderdeel b

artikelen 10b en 10d

artikel 102, eerste en tweede lid

artikel 10e

artikel 102, derde lid

artikel 10f

artikel 102, tweede lid

artikel 12

 

eerste lid

artikel 69, eerste lid

tweede lid

artikel 69, tweede lid

derde lid

artikel 69, derde lid

vierde lid

 

onderdeel a

artikel 111

onderdeel b

artikel 104, eerste lid

onderdeel c

artikel 113

vijfde lid

artikel 131, eerste lid

artikelen 12a en 12b

artikel 77

artikel 12c

 

eerste tot en met derde lid

artikel 75, eerste lid

vierde lid

artikel 75, vijfde lid

vijfde lid

artikel 75, zesde lid

artikel 12d

artikel 15

artikel 12e

artikel 66

artikel 12f

artikel 59

artikel 12g

 

eerste lid

artikel 14, tweede lid

tweede lid

artikel 14, eerste lid

derde lid

artikel 14, zevende lid

vierde lid

artikel 14, derde lid

vijfde lid

artikel 14, vierde lid

artikel 12h

artikel 62

artikel 12i

artikel 53, eerste lid

artikel 12j

 

eerste lid

artikel 131, eerste lid

tweede lid

artikel 131, tweede lid

derde lid

artikel 131, eerste lid

vierde lid

artikel 131, tweede lid

vijfde lid

artikel 12k

 

eerste lid

tweede lid

artikel 132

derde lid

artikel 12l

artikel 73

artikelen 12m en 12n

artikel 58

artikel 12o

artikel 131, eerste lid

artikel 12p

 

eerste tot en met vierde lid

artikel 71, eerste lid

vijfde lid

artikel 71, derde en vierde lid

artikel 12q

artikel 76

artikel 12r

artikelen 107, eerste lid, 116, eerste lid, en 124, eerste lid

artikel 12s

 

eerste lid

artikel 63, eerste lid

tweede lid

artikel 63, tweede lid

artikel 12t

artikel 118

artikel 12u

 

eerste lid

artikel 119, eerste lid

tweede lid

artikel 119, tweede lid

artikel 12v

 

eerste lid

artikel 119, vierde lid

tweede lid

artikel 129

derde lid

artikel 119, vijfde lid

artikel 12w

artikel 119, derde lid

artikel 13

 

eerste lid

artikel 52, eerste lid

tweede lid

artikel 52, eerste lid

derde lid

vierde lid

artikel 65

artikel 13a

artikel 64

artikel 14

artikel 55

Regeling visvergunning

Uitvoeringsregeling zeevisserij

artikel 1

 

eerste lid

 

onderdeel a

onderdeel b

artikel 1, eerste lid

onderdeel c

onderdeel d

artikel 1, tweede lid

onderdeel e

artikel 1, tweede lid

onderdeel f

artikel 87, eerste lid

onderdeel g

artikel 1, eerste lid

onderdeel h

artikel 1, eerste lid

onderdeel i

artikel 1, eerste lid

onderdeel j

artikel 87, derde lid

onderdeel k

onderdeel l

artikel 1, eerste lid

onderdeel m

artikel 87, vijfde lid

tweede lid

artikel 2, tweede lid

derde lid

artikel 87, zesde lid

artikel 2

artikel 92

artikel 2a

 

eerste lid

artikel 93, eerste lid

tweede lid

artikel 93, tweede lid

derde lid

artikel 93, derde lid

vierde lid

artikel 93, vijfde lid

artikel 3

 

eerste lid

 

onderdeel a

artikel 96, eerste lid, onderdeel b

onderdeel b

artikel 96, eerste lid, onderdeel c

tweede lid

derde lid

artikel 96, derde lid

vierde lid

artikel 96, vierde lid

vijfde lid

artikel 96, vijfde lid

zesde lid

artikel 4

 

eerste lid

artikel 88, eerste lid

tweede lid

artikel 87, vierde lid en artikel artikel 88, tweede lid

derde lid

artikel 88, derde lid

vierde lid

artikel 88, vierde lid

artikel 5

artikel 114

artikel 6

artikel 94

artikel 7

artikel 95

artikel 8

artikel 78


X Noot
1

Bron: EUR-Lex indeling in het repertorium , hoofdstuk 04.10.

X Noot
2

COM (2009) 261.

X Noot
3

Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU L 343).

X Noot
4

Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEG L 261).

X Noot
5

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PbEU L 112).

X Noot
6

Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PbEU L 128).

X Noot
7

Verordening (EU) nr. 1225/2010 van de Raad van 13 december 2010 tot vaststelling, voor 2011 en 2012, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor visbestanden van bepaalde diepzeevissoorten (PbEU L 336).

X Noot
8

Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten (4) en Verordening (EG) nr. 2943/95 van de Commissie van 20 december 1995 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad (PBEG L 308).

X Noot
9

Verordening (EU) nr. 579/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen en Verordening (EG) nr. 1288/2009 van de Raad tot vaststelling van technische overgangsmaatregelen van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011.

X Noot
10

Verordening (EG) nr. 2791/1999 tot vaststelling van controlemaatregelen voor het gebied waarop het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan van toepassing is (PbEU L 337).

X Noot
11

Verordening (EU) nr. 237/2010 van de Commissie van 22 maart 2010 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden.

X Noot
12

Verordening (EG) nr. 1281/2005 van de Commissie van 3 augustus 2005 betreffende het beheer van de visvergunningen en de minimuminformatie welke deze moeten bevatten (PbEU L 203).

X Noot
13

Verordening (EG) nr. 1438/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 augustus 2003 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van het gemeenschappelijk vlootbeleid als omschreven in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (PbEG L 204).

X Noot
14

Verordening (EEG) nr. 1381/87 van de Commissie van 20 mei 1987 inzake uitvoeringsbepalingen met betrekking tot kentekens voor vissersvaartuigen en met betrekking tot documenten aan boord van die vaartuigen (PbEG L 132).

Naar boven