Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Staatscourant 2011, 22649 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Staatscourant 2011, 22649 | beleidsregel |
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
Gelet op de artikelen 6, 7, en 10 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken1, en artikel 2.5 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 20062;
Besluit:
1. Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.5 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 gelden voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 voor de volgende beleidsprioriteiten de als bijlage I bij dit besluit gevoegde beleidsregels:
a. Meer aandacht voor migratie in ontwikkelingsbeleid en voor ontwikkeling in migratiebeleid;
b. Institutionele ontwikkeling op het gebied van migratiemanagement;
c. Stimuleren van circulaire migratie/brain gain;
d. Versterken van de betrokkenheid van migrantenorganisaties;
e. Versterken van de relatie tussen geldovermakingen en ontwikkeling.
2. Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.5 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 gelden voor de periode, genoemd in het eerste lid, voor de beleidsprioriteit Bevorderen van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers de als bijlage II bij dit besluit gevoegde beleidsregels.
Voor de in artikel 1, eerste en tweede lid, genoemde periode geldt voor subsidieverlening in het kader van de in het eerste lid genoemde beleidsprioriteiten een subsidieplafond van EUR 3.000.000,00 en voor subsidieverlening in het kader van de in het tweede lid genoemde beleidsprioriteit een subsidieplafond van EUR 2.500.000,00.
Dit besluit zal met de daarbij behorende bijlagen en annexen in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
namens deze:
de Directeur-Generaal Consulaire Zaken en Bedrijfsvoering
M.T.G. van Daalen.
In de ‘beleidsnotitie Migratie en Ontwikkeling 2008’ worden zes beleidsprioriteiten benoemd, te weten:
a. Meer aandacht voor migratie in ontwikkelingsbeleid en voor ontwikkeling in migratiebeleid;
b. Institutionele ontwikkeling op het gebied van migratiemanagement;
c. Stimuleren van circulaire migratie/brain gain;
d. Versterken van de betrokkenheid van migrantenorganisaties;
e. Versterken van de relatie tussen geldovermakingen en ontwikkeling
f. Bevorderen van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers
Onderhavige beleidsregels hebben betrekking op de eerste vijf van deze beleidsprioriteiten.
Voor activiteiten die passen in deze prioriteitenstelling van de notitie Internationale Migratie en Ontwikkeling3 worden ODA-middelen ter beschikking gesteld lastens de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Middelen hiervoor zijn ondergebracht in het centrale fonds Migratie en Ontwikkeling.
Het programma zal worden ingericht conform de beleidsprioriteiten in de notitie, te weten4:
1. Meer aandacht voor migratie in ontwikkelingsbeleid en voor ontwikkeling in migratiebeleid.
2. Institutionele ontwikkeling op het gebied van migratiemanagement.
3. Stimuleren van circulaire migratie / brain gain.
4. Versterken van de betrokkenheid van migrantenorganisaties.
5. Versterken van de relatie tussen geldovermakingen en ontwikkeling.
Subsidies lastens het programma bedragen ten minste EUR 100.000,00. In totaal is voor 2012 voor activiteiten op het gebied van bovengenoemde prioriteiten een bedrag beschikbaar van EUR 3.000.000,00.
Om voor subsidieverlening lastens het plafond voor de prioriteiten 1 tot en met 5 in aanmerking te komen, dienen activiteiten bij te dragen aan ten minste één van bovengenoemde beleidsprioriteiten.
Activiteiten van structurele aard, zoals exploitatie, komen niet in aanmerking voor subsidie.
De voorstellen worden getoetst aan de volgende criteria:
− activiteiten dragen bij aan bovengenoemde beleidsprioriteiten;
− activiteiten zijn gericht op landen opgenomen in de OESO DAC landenlijst (zie Annex 1). Hierbinnen wordt, in geval van gelijksoortige activiteiten, op grond van artikel 8, derde lid, sub d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken prioriteit gegeven aan de landen opgenomen in Annex 2 bij deze bijlage5;
− activiteiten hebben een duurzaam/beklijvend karakter;
− prestaties (track record) van de aanvrager worden meegewogen bij de beoordeling van aanvragen;
− structurele kosten zoals reguliere exploitatiekosten en lidmaatschapskosten vormen geen subsidiabele kosten.
Least developed countries |
Other Low Income Countries (per capita GNI <= $1 005 in 2010) |
Lower Middle Income Countries and Territories (per capita GNI $1 006–$3 975 in 2010) |
Upper Middle Income Countries and Territories (per capita GNI $3 976–$12 275 in 2010) |
---|---|---|---|
Afghanistan Angola Bangladesh Benin Bhutan Burkina Faso Burundi Cambodia Central African Rep. Chad Comoros Congo, Dem. Rep. Djibouti Equatorial Guinea Eritrea Ethiopia Gambia Guinea Guinea Bissau Haiti Kiribati Laos Lesotho Liberia Madagascar Malawi Mali Mauritania Mozambique Myanmar Nepal Niger Rwanda Samoa São Tomé and Principe Senegal Sierra Leone Solomon Islands Somalia Sudan Tanzania Timor-Leste Togo Tuvalu Uganda Vanuatu Yemen Zambia |
Kenya Korea, Dem. Rep. Kyrgyz Rep. South Sudan Tajikistan Zimbabwe |
Armenia Belize Bolivia Cameroon Cape Verde Congo, Rep. Côte d’Ivoire Egypt El Salvador Fiji Georgia Ghana Guatemala Guyana Honduras India Indonesia Iraq Kosovo1 Marshall Islands Micronesia, Federated States Moldova Mongolia Morocco Nicaragua Nigeria Pakistan Papua New Guinea Paraguay Philippines Sri Lanka Swaziland Syria Tokelau2 Tonga Turkmenistan Ukraine Uzbekistan Vietnam West Bank and Gaza Strip |
Albania Algeria Anguilla2 Antigua and Barbuda Argentina Azerbaijan Belarus Bosnia and Herzegovina Botswana Brazil Chile China Colombia Cook Islands Costa Rica Cuba Dominica Dominican Republic Ecuador Former Yugoslav Republic of Macedonia Gabon Grenada Iran Jamaica Jordan Kazakhstan Lebanon Libya Malaysia Maldives Mauritius Mexico Montenegro Montserrat2 Namibia Nauru Niue Palau Panama Peru Serbia Seychelles South Africa St. Helena2 St. Kitts-Nevis St. Lucia St. Vincent and Grenadines Suriname Thailand Tunisia Turkey Uruguay Venezuela Wallis and Futuna2 |
Landen in het kader van het coherentiethema ‘migratie en ontwikkeling’ (Juni 2011)
Terugkeer1 |
Opvang en herintegratie van teruggekeerde alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s)1 |
Opvang in de regio |
---|---|---|
Algerije |
Afghanistan2 |
Djibouti |
Angola |
Angola |
Ethiopië2 |
Armenië |
Belarus |
Iran |
Burundi2 |
DRC |
Jemen2 |
China |
Eritrea |
Jordanië |
Egypte |
Guinee Conakry |
Kenia2 |
Ghana2 |
Irak |
Pakistan |
Guinee Conakry |
Nigeria |
Somalië (Somaliland/Puntland) |
India |
Sierra Leone |
Syrië |
Irak |
||
Iran |
||
Marokko |
||
Nigeria |
||
Sierra Leone |
||
Sri Lanka |
||
Zuid-Soedan2 |
||
Suriname |
||
Turkije |
Zowel afgewezen asielzoekers als illegalen. Inzet van OS-middelen voor terugkeer is volgens OESO-normen alleen mogelijk ten behoeve van vrijwillige terugkeer van ex-asielzoekers.
Betreft voorgestelde OS-partnerlanden (Focusbrief maart 2011). Tevens is aangegeven dat de huidige hulprelatie met Egypte, Suriname, Pakistan en DRC zal worden afgebouwd.
In de ‘beleidsnotitie Migratie en Ontwikkeling 2008’ worden zes beleidsprioriteiten benoemd, te weten:
a. Meer aandacht voor migratie in ontwikkelingsbeleid en voor ontwikkeling in migratiebeleid;
b. Institutionele ontwikkeling op het gebied van migratiemanagement;
c. Stimuleren van circulaire migratie/brain gain;
d. Versterken van de betrokkenheid van migrantenorganisaties;
e. Versterken van de relatie tussen geldovermakingen en ontwikkeling
f. Bevorderen van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers
In deze bijlage zijn beleidsregels opgenomen voor subsidieverlening in het kader van beleidsprioriteit 6 van de beleidsnotitie Internationale Migratie en Ontwikkeling 2008 van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Justitie6:
Bevorderen van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers (kortweg ‘vrijwillige terugkeer’).
Met deze beleidsregels wordt uitvoering gegeven aan:
Eén van de beleidsprioriteiten van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken op het terrein van migratie is het bevorderen van de vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers. Deze beleidsregels zijn ondersteunend aan het kabinetsbeleid voor terugkeer en ontwikkelingssamenwerking. Het betreft terugkeer naar alle landen van herkomst en alle ex-asielzoekers die passen binnen de hierna genoemde beoordelingscriteria. In het terugkeerbeleid wordt prioriteit verleend aan gezinnen met (minderjarige) kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
In voorgaande jaren werd aan vrijwillig terugkerende ex-asielzoekers ofwel financiële ondersteuning aangeboden, ofwel ondersteuning in natura, bijvoorbeeld opleiding, training, arbeidsbemiddeling, bemiddeling bij huisvesting en gezondheidszorg. Het streven naar duurzaamheid van de terugkeer en herintegratie komt in het bijzonder tot uiting in de ondersteuning in natura. Om te voorkomen dat een terugkeerder dit aanbod ongebruikt laat, is het voortaan mogelijk dat een ex-asielzoeker van beide vormen van ondersteuning gebruik maakt.
Lopende projecten voor de ondersteuning van de vrijwillige terugkeer van ex-asielzoekers die reeds door de rijksoverheid worden gefinancierd, vallen buiten deze beleidsregels. Daaronder vallen in elk geval projecten voor de financiële ondersteuning van ex-asielzoekers die willen terugkeren. Daarom wordt in dit subsidietijdvak geen subsidie verstrekt voor de uitvoering van de financiële ondersteuning bij vrijwillige terugkeer. Dit laat onverlet dat vrijwillig terugkerende asielzoekers recht hebben op het combineren van deze financiële steun met ondersteuning in natura.
Subdoelstellingen van het bevorderen van vrijwillige terugkeer zijn:
o het vergroten van kennis en inzicht op het gebied van vrijwillige terugkeer;
o het verkrijgen van meer inzicht in de effecten van de ondersteuning in natura;
o de ontwikkeling van de lokale gemeenschap waar terugkeerders zich vestigen, respectievelijk de acceptatie van terugkeerders in deze gemeenschap;
o het opzetten en verbeteren van samenwerking met non-gouvernementele organisaties in herkomstlanden;
o het opzetten en verbeteren van samenwerking met (autoriteiten van) landen van herkomst;
o het beperken van de instroom van migranten die geen uitzicht zullen hebben op verblijf in Nederland.
Subsidies in het kader van de ondersteuning van vrijwillige terugkeer van ex-asielzoekers zijn bedoeld voor vanuit Nederland opererende non-gouvernementele organisaties, die aantoonbare ervaring hebben met projecten voor vrijwillige terugkeer. Organisaties kunnen ook gezamenlijk een aanvraag indienen waarin zij de verschillende thema’s of regio’s van hun ervaring combineren. In dat geval treedt één van hen namens hen allen op als penvoerder, de andere zijn mede-indieners. Indien een dergelijke aanvraag wordt gehonoreerd, wordt de penvoerder de subsidieontvanger. Hij zal volledig verantwoordelijk en aanspreekbaar zijn voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten en voor de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.
Organisaties die geen aantoonbare ervaring hebben zoals hierboven bedoeld, komen voor het subsidietijdvak van deze beleidsregels niet als zelfstandige aanvrager of penvoerder in aanmerking voor een subsidie. Zij kunnen wel aan projecten meewerken als partner van organisaties die voor subsidie in aanmerking komen, of als mede-indiener optreden in een gezamenlijke aanvraag. Dit laatste geldt ook voor non-gouvernementele organisaties uit andere landen.
Internationale bij verdrag opgerichte/intergouvernementele organisaties kunnen geen subsidie ontvangen. Zij kunnen niettemin projectvoorstellen voor vrijwillige terugkeer indienen. Deze zullen aan dezelfde criteria worden getoetst als subsidieaanvragen voor vrijwillige terugkeer. Indien een
voorstel voor financiering in aanmerking komt, zal een arrangement worden gesloten.
Voor subsidieverlening in het kader van vrijwillige terugkeer geldt voor de periode 1 januari tot en met 31 december 2012 een subsidieplafond van EUR 2.500.000,00.
Indien een projectvoorstel van een internationale bij verdrag opgerichte/intergouvernementele organisatie voor vrijwillige terugkeer wordt goedgekeurd, zal indien nodig het subsidieplafond naar beneden worden bijgesteld met het oog op de financiering van het arrangement met de internationale/intergouvernementele organisatie, voor zover de middelen van het subsidieplafond nog niet zijn uitgeput. Een dergelijke verlaging zal uiteraard geen gevolgen hebben voor aanvragen die reeds waren ingediend op het moment van verlaging van het subsidieplafond.
Een aanvraag wordt opgesteld in het Nederlands of Engels en bevat in ieder geval de volgende documenten:
• Een uitgewerkt activiteitenplan (projectplan) met een overzicht van activiteiten, naar aard, omvang, fasering en onderling verband, in relatie tot de daarmee beoogde doelstellingen en meetbare resultaten en verwachte effecten, voor de eerstvolgende twaalf maanden van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd.
• Een duidelijke en uitgebreide begroting van het project, die inzicht geeft in de inkomsten, daaronder begrepen bijdragen van derden, en uitgaven gerelateerd aan de voorgenomen activiteiten van de eerstvolgende twaalf maanden van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd en die is voorzien in een postgewijze toelichting. Uit de begroting wordt in ieder geval duidelijk wat de kosten (begeleidingskosten en organisatiekosten) per ondersteunde ex-asielzoeker zijn.
• Een liqiditeitsprognose.
• Indien de activiteiten zich over een tijdvak van meer dan twaalf maanden uitstrekken gaat het activiteitenplan vergezeld van een globaal overzicht van werkzaamheden, doelstellingen, resultaten en verwachte effecten voor de resterende periode van het tijdvak.
• Indien de activiteiten zich over een tijdvak van meer dan twaalf maanden uitstrekken gaat de begroting vergezeld van een financiële raming voor de daaropvolgende periode.
Aanvragen dienen te worden gestuurd naar:
Stuurgroep Vrijwillige Terugkeer
p/a Dienst Terugkeer en Vertrek
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Postbus 20301
2500 EH Den Haag
Tegelijk dient een elektronische kopie van de schriftelijke aanvraag te worden gezonden naar het e-mailadres van de stuurgroep: svt@dtv.minbzk.nl.
Aanvragen voor een subsidie in het kader van vrijwillige terugkeer worden op volgorde van datum van ontvangst beoordeeld door de Stuurgroep Vrijwillige Terugkeer. Deze ambtelijke stuurgroep is ingesteld voor de beoordeling van projectvoorstellen en later ook de rapportages die zullen worden ingediend door de subsidieontvangers. In deze stuurgroep wordt het ministerie van Buitenlandse Zaken vertegenwoordigd door de afdeling Migratie en Asiel (DCM/MA) en het ministerie van Binnenlandse Zaken door de Directie Migratiebeleid (DMB) en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V).
Nadat de voorstellen zijn beoordeeld liggen de werkzaamheden voor de toekenning en afwijzing van gevraagde subsidies en vervolgens de controle en het toezicht op de uitvoering van de activiteiten door de subsidieontvanger bij de DT&V, als uitvoerder van het terugkeerbeleid. De DT&V stelt de subsidieverleningsbeschikkingen op, na goedkeuring door de stuurgroep, namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. De DT&V is verantwoordelijk voor het beheer van de subsidierelatie. De DT&V legt verantwoording af aan het ministerie van Buitenlandse Zaken.
De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke subsidieverstrekking. De aanvragen zullen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de maatstaven die in deze beleidsregels zijn neergelegd.
Aanvragen worden door de ambtelijke Stuurgroep Vrijwillige Terugkeer beoordeeld in volgorde van datum van ontvangst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de datum waarop de aanvraag is aangevuld geldt als de datum van ontvangst.
Behalve de criteria uit bovengenoemde wet- en regelgeving zijn bij de beoordeling van aanvragen de volgende criteria van toepassing.
1. Een aanvraag in het kader van deze beleidsregels voor vrijwillige terugkeer bedraagt ten minste EUR 100.000,00.
2. Projectvoorstellen zijn gericht op het bieden van ondersteuning in natura aan ex-asielzoekers die vrijwillig terugkeren naar hun land van herkomst, met het oog op hun duurzame herintegratie in dat land. Indien voor het bieden van deze ondersteuning infrastructuur in het land van herkomst moet worden opgezet of uitgebreid, is dit alleen mogelijk in landen in Annex 1 bij deze bijlage.
3. Deze projectvoorstellen kunnen daarnaast sub-activiteiten bevatten gericht op:
a. het vergroten van kennis en inzicht op het gebied van vrijwillige terugkeer, zoals het doen van onderzoek en het uitwisselen van ervaring en kennis met andere organisaties;
b. het verkrijgen van meer inzicht in de effecten van de ondersteuning in natura, zoals het tijdelijk monitoren van de herintegratie van ex-asielzoekers na terugkeer in het land van herkomst;
c. de ontwikkeling van de lokale gemeenschap waar terugkeerders zich vestigen, respectievelijk de acceptatie van terugkeerders in deze gemeenschap;
d. het opzetten en verbeteren van samenwerking met non-gouvernementele organisaties in herkomstlanden;
e. het opzetten en verbeteren van samenwerking met (autoriteiten van) landen van herkomst;
f. het beperken van de instroom van migranten die geen uitzicht zullen hebben op verblijf in Nederland, zoals voorlichting over de situatie in Nederland.
4. Projectvoorstellen betreffen terugkeer naar herkomstlanden die zijn opgenomen in de OESO DAC-landenlijst, met uitzondering van de landen zonder visumplicht9 dan wel de landen die worden uitgesloten van een subsidie in het kader van vrijwillige terugkeer wegens sterke aanwijzingen van aanzuigende werking (zie Annex 2 bij deze bijlage).
5. Het projectvoorstel ziet op de ondersteuning van ex-asielzoekers die voldoen aan de volgende kenmerken:
• Het betreft ex-asielzoekers die zich binnen de wettelijke vertrektermijn zoals bepaald in art. 62 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), dat wil zeggen maximaal 28 dagen nadat het rechtmatig verblijf is geëindigd, of binnen de termijn van een eventuele vrijheidsbeperkende maatregel zoals bepaald in art. 56 Vw, dat wil zeggen maximaal 12 weken op een vrijheidsbeperkende locatie10, aanmelden voor de ondersteuning;
• het betreft zowel legale als illegale ex-asielzoekers;
• ex-asielzoekers nemen deel aan niet meer dan één in natura ondersteuningsproject.
6. Voor zover het projectvoorstel ex-asielzoekers betreft die vrijwillig terugkeren vanuit vreemdelingendetentie, wordt de ondersteuning in natura aangeboden in het land van herkomst.
7. De ondersteuning in natura dient zich te richten op thema’s die de herintegratie bevorderen, bijvoorbeeld opleiding, training, arbeidsbemiddeling, bemiddeling bij huisvesting en gezondheidszorg.
8. De ondersteuning in natura dient rechtstreeks ten goede te komen aan de ex-asielzoekers.
9. Per ex-asielzoeker, uitgezonderd alleenstaande minderjarige vreemdelingen, wordt maximaal EUR 1.500 besteed aan ondersteuning in natura.
10. Voor gezinnen met minderjarige kinderen kan daarnaast maximaal EUR 1.000 per minderjarig kind extra worden besteed aan ondersteuning in natura.
11. Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen geldt geen maximumbedrag. Hier geldt dat de ondersteuning in natura (opvang, medische zorg, kleding, onderwijs, scholing) voor de alleenstaande minderjarige wordt geboden tot het bereiken van de leeftijd van 18 jaar.
12. Voor de volgende landen geldt dat bij de ondersteuning in natura van alleenstaande minderjarige vreemdelingen gebruik dient te worden gemaakt van bestaande opvangstructuren in landen van herkomst: Angola, Benin, China, Democratische Republiek Congo, Guinee Conakry, Irak, Mongolië, Somalië en Sri Lanka.
Voor een goed verloop van de terugkeer van ex-asielzoekers en de doelmatige besteding van overheidsgeld is het van groot belang dat uitvoerende organisaties nauw met de DT&V overheid samenwerken wat betreft informatie-uitwisseling, onder meer over de voortgang van de ondersteuningstrajecten op zaaksniveau. Daarnaast zal door de DT&V getoetst worden of een vreemdeling voldoet aan de voorwaarden voor het ontvangen van ondersteuning. In de subsidieverleningsbeschikkingen zullen hierover verplichtingen worden opgenomen.
Verder zullen verplichtingen worden opgenomen met betrekking tot de termijnen waarbinnen de ondersteuning in natura dient te zijn voltooid:
1. Ondersteuning in natura die (gedeeltelijk) in Nederland wordt geboden, wordt binnen de wettelijke termijnen benut, te weten de vertrektermijn ex art. 62 Vw met eventuele vrijheidsbeperkende maatregel ex art. 56 Vw . Dit betekent dat een ex-asielzoeker een ondersteuningstraject in Nederland binnen uiterlijk 16 weken afgerond dient te hebben.
2. Ondersteuning in natura die in het land van herkomst wordt geboden, wordt voltooid binnen 1 jaar te rekenen vanaf de eerste dag nadat het rechtmatig verblijf van de vreemdeling is geëindigd, maar dient wel binnen 3 maanden (in geval van een vrijheidsbeperkende maatregel) na afloop van de vertrektermijn ex art. 62 Vw te zijn geaccepteerd. Deze verplichting geldt niet in geval de steun wordt geboden aan een alleenstaande minderjarige vreemdeling. Hier geldt dat de ondersteuning in natura wordt geboden tot het bereiken van de leeftijd van 18 jaar.
Voor nadere informatie en vragen kunt u contact opnemen met:
Secretariaat van de Stuurgroep Vrijwillige Terugkeer
e-mail: svt@dtv.minbzk.nl
Landen waar investering in infrastructuur mogelijk is binnen projecten voor vrijwillige duurzame terugkeer en herintegratie
Afghanistan
Algerije
Angola
Armenië
Azerbeidzjan
Benin
Burundi
China
DR Congo
Egypte
Eritrea
Ghana
Guinee Conakry
India
Irak
Iran
Marokko
Mongolië
Nepal
Nigeria
Rusland
Sierra Leone
Soedan
Somalië
Sri Lanka
Suriname
Turkije
Zuid-Soedan
Landen die wegens sterke aanwijzingen van misbruik worden uitgesloten van projecten voor duurzame vrijwillige terugkeer en herintegratie
Georgië
Belarus
Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, inclusief de hierop betrekking hebbende wijzigingen.
Dit betreffen de vrijheidsbeperkende locaties (VBL) en de sinds medio 2011 ingestelde gezinslocaties (GL).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-22649.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.