Besluit van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 17 november 2011, nr. DCM/MO-188/11, tot vaststelling van beleidsregels alsmede een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (Beleidsregels en subsidieplafond Migratie en Ontwikkelingsprogramma 2012)

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

Gelet op de artikelen 6, 7, en 10 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken1, en artikel 2.5 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 20062;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.5 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 gelden voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 voor de volgende beleidsprioriteiten de als bijlage I bij dit besluit gevoegde beleidsregels:

    • a. Meer aandacht voor migratie in ontwikkelingsbeleid en voor ontwikkeling in migratiebeleid;

    • b. Institutionele ontwikkeling op het gebied van migratiemanagement;

    • c. Stimuleren van circulaire migratie/brain gain;

    • d. Versterken van de betrokkenheid van migrantenorganisaties;

    • e. Versterken van de relatie tussen geldovermakingen en ontwikkeling.

  • 2. Voor subsidieverlening op grond van artikel 2.5 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 gelden voor de periode, genoemd in het eerste lid, voor de beleidsprioriteit Bevorderen van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers de als bijlage II bij dit besluit gevoegde beleidsregels.

Artikel 2

Voor de in artikel 1, eerste en tweede lid, genoemde periode geldt voor subsidieverlening in het kader van de in het eerste lid genoemde beleidsprioriteiten een subsidieplafond van EUR 3.000.000,00 en voor subsidieverlening in het kader van de in het tweede lid genoemde beleidsprioriteit een subsidieplafond van EUR 2.500.000,00.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2013.

Dit besluit zal met de daarbij behorende bijlagen en annexen in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

namens deze:

de Directeur-Generaal Consulaire Zaken en Bedrijfsvoering

M.T.G. van Daalen.

BIJLAGE I BELEIDSPRIORITEITEN 1 TOT EN MET 5

Algemeen

In de ‘beleidsnotitie Migratie en Ontwikkeling 2008’ worden zes beleidsprioriteiten benoemd, te weten:

  • a. Meer aandacht voor migratie in ontwikkelingsbeleid en voor ontwikkeling in migratiebeleid;

  • b. Institutionele ontwikkeling op het gebied van migratiemanagement;

  • c. Stimuleren van circulaire migratie/brain gain;

  • d. Versterken van de betrokkenheid van migrantenorganisaties;

  • e. Versterken van de relatie tussen geldovermakingen en ontwikkeling

  • f. Bevorderen van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers

Onderhavige beleidsregels hebben betrekking op de eerste vijf van deze beleidsprioriteiten.

Voor activiteiten die passen in deze prioriteitenstelling van de notitie Internationale Migratie en Ontwikkeling3 worden ODA-middelen ter beschikking gesteld lastens de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Middelen hiervoor zijn ondergebracht in het centrale fonds Migratie en Ontwikkeling.

Doelstellingen

Het programma zal worden ingericht conform de beleidsprioriteiten in de notitie, te weten4:

  • 1. Meer aandacht voor migratie in ontwikkelingsbeleid en voor ontwikkeling in migratiebeleid.

  • 2. Institutionele ontwikkeling op het gebied van migratiemanagement.

  • 3. Stimuleren van circulaire migratie / brain gain.

  • 4. Versterken van de betrokkenheid van migrantenorganisaties.

  • 5. Versterken van de relatie tussen geldovermakingen en ontwikkeling.

Middelen

Subsidies lastens het programma bedragen ten minste EUR 100.000,00. In totaal is voor 2012 voor activiteiten op het gebied van bovengenoemde prioriteiten een bedrag beschikbaar van EUR 3.000.000,00.

Activiteiten

Om voor subsidieverlening lastens het plafond voor de prioriteiten 1 tot en met 5 in aanmerking te komen, dienen activiteiten bij te dragen aan ten minste één van bovengenoemde beleidsprioriteiten.

Niet in aanmerking

Activiteiten van structurele aard, zoals exploitatie, komen niet in aanmerking voor subsidie.

Beoordeling

De voorstellen worden getoetst aan de volgende criteria:

  • activiteiten dragen bij aan bovengenoemde beleidsprioriteiten;

  • activiteiten zijn gericht op landen opgenomen in de OESO DAC landenlijst (zie Annex 1). Hierbinnen wordt, in geval van gelijksoortige activiteiten, op grond van artikel 8, derde lid, sub d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken prioriteit gegeven aan de landen opgenomen in Annex 2 bij deze bijlage5;

  • activiteiten hebben een duurzaam/beklijvend karakter;

  • prestaties (track record) van de aanvrager worden meegewogen bij de beoordeling van aanvragen;

  • structurele kosten zoals reguliere exploitatiekosten en lidmaatschapskosten vormen geen subsidiabele kosten.

Annex I bij Bijlage I

DAC List of ODA Recipients Effective for reporting on 2011, 2012 and 2013 flows

Least developed countries

Other Low Income Countries

(per capita GNI <= $1 005 in 2010)

Lower Middle Income Countries and Territories

(per capita GNI $1 006–$3 975 in 2010)

Upper Middle Income Countries and Territories

(per capita GNI

$3 976–$12 275 in 2010)

Afghanistan

Angola

Bangladesh

Benin

Bhutan

Burkina Faso

Burundi

Cambodia

Central African Rep.

Chad

Comoros

Congo, Dem. Rep.

Djibouti

Equatorial Guinea

Eritrea

Ethiopia

Gambia

Guinea

Guinea Bissau

Haiti

Kiribati

Laos

Lesotho

Liberia

Madagascar

Malawi

Mali

Mauritania

Mozambique

Myanmar

Nepal

Niger

Rwanda

Samoa

São Tomé and Principe

Senegal

Sierra Leone

Solomon Islands

Somalia

Sudan

Tanzania

Timor-Leste

Togo

Tuvalu

Uganda

Vanuatu

Yemen

Zambia

Kenya

Korea, Dem. Rep.

Kyrgyz Rep.

South Sudan

Tajikistan

Zimbabwe

Armenia

Belize

Bolivia

Cameroon

Cape Verde

Congo, Rep.

Côte d’Ivoire

Egypt

El Salvador

Fiji

Georgia

Ghana

Guatemala

Guyana

Honduras

India

Indonesia

Iraq

Kosovo1

Marshall Islands

Micronesia, Federated States

Moldova

Mongolia

Morocco

Nicaragua

Nigeria

Pakistan

Papua New Guinea

Paraguay

Philippines

Sri Lanka

Swaziland

Syria

Tokelau2

Tonga

Turkmenistan

Ukraine

Uzbekistan

Vietnam

West Bank and Gaza Strip

Albania

Algeria

Anguilla2

Antigua and Barbuda

Argentina

Azerbaijan

Belarus

Bosnia and Herzegovina

Botswana

Brazil

Chile

China

Colombia

Cook Islands

Costa Rica

Cuba

Dominica

Dominican Republic

Ecuador

Former Yugoslav Republic of Macedonia

Gabon

Grenada

Iran

Jamaica

Jordan

Kazakhstan

Lebanon

Libya

Malaysia

Maldives

Mauritius

Mexico

Montenegro

Montserrat2

Namibia

Nauru

Niue

Palau

Panama

Peru

Serbia

Seychelles

South Africa

St. Helena2

St. Kitts-Nevis

St. Lucia

St. Vincent and Grenadines

Suriname

Thailand

Tunisia

Turkey

Uruguay

Venezuela

Wallis and Futuna2

X Noot
1

This is without prejudice to the status of Kosovo under international law.

X Noot
2

Territory

Annex II bij Bijlage I

Landen in het kader van het coherentiethema ‘migratie en ontwikkeling’ (Juni 2011)

Terugkeer1

Opvang en herintegratie van teruggekeerde alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s)1

Opvang in de regio

Algerije

Afghanistan2

Djibouti

Angola

Angola

Ethiopië2

Armenië

Belarus

Iran

Burundi2

DRC

Jemen2

China

Eritrea

Jordanië

Egypte

Guinee Conakry

Kenia2

Ghana2

Irak

Pakistan

Guinee Conakry

Nigeria

Somalië (Somaliland/Puntland)

India

Sierra Leone

Syrië

Irak

   

Iran

   

Marokko

   

Nigeria

   

Sierra Leone

   

Sri Lanka

   

Zuid-Soedan2

   

Suriname

   

Turkije

   
X Noot
1

Zowel afgewezen asielzoekers als illegalen. Inzet van OS-middelen voor terugkeer is volgens OESO-normen alleen mogelijk ten behoeve van vrijwillige terugkeer van ex-asielzoekers.

X Noot
2

Betreft voorgestelde OS-partnerlanden (Focusbrief maart 2011). Tevens is aangegeven dat de huidige hulprelatie met Egypte, Suriname, Pakistan en DRC zal worden afgebouwd.

BIJLAGE II VRIJWILLIGE, DUURZAME TERUGKEER EN HERINTEGRATIE VAN EX-ASIELZOEKERS

Algemeen

In de ‘beleidsnotitie Migratie en Ontwikkeling 2008’ worden zes beleidsprioriteiten benoemd, te weten:

  • a. Meer aandacht voor migratie in ontwikkelingsbeleid en voor ontwikkeling in migratiebeleid;

  • b. Institutionele ontwikkeling op het gebied van migratiemanagement;

  • c. Stimuleren van circulaire migratie/brain gain;

  • d. Versterken van de betrokkenheid van migrantenorganisaties;

  • e. Versterken van de relatie tussen geldovermakingen en ontwikkeling

  • f. Bevorderen van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers

In deze bijlage zijn beleidsregels opgenomen voor subsidieverlening in het kader van beleidsprioriteit 6 van de beleidsnotitie Internationale Migratie en Ontwikkeling 2008 van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Justitie6:

Bevorderen van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers (kortweg ‘vrijwillige terugkeer’).

Met deze beleidsregels wordt uitvoering gegeven aan:

  • de beleidsnotitie Internationale Migratie en Ontwikkeling 2008;

  • de brief Migratie en Ontwikkeling7;

  • de brief Terugkeer in het Vreemdelingenbeleid8.

Doel

Eén van de beleidsprioriteiten van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken op het terrein van migratie is het bevorderen van de vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van ex-asielzoekers. Deze beleidsregels zijn ondersteunend aan het kabinetsbeleid voor terugkeer en ontwikkelingssamenwerking. Het betreft terugkeer naar alle landen van herkomst en alle ex-asielzoekers die passen binnen de hierna genoemde beoordelingscriteria. In het terugkeerbeleid wordt prioriteit verleend aan gezinnen met (minderjarige) kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

In voorgaande jaren werd aan vrijwillig terugkerende ex-asielzoekers ofwel financiële ondersteuning aangeboden, ofwel ondersteuning in natura, bijvoorbeeld opleiding, training, arbeidsbemiddeling, bemiddeling bij huisvesting en gezondheidszorg. Het streven naar duurzaamheid van de terugkeer en herintegratie komt in het bijzonder tot uiting in de ondersteuning in natura. Om te voorkomen dat een terugkeerder dit aanbod ongebruikt laat, is het voortaan mogelijk dat een ex-asielzoeker van beide vormen van ondersteuning gebruik maakt.

Lopende projecten voor de ondersteuning van de vrijwillige terugkeer van ex-asielzoekers die reeds door de rijksoverheid worden gefinancierd, vallen buiten deze beleidsregels. Daaronder vallen in elk geval projecten voor de financiële ondersteuning van ex-asielzoekers die willen terugkeren. Daarom wordt in dit subsidietijdvak geen subsidie verstrekt voor de uitvoering van de financiële ondersteuning bij vrijwillige terugkeer. Dit laat onverlet dat vrijwillig terugkerende asielzoekers recht hebben op het combineren van deze financiële steun met ondersteuning in natura.

Subdoelstellingen van het bevorderen van vrijwillige terugkeer zijn:

  • o het vergroten van kennis en inzicht op het gebied van vrijwillige terugkeer;

  • o het verkrijgen van meer inzicht in de effecten van de ondersteuning in natura;

  • o de ontwikkeling van de lokale gemeenschap waar terugkeerders zich vestigen, respectievelijk de acceptatie van terugkeerders in deze gemeenschap;

  • o het opzetten en verbeteren van samenwerking met non-gouvernementele organisaties in herkomstlanden;

  • o het opzetten en verbeteren van samenwerking met (autoriteiten van) landen van herkomst;

  • o het beperken van de instroom van migranten die geen uitzicht zullen hebben op verblijf in Nederland.

Organisaties die voor subsidieverlening in aanmerking komen

Subsidies in het kader van de ondersteuning van vrijwillige terugkeer van ex-asielzoekers zijn bedoeld voor vanuit Nederland opererende non-gouvernementele organisaties, die aantoonbare ervaring hebben met projecten voor vrijwillige terugkeer. Organisaties kunnen ook gezamenlijk een aanvraag indienen waarin zij de verschillende thema’s of regio’s van hun ervaring combineren. In dat geval treedt één van hen namens hen allen op als penvoerder, de andere zijn mede-indieners. Indien een dergelijke aanvraag wordt gehonoreerd, wordt de penvoerder de subsidieontvanger. Hij zal volledig verantwoordelijk en aanspreekbaar zijn voor de uitvoering van de voorgenomen activiteiten en voor de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.

Organisaties die geen aantoonbare ervaring hebben zoals hierboven bedoeld, komen voor het subsidietijdvak van deze beleidsregels niet als zelfstandige aanvrager of penvoerder in aanmerking voor een subsidie. Zij kunnen wel aan projecten meewerken als partner van organisaties die voor subsidie in aanmerking komen, of als mede-indiener optreden in een gezamenlijke aanvraag. Dit laatste geldt ook voor non-gouvernementele organisaties uit andere landen.

Internationale bij verdrag opgerichte/intergouvernementele organisaties kunnen geen subsidie ontvangen. Zij kunnen niettemin projectvoorstellen voor vrijwillige terugkeer indienen. Deze zullen aan dezelfde criteria worden getoetst als subsidieaanvragen voor vrijwillige terugkeer. Indien een

voorstel voor financiering in aanmerking komt, zal een arrangement worden gesloten.

Subsidieplafond

Voor subsidieverlening in het kader van vrijwillige terugkeer geldt voor de periode 1 januari tot en met 31 december 2012 een subsidieplafond van EUR 2.500.000,00.

Indien een projectvoorstel van een internationale bij verdrag opgerichte/intergouvernementele organisatie voor vrijwillige terugkeer wordt goedgekeurd, zal indien nodig het subsidieplafond naar beneden worden bijgesteld met het oog op de financiering van het arrangement met de internationale/intergouvernementele organisatie, voor zover de middelen van het subsidieplafond nog niet zijn uitgeput. Een dergelijke verlaging zal uiteraard geen gevolgen hebben voor aanvragen die reeds waren ingediend op het moment van verlaging van het subsidieplafond.

Eisen aan de aanvraag

Een aanvraag wordt opgesteld in het Nederlands of Engels en bevat in ieder geval de volgende documenten:

  • Een uitgewerkt activiteitenplan (projectplan) met een overzicht van activiteiten, naar aard, omvang, fasering en onderling verband, in relatie tot de daarmee beoogde doelstellingen en meetbare resultaten en verwachte effecten, voor de eerstvolgende twaalf maanden van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • Een duidelijke en uitgebreide begroting van het project, die inzicht geeft in de inkomsten, daaronder begrepen bijdragen van derden, en uitgaven gerelateerd aan de voorgenomen activiteiten van de eerstvolgende twaalf maanden van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd en die is voorzien in een postgewijze toelichting. Uit de begroting wordt in ieder geval duidelijk wat de kosten (begeleidingskosten en organisatiekosten) per ondersteunde ex-asielzoeker zijn.

  • Een liqiditeitsprognose.

  • Indien de activiteiten zich over een tijdvak van meer dan twaalf maanden uitstrekken gaat het activiteitenplan vergezeld van een globaal overzicht van werkzaamheden, doelstellingen, resultaten en verwachte effecten voor de resterende periode van het tijdvak.

  • Indien de activiteiten zich over een tijdvak van meer dan twaalf maanden uitstrekken gaat de begroting vergezeld van een financiële raming voor de daaropvolgende periode.

Aanvragen dienen te worden gestuurd naar:

Stuurgroep Vrijwillige Terugkeer

p/a Dienst Terugkeer en Vertrek

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Postbus 20301

2500 EH Den Haag

Tegelijk dient een elektronische kopie van de schriftelijke aanvraag te worden gezonden naar het e-mailadres van de stuurgroep: svt@dtv.minbzk.nl.

Beoordelingsprocedure

Aanvragen voor een subsidie in het kader van vrijwillige terugkeer worden op volgorde van datum van ontvangst beoordeeld door de Stuurgroep Vrijwillige Terugkeer. Deze ambtelijke stuurgroep is ingesteld voor de beoordeling van projectvoorstellen en later ook de rapportages die zullen worden ingediend door de subsidieontvangers. In deze stuurgroep wordt het ministerie van Buitenlandse Zaken vertegenwoordigd door de afdeling Migratie en Asiel (DCM/MA) en het ministerie van Binnenlandse Zaken door de Directie Migratiebeleid (DMB) en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V).

Nadat de voorstellen zijn beoordeeld liggen de werkzaamheden voor de toekenning en afwijzing van gevraagde subsidies en vervolgens de controle en het toezicht op de uitvoering van de activiteiten door de subsidieontvanger bij de DT&V, als uitvoerder van het terugkeerbeleid. De DT&V stelt de subsidieverleningsbeschikkingen op, na goedkeuring door de stuurgroep, namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. De DT&V is verantwoordelijk voor het beheer van de subsidierelatie. De DT&V legt verantwoording af aan het ministerie van Buitenlandse Zaken.

De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke subsidieverstrekking. De aanvragen zullen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de maatstaven die in deze beleidsregels zijn neergelegd.

Aanvragen worden door de ambtelijke Stuurgroep Vrijwillige Terugkeer beoordeeld in volgorde van datum van ontvangst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de datum waarop de aanvraag is aangevuld geldt als de datum van ontvangst.

Beoordelingscriteria

Behalve de criteria uit bovengenoemde wet- en regelgeving zijn bij de beoordeling van aanvragen de volgende criteria van toepassing.

  • 1. Een aanvraag in het kader van deze beleidsregels voor vrijwillige terugkeer bedraagt ten minste EUR 100.000,00.

  • 2. Projectvoorstellen zijn gericht op het bieden van ondersteuning in natura aan ex-asielzoekers die vrijwillig terugkeren naar hun land van herkomst, met het oog op hun duurzame herintegratie in dat land. Indien voor het bieden van deze ondersteuning infrastructuur in het land van herkomst moet worden opgezet of uitgebreid, is dit alleen mogelijk in landen in Annex 1 bij deze bijlage.

  • 3. Deze projectvoorstellen kunnen daarnaast sub-activiteiten bevatten gericht op:

    • a. het vergroten van kennis en inzicht op het gebied van vrijwillige terugkeer, zoals het doen van onderzoek en het uitwisselen van ervaring en kennis met andere organisaties;

    • b. het verkrijgen van meer inzicht in de effecten van de ondersteuning in natura, zoals het tijdelijk monitoren van de herintegratie van ex-asielzoekers na terugkeer in het land van herkomst;

    • c. de ontwikkeling van de lokale gemeenschap waar terugkeerders zich vestigen, respectievelijk de acceptatie van terugkeerders in deze gemeenschap;

    • d. het opzetten en verbeteren van samenwerking met non-gouvernementele organisaties in herkomstlanden;

    • e. het opzetten en verbeteren van samenwerking met (autoriteiten van) landen van herkomst;

    • f. het beperken van de instroom van migranten die geen uitzicht zullen hebben op verblijf in Nederland, zoals voorlichting over de situatie in Nederland.

  • 4. Projectvoorstellen betreffen terugkeer naar herkomstlanden die zijn opgenomen in de OESO DAC-landenlijst, met uitzondering van de landen zonder visumplicht9 dan wel de landen die worden uitgesloten van een subsidie in het kader van vrijwillige terugkeer wegens sterke aanwijzingen van aanzuigende werking (zie Annex 2 bij deze bijlage).

  • 5. Het projectvoorstel ziet op de ondersteuning van ex-asielzoekers die voldoen aan de volgende kenmerken:

    • Het betreft ex-asielzoekers die zich binnen de wettelijke vertrektermijn zoals bepaald in art. 62 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), dat wil zeggen maximaal 28 dagen nadat het rechtmatig verblijf is geëindigd, of binnen de termijn van een eventuele vrijheidsbeperkende maatregel zoals bepaald in art. 56 Vw, dat wil zeggen maximaal 12 weken op een vrijheidsbeperkende locatie10, aanmelden voor de ondersteuning;

    • het betreft zowel legale als illegale ex-asielzoekers;

    • ex-asielzoekers nemen deel aan niet meer dan één in natura ondersteuningsproject.

  • 6. Voor zover het projectvoorstel ex-asielzoekers betreft die vrijwillig terugkeren vanuit vreemdelingendetentie, wordt de ondersteuning in natura aangeboden in het land van herkomst.

  • 7. De ondersteuning in natura dient zich te richten op thema’s die de herintegratie bevorderen, bijvoorbeeld opleiding, training, arbeidsbemiddeling, bemiddeling bij huisvesting en gezondheidszorg.

  • 8. De ondersteuning in natura dient rechtstreeks ten goede te komen aan de ex-asielzoekers.

  • 9. Per ex-asielzoeker, uitgezonderd alleenstaande minderjarige vreemdelingen, wordt maximaal EUR 1.500 besteed aan ondersteuning in natura.

  • 10. Voor gezinnen met minderjarige kinderen kan daarnaast maximaal EUR 1.000 per minderjarig kind extra worden besteed aan ondersteuning in natura.

  • 11. Voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen geldt geen maximumbedrag. Hier geldt dat de ondersteuning in natura (opvang, medische zorg, kleding, onderwijs, scholing) voor de alleenstaande minderjarige wordt geboden tot het bereiken van de leeftijd van 18 jaar.

  • 12. Voor de volgende landen geldt dat bij de ondersteuning in natura van alleenstaande minderjarige vreemdelingen gebruik dient te worden gemaakt van bestaande opvangstructuren in landen van herkomst: Angola, Benin, China, Democratische Republiek Congo, Guinee Conakry, Irak, Mongolië, Somalië en Sri Lanka.

Uitvoering

Voor een goed verloop van de terugkeer van ex-asielzoekers en de doelmatige besteding van overheidsgeld is het van groot belang dat uitvoerende organisaties nauw met de DT&V overheid samenwerken wat betreft informatie-uitwisseling, onder meer over de voortgang van de ondersteuningstrajecten op zaaksniveau. Daarnaast zal door de DT&V getoetst worden of een vreemdeling voldoet aan de voorwaarden voor het ontvangen van ondersteuning. In de subsidieverleningsbeschikkingen zullen hierover verplichtingen worden opgenomen.

Verder zullen verplichtingen worden opgenomen met betrekking tot de termijnen waarbinnen de ondersteuning in natura dient te zijn voltooid:

  • 1. Ondersteuning in natura die (gedeeltelijk) in Nederland wordt geboden, wordt binnen de wettelijke termijnen benut, te weten de vertrektermijn ex art. 62 Vw met eventuele vrijheidsbeperkende maatregel ex art. 56 Vw . Dit betekent dat een ex-asielzoeker een ondersteuningstraject in Nederland binnen uiterlijk 16 weken afgerond dient te hebben.

  • 2. Ondersteuning in natura die in het land van herkomst wordt geboden, wordt voltooid binnen 1 jaar te rekenen vanaf de eerste dag nadat het rechtmatig verblijf van de vreemdeling is geëindigd, maar dient wel binnen 3 maanden (in geval van een vrijheidsbeperkende maatregel) na afloop van de vertrektermijn ex art. 62 Vw te zijn geaccepteerd. Deze verplichting geldt niet in geval de steun wordt geboden aan een alleenstaande minderjarige vreemdeling. Hier geldt dat de ondersteuning in natura wordt geboden tot het bereiken van de leeftijd van 18 jaar.

Informatie & contact

Voor nadere informatie en vragen kunt u contact opnemen met:

Secretariaat van de Stuurgroep Vrijwillige Terugkeer

e-mail: svt@dtv.minbzk.nl

Annex I bij Bijlage II

Landen waar investering in infrastructuur mogelijk is binnen projecten voor vrijwillige duurzame terugkeer en herintegratie

Afghanistan

Algerije

Angola

Armenië

Azerbeidzjan

Benin

Burundi

China

DR Congo

Egypte

Eritrea

Ghana

Guinee Conakry

India

Irak

Iran

Marokko

Mongolië

Nepal

Nigeria

Rusland

Sierra Leone

Soedan

Somalië

Sri Lanka

Suriname

Turkije

Zuid-Soedan

Annex II bij Bijlage II

Landen die wegens sterke aanwijzingen van misbruik worden uitgesloten van projecten voor duurzame vrijwillige terugkeer en herintegratie

Georgië

Belarus


X Noot
3

Kamerstukken II, 2007/08, 30573, nr. 11.

X Noot
4

De volgorde is geen indicatie van prioriteitsstelling.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2010/11, 30 573 , nr. 74.

X Noot
6

Kamerstukken II 2007/08, 30573, nr. 11.

X Noot
7

Kamerstukken II 2010/11, 30573, nr. 70 en 74.

X Noot
8

Kamerstukken II 2010/11, 19637, nr. 1436.

X Noot
9

Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, inclusief de hierop betrekking hebbende wijzigingen.

X Noot
10

Dit betreffen de vrijheidsbeperkende locaties (VBL) en de sinds medio 2011 ingestelde gezinslocaties (GL).

Naar boven