ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling visserij wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel aa door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:
- bb. vistuig van het type staand want:
-
kieuwnetten en warrelnetten als bedoeld in bijlage I, tabel 3, van verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van de Europese
Gemeenschappen van 30 december 2003 betreffende de communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PbEU L5).
B
Artikel 10a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt na ‘aalvangsten’ ingevoegd: en zijn visserij-inspanning.
2. Onderdeel b komt te luiden:
-
b. de hoeveelheid aal in kilogram, onderscheiden naar het soort vistuig, bedoeld in onderdeel d, waarmee het is gevangen;.
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c wordt na dat onderdeel een onderdeel toegevoegd, luidende:
D
Na artikel 52 wordt het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 52a
-
1. Van het verbod in artikel 12 wordt voor de kustwateren vrijstelling verleend voor het gebruik voor de recreatieve visserij
met vistuig van het type staand want.
-
2. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt uitsluitend voor één vistuig per persoon en geldt niet voor de gebieden
bedoeld in bijlage 17 bij deze regeling.
-
3. Aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, zijn de volgende voorschriften verbonden:
-
a. de netlengte van het vistuig bedraagt niet meer dan 100 meter, in de gebieden, bedoeld in bijlage 18, en in andere gebieden
niet meer dan 30 meter;
-
b. het vistuig is voorzien van drijvers en ligt bij laag water plat op de bodem;
-
c. degene die van de vrijstelling gebruik maakt heeft zijn voornemen hiertoe gemeld aan de gemeente binnen wiens grondgebied
hij de recreatieve visserij, als bedoeld in het eerste lid, uitoefent;
-
d. het vistuig is boven elk heersend waterpeil voorzien van een markering waarop duidelijk leesbaar het nummer, bedoeld in vijfde
lid, is vermeld.
-
4. De melding, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, geschiedt per kalenderjaar en omvat de naam, het adres, de woonplaats
en de geboortedatum van degene die voornemens is van de vrijstelling gebruik te maken.
-
5. De gemeente verstrekt een uniek nummer aan degene die een melding als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, doet.
E
Na bijlage 16 wordt de bijlage bij deze regeling toegevoegd.
ARTIKEL II
Artikel 79, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij vervalt.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012.
TOELICHTING
1. Algemeen
Deze regeling strekt tot wijziging van een tweetal regelingen in verband met een aanpassing in het regime voor het recreatief
gebruik van staand want in de kustwateren. Daartoe worden de Uitvoeringsregeling visserij en de Uitvoeringsregeling zeevisserij
gewijzigd. Voorts wordt een wijziging doorgevoerd met betrekking tot de vangstgegevens die aalvissers dienen te verstrekken.
2. Recreatief gebruik van staand want
Met een regeling van de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit van 15 september 20091 is onder meer geregeld dat na 31 december 2010 geen vergunningen worden verleend voor het recreatief gebruik van staand want
in het zeegebied en de kustwateren. De Tweede Kamer2 heeft begin 2010 verzocht dit beleid, voor zover het recreatief gebruik van staand want betreft, te herzien, omwille van
de gevolgen ervan voor met name de recreatieve vissers in de kustwateren en de visserijzone. Bij brief aan de Tweede Kamer
van 31 maart 2010 heeft de voormalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangegeven dat gedeputeerd Hollenga
van de Provincie Groningen was verzocht een advies uit te brengen over een generieke oplossing, die regionaal gedragen, uitgevoerd
en gehandhaafd wordt en die beperkte administratieve lasten tot gevolg heeft3.
De heer Hollenga heeft het gevraagde advies eind 2010 opgeleverd. Het advies gaat, samengevat en voor zover in dit verband
van belang, uit van een vrijstelling voor het vissen met staand want met een maximum van 100 meter, in de kustwateren en de
visserijzone. Voorafgaand aan de visserij moet daarvan melding worden gemaakt bij de gemeente waar de visserij plaatsvindt.
Het advies heb ik bij brief van 8 februari 2011 aan de Tweede Kamer gezonden. Daarbij heb ik aangegeven dat ik voornemens
was het advies van de heer Hollenga over te nemen.
In een Algemeen Overleg met de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 23 maart 2011 is gebleken
dat met het integraal uitvoeren van het advies van de heer Hollenga, naar het oordeel van de Kamer te weinig rekening wordt
gehouden met de risico’s die ook aan het volledig vrijgeven van recreatief staand want kleven. Tot die risico’s behoren onder
andere bijvangsten van de bruinvis in staand want.
In dat licht heb ik in het Algemeen Overleg met de vaste Kamercommissie op 15 september 2011 met de Kamer aangegeven dat ik
het recreatief staand want conform het advies van gedeputeerde Hollenga zal toestaan in de kustwateren, maar dat ik het sinds
1 januari 2011 geldende verbod op recreatief staand want in de visserijzone zal handhaven. Hierbij speelt in belangrijke mate
het van oudsher bestaande gebruik op de Waddenzee en in de Westerschelde mee, maar ook het risico van bijvangsten van bruinvissen
en beschermde trekvissen (zoals salmoniden) langs de Noordzeekust. Genoemde risico’s zijn langs de Noordzeekust groter dan
op de Waddenzee en Westerschelde.
Met deze regeling geef ik uitvoering aan het in het voorgaande uiteengezette voornemen. Deze regeling voorziet om cultuurhistorisch
redenen in een vrijstelling van het verbod op het recreatief gebruik van staand want in kustwateren, met uitzondering van
de wateren, genoemd in bijlage 17 bij deze regeling.
De vrijstelling geldt voor het gebruik van één net per persoon. Afhankelijk van het gebied waarin het net wordt geplaatst
geldt een maximale lengte van 100 meter (gebieden genoemd in bijlage 18) of 30 meter (overige gebieden). Voor aanvang van
de visserijactiviteit dient melding te worden gemaakt van de voorgenomen visserijactiviteit bij de gemeente waarin de activiteit
plaatsvindt. De gemeente verstrekt aan de melder een uniek nummer. Het staand want net dient bij gebruik boven het waterpeil
te worden voorzien van een duidelijke vermelding van het voorgenoemde door de gemeente verstrekte nummer. Dat kan bijvoorbeeld
door het aanbrengen van een bordje, boei of een verticale staak, die is bevestigd aan het net (een joon).
Verhouding met gemeentelijke bevoegdheden
Gemeenten zijn bevoegd bij of krachtens een gemeentelijke verordening regels te stellen, onder andere met betrekking tot toerisme
en ter bescherming van de openbare orde. De vrijstelling, waarin deze regeling voorziet, doet daaraan niet af. Dientengevolge
is het mogelijk dat gemeenten eigenstandig beslissen het recreatief gebruik van staand want op het grondgebied van de gemeente
te beperken of te verbieden.
3. Wijziging door aalvissers aan te leveren gegevens
Met deze regeling wordt voorts artikel 10a, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling visserij gewijzigd. Behalve een opgave
van de vangsten dienen aalvissers op te geven hoeveel en welke soorten vistuigen zij in de betreffende week hebben ingezet.
Aalvissers dienen voorts in de wekelijkse opgave van de hoeveelheid aal die zij vangen duidelijk te maken met welk vistuig
de vangsten zijn gedaan. Voor inwerkingtreding van deze wijziging werd wekelijks slechts een opgave gevraagd van de hoeveelheid
gevangen aal en de herkomst van die aal. Artikel 10b, waarmee een jaarlijkse opgave van de visserijinspanning vereist werd,
komt te vervallen.
4. Administratieve lasten en overige aspecten van regeldruk
Op grond van het nieuwe artikel 52a, dat met deze wijzigingsregeling aan de Uitvoeringsregeling visserij wordt toegevoegd,
is degene die voornemens is gebruik te maken van de vrijstelling, bedoeld in dat artikel, gehouden zich te melden. De administratieve
lasten die gepaard gaan met die verplichting worden geschat op 125 uren. Dit aantal is gebaseerd op het aantal personen dat
tot 2010 een vergunning ontving voor deze vorm van visserij, te weten 750. Dat aantal is vermenigvuldigd met de verwachte
tijdsduur van de melding (10 minuten), waarmee de totale tijdsduur is verkregen, die alle gebruikers nodig hebben om aan de
meldingsverplichting te voldoen. Een vrijstelling zonder meldingsplicht brengt een zodanige verhoging van de handhavingslast
met zich dat dit geen reëel alternatief is. Zonder een dergelijke verplichting is het voor handhavers niet mogelijk na te
gaan of het aantal netten per persoon is overschreden, en aan wie het uitgezette net toebehoort.
Artikel I, onderdeel B, waarmee een wijziging wordt aangebracht in de registratieverplichtingen voor vissers, brengt een lastenverzwaring
van 26.432 euro met zich. Dit bedrag is gebaseerd op een aantal van 236 vissers, waarvoor de verplichting geldt. Het kost
die vissers naar verwachting 8 minuten per week meer om aan de registratie en meldingsverplichting te voldoen. Een opgaaf
wordt in 28 weken gevraagd. De totale tijdsduur die de verplichting vergt levert, bij een uurtarief van 30 euro, de berekende
lastenverzwaring op.
5. Inwerkingtreding
Met de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van mijn uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving
waarbij de regelgeving op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober inwerking treedt en publicatie minimaal twee maanden voordien
plaatsvindt. Omdat deze regeling voorziet in een vrijstelling waarmee de mogelijkheden voor de betrokkenen worden uitgebreid
wordt uitgestelde werking van twee maanden niet nodig geacht. Artikel I, onderdeel B en C, voorzien in een registratie van
gegevens die op grond van Europees recht vanaf 2012 is vereist. Voor beide onderwerpen is daarom gekozen voor inwerkingtreding
per 1 januari 2012. Met de publicatie op een zo vroeg mogelijk moment wordt wel zo veel als mogelijk voldaan aan het uitgangspunt
dat betrokkenen zich tijdig kunnen voorbereiden op deze regeling.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.