Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 september 2009, nr. 1646, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij ter uitvoering van het Nederlandse aalbeheerplan

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van de Europese Unie van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (PbEU L 248), artikel 3 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 en artikelen 10a en 10b van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling visserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van hoofdstuk 1 komt te luiden:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

B

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel v door een puntkomma, het volgende onderdeel toegevoegd:

  • w. recreatieve visserij: het vissen met vaste vistuigen, waarbij de vangst uitsluitend bestemd is voor eigen gebruik.

C

Na artikel 1 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 1a

Deze regeling berust op:

  • a. de artikelen 1, tweede lid, onderdelen a en b, en vijfde lid, 2c, eerste lid, 3a, 17, eerste en derde lid, en 24 van de Visserijwet 1963;

  • b. de artikelen 3, 4 en 6d van het Reglement zee- en kustvisserij 1977, en

  • c. de artikelen 1, eerste lid, onderdeel g, tweede en derde lid, 6, derde lid, 8, 10a, 10b, 11, 12 en 13 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985.

D

Na artikel 23 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 23a

  • 1. Aal gevangen met een hengel of peur in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren wordt onmiddellijk levend in hetzelfde water teruggezet.

  • 2. Het is verboden aal voorhanden te hebben bij de uitoefening van de visserij, bedoeld in het eerste lid.

E

Na artikel 32 wordt de volgende paragraaf ingevoegd:

§ 3.4 Verbodsbepalingen voor alle wateren

Artikel 32a
  • 1. De zeevisserij, de kustvisserij en de binnenvisserij zijn in de periode van 1 september tot en met 30 november verboden met de volgende vistuigen:

    • a. aaldogger als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

    • b. aalfuik als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

    • c. aalhoekwant als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

    • d. aalkistje als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

    • e. aalzegen als bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

    • f. ankerkuil als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

    • g. electrovisapparaat als bedoeld in artikel 1, onderdeel p, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

    • h. peur als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van de Visserijwet 1963;

    • i. visfuik als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, of

    • j. enig ander vistuig, niet zijnde een hengel, dat in hoofdzaak gebruikt wordt of bestemd is voor de vangst van aal.

  • 2. Het is verboden om in de periode, genoemd in het eerste lid, een vistuig als genoemd in het eerste lid, voorhanden te hebben op of in de nabijheid van de Nederlandse wateren.

  • 3. De periode, genoemd in het eerste lid, begint in het kalenderjaar 2009 op 1 oktober.

Artikel 32b
  • 1. Aal, gevangen in de visserijzone, het zeegebied, de kustwateren of de wateren bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel d, van de Visserijwet 1963, met een vistuig dat niet genoemd is in artikel 32a, eerste lid, onderdelen a tot en met j, wordt in de periode, genoemd in artikel 32a, eerste lid, onmiddellijk na het lichten van het vistuig levend in hetzelfde water teruggezet.

  • 2. Het is verboden aal voorhanden te hebben bij de uitoefening van de visserij, bedoeld in het eerste lid.

F

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid voor de visserij in het zeegebied en de kustwateren met een vistuig als genoemd in artikel 12, wordt na 31 december 2010 niet verleend voor de recreatieve visserij.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 15 september 2009

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

1. Algemeen

Met onderhavige regeling worden enkele verplichtingen, beperkingen en verbodsbepalingen met betrekking tot de visserij op aal in de Uitvoeringsregeling visserij opgenomen. Dit ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van de Europese Unie van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (PbEU L 248)(hierna: de Europese aalverordening).

2. De Europese aalverordening

Volgens wetenschappelijke inzichten, gegeven door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES), bevindt het aalbestand zich niet binnen veilige biologische grenzen en is de huidige vorm van visserij niet duurzaam. De ICES beveelt daarom dringend aan een herstelplan voor het gehele bestand van Europese aal uit te werken, en andere menselijke activiteiten die van invloed zijn op de visserij of het bestand zoveel mogelijk te beperken. Deze aanbeveling heeft mede geleid tot vaststelling van de Europese aalverordening op 18 september 2007. Deze verordening geeft een kader voor de bescherming en duurzame benutting van het bestand van Europese aal (Anguilla anguilla) in de Europese Gemeenschap.

Omdat de omstandigheden en behoeften per gebied in de Europese Gemeenschap uiteenlopen, schrijft artikel 2 van de Europese aalverordening voor dat lidstaten van de Europese Unie per stroomgebied in hun grondgebied welke een natuurlijke habitat voor Europese aal vormt een beheerplan voor aal opstellen. In het vierde lid van artikel 2 staat dat het doel van de aalbeheerplannen het verminderen van de antropogene sterfte van aal is, zodat er een grote kans bestaat dat ten minste 40% van de biomassa aan schieraal kan ontsnappen naar zee, gerelateerd aan de beste raming betreffende de ontsnapping die plaats zou hebben gevonden indien de mens geen invloed had uitgeoefend op het bestand. De aalbeheerplannen worden opgesteld met het oog op het bereiken van die doelstelling op de lange termijn.

Om het streefpercentage van 40% te bereiken, noemt de Europese aalverordening in het achtste lid van artikel 2 de volgende maatregelen waarin het aalbeheerplan onder meer kan voorzien: vermindering van commerciële visactiviteiten, beperking van de sportvisserij, maatregelen voor de uitzet van aal, structurele maatregelen om rivieren passeerbaar te maken en rivierhabitats te verbeteren, overbrenging van schieralen van binnenwateren naar wateren van waaruit zij vrij kunnen ontsnappen naar de Sargassozee, bestrijding van predatoren, tijdelijke uitschakeling van hydro-elektrische turbines en maatregelen met betrekking tot de aquacultuur.

3. Het Nederlandse aalbeheerplan

Er zijn in Nederland vier stroomgebieden voor aal (Eems, Rijn, Maas en Schelde). Omdat deze gebieden een gezamenlijke rivierdelta hebben en ook in elkaar overgaan wordt Nederland als één stroomgebied benaderd. Daarom heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Minister van LNV) één aalbeheerplan opgesteld voor heel Nederland.

Het Nederlandse aalbeheerplan is gebaseerd op twee wetenschappelijke onderzoeken1, de beoordeling van de resultaten van die twee onderzoeken door een onafhankelijke commissie van deskundigen2 en de beoordeling van dit geheel door ICES. Op grond van de onderzoeksresultaten gaat het Nederlandse aalbeheerplan uit van een uittrek van schieraal naar zee die momenteel 400 ton per jaar bedraagt. De doelstelling van het aalbeheerplan is om op de lange termijn een uittrek van 5.200 ton schieraal per jaar te realiseren. Dit streefbeeld is gebaseerd op de bovengenoemde onderzoeken en het advies van ICES.

Om op termijn (omstreeks 2090) het streefbeeld te halen, zijn in het Nederlandse aalbeheerplan de volgende maatregelen opgenomen:

  • a. vermindering van aalsterfte bij gemalen, door tot 2027 alle belangrijke barrières voor aalmigratie weg te nemen. Deze maatregel valt samen met de uitvoering van de Kaderrichtlijn water. Op grond van de Kaderrichtlijn water is voor elk stroomgebied in Nederland een stroomgebiedbeheerplan opgesteld waarin is voorzien in de verwijdering van stuwen en het vispasseerbaar maken van kunstwerken die vismigratie bemoeilijken. Na de definitieve vaststelling eind 2009 worden deze stroomgebiedbeheerplannen begin 2010 aan de Europese Commissie aangeboden.

    Binnen de eerste planperiode van 2010–2015 worden landelijk 635 kunstwerken aangepast.

  • b. vermindering van de aalsterfte met 35 procent bij de drie grote waterkrachtcentrales. Bij één van de grote waterkrachtcentrales is met dit doel begin 2009 een experimenteel visgeleidingssysteem voor de stroomafwaartse migratie geïnstalleerd. Bij de andere twee grote waterkrachtcentrales kan de vermindering van de aalsterfte gerealiseerd worden door middel van aangepast turbinebeheer.

  • c. instelling van visserijvrije zones vanaf 2010, op locaties die van belang zijn voor aalmigratie;

  • d. een terugzetverplichting voor aal voor de sportvisserij in kust- en zeegebieden;

  • e. beëindiging van de recreatieve visserij met beroepsvistuigen in de Waddenzee, Eems/Dollard, Ooster- en Westerschelde en de buitenhavens van Delfzijl. Vergunningen hiervoor, op grond van de Uitvoeringsregeling visserij, lopen tot eind 2010 en zullen niet opnieuw worden afgegeven;

  • f. een algeheel verbod op aalvisserij in de maanden september, oktober en november;

  • g. stopzetting van de vernieuwing van jaarlijkse privaatrechtelijke peurtoestemmingen in staatswateren, die door de Staat worden uitgegeven.

Daarnaast geeft het aalbeheerplan aan dat Sportvisserij Nederland vrijwillig een terugzetverplichting heeft opgelegd aan de bij haar aangesloten organisaties. Deze organisaties hebben het visrecht op het merendeel van de Nederlandse binnenwateren. Zij geven schriftelijke toestemmingen uit aan sportvissers om in de wateren waarvan zij de visrechthebbende zijn te vissen. Deze schriftelijke toestemming is de zogenaamde Vispas. Sportvisserij Nederland heeft nu als voorwaarde aan de Vispas verbonden dat gevangen aal onmiddellijk levend in hetzelfde water wordt teruggezet.

Tot slot vermeldt het aalbeheerplan dat de Nederlandse Staat financieel bijdraagt aan de uitzet van glas- en pootaal en aan wetenschappelijk onderzoek naar de kunstmatige voortplanting van aal.

4. De implementatie van het Nederlandse aalbeheerplan

Het Nederlandse aalbeheerplan, zoals dat in juli 2009 ter goedkeuring aan de Europese Commissie is voorgelegd, wordt naar verwachting eind september 2009 goedgekeurd door de Europese Commissie. De visserij op aal is met ingang van die datum op grond van artikel 5, derde lid, van de Europese aalverordening uitsluitend toegestaan op voorwaarde dat deze in overeenstemming is met de specificaties en beperkingen die in het aalbeheerplan zijn vastgesteld. Voor een goede uitvoering en handhaving van die specificaties en beperkingen, zijn de volgende maatregelen uit het aalbeheerplan via onderhavige regeling opgenomen in de Uitvoeringsregeling visserij:

  • a. de terugzetverplichting voor aal voor de sportvisserij op zee. Deze maatregel is vastgelegd in artikel 23a.

  • b. beëindiging van de uitgifte van vergunningen als bedoeld in artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij, voor de recreatieve kustvisserij met beroepsvistuigen, zoals die nu plaatsvindt in de Waddenzee, Eems/Dollard, Ooster- en Westerschelde en de buitenhavens van Delfzijl. Hiertoe is in artikel 36 een tweede lid opgenomen op grond waarvan vergunningen voor de recreatieve visserij met de vistuigen genoemd in artikel 12 na 31 december 2010 niet meer worden verleend. Deze datum komt overeen met de geldigheidsduur van de uitgegeven vergunningen voor de recreatieve visserij met beroepsvistuigen in de kustwateren;

  • c. het verbod op de aalvisserij in september, oktober en november is in artikel 32a opgenomen als een verbod op het gebruik van vistuigen waarmee op aal wordt gevist in genoemde periode. Aal die als bijvangst in andere vistuigen terecht komt of aal gevangen met een hengel moet op grond van artikel 32b onmiddellijk terug worden gezet in het water.

Naast de Uitvoeringsregeling visserij wordtde Regeling LNV-subsidies aangepast, teneinde verstrekkingen uit het EVF of een andere bron mogelijk te maken voor een bijdrage in de kosten van stilliggen als gevolg van het periodieke visverbod op aal en voor de uitzet van glas- en pootaal.

5. Handhaving

De handhaving van deze regeling geschiedt door de daartoe door de Minister van LNV aangewezen ambtenaren van de Algemene Inspectie Dienst (AID) en de algemene opsporingsambtenaren van het Korps landelijke politiediensten en de regionale politiekorpsen. Toezicht en handhaving op sportvissers wordt daarnaast uitgeoefend door Bijzondere Opsporingsambtenaren (BOA’s) en hengelsportcontroleurs die in dienst zijn bij een hengelsportvereniging.

De maatregelen die in hoofdstuk 4 van deze toelichting genoemd staan, kunnen zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden gehandhaafd. Op grond van artikel 54b van de Visserijwet 1963 is de Minister van LNV bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bij of krachtens de Visserijwet 1963 gestelde. Hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van overeenkomstige toepassing. Toepassing van bestuursdwang kan bijvoorbeeld bestaan uit het lichten en meevoeren van vistuigen, waarbij de kosten hiervan op de overtreder verhaald worden. Het is ook mogelijk in plaats van het toepassen van bestuursdwang een last onder dwangsom op te leggen (artikel 5:32 Awb).

De strafbaarstelling van overtreding van de bepalingen in onderhavige regeling is opgenomen in de Wet op de economische delicten (WED). Overtreding van de bepalingen uit deze regeling wordt op grond van artikel 1, onder 4 juncto artikel 6, eerste lid, onder 4 van de WED gestraft met een hechtenis van ten hoogste zes maanden, een taakstraf of een geldboete van de tweede of de vierde categorie, afhankelijk van het soort vistuig.

Ook de terugzetverplichting, die geldt voor sportvissers die vissen op grond van de Vispas, kan strafrechtelijk gehandhaafd worden. De Vispas is een schriftelijke toestemming om te vissen in de zin van artikel 21 van de Visserijwet 1963. Overtreding van voorwaarden, verbonden aan een toestemming om te vissen, is strafbaar gesteld in artikel 56, derde lid, van de Visserijwet 1963, met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede of vierde categorie.

Als eigenaar van de staatswateren kan de Nederlandse Staat voorts naleving van het bij of krachtens de Visserijwet 1963 gestelde afdwingen via de algemene voorwaarden, zoals die gelden voor een overeenkomst tot verhuur van een visrecht of een schriftelijke toestemming om te vissen op de staatswateren met uitzondering van het IJsselmeer. Overtreding van de Visserijwet 1963 is een grond voor opschorting of beëindiging van de huurovereenkomst of de schriftelijke toestemming. Voor de beroepsmatige visserij op het IJsselmeer is een vergunning vereist op grond van artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985. Bij overtreding van de bepalingen uit onderhavige regeling kan de verleende vergunning in het uiterste geval worden ingetrokken.

6. Gevolgen voor administratieve lasten en uitvoeringslasten

Deze regeling brengt geen veranderingen in de administratieve lasten of uitvoeringslasten met zich.

7. Publicatie en inwerkingtreding

Het Nederlandse aalbeheerplan ligt momenteel ter goedkeuring voor bij de Europese Commissie. Eind september beslist de Europese Commissie of het plan wordt goedgekeurd. De inwerkingtreding van de wijzigingen die met deze regeling worden doorgevoerd ter uitvoering van het aalbeheerplan is voorzien voor 1 oktober. Indien de Europese Commissie het Nederlandse aalbeheerplan eind september niet goedkeurt, trek ik deze wijzigingen in.

Vooruitlopend op de goedkeuring van de Europese Commissie wordt de regeling half september 2009 gepubliceerd. Dit is noodzakelijk om de vissers op aal voldoende tijd te geven om zich op het verbod uit artikel 32a voor te bereiden.

8. Afwijking van de vaste verandermomenten

Met 1 oktober als datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van het LNV-uitgangspunt van vaste verandermomenten voor regelgeving dat inhoudt dat nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli ingaan en dat minimaal drie maanden daaraan voorafgaand publicatie van de nieuwe regels plaatsvindt. Er wordt afgeweken van het vaste verandermoment omdat op grond van de Europese aalverordening alleen overeenkomstig een goedgekeurd aalbeheerplan gevist mag worden. Deze goedkeuring wordt eind september verwacht. Gezien de verplichtingen op grond van de Europese aalverordening en de slechte stand van de aal is het nodig zo spoedig mogelijk na deze goedkeuring het aalbeheerplan te implementeren.

9. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1a

Artikel 10b van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 geeft de Minister van LNV de bevoegdheid om regels te stellen voor de visserij op de binnenwateren ter uitvoering van verplichtingen en bevoegdheden die voortvloeien uit internationale overeenkomsten of besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Dit artikel vormt samen met artikel 3 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 de grondslag om regels ter uitvoering van de Europese aalverordening in de Uitvoeringsregeling visserij op te nemen. Om die reden is artikel 10b van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 als grondslag aan de regeling toegevoegd. In artikel 1a zijn vervolgens alle grondslagen van de Uitvoeringsregeling visserij ter verduidelijking onder elkaar gezet.

Artikel 23a

Artikel 23a legt een terugzetverplichting op aan de sportvisserij op zee of in de kustwateren. Het verbod om aal voorhanden te hebben tijdens het vissen uit het tweede lid, dient om de handhaafbaarheid van de terugzetverplichting uit het eerste lid te vergroten. Met deze terugzetverplichting kunnen sportvissers hun hobby blijven uitoefenen, zonder dat de aalstand hier nadelig door beïnvloed wordt.

Artikel 32a

Artikel 32a, eerste lid, verbiedt het gebruik van vistuigen waarmee op aal gevist wordt in de maanden september, oktober en november. De verboden vistuigen staan opgesomd in de onderdelen a tot en met j. Onderdeel j dient als vangnetbepaling. Op grond van dit onderdeel zijn vistuigen, die niet in de Visserijregelgeving gedefinieerd zijn, maar die wel in hoofdzaak voor het vangen van aal bestemd zijn, alsnog verboden. Dit betreft bijvoorbeeld de aalkub, die veel in de kustwateren gebruikt wordt.

Het tweede lid van artikel 32a verbiedt het voorhanden hebben van een vistuig, genoemd in het eerste lid, op of in de nabijheid van een water waarop niet gevist mag worden. Met deze bepaling kan het verbod uit het eerste lid beter gehandhaafd worden.

Artikel 32b

Op grond van artikel 32b geldt in de periode waarin het visverbod uit artikel 32a van kracht is, een terugzetverplichting voor aal, gevangen met een vistuig, dat niet onder de reikwijdte van artikel 32a valt. Aal is bij deze overige vistuigen alleen bijvangst.

Deze terugzetverplichting geldt ook voor aal, gevangen met een hengel op de binnenwateren. Buiten deze periode wordt de terugzetverplichting voor sportvissers op de binnenwateren privaatrechtelijk geregeld via de voorwaarden die Sportvisserij Nederland aan de Vispas verbindt. Het tweede lid van artikel 32b is noodzakelijk voor een goede handhaving van de terugzetverplichting.

Artikel 36, tweede lid

Door de toevoeging van het tweede lid aan artikel 36 worden vanaf 1 januari 2011 geen vergunningen verleend voor de recreatieve visserij met de vistuigen genoemd in artikel 12. Het betreft het vissen in de Waddenzee, Eems/Dollard, Ooster- en Westerschelde en de buitenhavens van Delfzijl. Momenteel zijn er circa 1150 vergunninghouders. De vergunningen zijn verleend voor een vast tijdvak van drie jaar. Het huidige tijdvak loopt af op 31 december 2010.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.


XNoot
1

C. Dekker, W. Heerenberg en H. Jansen, Duurzaam beheer van de aal in Nederland: onderbouwing van een beheerplan. IMARES-rapport nr. 2008-CO41/08; J.G.P. Klein Breiteler, Herstel van de Aalstand II. Bouwen aan een beheerplan. Het streefbeeld, de huidige uittrek, een nadere verkenning van de mogelijke maatregelen en een protocol voor het uitzetten van aal. Project nr. VIVION 08.002a.

XNoot
2

H. Eijsackers e.a., Streefbeeld aal. Een deskundigenoordeel, maart 2009.

Naar boven