TOELICHTING
1. Algemeen
Met onderhavige regeling worden enkele verplichtingen, beperkingen en verbodsbepalingen met betrekking tot de visserij op
aal in de Uitvoeringsregeling visserij opgenomen. Dit ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van de
Europese Unie van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (PbEU L 248)(hierna:
de Europese aalverordening).
2. De Europese aalverordening
Volgens wetenschappelijke inzichten, gegeven door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES), bevindt het
aalbestand zich niet binnen veilige biologische grenzen en is de huidige vorm van visserij niet duurzaam. De ICES beveelt
daarom dringend aan een herstelplan voor het gehele bestand van Europese aal uit te werken, en andere menselijke activiteiten
die van invloed zijn op de visserij of het bestand zoveel mogelijk te beperken. Deze aanbeveling heeft mede geleid tot vaststelling
van de Europese aalverordening op 18 september 2007. Deze verordening geeft een kader voor de bescherming en duurzame benutting
van het bestand van Europese aal (Anguilla anguilla) in de Europese Gemeenschap.
Omdat de omstandigheden en behoeften per gebied in de Europese Gemeenschap uiteenlopen, schrijft artikel 2 van de Europese
aalverordening voor dat lidstaten van de Europese Unie per stroomgebied in hun grondgebied welke een natuurlijke habitat voor
Europese aal vormt een beheerplan voor aal opstellen. In het vierde lid van artikel 2 staat dat het doel van de aalbeheerplannen
het verminderen van de antropogene sterfte van aal is, zodat er een grote kans bestaat dat ten minste 40% van de biomassa
aan schieraal kan ontsnappen naar zee, gerelateerd aan de beste raming betreffende de ontsnapping die plaats zou hebben gevonden
indien de mens geen invloed had uitgeoefend op het bestand. De aalbeheerplannen worden opgesteld met het oog op het bereiken
van die doelstelling op de lange termijn.
Om het streefpercentage van 40% te bereiken, noemt de Europese aalverordening in het achtste lid van artikel 2 de volgende
maatregelen waarin het aalbeheerplan onder meer kan voorzien: vermindering van commerciële visactiviteiten, beperking van
de sportvisserij, maatregelen voor de uitzet van aal, structurele maatregelen om rivieren passeerbaar te maken en rivierhabitats
te verbeteren, overbrenging van schieralen van binnenwateren naar wateren van waaruit zij vrij kunnen ontsnappen naar de Sargassozee,
bestrijding van predatoren, tijdelijke uitschakeling van hydro-elektrische turbines en maatregelen met betrekking tot de aquacultuur.
3. Het Nederlandse aalbeheerplan
Er zijn in Nederland vier stroomgebieden voor aal (Eems, Rijn, Maas en Schelde). Omdat deze gebieden een gezamenlijke rivierdelta
hebben en ook in elkaar overgaan wordt Nederland als één stroomgebied benaderd. Daarom heeft de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit (Minister van LNV) één aalbeheerplan opgesteld voor heel Nederland.
Het Nederlandse aalbeheerplan is gebaseerd op twee wetenschappelijke onderzoeken1, de beoordeling van de resultaten van die twee onderzoeken door een onafhankelijke commissie van deskundigen2 en de beoordeling van dit geheel door ICES. Op grond van de onderzoeksresultaten gaat het Nederlandse aalbeheerplan uit van
een uittrek van schieraal naar zee die momenteel 400 ton per jaar bedraagt. De doelstelling van het aalbeheerplan is om op
de lange termijn een uittrek van 5.200 ton schieraal per jaar te realiseren. Dit streefbeeld is gebaseerd op de bovengenoemde
onderzoeken en het advies van ICES.
Om op termijn (omstreeks 2090) het streefbeeld te halen, zijn in het Nederlandse aalbeheerplan de volgende maatregelen opgenomen:
a. vermindering van aalsterfte bij gemalen, door tot 2027 alle belangrijke barrières voor aalmigratie weg te nemen. Deze maatregel
valt samen met de uitvoering van de Kaderrichtlijn water. Op grond van de Kaderrichtlijn water is voor elk stroomgebied in
Nederland een stroomgebiedbeheerplan opgesteld waarin is voorzien in de verwijdering van stuwen en het vispasseerbaar maken
van kunstwerken die vismigratie bemoeilijken. Na de definitieve vaststelling eind 2009 worden deze stroomgebiedbeheerplannen
begin 2010 aan de Europese Commissie aangeboden.
Binnen de eerste planperiode van 2010–2015 worden landelijk 635 kunstwerken aangepast.
b. vermindering van de aalsterfte met 35 procent bij de drie grote waterkrachtcentrales. Bij één van de grote waterkrachtcentrales
is met dit doel begin 2009 een experimenteel visgeleidingssysteem voor de stroomafwaartse migratie geïnstalleerd. Bij de andere
twee grote waterkrachtcentrales kan de vermindering van de aalsterfte gerealiseerd worden door middel van aangepast turbinebeheer.
c. instelling van visserijvrije zones vanaf 2010, op locaties die van belang zijn voor aalmigratie;
d. een terugzetverplichting voor aal voor de sportvisserij in kust- en zeegebieden;
e. beëindiging van de recreatieve visserij met beroepsvistuigen in de Waddenzee, Eems/Dollard, Ooster- en Westerschelde en de
buitenhavens van Delfzijl. Vergunningen hiervoor, op grond van de Uitvoeringsregeling visserij, lopen tot eind 2010 en zullen
niet opnieuw worden afgegeven;
f. een algeheel verbod op aalvisserij in de maanden september, oktober en november;
g. stopzetting van de vernieuwing van jaarlijkse privaatrechtelijke peurtoestemmingen in staatswateren, die door de Staat worden
uitgegeven.
Daarnaast geeft het aalbeheerplan aan dat Sportvisserij Nederland vrijwillig een terugzetverplichting heeft opgelegd aan de
bij haar aangesloten organisaties. Deze organisaties hebben het visrecht op het merendeel van de Nederlandse binnenwateren.
Zij geven schriftelijke toestemmingen uit aan sportvissers om in de wateren waarvan zij de visrechthebbende zijn te vissen.
Deze schriftelijke toestemming is de zogenaamde Vispas. Sportvisserij Nederland heeft nu als voorwaarde aan de Vispas verbonden
dat gevangen aal onmiddellijk levend in hetzelfde water wordt teruggezet.
Tot slot vermeldt het aalbeheerplan dat de Nederlandse Staat financieel bijdraagt aan de uitzet van glas- en pootaal en aan
wetenschappelijk onderzoek naar de kunstmatige voortplanting van aal.
4. De implementatie van het Nederlandse aalbeheerplan
Het Nederlandse aalbeheerplan, zoals dat in juli 2009 ter goedkeuring aan de Europese Commissie is voorgelegd, wordt naar
verwachting eind september 2009 goedgekeurd door de Europese Commissie. De visserij op aal is met ingang van die datum op
grond van artikel 5, derde lid, van de Europese aalverordening uitsluitend toegestaan op voorwaarde dat deze in overeenstemming
is met de specificaties en beperkingen die in het aalbeheerplan zijn vastgesteld. Voor een goede uitvoering en handhaving
van die specificaties en beperkingen, zijn de volgende maatregelen uit het aalbeheerplan via onderhavige regeling opgenomen
in de Uitvoeringsregeling visserij:
a. de terugzetverplichting voor aal voor de sportvisserij op zee. Deze maatregel is vastgelegd in artikel 23a.
b. beëindiging van de uitgifte van vergunningen als bedoeld in artikel 36 van de Uitvoeringsregeling visserij, voor de recreatieve
kustvisserij met beroepsvistuigen, zoals die nu plaatsvindt in de Waddenzee, Eems/Dollard, Ooster- en Westerschelde en de
buitenhavens van Delfzijl. Hiertoe is in artikel 36 een tweede lid opgenomen op grond waarvan vergunningen voor de recreatieve
visserij met de vistuigen genoemd in artikel 12 na 31 december 2010 niet meer worden verleend. Deze datum komt overeen met
de geldigheidsduur van de uitgegeven vergunningen voor de recreatieve visserij met beroepsvistuigen in de kustwateren;
c. het verbod op de aalvisserij in september, oktober en november is in artikel 32a opgenomen als een verbod op het gebruik van
vistuigen waarmee op aal wordt gevist in genoemde periode. Aal die als bijvangst in andere vistuigen terecht komt of aal gevangen
met een hengel moet op grond van artikel 32b onmiddellijk terug worden gezet in het water.
Naast de Uitvoeringsregeling visserij wordtde Regeling LNV-subsidies aangepast, teneinde verstrekkingen uit het EVF of een
andere bron mogelijk te maken voor een bijdrage in de kosten van stilliggen als gevolg van het periodieke visverbod op aal
en voor de uitzet van glas- en pootaal.
5. Handhaving
De handhaving van deze regeling geschiedt door de daartoe door de Minister van LNV aangewezen ambtenaren van de Algemene Inspectie
Dienst (AID) en de algemene opsporingsambtenaren van het Korps landelijke politiediensten en de regionale politiekorpsen.
Toezicht en handhaving op sportvissers wordt daarnaast uitgeoefend door Bijzondere Opsporingsambtenaren (BOA’s) en hengelsportcontroleurs
die in dienst zijn bij een hengelsportvereniging.
De maatregelen die in hoofdstuk 4 van deze toelichting genoemd staan, kunnen zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk
worden gehandhaafd. Op grond van artikel 54b van de Visserijwet 1963 is de Minister van LNV bevoegd tot toepassing van bestuursdwang
ter handhaving van het bij of krachtens de Visserijwet 1963 gestelde. Hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
is van overeenkomstige toepassing. Toepassing van bestuursdwang kan bijvoorbeeld bestaan uit het lichten en meevoeren van
vistuigen, waarbij de kosten hiervan op de overtreder verhaald worden. Het is ook mogelijk in plaats van het toepassen van
bestuursdwang een last onder dwangsom op te leggen (artikel 5:32 Awb).
De strafbaarstelling van overtreding van de bepalingen in onderhavige regeling is opgenomen in de Wet op de economische delicten
(WED). Overtreding van de bepalingen uit deze regeling wordt op grond van artikel 1, onder 4 juncto artikel 6, eerste lid,
onder 4 van de WED gestraft met een hechtenis van ten hoogste zes maanden, een taakstraf of een geldboete van de tweede of
de vierde categorie, afhankelijk van het soort vistuig.
Ook de terugzetverplichting, die geldt voor sportvissers die vissen op grond van de Vispas, kan strafrechtelijk gehandhaafd
worden. De Vispas is een schriftelijke toestemming om te vissen in de zin van artikel 21 van de Visserijwet 1963. Overtreding
van voorwaarden, verbonden aan een toestemming om te vissen, is strafbaar gesteld in artikel 56, derde lid, van de Visserijwet
1963, met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede of vierde categorie.
Als eigenaar van de staatswateren kan de Nederlandse Staat voorts naleving van het bij of krachtens de Visserijwet 1963 gestelde
afdwingen via de algemene voorwaarden, zoals die gelden voor een overeenkomst tot verhuur van een visrecht of een schriftelijke
toestemming om te vissen op de staatswateren met uitzondering van het IJsselmeer. Overtreding van de Visserijwet 1963 is een
grond voor opschorting of beëindiging van de huurovereenkomst of de schriftelijke toestemming. Voor de beroepsmatige visserij
op het IJsselmeer is een vergunning vereist op grond van artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985. Bij overtreding
van de bepalingen uit onderhavige regeling kan de verleende vergunning in het uiterste geval worden ingetrokken.
6. Gevolgen voor administratieve lasten en uitvoeringslasten
Deze regeling brengt geen veranderingen in de administratieve lasten of uitvoeringslasten met zich.
7. Publicatie en inwerkingtreding
Het Nederlandse aalbeheerplan ligt momenteel ter goedkeuring voor bij de Europese Commissie. Eind september beslist de Europese
Commissie of het plan wordt goedgekeurd. De inwerkingtreding van de wijzigingen die met deze regeling worden doorgevoerd ter
uitvoering van het aalbeheerplan is voorzien voor 1 oktober. Indien de Europese Commissie het Nederlandse aalbeheerplan eind
september niet goedkeurt, trek ik deze wijzigingen in.
Vooruitlopend op de goedkeuring van de Europese Commissie wordt de regeling half september 2009 gepubliceerd. Dit is noodzakelijk
om de vissers op aal voldoende tijd te geven om zich op het verbod uit artikel 32a voor te bereiden.
8. Afwijking van de vaste verandermomenten
Met 1 oktober als datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van het LNV-uitgangspunt van vaste verandermomenten voor regelgeving
dat inhoudt dat nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli ingaan en dat minimaal drie maanden daaraan voorafgaand publicatie
van de nieuwe regels plaatsvindt. Er wordt afgeweken van het vaste verandermoment omdat op grond van de Europese aalverordening
alleen overeenkomstig een goedgekeurd aalbeheerplan gevist mag worden. Deze goedkeuring wordt eind september verwacht. Gezien
de verplichtingen op grond van de Europese aalverordening en de slechte stand van de aal is het nodig zo spoedig mogelijk
na deze goedkeuring het aalbeheerplan te implementeren.
9. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1a
Artikel 10b van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 geeft de Minister van LNV de bevoegdheid om regels te stellen voor
de visserij op de binnenwateren ter uitvoering van verplichtingen en bevoegdheden die voortvloeien uit internationale overeenkomsten
of besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Dit artikel vormt samen met artikel 3 van het Reglement zee- en kustvisserij
1977 de grondslag om regels ter uitvoering van de Europese aalverordening in de Uitvoeringsregeling visserij op te nemen.
Om die reden is artikel 10b van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 als grondslag aan de regeling toegevoegd. In artikel
1a zijn vervolgens alle grondslagen van de Uitvoeringsregeling visserij ter verduidelijking onder elkaar gezet.
Artikel 23a
Artikel 23a legt een terugzetverplichting op aan de sportvisserij op zee of in de kustwateren. Het verbod om aal voorhanden
te hebben tijdens het vissen uit het tweede lid, dient om de handhaafbaarheid van de terugzetverplichting uit het eerste lid
te vergroten. Met deze terugzetverplichting kunnen sportvissers hun hobby blijven uitoefenen, zonder dat de aalstand hier
nadelig door beïnvloed wordt.
Artikel 32a
Artikel 32a, eerste lid, verbiedt het gebruik van vistuigen waarmee op aal gevist wordt in de maanden september, oktober en
november. De verboden vistuigen staan opgesomd in de onderdelen a tot en met j. Onderdeel j dient als vangnetbepaling. Op
grond van dit onderdeel zijn vistuigen, die niet in de Visserijregelgeving gedefinieerd zijn, maar die wel in hoofdzaak voor
het vangen van aal bestemd zijn, alsnog verboden. Dit betreft bijvoorbeeld de aalkub, die veel in de kustwateren gebruikt
wordt.
Het tweede lid van artikel 32a verbiedt het voorhanden hebben van een vistuig, genoemd in het eerste lid, op of in de nabijheid
van een water waarop niet gevist mag worden. Met deze bepaling kan het verbod uit het eerste lid beter gehandhaafd worden.
Artikel 32b
Op grond van artikel 32b geldt in de periode waarin het visverbod uit artikel 32a van kracht is, een terugzetverplichting
voor aal, gevangen met een vistuig, dat niet onder de reikwijdte van artikel 32a valt. Aal is bij deze overige vistuigen alleen
bijvangst.
Deze terugzetverplichting geldt ook voor aal, gevangen met een hengel op de binnenwateren. Buiten deze periode wordt de terugzetverplichting
voor sportvissers op de binnenwateren privaatrechtelijk geregeld via de voorwaarden die Sportvisserij Nederland aan de Vispas
verbindt. Het tweede lid van artikel 32b is noodzakelijk voor een goede handhaving van de terugzetverplichting.
Artikel 36, tweede lid
Door de toevoeging van het tweede lid aan artikel 36 worden vanaf 1 januari 2011 geen vergunningen verleend voor de recreatieve
visserij met de vistuigen genoemd in artikel 12. Het betreft het vissen in de Waddenzee, Eems/Dollard, Ooster- en Westerschelde
en de buitenhavens van Delfzijl. Momenteel zijn er circa 1150 vergunninghouders. De vergunningen zijn verleend voor een vast
tijdvak van drie jaar. Het huidige tijdvak loopt af op 31 december 2010.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.