Besluit van ...... houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Accreditatiebesluit WHW)

Ontwerpbesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 juli 2011, nr. WJZ/313727 (4872), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ......, nr.......);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van ......, nr......., directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1 Toets nieuwe opleiding onder voorwaarden

  • 1. Het accreditatieorgaan kan aan een besluit toets nieuwe opleiding voorwaarden als bedoeld in artikel 5a.11, vierde lid, van de wet verbinden indien een of meer van de kwaliteitsaspecten van de opleiding, genoemd in artikel 5a.10a, tweede lid, onderdelen b, d, e en f, respectievelijk artikel 5a.13g, eerste lid, onderdeel b, van de wet, als onvoldoende worden beoordeeld maar deze aspecten naar zijn opvatting binnen een jaar zodanig kunnen worden verbeterd dat deze tenminste tot het oordeel voldoende kunnen leiden.

  • 2. De voorwaarden hebben betrekking op:

    • a. de inspanningen die van het instellingsbestuur worden verwacht om te bereiken dat de kwaliteitsaspecten, die als onvoldoende worden beoordeeld, worden verbeterd en de wijze waarop de verbeteringen moeten worden uitgevoerd;

    • b. de wijze waarop en de termijn waarbinnen uiterlijk door het instellingsbestuur aan het accreditatieorgaan moet worden gerapporteerd; en

    • c. de communicatie van het instellingsbestuur over de gestelde voorwaarden met studenten en andere belanghebbenden.

Artikel 2 Herstelperiode accreditatie

  • 1. Het accreditatieorgaan besluit de geldigheidsduur van een accreditatie of een toets nieuwe opleiding te verlengen als bedoeld in artikel 5a.12a, eerste lid, van de wet, indien een of meer van de kwaliteitsaspecten van de opleiding, genoemd in artikel 5a.8, tweede lid, onderdelen b tot en met f, respectievelijk artikel 5a.13f, eerste lid, onderdelen b en c, van de wet, als onvoldoende worden beoordeeld maar deze aspecten naar zijn opvatting binnen twee jaar zodanig kunnen worden verbeterd dat deze tenminste tot het oordeel voldoende kunnen leiden.

  • 2. Het accreditatieorgaan kan aan het besluit tot het verlengen van de geldigheidsduur van een accreditatie of een toets nieuwe opleiding voorwaarden verbinden, die betrekking hebben op:

    • a. de inspanningen die van het instellingsbestuur worden verwacht om te bereiken dat kwaliteitsaspecten, die als onvoldoende worden beoordeeld, zodanig worden verbeterd dat de accreditatie alsnog kan worden verleend en de wijze waarop de verbeteringen moeten worden uitgevoerd;

    • b. de wijze waarop en de termijn waarbinnen uiterlijk door het instellingsbestuur aan het accreditatieorgaan moet worden gerapporteerd; en

    • c. de communicatie van het instellingsbestuur over de gestelde voorwaarden met studenten en andere belanghebbenden.

Artikel 3 Instellingstoets kwaliteitszorg

  • 1. Het accreditatieorgaan kan aan een instellingstoets kwaliteitszorg als bedoeld in artikel 5a.13a van de wet, voorwaarden verbinden indien de opleidingen van de instelling op een of meer van de kwaliteitsaspecten, genoemd in artikel 5a.13b, tweede lid, onderdelen c en d, als onvoldoende worden beoordeeld maar deze aspecten, naar zijn opvatting binnen een jaar zodanig kunnen worden verbeterd dat deze tenminste tot het oordeel voldoende kunnen leiden.

  • 2. De voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, hebben betrekking op:

    • a. de inspanningen die van het instellingsbestuur worden verwacht om te bereiken dat de kwaliteitsaspecten, die als onvoldoende worden beoordeeld, worden verbeterd en de wijze waarop de verbeteringen moeten worden uitgevoerd,

    • b. de wijze waarop en de termijn waarbinnen uiterlijk door het instellingsbestuur aan het accreditatieorgaan moet worden gerapporteerd, en

    • c. de communicatie van het instellingsbestuur over de gestelde voorwaarden met studenten en andere belanghebbenden.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011.

Artikel 5 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Acccreditatiebesluit WHW.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Op 1 januari 2011 is de Wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel in werking getreden (Stb. 2010, 862). Deze wet schrijft onder meer voor dat er bij algemene maatregel van bestuur (amvb) voorschriften worden gegeven omtrent de voorwaarden waaronder en de gevallen waarin sprake kan zijn van een toets nieuwe opleiding onder voorwaarden (artikel 5a.11, vierde lid), het toekennen van een herstelperiode bij het verlenen van accreditatie (artikel 5a.12a, eerste lid) en een instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden (artikel 5a.13d, zesde lid). Gelet op de vergelijkbare problematiek in deze drie situaties is ervoor gekozen deze gezamenlijk te regelen. De nota van toelichting bij deze amvb onderteken ik mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Het ontwerp van deze amvb is voorgelegd aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

2. Voorwaarden toets nieuwe opleiding en instellingstoets kwaliteitszorg

Het accreditatieorgaan, de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (hierna NVAO) kan aan een toets nieuwe opleiding of een instellingstoets kwaliteitstoets voorwaarden verbinden indien zij op grond van het overgelegde advies van de commissie van deskundigen tot de conclusie komt dat bepaalde kwaliteitsaspecten weliswaar onvoldoende zijn, maar redelijkerwijs binnen een periode van één jaar zijn weg te nemen. Wat betreft de toets nieuwe opleiding geldt dit zowel voor de uitgebreide als de beperkte beoordeling (artikel 5a.10a, tweede lid, en artikel 5a.13g, eerste lid). Als een toets nieuwe opleiding of een instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden wordt verleend, hebben de bedoelde voorwaarden betrekking op de inspanningen die van het instellingsbestuur worden verwacht om te bereiken dat de kwaliteitsaspecten, die onvoldoende zijn, worden verbeterd en de wijze waarop deze moeten worden uitgevoerd, de wijze waarop en de termijn waarbinnen uiterlijk door het instellingsbestuur aan de NVAO wordt gerapporteerd, en de communicatie van het instellingsbestuur over de gestelde voorwaarden met studenten en andere belanghebbenden. Wat betreft de rapportagetermijn geldt dat deze logischerwijs moet zijn gelegen na de termijn die wordt gegund om de verbeteringen te realiseren. De periode kan korter zijn dan een jaar als de NVAO van mening is dat het herstel sneller te realiseren valt. De communicatie is van belang omdat studenten volledig geïnformeerd moeten zijn als zij kiezen voor een studie. Voor anderen, zoals werkgevers waarmee de instelling een bijzondere relatie heeft en waarbij studenten in dienst treden, is die informatie ook relevant.

Een aanvraag voor een toets nieuwe opleiding moet worden afgewezen als het oordeel over het aspect ‘het beoogde eindniveau’ of over het aspect ‘de wijze van beoordeling, toetsing en examinering’ onvoldoende is (artikel 5a.10a, tweede lid, onderdelen a en c). Een aanvraag voor een instellingstoets kwaliteitszorg moet worden afgewezen indien het oordeel over het aspect ‘de visie op de kwaliteit van haar onderwijs’ of het aspect ‘de effectiviteit van de interne kwaliteitszorg’ onvoldoende is (artikel 5a.13b, onderdelen a en b). In die gevallen is een toets nieuwe opleiding of instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden niet mogelijk.

3. De herstelperiode

Als de NVAO een aanvraag tot hernieuwing van een al bestaande accreditatie of accreditatie na afloop van een besluit toets nieuwe opleiding beoordeelt en vaststelt dat de opleiding niet voldoet aan alle vereiste kwaliteitsaspecten, kan zij besluiten de geldigheidsduur van de bestaande accreditatie, respectievelijk toets nieuwe opleiding, te verlengen en een zogenaamde ‘herstelperiode’ toekennen. Dit geldt zowel voor de uitgebreide als beperkte beoordeling accreditatie (artikel 5a.8, tweede lid, en art. 5a.13f, eerste lid). Een herstelperiode kan alleen maar worden toegekend als de NVAO van mening is dat de gebreken redelijkerwijs binnen een periode van ten hoogste twee jaar zijn te herstellen. Het beoordelingsrapport van de commissie van deskundigen is daarbij van groot belang. Als het oordeel over het aspect ‘het beoogde eindniveau van de opleiding, gelet op hetgeen internationaal gewenst en gangbaar is’ (art.5a.8, tweede lid, onderdeel a) onvoldoende is, kan evenwel nooit een herstelperiode worden toegekend en moet de accreditatie-aanvraag worden afgewezen. De reden daarvan is dat het ambitieniveau tenminste op orde moet zijn. Op het moment dat het nagestreefde eindniveau onder de maat is, ontbreekt aan de opleiding de garantie van basiskwaliteit, en daarmee samenhangend, een kritische kwaliteitscultuur en visie, het beginpunt van kwalitatief goed hoger onderwijs van internationale klasse. Toekenning van een herstelperiode is in zo’n geval niet op zijn plaats.

De NVAO kan bij het verlenen van de herstelperiode voorwaarden stellen. Deze voorwaarden komen qua inhoud en functie overeen met de voorwaarden die aan de toets nieuwe opleiding en de instellingstoets kwaliteitszorg kunnen worden verbonden. Het verschil met de toets nieuwe opleiding en de instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden is echter dat het instellingsbestuur tenminste een half jaar voor afloop van de herstelperiode een nieuwe aanvraag bij de NVAO moet indienen, namelijk een aanvraag om een besluit tot vaststelling dat de opleiding alsnog aan het accreditatiekader voldoet (artikel 5a.12a, vierde en vijfde lid, van de wet).

Net als bij de verbeterpunten bij de toets nieuwe opleiding geldt ook ten aanzien van de herstelperiode dat deze korter kan zijn dan twee jaar als de NVAO van mening is dat het herstel sneller te realiseren valt. Bij de keuze voor de indieningstermijn van een aanvraag als hiervoor bedoeld is echter de veronderstelling geweest dat een verlenging van de geldigsheidsduur met minder dan een jaar onwaarschijnlijk is te achten. Daar komt bij dat de NVAO in haar accreditatiekader heeft vastgelegd dat bij een onvoldoende op het kwaliteitsaspect ‘het gerealiseerde eindniveau, gelet op hetgeen internationaal gewenst en gangbaar is’ een herstelperiode van maximaal een jaar mogelijk is, met andere woorden verbeteringen op dit kwaliteitsapect moeten binnen het tijdsbestek van een jaar te realiseren zijn anders wordt geen verlenging van de bestaande accreditatie of toets nieuwe opleiding verleend (zie ook hierna onder 3.1). De commissie van deskundigen buigt zich over de wijze waarop de instelling de door de NVAO vastgestelde tekortkomingen heeft verbeterd en oordeelt of de opleiding inmidddels op alle wettelijke kwaliteitsaspecten voldoende scoort.

3.1. Accreditatiekader NVAO

Op 17 december 2010 is het accreditatiekader van de NVAO, dat is aangepast aan het nieuwe accreditatiestelsel, goedgekeurd (Beoordelingskaders accreditatiestelsel hoger onderwijs, Stcrt 2010, nr. 21523). Het accreditatiekader is nadien gewijzigd. De wijziging van het accreditatiekader is goedgekeurd op (PM) (Stcrt 2011, nr. ......). Bij deze wijziging is een paragraaf toegevoegd die betrekking heeft op de werkwijze rond het verlenen van een herstelperiode en de beoordeling volgend op de herstelperiode. De NVAO heeft, zoals hiervoor al is vermeld, in het accreditatiekader opgenomen dat bij een onvoldoende op het gerealiseerde eindniveau verlenging van de accreditatie uiterlijk met één jaar mogelijk is. De NVAO heeft haar bevoegdheid om een herstelperiode voor maximaal twee jaar te verlenen voor dit kwaliteitsonderdeel derhalve ingeperkt tot één jaar. Het gerealiseerde eindniveau is naar het oordeel van de NVAO in het algemeen een dermate belangrijk kwaliteitsaspect van een opleiding, dat wanneer de instelling langer de tijd nodig zou hebben om de opleiding op dit aspect te verbeteren, verlenging van de geldigheidsduur van de accreditatie cq de toets nieuwe opleiding niet gerechtvaardigd is. Het kabinet deelt dit oordeel.

Tevens heeft de NVAO in de genoemde paragraaf het belang benadrukt van de onafhankelijkheid en deskundigheid van de commissie van deskundigen die oordeelt of de opleiding voldoende verbeterd is om alsnog geaccrediteerd te kunnen worden. Net als de commissie van deskundigen, die oorspronkelijk de opleiding heeft beoordeeld, behoeft de commissie van deskundigen, die zich buigt over het herstel, naar analogie van artikel artikel 5a.2, tweede lid, van de wet, instemming van de NVAO. De wijziging van het accreditatiekader omvat ook de voorwaarden voor instemming met de samenstelling van deze commissie.

4. Financiële gevolgen voor de Rijksbegroting

Deze algemene maatregel van bestuur heeft geen financiële consequenties voor de Rijksbegroting.

5. Administratieve lasten

Voor zover deze algemene maatregel van bestuur leidt tot administratieve lasten, zijn die al meegenomen in de totale berekening van de administratieve lasten die voortvloeien uit de Wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel (Stb. 2010, 293). Daar is in de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 2009/10, 32 210, nr. 3, blz. 34–36) een totaalbeeld geschetst.

6. Uitvoering en handhaafbaarheid.

De algemene maatregel van bestuur is uitvoerbaar voor de NVAO. De NVAO gaat ervan uit dat deze algemene maatregel van bestuur niet zal leiden tot een noemenswaardige toename dan wel verzwaring van haar takenpakket.

Ook aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is een uitvoeringstoets gevraagd. DUO geeft evenals de NVAO aan dat de algemene maatregel van bestuur voor hem uitvoerbaar is. Hij kan in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) vastleggen dat een opleiding onder voorwaarden is goedgekeurd. DUO heeft ook de administratieve lastenparagraaf inclusief de onderbouwing getoetst en daarover geen opmerkingen. DUO meldt ten slotte dat de algemene maatregel van bestuur door hem is voorgelegd aan de inspectie van het onderwijs en dat die geen commentaar heeft op de regeling.

De NVAO voert sinds 1 januari 2011 het aangepaste accreditatiestelsel uit en hanteert daarbij de voorschriften, zoals opgenomen in deze amvb. De amvb werkt daarom terug tot en met 1 januari 2011.

Advies Raad van State

No. W05.11.0275/I

’s-Gravenhage, 11 augustus 2011

Aan de Koningin

Bij Kabinetsmissive van 13 juli 2011, no.11.001700, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Accreditatiebesluit WHW), met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit geeft uitvoering aan een aantal nieuwe delegatiebepalingen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en bepaalt onder welke voorwaarden en in welke gevallen sprake kan zijn van een toets nieuwe opleiding onder voorwaarden, het toekennen van een herstelperiode bij het verlenen van accreditatie en een instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking over de herstelperiode accreditatie. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. Herstelperiode accreditatie

Artikel 2 van het ontwerpbesluit strekt tot uitwerking van artikel 5a.12a, eerste lid, van de WHW. Dat artikellid geeft het accreditatieorgaan een discretionaire bevoegdheid om in bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen de geldigheidsduur van het laatst genomen accreditatiebesluit of het besluit toets nieuwe opleiding met een periode van ten hoogste twee jaar te verlengen. artikel 2 van het ontwerpbesluit kent echter een imperatieve redactie en bepaalt dat het accreditatieorgaan besluit de geldigheidsduur te verlengen als de geconstateerde tekortkomingen naar zijn opvatting binnen twee jaar kunnen worden opgeheven. Dit betekent dat het accreditatieorgaan alleen beoordelingsruimte heeft ten aanzien van de duur van de verlenging. Anders dan de toelichting het doet voorkomen, is afwijzing van een aanvraag tot verlenging omdat het herstel naar verwachting langer dan een jaar duurt, ingevolge het ontwerpbesluit niet mogelijk.1

Gelet hierop adviseert de Afdeling artikel 2, eerste lid, van het ontwerpbesluit in overeenstemming te brengen met artikel 5a.12a, eerste lid, van de WHW en te bepalen dat het accreditatieorgaan kan besluiten tot verlenging van de geldigheidsduur.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De vice-president van de Raad van State,

H.D. Tjeenk Willink.

Bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W05.11.0275/I met redactionele kanttekeningen die de Afdeling in overweging geeft

  • Het opschrift van artikel 3 vervangen door: Instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden.

  • De artikelen 1, 2 en 3 als volgt formuleren (als voorbeeld is artikel 1 genomen):

    • 1. Het accreditatieorgaan kan aan een toets nieuwe opleiding voorwaarden verbinden indien:

      • a. de nieuwe opleiding als onvoldoende is beoordeeld op een of meer van de kwaliteitsaspecten genoemd in artikel 5a.10a, tweede lid, onderdelen b, d, e en f, respectievelijk artikel 5a.13g, eerste lid, onderdeel b, van de wet; en

      • b. de tekortkomingen redelijkerwijs binnen een jaar kunnen worden weggenomen.

    • 2. De voorwaarden hebben betrekking op:

      • a. de wijze waarop de tekortkomingen moeten worden weggenomen;

      • b. de wijze waarop en de termijn waarbinnen uiterlijk door het instellingsbestuur aan het accreditatieorgaan moet worden gerapporteerd; en

      • c. de berichtgeving door het instellingsbestuur over de gestelde voorwaarden aan studenten en andere belanghebbenden.

Nader Rapport

Den Haag, 12 oktober 2011

Nr. WJZ/325880 (4872)

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het bepaalde in artikel 5a.11, vierde lid, artikel 5a.12a, eerste lid, en artikel 5a.13d, zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Accreditatiebesluit WHW)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 juli 2011, nr. 11.001700, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Het ontwerpbesluit is een tweede versie van een ontwerpbesluit inzake accreditatie waarop de Afdeling advisering van de Raad van State advies heeft uitgebracht op 10 december 2010. Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 29 november 2010, nr. 10.003293, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het oorspronkelijke ontwerpbesluit rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Op basis van het advies van de Afdeling is dat ontwerp redactioneel en qua normstelling ingrijpend gewijzigd. In het nieuwe ontwerpbesluit is de herstelmogelijkheid bij accreditatie ook toegestaan indien een opleiding onvoldoende scoort op het kwaliteitsaspect ‘het gerealiseerde eindniveau, gelet op hetgeen internationaal gewenst en gangbaar is, alsmede de deugdelijkheid van beoordeling, toetsing en examinering van de studenten’ (artikel 5a.8a, tweede lid, onderdeel c, Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek). Het gewijzigde voorstel is opnieuw aan de Afdeling advisering van de Raad van State voorgelegd. Op het nieuwe ontwerpbesluit heeft de Afdeling wederom advies uitgebracht. Beide adviezen bied ik U hierbij aan. Op het advies, gedateerd 13 augustus 2011, nr. W05.11.0275/I, ga ik hierna nader inhoudelijk in.

  • 1. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Afdeling over de herstelperiode accreditatie merk ik op dat artikel 5a.12a, eerste lid, van de WHW, het accreditatieorgaan discretionaire bevoegdheid verleent voor wat betreft de duur van de verlenging van het laatstgenomen besluit tot accreditatieverlening of verlening toets nieuwe opleiding. Het accreditatieorgaan heeft derhalve de beleidsruimte om te verlengen voor een kortere periode dan twee jaar indien dat naar zijn opvatting wenselijk is. Uit de imperatieve redactie van de slotzin van die bepaling volgt echter dat het accreditatieorgaan geen beleidsruimte heeft wat betreft de gevallen waarin tot verlenging moet worden overgegaan. Deze gevallen moeten bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald. Zulks is geschied in artikel 2 van het ontwerpbesluit. Kortom, indien de tekortkomingen herstelbaar zijn binnen een redelijke termijn dan moet het accreditatieorgaan de herstelmogelijkheid bieden. De Afdeling veronderstelt dat er wat betreft de duur van de herstelmogelijkheid een discrepantie is tussen WHW, ontwerpbesluit en het accreditatiekader NVAO, maar gaat eraan voorbij dat aan het besluit tot verlenging van accreditatie cq toets nieuwe opleiding geen aanvraag tot verlenging ten grondslag ligt, maar een aanvraag tot verlening van accreditatie op grond van artikel 5a.9 van de WHW. artikel 2 van het ontwerpbesluit is niettemin meer in overeenstemming met artikel 5a.12a, eerste lid, van de WHW, gebracht, zoals de Afdeling adviseert, nu is bepaald dat de tekortkomingen binnen redelijke termijn moeten kunnen worden verholpen, waar eerst was voorgeschreven dat dat binnen een termijn van twee jaar zou moeten kunnen gebeuren. Hiermee is beter tot uitdrukking gebracht dat het accreditatieorgaan in de verlengingstermijn beleidsruimte heeft. Dat een herstelmogelijkheid buiten een periode van twee jaar niet meer redelijk is, vloeit voort uit het feit dat de herstelperiode overeenkomstig artikel 5a.12a, eerste lid, WHW, niet langer kan zijn dan twee jaar. In de nota van toelichting is de passage over de herstelperiode, paragraaf 3, op dit punt verduidelijkt.

  • 2. Naar aanleiding van redactionele kanttekeningen van de Afdeling zijn in het ontwerpbesluit en de nota van toelichting enkele redactionele verbeteringen aangebracht.

Voorts is het tweede lid van artikel 2 van het ontwerpbesluit vervallen. In dit tweede lid werd, gelijk het tweede lid van artikel 1 (Toets nieuwe opleiding) en artikel 3 (Instellingstoets kwaliteitszorg) van het ontwerpbesluit, voorgeschreven welke voorwaarden het accreditatieorgaan aan de herstelperiode kan verbinden. De voorwaarden aan de toets nieuwe opleiding onder voorwaarden en de instellingstoets kwaliteitszorg onder voorwaarden worden op grond van artikel 5a.11, vierde lid, respectievelijk artikel 5a.13d, zesde lid, WHW, bij algemene maatregel van bestuur bepaald. In artikel 5a.12a, tweede lid, WHW, is echter de bevoegdheid tot het stellen van voorwaarden betreffende de herstelperiode aan het accreditatieorgaan overgelaten.

Ik moge U hierbij, mede namens de Minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie, het gewijzigde ontwerp-besluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.


X Noot
1

Nota van toelichting, paragraaf 3 (de herstelperiode), laatste alinea; paragraaf 3.1 (Accreditatiekader NVAO).

Naar boven