Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 17 oktober 2011, nr. 234573, houdende wijziging van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten in verband met versoepeling maatregelen Q-koorts

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Handelende in overeenstemming met onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op de artikelen 17, 18, eerste lid, onderdeel b, 25, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 45, eerste en derde lid, van de Diergeneesmiddelenwet en artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel f vervalt.

2. Onderdeel g wordt geletterd f.

B

Artikel 5.1.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘5.1.8, 5.1.9, tweede tot en met vijfde lid,’ vervangen door: 5.1.9, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel b,.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘5.1.8, 5.1.9, tweede tot en met vijfde lid, en 5.1.10’ vervangen door: 5.1.9, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel b, 5.1.10 en 5.1.11a.

3. In het derde lid wordt de zinsnede ‘5.1.9, eerste en derde tot en met vijfde lid’ vervangen door: 5.1.9.

4. In het vierde lid wordt de zinsnede ‘Artikel 5.1.5b is van toepassing’ vervangen door: De artikelen 5.1.5a en 5.1.5b zijn van toepassing.

C

Artikel 5.1.5a vervalt.

D

Na artikel 5.1.5 wordt een nieuw artikel 5.1.5a toegevoegd, luidende:

Artikel 5.1.5a

Het is verboden schapen of geiten te houden, tenzij alle schapen of geiten op het bedrijf zijn gevaccineerd overeenkomstig § 5.2.

E

In artikel 5.1.5b, tweede en derde lid, wordt ‘§ 5.2.1’ vervangen door: § 5.2.

F

In artikel 5.1.7, tweede lid, wordt ‘§ 5.2.1’ vervangen door: § 5.2.

G

Artikel 5.1.8 vervalt.

H

Artikel 5.1.9 komt te luiden:

Artikel 5.1.9

  • 1. Het is verboden mest, afkomstig uit een stal waar schapen of geiten worden gehouden, uit te rijden of af te voeren.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a. de mest gedurende 30 dagen na verwijdering uit de stal luchtdoorlatend afgedekt is opgeslagen of

    • b. de mest rechtstreeks en afgedekt naar een erkende composteerinrichting of erkend composteerbedrijf als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel g, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 wordt afgevoerd.

  • 3. De houder houdt een administratie bij van:

    • a. de datum waarop de mest uit de stal is verwijderd;

    • b. de begin- en einddatum van de composteringsperiode op de locatie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, en

    • c. de datum van het uitrijden van de mest op het eigen bedrijf.

  • 4. In de administratie, bedoeld in het derde lid, wordt telkens de desbetreffende hoeveelheid mest, uitgedrukt in kubieke meters, vermeld.

  • 5. De administratie, bedoeld in het derde lid, wordt gedurende twee jaar bewaard.

I

Na artikel 5.1.11 wordt een nieuw artikel 5.1.11a toegevoegd, luidende:

Artikel 5.1.11a

  • 1. Als gedeelte van een gebouw of terrein als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn aangewezen stallen waar schapen of geiten worden gehouden.

  • 2. In afwijking van artikel 112 Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s worden als personen of groepen van personen die toegang hebben tot stallen als bedoeld in het eerste lid aangewezen:

    • a. de houder van de schapen of geiten en

    • b. personen voor wie het met het oog op de uitoefening van beroep of bedrijf noodzakelijk is de stal te betreden.

J

Artikel 5.1.12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘overeenkomstig artikel 5.2.4, tweede lid, en § 5.2.1’ telkens vervangen door: § 5.2.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op vrouwelijke geiten of vrouwelijke schapen geboren op of na 1 juli 2009.

3. Het derde en vierde lid vervallen.

K

De artikelen 5.1.12a tot en met 5.1.12g vervallen.

L

§ 5.1.4 komt te luiden:

§ 5.1.4 Maatregelen voor locaties met een publieksfunctie, evenementen, tentoonstellingen en keuringen

Artikel 5.1.15
  • 1. Deze paragraaf is van toepassing op locaties met een publieksfunctie, evenementen, tentoonstellingen en keuringen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is deze paragraaf niet van toepassing op:

    • a. bedrijven als bedoeld in artikel 5.1.5, eerste en tweede lid;

    • b. bedrijven als bedoeld in artikel 5.1.5, derde lid, met uitzondering van het bepaalde in artikel 5.1.19.

Artikel 5.1.16

Het is verboden schapen of geiten te houden op locaties met een publieksfunctie, tenzij alle schapen of geiten op de locatie zijn gevaccineerd overeenkomstig § 5.2.

Artikel 5.1.17

Het is verboden schapen of geiten aan te voeren op een locatie met een publieksfunctie, evenement, tentoonstelling of keuring, tenzij de schapen of geiten zijn gevaccineerd overeenkomstig § 5.2.

Artikel 5.1.18

Het is verboden schapen of geiten bijeen te brengen op evenementen, tentoonstellingen en keuringen, tenzij de schapen of geiten zijn gevaccineerd overeenkomstig § 5.2.

Artikel 5.1.19
  • 1. Houders van geiten of schapen houden geiten en schapen die aflammeren volledig afgezonderd van het publiek.

  • 2. Onder het afgezonderd houden van het publiek wordt in ieder geval verstaan dat de houder zorg draagt dat bezoekers de stal waar geiten of schapen aflammeren, niet kunnen betreden.

  • 3. Indien het niet mogelijk is de dieren die aflammeren afgezonderd te houden van het publiek voert de houder de drachtige dieren af naar een locatie, niet zijnde een locatie als bedoeld in artikel 5.1.15, eerste lid.

  • 4. Het tweede lid is niet van toepassing op het toelaten van personen voor wie met het oog op de uitoefening van beroep of bedrijf noodzakelijk is de stal te betreden.

Artikel 5.1.20

De houder houdt een administratie bij van:

  • a. de datum waarop een dier als bedoeld in artikel 5.1.19, eerste lid, is gedekt of geïnsemineerd;

  • b. de datum waarop een lam of lammeren van een dier als bedoeld in artikel 5.1.19, eerste lid, is geboren.

M

§ 5.2 komt te luiden:

§ 5.2 Vaccinatie Q-koorts

Artikel 5.2.1
  • 1. De houder van schapen of geiten op een bedrijf als bedoeld in artikel 5.1.2 en artikel 5.1.5, vierde lid, laat de schapen of geiten elk kalenderjaar voor 1 augustus tegen Q-koorts vaccineren.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. schapen of geiten die in het eerste levensjaar worden geslacht en geen ander dier dekken dan wel zelf niet gedekt worden;

    • b. schapen of geiten jonger dan drie maanden.

  • 3. Onverminderd het eerste lid laat de houder schapen of geiten die nog niet eerder tegen Q-koorts gevaccineerd zijn, vaccineren uiterlijk drie weken voordat deze dieren:

    • a. een ander dier dekken dan wel zelf gedekt worden;

    • b. geïnsemineerd worden of

    • c. naar een ander bedrijf als bedoeld in artikel 5.1.2 en 5.1.5, vierde lid, locatie met een publieksfunctie, evenement, tentoonstelling of keuring afgevoerd worden.

  • 4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op schapen of geiten die langer dan een jaar geleden voor de in het derde lid, onderdelen a, b, en c, genoemde handelingen gevaccineerd zijn.

Artikel 5.2.2
  • 1. De houder van schapen of geiten op een locatie met een publieksfunctie laat de schapen of geiten uiterlijk voor 1 januari 2012 tegen Q-koorts vaccineren en vervolgens elk jaar voor 1 augustus.

  • 2. Artikel 5.2.1, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.2.3
  • 1. Een houder van schapen of geiten laat schapen of geiten die ouder zijn dan drie maanden en aangevoerd worden op een evenement, tentoonstelling of keuring uiterlijk drie weken voor die aanvoer tegen Q-koorts vaccineren.

  • 2. In afwijking van het eerste lid voert een houder drachtige schapen of geiten slechts aan op een evenement, tentoonstelling of keuring indien de dieren gevaccineerd zijn uiterlijk drie weken voordat het dier gedekt of geïnsemineerd is.

  • 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op schapen of geiten die samen met hun lammeren op een evenement, tentoonstelling of keuring aangevoerd worden.

Artikel 5.2.4
  • 1. De houder als bedoeld in de artikelen 5.2.1 tot en met 5.2.3 houdt een administratie bij van de uitgevoerde vaccinaties.

  • 2. In de administratie wordt in elk geval opgenomen:

    • a. het bij het vaccin geleverde formulier en

    • b. de factuur van de dierenarts voor het uitvoeren van de vaccinatie.

  • 3. Het formulier, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt ondertekend door de dierenarts die de vaccinatie heeft uitgevoerd en door de houder, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. De houder, bedoeld in het eerste lid, doet na iedere uitgevoerde vaccinatie een kennisgeving overeenkomstig artikel 38ea van de Regeling identificatie en registratie van dieren.

  • 5. De administratie, bedoeld in het eerste lid, wordt gedurende twee jaar bewaard.

Artikel 5.2.5

Van het verbod, gesteld in artikel 2, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet, wordt vrijstelling verleend voor het met inachtneming van de artikelen 5.2.7 en 5.2.8 en de bijsluiter toepassen van het diergeneesmiddel ‘Coxevac’ van de firma CEVA SANTE ANIMALE B.V. te Naaldwijk voor het vaccineren van schapen tegen Q-koorts en met het oog daarop het voorhanden of in voorraad hebben en het afleveren van dit middel.

Artikel 5.2.6

Van het verbod in artikel 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen wordt vrijstelling verleend voor het overeenkomstig deze paragraaf vaccineren van schapen en geiten.

Artikel 5.2.7

Het diergeneesmiddel, genoemd in artikel 5.2.5, wordt niet toegepast bij drachtige schapen of geiten.

Artikel 5.2.8

Schapen of geiten die al eerder overeenkomstig deze paragraaf zijn gevaccineerd worden gevaccineerd door middel van een enkele herhalingsvaccinatie, mits de hervaccinatie plaatsvindt binnen een jaar na de vorige vaccinatie.

ARTIKEL II

De Regeling identificatie en registratie van dieren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 44c vervallen het eerste tot en met vierde lid en achtste tot en met twaalfde lid.

B

Artikel 38ea wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 5.2.5’ vervangen door: de artikelen 5.2.1 tot en met 5.2.3.

2. In het eerste lid wordt ‘artikel 5.2.8, derde lid’ vervangen door: artikel 5.2.4, vierde lid.

ARTIKEL III

Artikel 4, vierde lid, van het Besluit houdende beleidsregels toekenning tegemoetkoming aan melkgeiten- of melkschapenbedrijven in verband met oplegging levenslang fokverbod komt te luiden:

  • 4. De bedragen, genoemd in het eerste en tweede lid, worden vermenigvuldigd met 1,051 indien op de eigenaar de landbouwregeling als bedoeld in artikel 27, eerste en tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 van toepassing is.

ARTIKEL IV

Artikel 1, tweede lid, van het Mandaatbesluit LNV Voedsel en Waren Autoriteit inzake ontheffing Q-koortsmaatregelen wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt de zinsnede ‘de artikelen 5.1.5a en 5.1.7’ vervangen door: artikel 5.1.7.

2. Onderdeel b vervalt.

3. De onderdelen c tot en met f worden geletterd b tot en met e.

4. Onderdeel b (nieuw) komt te luiden:

  • b. van het verbod in artikel 5.1.9, eerste lid, van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten wanneer op de locatie waar de mest is geproduceerd geen mogelijkheden zijn om mest op te slaan.

5. In onderdeel c (nieuw) wordt ‘§ 5.2.1’ vervangen door: artikel 5.1.5a en § 5.2.

ARTIKEL V

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 17 oktober 2011

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijziging van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten (hierna: de regeling) voorziet in wijzigingen met betrekking tot Q-koorts. Aanleiding voor de wijziging vormen de ontwikkelingen met betrekking tot Q-koorts. Op 24 juni 2011 hebben deskundigen advies uitgebracht over de Q-koortsmaatregelen. Dit advies is bij brief van 14 juli 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 28 286, nr. 520) aan de Tweede Kamer toegezonden.

In hun advies beschrijven de deskundigen de situatie met betrekking tot Q-koorts. De humane situatie is dat de GGD’en in 2011 tot 29 september 2011 73 meldingen ontvingen van Q-koorts met een eerste ziektedag in 2011. Evenals in 2010 is er geen sprake van een seizoenspiek. De veterinaire situatie is dat er geen enkel bedrijf met abortusproblematiek gemeld is ten gevolge van C. burnetii, en zes bedrijven positief zijn bevonden in de tankmelkmonitoring.

Gelet op deze ontwikkelingen en recente onderzoeksresultaten adviseren de deskundigen tot aanpassing van de maatregelen. De deskundigen geven onder meer aan dat het uitbreidingsverbod in de actuele epidemiologische situatie niet verder bijdraagt tot vermindering van het risico op overdacht van Q-koorts naar mensen. Verder geven de deskundigen aan dat afzondering van drachtige dieren in een periode van vier weken voor tot twee weken na het lammeren geen toegevoegde waarde meer heeft. Het heeft aldus de deskundigen nog wel meerwaarde het publiek niet toe te laten bij het daadwerkelijke moment van lammeren. De deskundigen adviseren voor wat betreft de hygiënemaatregelen de opslagtermijnen voor mest te verkorten tot 30 dagen en geven aan dat het verbod op het uitrijden van mest uit de stal niet meer noodzakelijk is.

Op 3 augustus is in het Bestuurlijk Afstemmingsoverleg Zoönosen (BAO-Z) met de bestuurlijke partners gesproken over het deskundigenadvies.

Bij brief van 15 september 2011 hebben de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen besluiten die zijn genomen (Kamerstukken II 2011/12, 28 286, nr. 523). In deze brief is onder andere aangekondigd dat het uitbreidingsverbod zal worden ingetrokken en de mestmaatregelen en de afzonderingsplicht overeenkomstig het deskundigenadvies worden versoepeld.

Met deze wijzigingsregeling wordt hier uitvoering aan gegeven (onderdelen A, C, G, H en L). Tevens worden in deze wijzigingsregeling de voorwaarden geschrapt die gesteld zijn met betrekking tot schapen of geiten die op grond van artikel 5.1.12, tweede lid, zijn uitgezonderd van het levenslange fokverbod (onderdeel K), de bezoekersregeling voor besmette Q-koortsbedrijven aangepast (onderdeel I) en wordt een onderdeel van de beleidsregels met betrekking tot nadeelcompensatie levenslang fokverbod gewijzigd (artikel III). Van de gelegenheid is bovendien gebruik gemaakt om een aantal verduidelijkingen in de regeling aan te brengen. De inhoudelijke wijzigingen worden hieronder in het artikelsgewijze deel nader toegelicht.

Deze wijzigingsregeling leidt niet tot wijzigingen in administratieve lasten en heeft voor de nalevingskosten geen gevolg.

Deze regeling zal in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten (VVM) voor regelgeving. Dit beleid houdt in dat nieuwe regelingen slechts op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treden en publicatie minimaal drie maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling plaatsvindt. De reden voor de onderhavige afwijking van de VVM is dat dit een begunstigende wijzigingsregeling betreft.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A en C

In artikel 5.1.1 is de definitie van ‘referentieaantal’ geschrapt. Dit hangt samen met het vervallen van het uitbreidingsverbod voor melkgeiten- en melkschapenhouderijen zoals dat was opgenomen in artikel 5.1.5a (oud) van de regeling. Het uitbreidingsverbod kan vervallen, omdat zoals hiervoor is opgemerkt, de deskundigen hebben aangegeven dat dit verbod, uitgaande van continuering van het huidige vaccinatiebeleid en zorgvuldig toezicht hierop, in de actuele epidemiologische omstandigheden niet verder bijdraagt aan vermindering van het risico op overdracht van Q-koorts naar mensen.

Onderdeel D

In artikel 5.1.5a is een verbod opgenomen op het houden van schapen of geiten tenzij alle schapen of geiten op het bedrijf zijn gevaccineerd overeenkomstig § 5.2. Dit verbod was tot op heden in artikel 5.2.5 (oud) van de regeling opgenomen. Eveneens ongewijzigd is dat uit § 5.2 voortvloeit dat op bedrijven schapen of geiten die in het eerste levensjaar worden geslacht en die ook geen ander dier dekken dan wel zelf niet gedekt worden (slachtlammeren), niet hoeven te worden gevaccineerd. Hetzelfde geldt voor dieren jonger dan 3 maanden. Dit laatste is tevens beschreven in de bijsluiter bij het vaccin.

Onderdelen G en H

Het verbod om mest vanaf het begin van de lammerperiode tot en met 30 dagen na afloop daarvan te verwijderen uit een stal waar schapen of geiten worden gehouden (art. 5.1.8 (oud)) is, in lijn met het advies van de deskundigen, vervallen.

De termijnen voor opslag van mest zijn in artikel 5.1.9 van de regeling, eveneens conform het advies van de deskundigen, verkort tot 30 dagen voor zowel besmette, verdachte als vrije bedrijven. De mest dient afgedekt te worden met luchtdoorlatend materiaal, zoals bijvoorbeeld worteldoek.

Voor vrije bedrijven geldt op grond van artikel 5.1.5, derde lid, juncto artikel 5.1.9, tweede lid, onderdeel b, dat de mest niet hoeft te worden opgeslagen na verwijdering uit de stal als de mest rechtstreeks naar een erkende composteerinrichting of erkend composteerbedrijf als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel g, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 wordt afgevoerd. De mest dient wel afgedekt te worden vervoerd.

Onderdeel I

Met dit onderdeel is een wijziging aangebracht in de bezoekersregeling bij besmette bedrijven. Tot op heden gold voor besmette bedrijven op grond van artikel 25, tweede lid, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 112 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s dat op het gehele bedrijfsterrein geen bezoekers mochten komen, met uitzondering van de houder en bezoekers voor wie het in het kader van beroep en bedrijf noodzakelijk is het terrein te betreden. Deze bezoekersregeling verschilde van de bezoekersregeling voor verdachte bedrijven zoals opgenomen in artikel 5.1.11. Voor deze categorie bedrijven is het bezoekersverbod beperkt tot de stal(len) op het bedrijfsterrein waar schapen of geiten worden gehouden. Het bezoekersregime voor besmette bedrijven is met dit onderdeel van deze regelingswijziging aangepast conform de bezoekersregeling voor verdachte bedrijven.

Onderdelen J en K

Het levenslang fokverbod is op grond van artikel 5.1.12, tweede lid, niet van toepassing op vrouwelijke geiten of vrouwelijke schapen geboren op of na 1 juli 2009. Aan deze uitzondering waren met het oog op eventuele risico’s voor de volksgezondheid diverse voorwaarden verbonden, zoals bijvoorbeeld het houden van deze dieren in een aparte ruimte in de stal. Inmiddels is gebleken dat bij de groep dieren, bedoeld in artikel 5.1.12, tweede lid, zich geen abortussen hebben voorgedaan en is rond de bedrijven waarop deze dieren zich bevinden geen clustering humane gevallen waargenomen. Daardoor is er geen aanleiding meer om de voorwaarden voor de uitzondering op het levenslang fokverbod voor deze groep dieren in stand te laten en zijn deze vervallen.

Onderdeel L

Met onderdeel K is § 5.1.4 opnieuw vastgesteld.

In de titel van de paragraaf en artikel 5.1.15, eerste lid, is verduidelijkt dat de maatregelen voor locaties met een publieksfunctie in § 5.1.4 ook van toepassing zijn op evenementen, tentoonstellingen en keuringen. Ongewijzigd is dat de paragraaf niet van toepassing is op besmette en verdachte bedrijven. Voor deze bedrijven geldt immers een bezoekersverbod. Gelet hierop kunnen deze bedrijven geen publieksfunctie uitoefenen.

In artikel 5.1.16 is een verbod opgenomen om schapen of geiten te houden op locaties met een publieksfunctie, tenzij alle schapen of geiten op de locatie zijn gevaccineerd overeenkomstig § 5.2. Dit verbod was voorheen in artikel 5.2.5 (oud) van de regeling opgenomen. Uit § 5.2 vloeit overigens voort dat schapen of geiten die in het eerste levensjaar worden geslacht en die ook geen ander dier dekken dan wel zelf niet gedekt worden (slachtlammeren), niet hoeven te worden gevaccineerd. Hetzelfde geldt voor dieren jonger dan 3 maanden. Dit laatste vloeit voort uit de bijsluiter bij het vaccin.

Artikel 5.1.17 bevat een verbod op het aanvoeren van schapen of geiten op locaties met een publieksfunctie, evenementen, tentoonstellingen en keuringen, tenzij de dieren zijn gevaccineerd overeenkomstig § 5.2. Om een goede handhaving mogelijk te maken, is op grond van artikel 5.1.18 ook het bijeenbrengen van schapen of geiten op evenementen, tentoonstellingen en keuringen verboden, tenzij de dieren zijn gevaccineerd overeenkomst § 5.2.

In artikel 5.1.19 is de afzonderingsplicht opgenomen. De duur van de afzonderingsplicht is nu beperkt tot het moment van aflammeren. Het derde lid van artikel 5.1.19 bepaalt dat als het niet mogelijk is de dieren die aflammeren afgezonderd te houden van het publiek, de houder de drachtige dieren afvoert naar een locatie waar geen publiek komt. De houder zal in dat geval de drachtige dieren tijdig moeten afvoeren. Verordening (EG) nr. 1/2005 (transportverordening) bepaalt immers dat drachtige dieren waarvan 90% van de draagtijd voltooid is, niet meer vervoerd mogen worden.

In artikel 5.1.20 is een aantal administratievoorschriften met betrekking tot de afzonderingsplicht opgenomen. Deze voorschriften zijn ongewijzigd en waren voorheen opgenomen in artikel 5.1.17 (oud).

Onderdeel M

§ 5.2 bevat nadere voorschriften met betrekking tot vaccinatie van schapen en geiten tegen Q-koorts.

In de artikelen 5.2.1, 5.2.2 en 5.2.3 is bepaald wanneer de dieren gevaccineerd moeten worden.

Op bedrijven waar meer dan 50 schapen of geiten worden gehouden ten behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie en opfokbedrijven geldt op grond van artikel 5.2.1, eerste lid, als hoofdregel dat de houder zijn dieren elk jaar vóór 1 augustus laat vaccineren. Vaccinatie dient dus ieder jaar tussen 1 januari en 1 augustus plaats te vinden. De datum van 1 augustus waarborgt dat de dieren voor het reguliere dekseizoen, dat ongeveer in september start, gevaccineerd zijn.

In artikel 5.2.1, tweede lid, zijn twee categorieën dieren benoemd, waarvoor de hoofdregel uit het eerste lid niet geldt. De eerste categorie betreft schapen of geiten die in het eerste levensjaar worden geslacht en geen ander dier dekken dan wel zelf niet gedekt worden. De tweede categorie betreft dieren jonger van drie maanden.

Het derde lid van artikel 5.2.1 bepaalt dat de houder schapen of geiten die nog niet eerder tegen Q-koorts zijn gevaccineerd, laat vaccineren uiterlijk drie weken voordat deze dieren een ander dier dekken dan wel zelf gedekt worden, geïnsemineerd worden of van het bedrijf naar een ander bedrijf, locatie met een publieksfunctie, evenement, tentoonstelling of keuring afgevoerd worden. Het derde lid is bedoeld voor:

  • lammeren die vóór 1 augustus nog geen drie maanden oud waren (en nog niet gevaccineerd kunnen worden gelet op de bijsluiter bij het vaccin) en die vóór het reguliere dekseizoen van het opvolgende jaar andere dieren dekken of zelf gedekt worden, geïnsemineerd worden of van het bedrijf afgevoerd worden.

  • lammeren geboren na 1 augustus en die vóór het reguliere dekseizoen van het opvolgende jaar andere dieren dekken of zelf gedekt worden, geïnsemineerd worden of van het bedrijf afgevoerd worden.

Achtergrond van deze bepaling is dat bij deze handelingen besmettingsrisico aanwezig als de betreffende dieren niet tijdig gevaccineerd zijn. De tijdperiode van drie weken houdt verband met de immuniteitsopbouw.

Op locaties met een publieksfunctie moet op grond van artikel 5.2.2 uiterlijk vóór 1 januari 2012 gevaccineerd zijn tegen Q-koorts en vervolgens elk jaar voor 1 augustus. Dat betekent dat schapen en geiten op locaties met een publieksfunctie in 2013 dus vóór 1 augustus 2013 gevaccineerd moeten worden. Tot op heden gold voor locaties met een publieksfunctie dat voor 1 januari van elk jaar gevaccineerd moest worden. Wijziging van deze datum in 1 augustus sluit beter aan op het reguliere dekseizoen van schapen en geiten. Bovendien geldt dan zowel voor professionale melkgeiten- en melkschapenhouderijen, opfokbedrijven, en locaties met een publieksfunctie dezelfde uiterste vaccinatiedatum.

Schapen of geiten die aangevoerd worden op evenementen, tentoonstellingen of keuringen dienen op grond van artikel 5.2.3 uiterlijk drie weken voor de aanvoer op een evenement, tentoonstelling of keuring tegen Q-koorts gevaccineerd te worden. Drachtige schapen of geiten mogen slechts aangevoerd worden op evenementen, tentoonstellingen of keuringen als deze dieren gevaccineerd zijn uiterlijk drie weken voordat het dier gedekt of geïnsemineerd is.

De vrijstelling van het verbod in artikel 2, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet voor toepassing van het diergeneesmiddel Coxevac voor het vaccineren van schapen tegen Q-koorts is gehandhaafd. Het middel is inmiddel Europees geregistreerd voor rundvee en geiten, maar nog niet voor schapen.

Artikel II

Met dit artikel is een aantal technische wijzigingen doorgevoerd in de Regeling identificatie en registratie van dieren.

Artikel III

Met artikel III van deze wijzigingsregeling is artikel 4, vierde lid, van het Besluit houdende beleidsregels toekenning tegemoetkoming aan melkgeiten- of melkschapenbedrijven in verband met oplegging levenslang fokverbod aangepast. Dit lid voorzag in aanpassing van de tegemoetkoming voor de schade in verband met het opleggen van het levenslang fokverbod om het verschil tussen ondernemers waarop de landbouwregeling, zoals omschreven in artikel 27 van de Wet op de omzetbelasting 1968, van toepassing is en ondernemers die geen gebruik maken van de landbouwregeling weg te nemen. Daarbij is er abusievelijk van uitgegaan dat de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, van het Besluit inclusief BTW is berekend. De tegemoetkomingsberekening is echter exclusief BTW. Om als gevolg hiervan een nadeel voor ondernemers die deelnemen aan de landbouwregeling te voorkomen, is hiervoor in het nieuwe vierde lid een voorziening getroffen.

Artikel IV

Dit artikel voorziet in aanpassing van het Mandaatbesluit LNV Voedsel en Waren Autoriteit inzake ontheffing Q-koortsmaatregelen. De aanpassingen zijn technisch van aard.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

Naar boven