Besluit van ........ tot wijziging van het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post

Ontwerpbesluit

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 20 december 2010, nr. WJZ / 10191207, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 8 van de Postwet 2009;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van nr. W ......);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van ........, nr. WJZ ......, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 2, derde lid, van het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post wordt ‘respectievelijk 6 maanden’ vervangen door: respectievelijk 6 maanden en twee weken.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

NOTA VAN TOELICHTING

Na het volledig openen van de postmarkt met ingang van 1 april 2009 is in het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post bepaald dat postvervoerbedrijven verplicht zijn met alle postverspreiders een arbeidsovereenkomst te sluiten. Aan deze verplichting hoeft niet te worden voldaan als sprake is van gebondenheid aan een rechtsgeldige collectieve arbeidsovereenkomst (cao) waarin afspraken zijn gemaakt over het percentage postverspreiders dat op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam is (overzetten van overeenkomsten van opdracht naar arbeidsovereenkomsten volgens jaarlijks toenemende minimumpercentages). Daarbij is uitgangspunt dat 3,5 jaar na volledige opening van de postmarkt ten minste 80% van de postverspreiders werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst.

Ruim een jaar na de inwerkingtreding van de Postwet 2009 is geconstateerd dat de ingroei naar arbeidsovereenkomsten zeer sterk achterblijft bij de oorspronkelijke doelstellingen. Dit heeft onder andere te maken met de prijsvorming op de postmarkt. Bedrijven proberen door middel van scherpe prijsconcurrentie een plaats te verwerven op de markt. Daarnaast is niet altijd de bereidheid aanwezig bij postverspreiders om over te stappen van een overeenkomst van opdracht naar een arbeidsovereenkomst. De cao die voorziet in een ingroei waarmee na 3,5 jaar ten minste 80% van de postverspreiders werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst, is eind juni 2010 door de vakbonden opgezegd. Dit betekent dat de handhaving van de verplichting om met alle postverspreiders een arbeidsovereenkomst te sluiten met ingang van 1 januari 2011 in beeld komt. De gevolgen daarvan zijn echter dermate ingrijpend dat, mede op verzoek van de Tweede Kamer, een verkenner is aangesteld om de situatie en mogelijkheden objectief te onderzoeken om uit de huidige impasse te komen, waarbij ook de ontwikkeling op de postmarkt wordt bezien. Teneinde de benodigde tijd en ruimte te geven aan de verkenner alsook aan de postvervoerbedrijven en de bonden om alternatieven te onderzoeken en aan het kabinet om te besluiten over mogelijke vervolgstappen, is het wenselijk om de toepassing van de verplichting om met alle postverspreiders een arbeidsovereenkomst te sluiten, uit te stellen tot 15 januari 2011.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Advies Raad van State

No. W15.10.0569/IV

’s-Gravenhage, 22 december 2010

Aan de Koningin

Bij Kabinetsmissive van 21 december 2010, no. 10.003542, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit wijzigt het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post (hierna: Tijdelijk besluit). Volgens de toelichting moet ingevolge dit besluit vanaf 1 januari 2011 iedere postverspreider op arbeidsovereenkomst werkzaam zijn. De strekking van het ontwerpbesluit is deze verplichting twee weken later in te laten gaan, zodat sociale partners langer de gelegenheid hebben om tot een oplossing te komen in het conflict over de arbeidsvoorwaarden in de postsector.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een opmerking met betrekking tot de duur van de periode van uitstel. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

Artikel 8 van de Postwet 2009 geeft de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur voorschriften te stellen inzake in acht te nemen arbeidsvoorwaarden indien: (a) tegen sociaal onaanvaardbare arbeidsvoorwaarden arbeid wordt verricht, (b) daarbij sprake is van een tijdelijk zich tot de postsector beperkend probleem en (c) het probleem niet kan worden opgelost met algemeen geldende voorschriften of een tussen werkgever en vakbonden gesloten overeenkomst. Ter uitvoering hiervan is het Tijdelijk besluit vastgesteld. Uit artikel 2, eerste lid, juncto artikel 1, onderdelen b en c, van het Tijdelijk besluit volgt dat iedere postverspreider op arbeidsovereenkomst werkzaam moet zijn. Die verplichting geldt niet ten aanzien van een postvervoerbedrijf dat gebonden is aan een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) waarin een bepaald ‘ingroeimodel’ met betrekking tot het tot stand brengen van arbeidsovereenkomsten is afgesproken. Dit ‘ingroeimodel’ dient te voldoen aan de voorwaarden van artikel 2, tweede lid, van het Tijdelijk besluit. In het eerste jaar na de inwerkingtreding van de Postwet 2009 dient minimaal 10% van de postverspreiders in dienstbetrekking werkzaam te zijn. Dit percentage loopt in een aantal jaren op tot het einddoel van minimaal 80% (ingevolge het vierde lid kan op deze eis ontheffing worden verleend).

Tussen de postvervoerbedrijven en de vakbonden was oorspronkelijk een cao afgesloten, maar ruim een jaar na de inwerkingtreding van de Postwet 2009 werd geconstateerd dat de ingroei naar arbeidsovereenkomsten zeer sterk achterbleef bij de oorspronkelijke doelstellingen. De cao is daarom eind juni 2010 door de vakbonden opgezegd. Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Tijdelijk besluit herleeft dan na zes maanden het voorschrift van het eerste lid, dat alle postverspreiders werkzaam dienen te zijn op basis van een arbeidsovereenkomst, tenzij binnen die periode een nieuwe cao met een ingroeiregeling geldt die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, tweede lid, van het Tijdelijk besluit.

Na de opzegging van de cao eind juni 2010 is eind november 2010 door de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verkenner voor de postmarkt aangesteld.1 De verkenner heeft een brede opdracht meegekregen, namelijk de situatie en mogelijkheden objectief te onderzoeken om uit de huidige impasse te komen, waarbij ook de ontwikkeling op de postmarkt wordt bezien. Op 9 december 2010 heeft de verkenner een tussenrapportage uitgebracht, waarin hij aangaf dat hij nog in de fase van verkennende gesprekken was, maar dat wel al duidelijk was dat sprake is van een gecompliceerde situatie.2 Hij wil het conceptadvies eind december afronden en begin januari 2011 het definitieve advies uitbrengen.

Teneinde de benodigde tijd en ruimte te geven aan de verkenner alsook aan de postvervoerbedrijven, de bonden en aan het kabinet om alternatieven te onderzoeken en te besluiten over mogelijke vervolgstappen, is het volgens de toelichting wenselijk om de toepassing van de verplichting om met alle postverspreiders een arbeidsovereenkomst te sluiten, met twee weken uit te stellen tot 15 januari 2011. Blijkens het debat dat op 15 december 2010 is gevoerd in de Tweede Kamer der Staten-Generaal is het de bedoeling dat het kabinet op 14 januari 2011 over de uitkomsten van de verkenning vergadert en op die dag de Tweede Kamer op de hoogte stelt van het eindrapport en de kabinetsreactie.3

De Afdeling begrijpt dat thans wordt voorzien in bedoelde tijd en ruimte voor de verkenner alsook voor de postvervoerbedrijven, de bonden en het kabinet om alternatieven en mogelijke vervolgstappen te onderzoeken, maar betwijfelt of de gekozen termijn voor het uitstel daarvoor toereikend zal zijn. De gekozen termijn geeft de betrokkenen (werkgevers, bonden, Tweede Kamer) in feite geen enkele gelegenheid meer om naar aanleiding van het rapport en de kabinetsreactie nader onderzoek of overleg te initiëren. Niet onaannemelijk is dat zulks nodig zal blijken te zijn, gelet op de voorgeschiedenis, de brede onderzoeksopdracht van de verkenner en de omstandigheid dat de verkenner zelf al in zijn tussenrapportage heeft aangegeven dat sprake is van een gecompliceerde situatie.4

Verder wijst de Afdeling erop dat de opzet van het Tijdelijk besluit meebrengt dat bij het vervallen van de termijn een cao zal moeten gelden die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, tweede lid, van het Tijdelijk besluit. Daarbij zal mogelijk bovendien tijdelijk ontheffing moeten worden verleend om af te kunnen wijken van de in het Tijdelijk besluit voorziene ingroeiregeling. Een en ander brengt mee dat door de verschillende betrokken partijen de nodige handelingen zullen moeten worden verricht om een eventuele uitkomst van de verkenning te kunnen formaliseren opdat aan de voorwaarden van artikel 2 van het Tijdelijk besluit wordt voldaan. Het is niet op voorhand duidelijk dat de vereiste formalisering binnen de gekozen termijn zal kunnen worden gerealiseerd.

De brede opdracht van de verkenner brengt tot slot mee, dat niet kan worden uitgesloten, dat de eindrapportage aanleiding zal geven om tot wijziging van het Tijdelijk besluit over te gaan. De gekozen termijnstelling lijkt daartoe geen gelegenheid meer te geven.

De Afdeling merkt in dit verband op dat voorkomen dient te worden dat tegen het einde van de verlengde termijn opnieuw een voorstel tot wijziging van het Tijdelijk besluit moet worden gedaan om tot verdere verlenging van de termijn over te gaan.

De Afdeling adviseert de gekozen termijnstelling in het licht van het vorenstaande nader te bezien.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H.D. Tjeenk Willink.

Nader Rapport

No. WJZ / 10194553

’s-Gravenhage, 24 december 2010

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post

Aan de Koningin

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 december 2010, nr. 10.003542, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 22 december 2010, nr. W15.10.0569/IV, bied ik U hierbij aan.

Het advies van de Afdeling om voldoende tijd te nemen om het rapport van de verkenner met alle betrokkenen te bespreken en om te besluiten over vervolgstappen, onderschrijf ik. Echter, het is noodzakelijk om op een zo kort mogelijke termijn tot een oplossing te komen. Gelet hierop wordt de verlenging van de termijn van 6 maanden in artikel 2, derde lid, van het Tijdelijk besluit beperkt tot twee weken. Hiermee wordt bereikt dat bij alle betrokkenen de druk hoog blijft om op zo kort mogelijke termijn tot een oplossing te komen.

Ik moge U hierbij, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het ontwerp-besluit en de nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.


XNoot
1

Kamerstukken II 2010/11, 29 502, nr. 41.

XNoot
2

Kamerstukken II 2010/11, 29 502, nr. 43.

XNoot
3

Ongecorrigeerd verslag debat 15 december 2010, www.tweedekamer.nl.

XNoot
4

Kamerstukken II 2010/11, 29 502, nr. 43.

Naar boven