Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, van 1 februari 2011, nr. 180631, houdende wijzing van de Regeling LNV-subsidies en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op:

  • verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277);

  • op de artikelen 2, 4 en 7 van de Kaderwet LNV-subsidies,

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2:53 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De subsidie wordt niet verstrekt indien de landbouwonderneming eerder subsidie heeft ontvangen voor deelname aan een voedselkwaliteitsregeling en daarmee in het totaal meer dan 5 jaar subsidie zou ontvangen.

B

In artikel 5:6, eerste lid, vervalt, onder vervanging van ‘,en’ aan het slot van onderdeel b door een punt, onderdeel c.

C

In ‘Bijlage 2. Bijlage bij de artikelen 2:37, eerste lid, 2:38 en 2:40, vierde lid’, ‘Hoofdstuk 3. Investeringen in gecombineerde luchtwassystemen’, onderdeel D vervalt, onder verlettering van subonderdeel c tot b, subonderdeel b.

D

In ‘Bijlage 2. Bijlage bij de artikelen 2:37, eerste lid, 2:38 en 2:40, vierde lid’, ‘Hoofdstuk 4. Investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen’, onderdeel D vervalt, onder verlettering van subonderdeel c tot b, subonderdeel b.

ARTIKEL II

Het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De aanvragen, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden ingediend in de periode van 17 januari 2011 tot en met 31 januari 2011.

2. De volgende leden worden toegevoegd:

  • 4. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van een project als bedoeld in artikel 2:14, eerste lid, van de regeling kunnen ook worden ingediend voor projecten die betrekking hebben op de thema’s, bedoeld in artikel 2:15, eerste lid, onderdeel g, voor zover deze projecten zich richten op vernieuwingen die een bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstellingen, genoemd in artikel 2 van het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren.

  • 5. De aanvragen, bedoeld in het vierde lid, kunnen uitsluitend worden ingediend door landbouwondernemingen of een samenwerkingsverband van landbouwondernemingen onderling, dan wel met agro-MKB ondernemingen, bosbouwondernemingen of MKB ondernemingen werkzaam in de voedselindustrie, met dien verstande dat de landbouwondernemingen werkzaam zijn in de sectoren: veehouderij, akkerbouw, tuinbouw open teelt, bloembollen, bolbloemen, paddenstoelen of glastuinbouw.

  • 6. De aanvragen, bedoeld in het vierde lid, kunnen worden ingediend in de periode van 15 april tot en met 12 mei 2011.

B

In artikel 19 wordt ‘FAB-randen in aanmerking voor subsidie’ vervangen door: FAB-randen als bedoeld in artikel 18, eerste lid, in aanmerking voor subsidie.

C

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

  • 1. In aanvulling op artikel 2:16, onderdeel a, punt 2, van de regeling draagt een project als bedoeld in artikel 18, eerste lid, meer bij aan het bevorderen van nieuwe kennis of technologieën in de gehele sector indien:

    • a. het samenwerkingsverband groter is;

    • b. er meer regionale spreiding is van deelnemende landbouwondernemingen;

    • c. er meer regionale en landelijke samenwerking is tussen de landbouwondernemingen in het samenwerkingsverband ten behoeve van kennisuitwisseling en demonstraties.

  • 2. In aanvulling op artikel 2:16 van de regeling wordt een project als bedoeld in artikel 18, vierde lid, hoger gerangschikt, naarmate het project meer bijdraagt aan de voor de sectoren, genoemd in artikel 18, vierde lid, relevante convenantafspraken als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 8 van het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren.

D

In artikel 22 wordt ‘De subsidie wordt uitsluitend verleend’ vervangen door: De subsidie, bedoeld in artikel 18, eerste lid, wordt uitsluitend verleend.

E

Artikel 23 komt te luiden:

Artikel 23

  • 1. De subsidie bedraagt voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 18, eerste lid, 100% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat voor de berekening van het subsidiebedrag de kosten bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, onderdelen b, c, d en h, van de regeling gezamenlijk ten hoogste 30% van de totale subsidiabele kosten bedragen.

  • 2. De subsidie bedraagt voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 18, eerste lid, ten hoogste € 3000 per deelnemer per jaar voor de kosten, bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, onderdelen a en g van de regeling.

  • 3. De subsidie bedraagt voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 18, vierde lid, ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

  • 4. Indien het project wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband van landbouwondernemingen, bedraagt de subsidie voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 18, vierde lid, in afwijking van het derde lid ten hoogste 70% van de subsidiabele kosten.

F

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt:

    • a. voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 18, eerste lid, € 6.000.000

    • b. voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 18, vierde lid, € 2.150.000

  • 2. In aanvulling op het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, geldt een additioneel subsidieplafond van het Productschap Tuinbouw van € 202.000 voor projecten ingediend door glastuinbouwondernemingen, met dien verstande dat per project ten hoogste 20% van het subsidiebedrag ten laste komt van het additionele subsidieplafond.

G

Na artikel 49 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 4. Investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen

Artikel 49a
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering in een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in Bijlage 2, Hoofdstuk 4, punt A, van de regeling kunnen worden ingediend door landbouwondernemingen die werkzaam zijn in de melkvee-, vleesvee-, schapen-, geiten-, varkens-, kalveren-, pluimvee-, inclusief eenden- en kalkoenenhouderij, of konijnenhouderij, met uitzondering van de varkens- en pluimveehouderijen gelegen in extensiveringsgebieden als bedoeld in artikel 1 van de Reconstructiewet.

  • 2. De investering in een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in het eerste lid leidt tot een emissiewaarde van ten hoogste 75% ten opzichte van:

    • a. de maximale emissiewaarde voor de specifieke diercategorie als bedoeld in Bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij;

    • b. de emissiefactor voor overige huisvesting in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij, indien er voor de betreffende diercategorie geen maximale emissiewaarde is vastgesteld in Bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij.

  • 3. De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 1 juli 2011 tot en met 15 augustus 2011.

Artikel 49b
  • 1. De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen, bedoeld in artikel 49a, advies uit aan de Minister in de vorm van een rangschikking.

  • 2. Overeenkomstig artikel 1:4 van de regeling wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate:

    • a. de integraal duurzame stal of houderijsysteem waarin wordt geïnvesteerd in de beginfase van marktintroductie verkeert;

    • b. de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem meer economisch of technisch perspectief heeft;

    • c. er voor de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag en de verbetering van het dierenwelzijn;

    • d. er voor de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag en de verbetering van het milieu, diergezondheid of arbeidsomstandigheden;

    • e. de landbouwonderneming ten hoogste 3000 meter is verwijderd van een gebied als omschreven in bijlage 3 bij dit besluit, en

    • f. de landbouwonderneming al dan niet in het bezit is van de in voorkomend geval noodzakelijke vergunningen voor de uitvoering van het investeringsplan dan wel deze vergunningen heeft aangevraagd op het moment van de aanvraag tot subsidieverlening.

  • 3. Aanvragen tot subsidieverlening die op grond van het tweede lid inhoudelijk gelijk zijn gewaardeerd en niet kunnen worden verleend in verband met overschrijding van het subsidieplafond, worden door loting gerangschikt.

Artikel 49c

De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie ten hoogste € 250.000 bedraagt.

Artikel 49d

Het subsidieplafond bedraagt: € 6.500.000.

Artikel 49e
  • 1. Aanvragen tot subsidievaststelling kunnen worden ingediend tot 27 september 2013.

  • 2. Er kan slechts één aanvraag worden ingediend per inrichting als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

  • 3. Geen subsidie wordt verleend voor een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in Bijlage 2, Hoofdstuk 4, punt A, van de regeling indien voor dezelfde subsidiabele activiteit eerder op grond van artikel 29 van de Regeling GLB-Inkomenssteun 2006 subsidie is verleend.

Artikel 49f

De extra kosten, bedoeld in Bijlage 2, Hoofdstuk 4, punt C, van de regeling betreffen de kosten die worden gemaakt naast de norminvesteringen met betrekking tot dierenwelzijn en, voor zover van toepassing met betrekking tot milieu of diergezondheid, in een gangbare stal, als bedoeld in de kwantitatieve informatie veehouderij.

H

Na artikel 82 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 82a

  • 1. Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010 is opgehoogd met € 500.000.

  • 2. Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 60 van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010, is opgehoogd met € 195.000.

I

Aan het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011 wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

BIJLAGE 3. N2000-GEBIEDEN MET EEN SIGNIFICANTE STIKSTOFPROBLEMATIEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 49B, TWEEDE LID, SUB E

Nr.

N2000-gebieden met een significante stikstofproblematiek

55

Aamsveen

47

Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek

13

Alde Feanen

17

Bakkeveense Duinen

33

Bargerveen

63

Bekendelle

156

Bemelerberg & Schiepersberg

46

Bergvennen & Brecklenkampse Veld

112

Biesbosch

65

Binnenveld

52

Boddenbroek

41

Boetelerveld

44

Borkeld

144

Boschhuizerbergen

83

Botshol

128

Brabantse Wal

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

155

Brunssummerheide

153

Bunder- en Elsloërbos

53

Buurserzand & Haaksbergerveen

96

Coepelduynen

69

De Bruuk

139

Deurnsche Peel & Mariapeel

49

Dinkelland

107

Donkse Laagten

25

Drentse Aa-gebied

27

Drents-Friese Wold & Leggelderveld

26

Drouwenerzand

5

Duinen Ameland

84

Duinen Den Helder en Callantsoog

2

Duinen en Lage Land Texel

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

6

Duinen Schiermonnikoog

4

Duinen Terschelling

3

Duinen Vlieland

30

Dwingelderveld

89

Eilandspolder

28

Elperstroomgebied

40

Engbertsdijksvenen

23

Fochteloërveen

67

Gelderse Poort

154

Geleenbeekdal

157

Geuldal

115

Grevelingen

80

Groot Zandbrink

140

Groote Peel

29

Havelte-Oost

72

IJsselmeer

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

133

Kampina & Oisterwijkse Vennen

135

Kempenland-West

88

Kennemerland-Zuid

81

Kolland & Overlangbroek

116

Kop van Schouwen

61

Korenburgerveen

114

Krammer-Volkerak

158

Kunderberg

58

Landgoederen Brummen

50

Landgoederen Oldenzaal

130

Langstraat

136

Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux

48

Lemselermaten

147

Leudal

21

Lieftinghsbroek

70

Lingegebied & Diefdijk-Zuid

71

Loevestein, Pompveld & Kornsche boezem

51

Lonnekermeer

131

Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen

145

Maasduinen

117

Manteling van Walcheren

31

Mantingerbos

32

Mantingerzand

97

Meijendel & Berkheide

149

Meinweg

94

Naardermeer

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

161

Noorbeemden & Hoogbos

87

Noordhollands Duinreservaat

22

Norgerholt

141

Oeffelter Meent

37

Olde Maten & Veerslootlanden

95

Oostelijke Vechtplassen

118

Oosterschelde

91

Polder Westzaan

134

Regte Heide & Riels Laag

150

Roerdal

18

Rottige Meenthe & Brandemeer

42

Sallandse Heuvelrug

146

Sarsven en De Banen

160

Savelsbos

86

Schoorlse Duinen

142

Sint Jansberg

159

Sint Pietersberg & Jekerdal

99

Solleveld & Kapittelduinen

45

Springendal & Dal van de Mosbeek

60

Stelkampsveld

137

Strabrechtse Heide & Beuven

148

Swalmdal

59

Teeselinkven

38

Uiterwaarden IJssel

82

Uiterwaarden Lek

66

Uiterwaarden Neder-Rijn

68

Uiterwaarden Waal

36

Uiterwaarden Zwarte water en Vecht

129

Ulvenhoutse Bos

15

Van Oordt’s Mersken

39

Vecht en Beneden-Reggegebied

57

Veluwe

132

Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek

100

Voornes Duin

1

Waddenzee

34

Weerribben

138

Weerter- en Budelerbergen & Ringselven

98

Westduinpark & Wapendal

122

Westerschelde & Saeftinghe

35

Wieden

43

Wierdense Veld

16

Wijnjeterper Schar

62

Willinks Weust

54

Witte Veen

24

Witterveld

64

Wooldse Veen

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

143

Zeldersche Driessen

105

Zouweboezem

85

Zwanenwater & Pettemerduinen

123

Zwin & Kievittepolder

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2011, met uitzondering van artikel II, onderdeel H, dat in werking treedt met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

TOELICHTING

§ 1. Inleiding

Deze wijzigingsregeling wijzigt de Regeling LNV-subsidies (hierna: de Regeling) en het Openstellingsbesluit LNV subsidies 2011 (hierna: Openstellingsbesluit 2011). Met de onderhavige wijziging van het Openstellingsbesluit 2011 worden er twee onderdelen van Hoofdstuk 2 (Concurrerende landbouw) van de Regeling opengesteld voor subsidieaanvragen in het Openstellingsbesluit 2011. Het gaat om de openstelling voor subsidies voor projecten onder de subsidiemodule ‘Demonstratieprojecten’ en de openstelling van de subsidiemodule ‘Investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen’. De hierboven genoemde openstellingen worden respectievelijk behandeld in de paragrafen 2 en 3.

Tevens worden ingevolge de wijzigingsregeling enkele wetstechnische en inhoudelijke wijzigingen in reeds bestaande subsidiemodules in de Regeling doorgevoerd. Deze worden behandeld in paragraaf 4.

§ 2. Demonstratieprojecten, onderdeel Schoon en Zuinig (Artikel II, onderdelen A t/m F)

Op 10 juni 2008 is het convenant ‘Schone en Zuinige Agrosectoren’ (http://www.hetlnvloket.nl/portal/page?_pageid=122,1839807&_dad=portal&_schema=portal) (hierna: convenant) ondertekend door het rijk en de diverse agrosectoren. In dit convenant hebben de verschillende partijen met elkaar afgesproken te werken aan energiebesparing, duurzame energie en reductie van broeikasgassen in het belang van klimaat, een duurzame energievoorziening en economische groei. Het convenant draagt bij aan de Europese doelstellingen op dit gebied. Dit betekent 20% CO2 reductie en 14% hernieuwbare energie in 2020. Met de verschillende agrosectoren zijn in het convenant afspraken gemaakt over wat er tot 2020 moet gebeuren om de doelstellingen genoemd in artikel 2 van het convenant te behalen.

Met deze wijziging van titel 4 van Hoofdstuk 2 van het Openstellingsbesluit 2011 kunnen subsidieaanvragen worden ingediend voor demonstratieprojecten die moeten helpen bij de verspreiding van kennis over innovatieve projecten in de praktijk die bij kunnen dragen aan de doelstellingen uit het convenant en de gemaakte afspraken in dit convenant met de verschillende agrosectoren. Via demonstratie in de praktijk maken ondernemers kennis met hun collega’s en kunnen zij het geleerde toepassen op het eigen bedrijf. De openstelling wordt geregeld in artikel 18, vierde lid van het Openstellingsbesluit 2011 (Artikel II, onderdeel A).

De subsidieaanvragen kunnen volgens artikel 18, vijfde lid, van het Openstellingsbesluit 2011 worden ingediend door landbouwondernemingen of een samenwerkingsverband van landbouwondernemingen in de agrosectoren veehouderij, akkerbouw, tuinbouw open teelt, bloembollen, bolbloemen, paddenstoelen of glastuinbouw. Daarnaast kunnen aanvragen ook worden ingediend door een samenwerkingsverband van landbouwondernemingen in de hiervoor genoemde sectoren met agro-MKB ondernemingen, bosbouwondernemingen of MKB-ondernemingen, werkzaam in de voedselindustrie. Hiermee staat de Regeling voor meer agrosectoren open dan in voorgaande jaren, zodat de Regeling beter bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen van het convenant. Ook nieuwe samenwerkingsvormen tussen verschillende agrosectoren kunnen hierbij aan de orde zijn. Voorbeelden zijn benutting van elektriciteit, restwarmte en rest-CO2, de energieneutrale stal, combinatie co-vergisting met glastuinbouw en een ethanolfabriek, koppeling mestverwerking en kunstmestvervangers, productie groene energie uit mest, uit reststromen zonder mest, snoeihout voor lokale warmteopwekking enzovoorts. Voorwaarde is wel dat het project vernieuwend moet zijn.

In artikel 21, tweede lid, van het Openstellingsbesluit 2011 (Artikel II, onderdeel C) is bepaald dat subsidieaanvragen hoger worden gerangschikt naarmate het project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft meer bijdraagt aan de relevante convenantafspraken gemaakt door de hiervoor genoemde agrosectoren. De afspraken met de glastuinbouw staan in artikel 6 van het convenant, de afspraken met de akkerbouw, veehouderij en tuinbouw open teelt staan in artikel 7 van het convenant en de afspraken met de bloembollen, bolbloemen en paddenstoelen sector staan in artikel 8 van het convenant.

De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 15 april tot en met 12 mei 2011 (artikel 18, zesde lid, van het Openstellingsbesluit 2011). Het subsidieplafond bedraagt € 2.150.000 (artikel 24, eerste lid, sub b, van het Openstellingsbesluit 2011). Het Productschap Tuinbouw stelt voor deze submodule een budget beschikbaar van € 202.000 voor projecten ingediend door glastuinbouwondernemingen. Dit additionele budget wordt gebruikt om 20% van het subsidiebedrag van een glastuinbouwproject te subsidiëren (artikel 24, tweede lid van het Openstellingsbesluit 2011).

§ 3. Investeringen in Integraal duurzame stallen en houderijsystemen (Artikel II, onderdeel G)

Met deze module van de Regeling worden investeringen in duurzame stallen en houderijsystemen gesubsidieerd. De huidige openstelling verschilt van eerdere openstellingen op twee punten. Allereerst wordt de subsidie in deze openstelling verleend in het kader van de verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277 (Verordening Plattelandsontwikkeling). Dit brengt met zich dat, anders dan bij eerdere openstellingen, de subsidie niet alleen uit nationale middelen wordt gefinancierd maar ook wordt gecofinancieerd uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling. Daarnaast wordt in artikel 49a van het Openstellingsbesluit 2011 een extra inspanning op het gebied van het terugdringen van de uitstoot van ammoniak opgenomen. De extra inspanning dient te leiden tot een uitstoot van ammoniak uit stallen en houderijsystemen die ten hoogste 75% is van de maximale toegestane hoogte. De module ‘gecombineerde luchtwassystemen’ wordt om deze reden in 2011 niet opengesteld, nu met de openstelling van de subsidiemodule ‘investeringen in duurzame stallen en houderijsystemen’ mede wordt beoogd de emissie van ammoniak in de veehouderij te bewerkstellingen

Ingevolge artikel 49a van het Openstellingsbesluit 2011 kunnen aanvragen voor subsidieverlening worden ingediend voor de in bijlage 2, hoofdstuk 4, van de Regeling genoemde investeringen in een integraal duurzame stal of houderijsysteem door landbouwondernemingen met één of meer stalruimten, waarbinnen dieren worden gehouden, met dien verstande dat de varkens- en pluimveehouderijen niet zijn gelegen in extensiveringsgebieden als bedoeld in de Reconstructiewet. Het uitbreiden, hervestigen of nieuw vestigen van varkens- en pluimveehouderijen is namelijk niet toegestaan in extensiveringsgebieden. Het doel hiervan is om een afwaartse beweging van deze veehouderijbedrijven te creëren (ter vermindering ammoniakdepositie op voor stikstofgevoelige natuur) en deze bedrijven te stimuleren hun bedrijf elders voort te zetten. Hiervoor zijn de zogenaamde landbouwontwikkelingsgebieden en duurzame locaties in verwevingsgebieden aangewezen. Het verstrekken van subsidie (ter vermindering van ammoniakemissie) aan de varkens- en pluimveehouderijen die in extensiveringsgebieden liggen, ligt daarom niet voor de hand.

Ten opzichte van eerdere openstellingen van deze subsidiemodule zijn er twee rangschikkingscriteria bijgevoegd. Op grond van artikel 49b, tweede lid, onderdeel e, van het Openstellingsbesluit 2011 is bepaald dat subsidieaanvragen hoger worden gerangschikt indien de landbouwonderneming ten hoogste 3000 meter is verwijderd van een gebied als omschreven in bijlage 3 bij het Openstellingsbesluit 2011. Dit criterium voorziet in een koppeling met het beleid om de depositie van stikstof op Natura 2000-gebieden te verminderen. Aanvragen van landbouwonderneming die in het bezit zijn van de in voorkomend geval noodzakelijke vergunningen voor de uitvoering van het investeringsplan, dan wel deze vergunningen hebben aangevraagd op het moment van de aanvraag tot subsidieverlening, worden volgens artikel 49b, tweede lid, onderdeel f, van het Openstellingsbesluit 2011 hoger gerangschikt. Dit criterium draagt ertoe bij dat er meer subsidie kan worden toegekend aan aanvragers die de investeringen snel realiseren.

Ingevolge artikel 49e, derde lid, van het Openstellingsbesluit 2011 komen aanvragers niet in aanmerking voor subsidie indien aan hen op grond van artikel 29 van de Regeling GLB-Inkomenssteun 2006 al steun is verleend voor dezelfde subsidiabele activiteit. Dit om te voorkomen dat een aanvrager voor dezelfde investering een aanvraag indient, nadat deze al een beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen op grond van artikel 29 van de Regeling GLB-Inkomenssteun 2006.

De aanvragen kunnen volgens artikel 49a, derde lid, van het Openstellingsbesluit 2011 worden ingediend in de periode van 1 juli 2011 tot en met 15 augustus 2011. Het subsidieplafond bedraagt volgens artikel 49d van het Openstellingsbesluit 2011 € 6.500.000.

De landbouwonderneming kan volgens artikel 49e, tweede lid, van het Openstellingsbesluit 2011 slechts één aanvraag per inrichting indienen.

§ 4. Overige wijzigingen

Voedselkwaliteitsregelingen (Artikel I, onderdeel A)

Met de wijziging van artikel 2:53 van de Regeling wordt de subsidie voor voedselkwaliteitsregelingen eenmalig verstrekt voor een periode van ten hoogste vijf jaar. Landbouwondernemingen die eerder een subsidie hebben ontvangen voor deelname aan een voedselkwaliteitsregeling worden uitgesloten van het indienen van een aanvraag. Aanvragers kunnen daardoor enkel en ten hoogste 5 jaar subsidie ontvangen. Dit sluit aan bij artikel 32, eerste lid, onderdeel c, van de Verordening Plattelandsontwikkeling, op grond waarvan de steun voor landbouwondernemingen die deelnemen aan voedselkwaliteitsregelingen wordt geregeld.

Bankverklaring (Artikel I onderdelen B, C en D)

Met deze wijziging van de Regeling wordt er in de subsidiemodules ‘Integraal duurzame stallen en houderijsystemen’, ‘Gecombineerde luchtwassystemen’ en ‘Diversificatie suikersector, onderdelen ‘verwerking en afzet’ en ‘investeringen’ aan de aanvrager geen verklaring meer van een bank verzocht dat de onderneming levensvatbaar is. De reden hiervoor is om de administratieve lasten voor de aanvragers en de banken te verminderen. Om toch waar te borgen dat – conform Europese eisen – ondernemingen in moeilijkheden geen subsidie ontvangen, zal de aanvrager in het aanvraagformulier zelf moeten verklaren dat zijn onderneming geen onderneming in moeilijkheden is.

Kleine praktijknetwerken (Artikel II, onderdeel H)

Ingevolge artikel 59a van het Openstellingsbesluit 2011 wordt het subsidieplafond voor de kleine praktijknetwerken, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010 opgehoogd met € 500.000. Daarmee bedraagt het subsidieplafond In totaal € 1.700.000,–.

Collectieve acties (artikel II, onderdeel H)

Op 1 juli 2010 is de (gewijzigde) subsidiemodule 'Collectieve acties' in Hoofdstuk 4 Visserij van de Regeling LNV-subsidies in werking getreden (Staatscourant nr. 7577). Met de onderhavige wijziging van het Openstellingsbesluit 2011 is het subsidieplafond voor de module 'Collectieve acties' voor de openstellingsperiode in 2010 opgehoogd met € 195.000,– (artikel 80a van het Openstellingsbesluit 2011). Daarmee bedraagt het subsidieplafond In totaal € 2.195.000,–.

§ 5. Administratieve lasten

De administratieve lasten voor een subsidie voor de demonstratieprojecten genoemd in artikel 18, vierde lid, van het Openstellingsbesluit 2011 zijn voor ondernemingen € 91.728,–. Dit is 3.9% van het totale subsidiebedrag van € 2.352.000. De administratieve lasten voor een subsidie voor de investeringen in duurzame stallen en houderijsystemen genoemd in artikel 49a, eerste lid, van het Openstellingsbesluit 2011 zijn voor ondernemingen € 209.526. Dit is 3.2% van het totale subsidiebedrag van € 6.500.000. Hiermee zijn de relatieve administratieve lasten voor de hiervoor genoemde subsidiemodules lager dan de 5% norm die Actal hanteert als een acceptabele relatieve administratieve last per subsidieregeling. Nu er in de module duurzame stallen en houderijsystemen aan de aanvrager geen bankverklaring meer wordt verzocht, is de hiervoor genoemde relatieve administratieve last 0.5% lager ten opzichte van eerdere openstellingen van deze subsidiemodule.

§ 6. Vaste verandermoment

In lijn met de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving (zie Kamerstukken II 2007–2008, 29 515 en 31 201, nr. 243) treedt deze wijziging van de Regeling en van het Openstellingsbesluit 2011 in werking op 1 april 2011. Indien de wijzigingsregeling op 1  april 2011 in werking treedt, dan dient de wijzigingsregeling uiterlijk 1 februari te worden gepubliceerd, met het oog op de implementatie en de uitvoeringsvoorbereiding.

De ophogingen van de subsidieplafonds van de ‘Kleine praktijkwerken’ en ‘Collectieve acties’ treden in werking op de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten voor regelgeving. De afwijking is om de volgende reden gerechtvaardigd. Aanvragen voor subsidie voor de twee modules konden in 2010 worden ingediend. Door de wijziging met ingang van de eerste dag na dagtekening van de Staatscourant in werking te laten treden, kan het extra geld worden bestemd voor reeds ingediende subsidieaanvragen en hoeft niet te worden voorzien in een nieuwe openstellingsperiode.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Naar boven