ARTIKEL I
De Regeling LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 2:53 wordt een lid toegevoegd, luidende:
B
In artikel 5:6, eerste lid, vervalt, onder vervanging van ‘,en’ aan het slot van onderdeel b door een punt, onderdeel c.
C
In ‘Bijlage 2. Bijlage bij de artikelen 2:37, eerste lid, 2:38 en 2:40, vierde lid’, ‘Hoofdstuk 3. Investeringen in gecombineerde
luchtwassystemen’, onderdeel D vervalt, onder verlettering van subonderdeel c tot b, subonderdeel b.
D
In ‘Bijlage 2. Bijlage bij de artikelen 2:37, eerste lid, 2:38 en 2:40, vierde lid’, ‘Hoofdstuk 4. Investeringen in integraal
duurzame stallen en houderijsystemen’, onderdeel D vervalt, onder verlettering van subonderdeel c tot b, subonderdeel b.
ARTIKEL II
Het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
2. De volgende leden worden toegevoegd:
4. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van een project als bedoeld in artikel 2:14, eerste lid, van
de regeling kunnen ook worden ingediend voor projecten die betrekking hebben op de thema’s, bedoeld in artikel 2:15, eerste
lid, onderdeel g, voor zover deze projecten zich richten op vernieuwingen die een bijdrage leveren aan het bereiken van de
doelstellingen, genoemd in artikel 2 van het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren.
5. De aanvragen, bedoeld in het vierde lid, kunnen uitsluitend worden ingediend door landbouwondernemingen of een samenwerkingsverband
van landbouwondernemingen onderling, dan wel met agro-MKB ondernemingen, bosbouwondernemingen of MKB ondernemingen werkzaam
in de voedselindustrie, met dien verstande dat de landbouwondernemingen werkzaam zijn in de sectoren: veehouderij, akkerbouw,
tuinbouw open teelt, bloembollen, bolbloemen, paddenstoelen of glastuinbouw.
6. De aanvragen, bedoeld in het vierde lid, kunnen worden ingediend in de periode van 15 april tot en met 12 mei 2011.
B
In artikel 19 wordt ‘FAB-randen in aanmerking voor subsidie’ vervangen door: FAB-randen als bedoeld in artikel 18, eerste
lid, in aanmerking voor subsidie.
C
Artikel 21 komt te luiden:
Artikel 21
1. In aanvulling op artikel 2:16, onderdeel a, punt 2, van de regeling draagt een project als bedoeld in artikel 18, eerste
lid, meer bij aan het bevorderen van nieuwe kennis of technologieën in de gehele sector indien:
a. het samenwerkingsverband groter is;
b. er meer regionale spreiding is van deelnemende landbouwondernemingen;
c. er meer regionale en landelijke samenwerking is tussen de landbouwondernemingen in het samenwerkingsverband ten behoeve van
kennisuitwisseling en demonstraties.
2. In aanvulling op artikel 2:16 van de regeling wordt een project als bedoeld in artikel 18, vierde lid, hoger gerangschikt,
naarmate het project meer bijdraagt aan de voor de sectoren, genoemd in artikel 18, vierde lid, relevante convenantafspraken
als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 8 van het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren.
D
In artikel 22 wordt ‘De subsidie wordt uitsluitend verleend’ vervangen door: De subsidie, bedoeld in artikel 18, eerste lid,
wordt uitsluitend verleend.
E
Artikel 23 komt te luiden:
Artikel 23
1. De subsidie bedraagt voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 18, eerste lid, 100% van de subsidiabele kosten, met
dien verstande dat voor de berekening van het subsidiebedrag de kosten bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, onderdelen b,
c, d en h, van de regeling gezamenlijk ten hoogste 30% van de totale subsidiabele kosten bedragen.
2. De subsidie bedraagt voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 18, eerste lid, ten hoogste € 3000 per deelnemer per
jaar voor de kosten, bedoeld in artikel 2:20, eerste lid, onderdelen a en g van de regeling.
3. De subsidie bedraagt voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 18, vierde lid, ten hoogste 50% van de subsidiabele
kosten.
4. Indien het project wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband van landbouwondernemingen, bedraagt de subsidie voor aanvragen
om subsidie als bedoeld in artikel 18, vierde lid, in afwijking van het derde lid ten hoogste 70% van de subsidiabele kosten.
F
Artikel 24 komt te luiden:
Artikel 24
1. Het subsidieplafond bedraagt:
a. voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 18, eerste lid, € 6.000.000
b. voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 18, vierde lid, € 2.150.000
2. In aanvulling op het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, geldt een additioneel subsidieplafond van het
Productschap Tuinbouw van € 202.000 voor projecten ingediend door glastuinbouwondernemingen, met dien verstande dat per project
ten hoogste 20% van het subsidiebedrag ten laste komt van het additionele subsidieplafond.
G
Na artikel 49 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
§ 4. Investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen
Artikel 49a
1. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering in een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld
in Bijlage 2, Hoofdstuk 4, punt A, van de regeling kunnen worden ingediend door landbouwondernemingen die werkzaam zijn in
de melkvee-, vleesvee-, schapen-, geiten-, varkens-, kalveren-, pluimvee-, inclusief eenden- en kalkoenenhouderij, of konijnenhouderij,
met uitzondering van de varkens- en pluimveehouderijen gelegen in extensiveringsgebieden als bedoeld in artikel 1 van de Reconstructiewet.
2. De investering in een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in het eerste lid leidt tot een emissiewaarde
van ten hoogste 75% ten opzichte van:
a. de maximale emissiewaarde voor de specifieke diercategorie als bedoeld in Bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting
veehouderij;
b. de emissiefactor voor overige huisvesting in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij, indien er voor de betreffende
diercategorie geen maximale emissiewaarde is vastgesteld in Bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij.
3. De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 1 juli 2011 tot en met 15 augustus 2011.
Artikel 49b
1. De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen, bedoeld in artikel 49a, advies
uit aan de Minister in de vorm van een rangschikking.
2. Overeenkomstig artikel 1:4 van de regeling wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate:
a. de integraal duurzame stal of houderijsysteem waarin wordt geïnvesteerd in de beginfase van marktintroductie verkeert;
b. de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem meer economisch of technisch perspectief heeft;
c. er voor de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en kwaliteit
bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag en de verbetering van het dierenwelzijn;
d. er voor de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en kwaliteit
bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag en de verbetering van het milieu, diergezondheid of arbeidsomstandigheden;
e. de landbouwonderneming ten hoogste 3000 meter is verwijderd van een gebied als omschreven in bijlage 3 bij dit besluit, en
f. de landbouwonderneming al dan niet in het bezit is van de in voorkomend geval noodzakelijke vergunningen voor de uitvoering
van het investeringsplan dan wel deze vergunningen heeft aangevraagd op het moment van de aanvraag tot subsidieverlening.
3. Aanvragen tot subsidieverlening die op grond van het tweede lid inhoudelijk gelijk zijn gewaardeerd en niet kunnen worden
verleend in verband met overschrijding van het subsidieplafond, worden door loting gerangschikt.
Artikel 49c
De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie ten hoogste € 250.000 bedraagt.
Artikel 49d
Het subsidieplafond bedraagt: € 6.500.000.
Artikel 49e
1. Aanvragen tot subsidievaststelling kunnen worden ingediend tot 27 september 2013.
2. Er kan slechts één aanvraag worden ingediend per inrichting als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
3. Geen subsidie wordt verleend voor een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in Bijlage 2, Hoofdstuk 4, punt
A, van de regeling indien voor dezelfde subsidiabele activiteit eerder op grond van artikel 29 van de Regeling GLB-Inkomenssteun
2006 subsidie is verleend.
Artikel 49f
De extra kosten, bedoeld in Bijlage 2, Hoofdstuk 4, punt C, van de regeling betreffen de kosten die worden gemaakt naast de
norminvesteringen met betrekking tot dierenwelzijn en, voor zover van toepassing met betrekking tot milieu of diergezondheid,
in een gangbare stal, als bedoeld in de kwantitatieve informatie veehouderij.
H
Na artikel 82 wordt het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 82a
1. Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010 is opgehoogd met
€ 500.000.
2. Het subsidieplafond, bedoeld in artikel 60 van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010, is opgehoogd met € 195.000.
I
Aan het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2011 wordt een bijlage toegevoegd, luidende:
BIJLAGE 3. N2000-GEBIEDEN MET EEN SIGNIFICANTE STIKSTOFPROBLEMATIEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 49B, TWEEDE LID, SUB E
Nr. | N2000-gebieden met een significante stikstofproblematiek |
---|
55 | Aamsveen |
47 | Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek |
13 | Alde Feanen |
17 | Bakkeveense Duinen |
33 | Bargerveen |
63 | Bekendelle |
156 | Bemelerberg & Schiepersberg |
46 | Bergvennen & Brecklenkampse Veld |
112 | Biesbosch |
65 | Binnenveld |
52 | Boddenbroek |
41 | Boetelerveld |
44 | Borkeld |
144 | Boschhuizerbergen |
83 | Botshol |
128 | Brabantse Wal |
104 | Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein |
155 | Brunssummerheide |
153 | Bunder- en Elsloërbos |
53 | Buurserzand & Haaksbergerveen |
96 | Coepelduynen |
69 | De Bruuk |
139 | Deurnsche Peel & Mariapeel |
49 | Dinkelland |
107 | Donkse Laagten |
25 | Drentse Aa-gebied |
27 | Drents-Friese Wold & Leggelderveld |
26 | Drouwenerzand |
5 | Duinen Ameland |
84 | Duinen Den Helder en Callantsoog |
2 | Duinen en Lage Land Texel |
101 | Duinen Goeree & Kwade Hoek |
6 | Duinen Schiermonnikoog |
4 | Duinen Terschelling |
3 | Duinen Vlieland |
30 | Dwingelderveld |
89 | Eilandspolder |
28 | Elperstroomgebied |
40 | Engbertsdijksvenen |
23 | Fochteloërveen |
67 | Gelderse Poort |
154 | Geleenbeekdal |
157 | Geuldal |
115 | Grevelingen |
80 | Groot Zandbrink |
140 | Groote Peel |
29 | Havelte-Oost |
72 | IJsselmeer |
92 | Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske |
133 | Kampina & Oisterwijkse Vennen |
135 | Kempenland-West |
88 | Kennemerland-Zuid |
81 | Kolland & Overlangbroek |
116 | Kop van Schouwen |
61 | Korenburgerveen |
114 | Krammer-Volkerak |
158 | Kunderberg |
58 | Landgoederen Brummen |
50 | Landgoederen Oldenzaal |
130 | Langstraat |
136 | Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux |
48 | Lemselermaten |
147 | Leudal |
21 | Lieftinghsbroek |
70 | Lingegebied & Diefdijk-Zuid |
71 | Loevestein, Pompveld & Kornsche boezem |
51 | Lonnekermeer |
131 | Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen |
145 | Maasduinen |
117 | Manteling van Walcheren |
31 | Mantingerbos |
32 | Mantingerzand |
97 | Meijendel & Berkheide |
149 | Meinweg |
94 | Naardermeer |
103 | Nieuwkoopse Plassen & De Haeck |
161 | Noorbeemden & Hoogbos |
87 | Noordhollands Duinreservaat |
22 | Norgerholt |
141 | Oeffelter Meent |
37 | Olde Maten & Veerslootlanden |
95 | Oostelijke Vechtplassen |
118 | Oosterschelde |
91 | Polder Westzaan |
134 | Regte Heide & Riels Laag |
150 | Roerdal |
18 | Rottige Meenthe & Brandemeer |
42 | Sallandse Heuvelrug |
146 | Sarsven en De Banen |
160 | Savelsbos |
86 | Schoorlse Duinen |
142 | Sint Jansberg |
159 | Sint Pietersberg & Jekerdal |
99 | Solleveld & Kapittelduinen |
45 | Springendal & Dal van de Mosbeek |
60 | Stelkampsveld |
137 | Strabrechtse Heide & Beuven |
148 | Swalmdal |
59 | Teeselinkven |
38 | Uiterwaarden IJssel |
82 | Uiterwaarden Lek |
66 | Uiterwaarden Neder-Rijn |
68 | Uiterwaarden Waal |
36 | Uiterwaarden Zwarte water en Vecht |
129 | Ulvenhoutse Bos |
15 | Van Oordt’s Mersken |
39 | Vecht en Beneden-Reggegebied |
57 | Veluwe |
132 | Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek |
100 | Voornes Duin |
1 | Waddenzee |
34 | Weerribben |
138 | Weerter- en Budelerbergen & Ringselven |
98 | Westduinpark & Wapendal |
122 | Westerschelde & Saeftinghe |
35 | Wieden |
43 | Wierdense Veld |
16 | Wijnjeterper Schar |
62 | Willinks Weust |
54 | Witte Veen |
24 | Witterveld |
64 | Wooldse Veen |
90 | Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder |
143 | Zeldersche Driessen |
105 | Zouweboezem |
85 | Zwanenwater & Pettemerduinen |
123 | Zwin & Kievittepolder |
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2011, met uitzondering van artikel II, onderdeel H, dat in werking
treedt met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
§ 1. Inleiding
Deze wijzigingsregeling wijzigt de Regeling LNV-subsidies (hierna: de Regeling) en het Openstellingsbesluit LNV subsidies
2011 (hierna: Openstellingsbesluit 2011). Met de onderhavige wijziging van het Openstellingsbesluit 2011 worden er twee onderdelen
van Hoofdstuk 2 (Concurrerende landbouw) van de Regeling opengesteld voor subsidieaanvragen in het Openstellingsbesluit 2011.
Het gaat om de openstelling voor subsidies voor projecten onder de subsidiemodule ‘Demonstratieprojecten’ en de openstelling
van de subsidiemodule ‘Investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen’. De hierboven genoemde openstellingen
worden respectievelijk behandeld in de paragrafen 2 en 3.
Tevens worden ingevolge de wijzigingsregeling enkele wetstechnische en inhoudelijke wijzigingen in reeds bestaande subsidiemodules
in de Regeling doorgevoerd. Deze worden behandeld in paragraaf 4.
§ 2. Demonstratieprojecten, onderdeel Schoon en Zuinig (Artikel II, onderdelen A t/m F)
Op 10 juni 2008 is het convenant ‘Schone en Zuinige Agrosectoren’ (http://www.hetlnvloket.nl/portal/page?_pageid=122,1839807&_dad=portal&_schema=portal)
(hierna: convenant) ondertekend door het rijk en de diverse agrosectoren. In dit convenant hebben de verschillende partijen
met elkaar afgesproken te werken aan energiebesparing, duurzame energie en reductie van broeikasgassen in het belang van klimaat,
een duurzame energievoorziening en economische groei. Het convenant draagt bij aan de Europese doelstellingen op dit gebied.
Dit betekent 20% CO2 reductie en 14% hernieuwbare energie in 2020. Met de verschillende agrosectoren zijn in het convenant afspraken gemaakt over
wat er tot 2020 moet gebeuren om de doelstellingen genoemd in artikel 2 van het convenant te behalen.
Met deze wijziging van titel 4 van Hoofdstuk 2 van het Openstellingsbesluit 2011 kunnen subsidieaanvragen worden ingediend
voor demonstratieprojecten die moeten helpen bij de verspreiding van kennis over innovatieve projecten in de praktijk die
bij kunnen dragen aan de doelstellingen uit het convenant en de gemaakte afspraken in dit convenant met de verschillende agrosectoren.
Via demonstratie in de praktijk maken ondernemers kennis met hun collega’s en kunnen zij het geleerde toepassen op het eigen
bedrijf. De openstelling wordt geregeld in artikel 18, vierde lid van het Openstellingsbesluit 2011 (Artikel II, onderdeel
A).
De subsidieaanvragen kunnen volgens artikel 18, vijfde lid, van het Openstellingsbesluit 2011 worden ingediend door landbouwondernemingen
of een samenwerkingsverband van landbouwondernemingen in de agrosectoren veehouderij, akkerbouw, tuinbouw open teelt, bloembollen,
bolbloemen, paddenstoelen of glastuinbouw. Daarnaast kunnen aanvragen ook worden ingediend door een samenwerkingsverband van
landbouwondernemingen in de hiervoor genoemde sectoren met agro-MKB ondernemingen, bosbouwondernemingen of MKB-ondernemingen,
werkzaam in de voedselindustrie. Hiermee staat de Regeling voor meer agrosectoren open dan in voorgaande jaren, zodat de Regeling
beter bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen van het convenant. Ook nieuwe samenwerkingsvormen tussen verschillende
agrosectoren kunnen hierbij aan de orde zijn. Voorbeelden zijn benutting van elektriciteit, restwarmte en rest-CO2, de energieneutrale stal, combinatie co-vergisting met glastuinbouw en een ethanolfabriek, koppeling mestverwerking en kunstmestvervangers,
productie groene energie uit mest, uit reststromen zonder mest, snoeihout voor lokale warmteopwekking enzovoorts. Voorwaarde
is wel dat het project vernieuwend moet zijn.
In artikel 21, tweede lid, van het Openstellingsbesluit 2011 (Artikel II, onderdeel C) is bepaald dat subsidieaanvragen hoger
worden gerangschikt naarmate het project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft meer bijdraagt aan de relevante convenantafspraken
gemaakt door de hiervoor genoemde agrosectoren. De afspraken met de glastuinbouw staan in artikel 6 van het convenant, de
afspraken met de akkerbouw, veehouderij en tuinbouw open teelt staan in artikel 7 van het convenant en de afspraken met de
bloembollen, bolbloemen en paddenstoelen sector staan in artikel 8 van het convenant.
De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 15 april tot en met 12 mei 2011 (artikel 18, zesde lid, van het Openstellingsbesluit
2011). Het subsidieplafond bedraagt € 2.150.000 (artikel 24, eerste lid, sub b, van het Openstellingsbesluit 2011). Het Productschap
Tuinbouw stelt voor deze submodule een budget beschikbaar van € 202.000 voor projecten ingediend door glastuinbouwondernemingen.
Dit additionele budget wordt gebruikt om 20% van het subsidiebedrag van een glastuinbouwproject te subsidiëren (artikel 24,
tweede lid van het Openstellingsbesluit 2011).
§ 3. Investeringen in Integraal duurzame stallen en houderijsystemen (Artikel II, onderdeel G)
Met deze module van de Regeling worden investeringen in duurzame stallen en houderijsystemen gesubsidieerd. De huidige openstelling
verschilt van eerdere openstellingen op twee punten. Allereerst wordt de subsidie in deze openstelling verleend in het kader
van de verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling
uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277 (Verordening Plattelandsontwikkeling). Dit
brengt met zich dat, anders dan bij eerdere openstellingen, de subsidie niet alleen uit nationale middelen wordt gefinancierd
maar ook wordt gecofinancieerd uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling. Daarnaast wordt in artikel 49a
van het Openstellingsbesluit 2011 een extra inspanning op het gebied van het terugdringen van de uitstoot van ammoniak opgenomen.
De extra inspanning dient te leiden tot een uitstoot van ammoniak uit stallen en houderijsystemen die ten hoogste 75% is van
de maximale toegestane hoogte. De module ‘gecombineerde luchtwassystemen’ wordt om deze reden in 2011 niet opengesteld, nu
met de openstelling van de subsidiemodule ‘investeringen in duurzame stallen en houderijsystemen’ mede wordt beoogd de emissie
van ammoniak in de veehouderij te bewerkstellingen
Ingevolge artikel 49a van het Openstellingsbesluit 2011 kunnen aanvragen voor subsidieverlening worden ingediend voor de in
bijlage 2, hoofdstuk 4, van de Regeling genoemde investeringen in een integraal duurzame stal of houderijsysteem door landbouwondernemingen
met één of meer stalruimten, waarbinnen dieren worden gehouden, met dien verstande dat de varkens- en pluimveehouderijen niet
zijn gelegen in extensiveringsgebieden als bedoeld in de Reconstructiewet. Het uitbreiden, hervestigen of nieuw vestigen van
varkens- en pluimveehouderijen is namelijk niet toegestaan in extensiveringsgebieden. Het doel hiervan is om een afwaartse
beweging van deze veehouderijbedrijven te creëren (ter vermindering ammoniakdepositie op voor stikstofgevoelige natuur) en
deze bedrijven te stimuleren hun bedrijf elders voort te zetten. Hiervoor zijn de zogenaamde landbouwontwikkelingsgebieden
en duurzame locaties in verwevingsgebieden aangewezen. Het verstrekken van subsidie (ter vermindering van ammoniakemissie)
aan de varkens- en pluimveehouderijen die in extensiveringsgebieden liggen, ligt daarom niet voor de hand.
Ten opzichte van eerdere openstellingen van deze subsidiemodule zijn er twee rangschikkingscriteria bijgevoegd. Op grond van
artikel 49b, tweede lid, onderdeel e, van het Openstellingsbesluit 2011 is bepaald dat subsidieaanvragen hoger worden gerangschikt
indien de landbouwonderneming ten hoogste 3000 meter is verwijderd van een gebied als omschreven in bijlage 3 bij het Openstellingsbesluit
2011. Dit criterium voorziet in een koppeling met het beleid om de depositie van stikstof op Natura 2000-gebieden te verminderen.
Aanvragen van landbouwonderneming die in het bezit zijn van de in voorkomend geval noodzakelijke vergunningen voor de uitvoering
van het investeringsplan, dan wel deze vergunningen hebben aangevraagd op het moment van de aanvraag tot subsidieverlening,
worden volgens artikel 49b, tweede lid, onderdeel f, van het Openstellingsbesluit 2011 hoger gerangschikt. Dit criterium draagt
ertoe bij dat er meer subsidie kan worden toegekend aan aanvragers die de investeringen snel realiseren.
Ingevolge artikel 49e, derde lid, van het Openstellingsbesluit 2011 komen aanvragers niet in aanmerking voor subsidie indien
aan hen op grond van artikel 29 van de Regeling GLB-Inkomenssteun 2006 al steun is verleend voor dezelfde subsidiabele activiteit.
Dit om te voorkomen dat een aanvrager voor dezelfde investering een aanvraag indient, nadat deze al een beschikking tot subsidieverlening
heeft ontvangen op grond van artikel 29 van de Regeling GLB-Inkomenssteun 2006.
De aanvragen kunnen volgens artikel 49a, derde lid, van het Openstellingsbesluit 2011 worden ingediend in de periode van 1 juli
2011 tot en met 15 augustus 2011. Het subsidieplafond bedraagt volgens artikel 49d van het Openstellingsbesluit 2011 € 6.500.000.
De landbouwonderneming kan volgens artikel 49e, tweede lid, van het Openstellingsbesluit 2011 slechts één aanvraag per inrichting
indienen.
§ 4. Overige wijzigingen
Voedselkwaliteitsregelingen (Artikel I, onderdeel A)
Met de wijziging van artikel 2:53 van de Regeling wordt de subsidie voor voedselkwaliteitsregelingen eenmalig verstrekt voor
een periode van ten hoogste vijf jaar. Landbouwondernemingen die eerder een subsidie hebben ontvangen voor deelname aan een
voedselkwaliteitsregeling worden uitgesloten van het indienen van een aanvraag. Aanvragers kunnen daardoor enkel en ten hoogste
5 jaar subsidie ontvangen. Dit sluit aan bij artikel 32, eerste lid, onderdeel c, van de Verordening Plattelandsontwikkeling,
op grond waarvan de steun voor landbouwondernemingen die deelnemen aan voedselkwaliteitsregelingen wordt geregeld.
Bankverklaring (Artikel I onderdelen B, C en D)
Met deze wijziging van de Regeling wordt er in de subsidiemodules ‘Integraal duurzame stallen en houderijsystemen’, ‘Gecombineerde
luchtwassystemen’ en ‘Diversificatie suikersector, onderdelen ‘verwerking en afzet’ en ‘investeringen’ aan de aanvrager geen
verklaring meer van een bank verzocht dat de onderneming levensvatbaar is. De reden hiervoor is om de administratieve lasten
voor de aanvragers en de banken te verminderen. Om toch waar te borgen dat – conform Europese eisen – ondernemingen in moeilijkheden
geen subsidie ontvangen, zal de aanvrager in het aanvraagformulier zelf moeten verklaren dat zijn onderneming geen onderneming
in moeilijkheden is.
Kleine praktijknetwerken (Artikel II, onderdeel H)
Ingevolge artikel 59a van het Openstellingsbesluit 2011 wordt het subsidieplafond voor de kleine praktijknetwerken, bedoeld
in artikel 16, eerste lid, van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2010 opgehoogd met € 500.000. Daarmee bedraagt het subsidieplafond
In totaal € 1.700.000,–.
Collectieve acties (artikel II, onderdeel H)
Op 1 juli 2010 is de (gewijzigde) subsidiemodule 'Collectieve acties' in Hoofdstuk 4 Visserij van de Regeling LNV-subsidies
in werking getreden (Staatscourant nr. 7577). Met de onderhavige wijziging van het Openstellingsbesluit 2011 is het subsidieplafond voor de module 'Collectieve acties'
voor de openstellingsperiode in 2010 opgehoogd met € 195.000,– (artikel 80a van het Openstellingsbesluit 2011). Daarmee bedraagt
het subsidieplafond In totaal € 2.195.000,–.
§ 5. Administratieve lasten
De administratieve lasten voor een subsidie voor de demonstratieprojecten genoemd in artikel 18, vierde lid, van het Openstellingsbesluit
2011 zijn voor ondernemingen € 91.728,–. Dit is 3.9% van het totale subsidiebedrag van € 2.352.000. De administratieve lasten
voor een subsidie voor de investeringen in duurzame stallen en houderijsystemen genoemd in artikel 49a, eerste lid, van het
Openstellingsbesluit 2011 zijn voor ondernemingen € 209.526. Dit is 3.2% van het totale subsidiebedrag van € 6.500.000. Hiermee
zijn de relatieve administratieve lasten voor de hiervoor genoemde subsidiemodules lager dan de 5% norm die Actal hanteert
als een acceptabele relatieve administratieve last per subsidieregeling. Nu er in de module duurzame stallen en houderijsystemen
aan de aanvrager geen bankverklaring meer wordt verzocht, is de hiervoor genoemde relatieve administratieve last 0.5% lager
ten opzichte van eerdere openstellingen van deze subsidiemodule.
§ 6. Vaste verandermoment
In lijn met de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving (zie Kamerstukken II 2007–2008, 29 515 en 31 201, nr. 243) treedt deze wijziging van de Regeling en van het Openstellingsbesluit 2011 in werking op 1 april 2011. Indien de wijzigingsregeling
op 1 april 2011 in werking treedt, dan dient de wijzigingsregeling uiterlijk 1 februari te worden gepubliceerd, met het oog
op de implementatie en de uitvoeringsvoorbereiding.
De ophogingen van de subsidieplafonds van de ‘Kleine praktijkwerken’ en ‘Collectieve acties’ treden in werking op de eerste
dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten
voor regelgeving. De afwijking is om de volgende reden gerechtvaardigd. Aanvragen voor subsidie voor de twee modules konden
in 2010 worden ingediend. Door de wijziging met ingang van de eerste dag na dagtekening van de Staatscourant in werking te
laten treden, kan het extra geld worden bestemd voor reeds ingediende subsidieaanvragen en hoeft niet te worden voorzien in
een nieuwe openstellingsperiode.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,