Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie | Staatscourant 2011, 13404 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie | Staatscourant 2011, 13404 | Besluiten van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
In overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;
Gelet op artikel 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de artikelen 10:43 en 10:44 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
Het besluit schorsing toelatingen niet-professioneel gebruik insectenmiddelen (Staatscourant 2011, nr. 9956) vervalt.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 14 juli 2011
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.
Dit besluit beëindigt de schorsing van drie toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen voor niet-professioneel gebruik (merknamen en toelatingnummers Provado Garden 12115N, Gazon-insect 12919N, Admire N 12945N). Deze schorsing gold sinds 7 juni 2011 (Staatscourant 2011, nr. 9956) hangende nader onderzoek of er, gelet op mogelijke effecten van de desbetreffende middelen op bijen, reden was tot vernietiging van de genoemde toelatingen over te gaan. Op grond van artikel 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en artikel 10:43 van de Algemene wet bestuursrecht was ik tot schorsing overgegaan omdat ik ernstige twijfel had omtrent de door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna: Ctgb) bij besluit van 20 april 2011 voorgeschreven restrictieve waarschuwingszin (‘Gevaarlijk voor bijen en hommels. Niet gebruiken op of in de buurt van bloeiende planten en bloeiende onkruiden.’) en met name of de zin in voldoende mate de risico’s voor bijen wegnam en daadwerkelijk geen onaanvaardbare effecten zou hebben op bijen. Nu uit het nader onderzoek is gebleken dat er geen redenen zijn tot vernietiging over te gaan, kan de schorsing worden opgeheven.
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer op 17 februari 2011 van de wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de implementatie van Europese regelgeving op het gebied van het op de markt brengen en het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen heeft de Tweede Kamer de motie Ouwehand (Kamerstukken II 2010/11 nr. 32 372, nr. 19) aangenomen. De motie verzoekt de regering de reeds toegelaten bestrijdingsmiddelen die behoren tot de klasse neonicotinoïden opnieuw te toetsen op de effecten op de gezondheid van bijen en hierbij ook expliciet eventuele sublethale effecten mee te nemen. Mede op basis van deze motie heb ik het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) verzocht de desbetreffende gewasbeschermingsmiddelen en biociden opnieuw te beoordelen. Op basis van een eerste verkennend rapport van het Ctgb heb ik mijn twijfels over enkele middelen en toepassingen uitgesproken (Handelingen II 13 april 2011, nr. 73, item 9, blz. 76) en deze ook kenbaar gemaakt aan het Ctgb. Het Ctgb heeft bij besluit van 20 april 2011 de voorschriften voor het gebruik bij diverse toelatingen gewijzigd. Op 29 april 2011 heb ik ten aanzien van de drie toelatingen voor niet-professioneel gebruik van insectendodende middelen ter bescherming van appels, peren, gazons en siergewassen in particuliere tuinen mijn aanhoudende twijfel over de gevaarzetting voor bijen uitgesproken. Bij brief van 13 mei jl. heeft het Ctgb zijn beweegredenen voor dit besluit aan mij medegedeeld, welke mij niet hebben kunnen overtuigen. Uiteindelijk heeft dit geleid tot mijn besluit van 31 mei 2011 (Staatscourant 2011, nr. 9956) waarbij ik de desbetreffende toelatingen heb geschorst, hangende nader onderzoek.
Inmiddels is het onderzoek beschikbaar. Het onderzoek is drieledig. Het bestaat uit de eindresultaten van de herbeoordeling door het Ctgb en zijn advies met betrekking tot de drie desbetreffende gewasbeschermingsmiddelen. Daarnaast heb ik van de nVWA een advies ontvangen omtrent de naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de gebruiksvoorschriften bij de drie bewuste toelatingen. Tot slot heb ik aan diverse omringende lidstaten van de Europese Unie gevraagd of zij de desbetreffende drie middelen hebben toegelaten en of daar een vergelijkbare gebruiksrestrictie is voorgeschreven als door het Ctgb sinds 20 april, zoals hierboven vermeld.
Op 30 juni 2011 heeft het Ctgb de herbeoordeling van diverse gewasbeschermingsmiddelen, waaronder de geschorste middelen, afgerond. Het Ctgb ziet na zijn herbeoordeling, waarbij ook nadrukkelijk is gekeken naar sublethale effecten, geen grond voor intrekking van de toelatingen. Deze middelen voldoen aan de toelatingsvoorwaarden van artikel 28 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, onder voorwaarde van het opnemen van de extra gebruiksrestricties rond de bloei van planten.
Het Ctgb signaleert dat er een misverstand kan bestaan over de vraag wanneer de bloei precies aanvangt, waardoor de gebruiker de indruk kan hebben dat hij het middel nog mag toepassen op een moment dat dit wel een risico kan opleveren voor bijen.
Daarom wordt in het gebruiksvoorschrift van de hoofdtoelating Provado Garden (toelatingsnummer 12115N), en daarmee ook in de afgeleide toelating Admire N (toelatingsnummer 12945N) voor siergewassen de toepassing vóór de bloei uitgesloten; alleen de toepassing na de bloei tot aan de winterrust is toegestaan.
Voor appels en peren blijft het zo dat de toepassing alleen is toegestaan mits bespuiting van de bloemknoppen wordt voorkomen. Het Ctgb concludeert in de definitieve herbeoordeling dat via een bijsluiter aan de niet-professionele gebruiker duidelijk gemaakt moet en kan worden wanneer het middel wel en niet toegepast mag worden (illustratie van de knopstadia).
Vervolgens heeft de toelatinghouder, na overleg met het Ctgb, een verzoek gedaan om deze extra gebruiksrestricties in het toelatingsbesluit van Provado Garden (en dus ook van de afgeleide toelating) op te nemen.
De nVWA heeft op 23 juni jl. in eerste instantie advies uitgebracht over de naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de sinds het Ctgb-besluit van 20 april geldende waarschuwende restrictiezin: ‘Gevaarlijk voor bijen en hommels. Niet gebruiken op of in de buurt van bloeiende planten en bloeiende onkruiden’. De nVWA is positief over de naleefbaarheid van deze aangepaste zin, omdat hij simpeler en beter te begrijpen is dan de daarvoor geldende restrictiezin, terwijl de essentie ongewijzigd is gebleven. Hoewel de nVWA de restrictiezin beperkt handhaafbaar acht, aangezien overtredingen door niet-professionele gebruikers lastig vast te stellen zijn, concludeert de nVWA tevens dat zij de kans op blootstelling van bijen laag inschat. Dat komt door de beperkte afzet van de geschorste middelen (minder dan 1% van de totale afzet van middelen op basis van imidacloprid; in 2010 ca 89 kg) en het feit dat een gedeelte wordt toegepast door middel van een aangietbehandeling (niet risicovol voor bijen). Verder signaleert de nieuwe VWA dat de restrictiezin ‘niet gebruiken op of in de buurt van bloeiende planten en bloeiende onkruiden’ vatbaar is voor meerdere interpretaties, maar in België of andere ons omringende EU-lidstaten hanteert men een vergelijkbare zin.
Na het ontvangen van de definitieve herbeoordeling van het Ctgb op 30 juni jl. heeft de nVWA een aanvullend advies uitgebracht over de extra gebruiksrestricties in de toelating van Provado Garden en de daarvan afgeleide toelating conform de definitieve herbeoordeling van het Ctgb d.d. 30 juni 2011. In aanvulling op de eerdere eindconclusie stelt de nVWA dat de meest recente aanpassingen van de wettelijke gebruiksvoorschriften de naleefbaarheid en uitvoerbaarheid voor de niet-professionele gebruiker zullen verhogen.
Voorts is gekeken naar de formulering van restrictiezinnen bij toelatingen in de ons omringende EU-landen, die vergelijkbaar zijn met de drie geschorste toelatingen. Verschillen in formulering kunnen te maken hebben met de aangevraagde toepassingen of een andere risicobeoordeling als gevolg van de aanvraag. In ieder geval blijkt uit de vergelijking dat het Verenigd Koninkrijk, Denemarken (alleen aangietbehandeling in het gazon), België en Duitsland soortgelijke middelen hebben toegelaten en geen strengere of scherper geformuleerde restrictiezinnen hebben voorgeschreven in die toelatingen.
Op grond van bovengenoemde onderzoeksresultaten zie ik geen redenen tot vernietiging van de bovengenoemde toelatingen over te gaan. De schorsing dient derhalve te worden opgeheven bij gebrek aan verder belang.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-13404.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.