Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2011, 9956 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Staatscourant 2011, 9956 | Besluiten van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
In overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;
Gelet op artikel 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en artikelen 10:43 en 10:44 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
De toelatingen van de volgende gewasbeschermingsmiddelen worden geschorst:
Provado Garden met kenmerk 12115N,
Gazon-Insect met kenmerk 12919N,
Admire N met kenmerk 12945N.
Gedurende de schorsing is het verboden de in artikel 1 genoemde gewasbeschermingsmiddelen op de markt te brengen of te gebruiken.
Het zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.
Op grond van artikel 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en artikel 10:43 van de Algemene wet bestuursrecht worden met dit besluit drie toelatingen van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (hierna ook: Ctgb) geschorst, totdat nader onderzoek heeft uitgewezen dat de desbetreffende middelen daadwerkelijk geen onaanvaardbare effecten hebben op bijen.
Aangezien zonder toelating geen gewasbeschermingsmiddel op de markt mag worden gebracht en gebruikt (artikel 20 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden) betekent de schorsing dat alle handel in en gebruik van de drie desbetreffende gewasbeschermingsmiddelen is verboden, zoals artikel 2 van het besluit tot uitdrukking brengt.
De reden voor de schorsing is mijn aanhoudende ernstige twijfel omtrent de risico’s voor bijen bij gebruik van de drie middelen. In zijn brief van 19 april jl. (Kamerstukken II 2010/11, 32 372, nr. 48) schrijft het Ctgb dat het een acuut risico na directe blootstelling ziet. ‘Dit risico is gebaseerd op de verwachting dat de particuliere gebruiker, die niet is geschoold in de toepassing van bestrijdingsmiddelen en complexe, mitigerende maatregelen niet of niet volledig zal opvolgen en waarop, volgens mededeling van de nVWA, niet wordt gehandhaafd. Voor deze toepassingen wordt het risico gereduceerd door een beter naleefbare gebruiksbeperking op te nemen.’
Vervolgens heeft het Ctgb in overleg met de houder van de toelatingen de restrictiezin met ingang van hetzelfde tijdstip gewijzigd in ‘Gevaarlijk voor bijen en hommels. Niet gebruiken op of in de buurt van bloeiende planten en bloeiende onkruiden.’
De vraag die resteert of met bovengenoemde zin het risico wel voldoende is afgedekt. Zoals gezegd heb ik daar ernstige twijfels bij. Ik beschouw bovenstaande constatering van het Ctgb als een aanwijzing dat niet zeker is dat het aan de toelating verbonden voorschrift voldoende waarborgt dat de desbetreffende gewasbeschermingsmiddelen geen onaanvaardbaar effect hebben voor het milieu en in het bijzonder voor de bij. Voor het antwoord op mijn vraag is meer onderzoek nodig.
Het Ctgb is bevoegd in te grijpen in een toelating als er twijfels zijn over de naleefbaarheid van risico-mitigerende maatregelen bij niet-professioneel gebruik. In dit geval heeft het Ctgb dat niet gedaan en volstaan met de wijziging van het gebruiksvoorschrift. Ingevolge artikel 41, derde lid, onderdeel a, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden kan het Ctgb een toelating of een toepassing van een toegelaten gewasbeschermingsmiddel geheel of gedeeltelijk intrekken, indien er aanwijzingen bestaan dat met inachtneming van de voorschriften bedoeld in artikel 29 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden niet langer wordt voldaan aan de bij of krachtens artikel 28 van de wet gestelde regels. Deze bepaling bevat derhalve de grondslag om in te grijpen in een toelating als er twijfel is over de naleefbaarheid van risico-mitigerende maatregelen bij niet-professioneel gebruik.
De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden heeft als uitgangspunt dat het door de wet beoogde doel, te weten geen directe of indirecte schadelijke uitwerking op de gezondheid van mens of dier en geen voor het milieu (waaronder de niet-doelwitsoorten) onaanvaardbaar effect (artikel 28, eerste lid, onderdeel b, subonderdelen 4 en 5 van de wet) onder omstandigheden ook kan worden bereikt door het verbinden van een voorschrift aan een te verlenen toelating in plaats van door weigering van zodanige toelating. Indien zich een dergelijke situatie voordoet, kan een algehele weigering van de toelating strijd opleveren met het evenredigheidsbeginsel.
Het onderzoek is erop gericht duidelijkheid te verkrijgen of ingrijpen toch niet aan de orde moet zijn binnen dit spanningsveld van enerzijds voldoen aan de toelatingsvoorwaarden, bedoeld in artikel 28 van de wet, en de noodzaak proportionele maatregelen te nemen teneinde risico’s te reduceren tot een aanvaardbaar niveau.
De bij is van groot belang voor het ecosysteem en de landbouw door haar rol van bestuiver van bloemen en bloeiende bomen en planten. Het is in het algemeen belang dat de bijensterfte niet verder toeneemt en de bij niet uitsterft.
De laatste jaren is er veel zorg over de bijensterfte, zowel in Nederland als ook elders in Europa en daarbuiten. Thans is de bijensterfte circa 20 tot 25% tegen normaliter 10 à 15% (Handelingen II 2010/11, nr. 73, item 9, blz. 74). Voor de achteruitgang van de bijenstand worden diverse oorzaken genoemd, zoals de varroa-mijt, biodiversiteit, ziektes als nosema en het kennisniveau van imkers. Ook wordt het gebruik van bepaalde gewasbeschermingsmiddelen als oorzaak genoemd.
Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is een van de belangrijkste methoden om planten en plantaardige producten tegen schadelijke organismen, met inbegrip van onkruid, te beschermen en de landbouwproductie te verbeteren, aldus de zesde overweging bij Verordening (EG) 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309), welke verordening met ingang van 14 juni 2011 van toepassing zal worden.
Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kan risico’s en gevaren voor mens, dier en milieu inhouden, vooral wanneer zij verkeerd worden gebruikt, aldus de daaropvolgende zevende overweging bij voormelde verordening.
De desbetreffende middelen zijn alle insectendodende middelen. De middelen zijn dus ook dodelijk voor bijen. Dat risico kan worden weggenomen door passende gebruiksvoorschriften te stellen, zoals het Ctgb heeft gedaan. De vraag is of het voorschrift ‘Gevaarlijk voor bijen en hommels. Niet gebruiken op of in de buurt van bloeiende planten en bloeiende onkruiden.’ afdoende is, nu een verkeerd gebruik van het middel alsnog voor de ongewenste dodelijke effecten voor bijen en andere niet-doelwitsoorten kan zorgen. Ik hecht eraan hier meer duidelijkheid over te verkrijgen, alvorens de handel in en het gebruik van de bewuste middelen weer kan worden toegestaan.
Juist vanwege de geschetste onzekerheid schors ik de drie toelatingen, totdat uit nader onderzoek blijkt dat de drie gewasbeschermingsmiddelen veilig te gebruiken zijn.
Tegelijk en daarnaast moet worden erkend dat er nog onduidelijkheid is over de oorzaken van de verhoogde bijensterfte. Het Ctgb voert nu een herbeoordeling uit van diverse gewasbeschermingsmiddelen, waaronder de gewasbeschermingsmiddelen waarvan thans de toelating is geschorst. Voor 1 juli a.s. verwacht ik de resultaten daarvan. De schorsing duurt in ieder geval zolang het onderzoek van het Ctgb voortduurt. Binnen 2 maanden na het beschikbaar komen van het Ctgb-onderzoek besluit ik omtrent deze schorsing. Ingevolge artikel 8:4, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht is tegen dit besluit geen bezwaar of beroep mogelijk.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-9956.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.