Agrarische en Aanverwante Sectoren

Sociaal Fonds Colland Arbeidsmarktbeleid 2010/2015

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 juni 2010 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Agrarische en aanverwante sectoren inzake Sociaal Fonds Colland Arbeidsmarktbeleid

UAW Nr. 11025

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van Actor Bureau voor Sectoradvies namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) te ener zijde: De Vereniging Cultuurtechnische werken en Grondverzet, Meststoffendistributie en Loonwerken in de Agrarische Sector in Nederland (CUMELA Nederland), De Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners (VHG), De Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO-N), Plantum NL, Koninklijke Algemene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB), Ondernemersorganisatie Glastuinbouw LTO Noord Glaskracht, Koninklijke Handelsbond voor Boomkwekerij- en Bolproducten (Anthos), voorheen Koninklijke Bond voor de Groothandel in Bloembollen en Boomkwekerijproducten (KBGBB), De Nederlandse Bond van Boomkwekers (NBvB), De Nederlandse Fruitteler Organisatie (NFO), Nederlandse Vereniging van Boseigenaren, Algemene Vereniging Inlands Hout, Vereniging Landschapsbeheerorganisaties, Werkgeversvereniging AB Nederland, De Bond van Verenigingen van Kunstmatige Inseminatie van Varkens en de Vereniging van Nederlandse Groenvoederdrogerijen;

Partij(en) te anderer zijde: FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en Vakvereniging Het Zwarte Corps.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:

Artikel 1 Begripsbepalingen en werkingssferen sectoren

In de CAO Colland wordt verstaan onder:

  • 1. werkgever:

    • a. degene die een onderneming drijft met een of meer van de activiteiten zoals genoemd onder lid 2,

    • b. degene die een onderneming drijft met een onderdeel waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de onder lid 2 genoemde activiteiten worden uitgeoefend, indien in dit onderdeel meer dan de helft van het totale aantal werknemers werkzaam is, tenzij voor die gehele onderneming een andere collectieve arbeidsovereenkomst inzake een sociaal fonds van kracht is, die geregistreerd is bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

    • c. juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in lid 2, voor dat deel van de onderneming, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek,

    • d. een en ander met inbegrip van aanvullende bepalingen in bijlage I.

  • 2.

    • a. Bedrijfsverzorgingsdiensten:

      een vereniging van agrarische ondernemers die zich uitsluitend of in hoofdzaak ten doel stelt om de leden in geval van arbeidsongeschiktheid, vakantie of anderszins, hulp te verlenen bij de op hun bedrijven te verrichten werkzaamheden.

    • b. Bloembollengroothandel:

    • een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit de handel in bloembollen.

    • c. Bos en Natuur:

    • Ondernemingen in de sector bos en natuur bestaan uit:

      • terreinbeheersbedrijf:

      • een onderneming waarin de bosbouw in de ruime zin des woords wordt uitgeoefend, met inbegrip van werkzaamheden in droge en natte natuurterreinen en het houden van toezicht in bossen en natuurterreinen

      • aannemingsbedrijf:

      • een onderneming die tegen betaling werkzaamheden voor terreinbeheersbedrijven verricht in bossen of andere houtopstanden dan wel in natuurterreinen, welke bedrijfsmatig in die terreinbeheersbedrijven plegen te worden verricht, dan wel een onderneming die voor eigen rekening houtoogstwerkzaamheden verricht.

    • d. Dierhouderij:

    • een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij met uitzondering van de stalhouderij c.q. een onderneming die paarden houdt voor recreatieve doeleinden en/of sportwedstrijden.

    • e. Glastuinbouw:

    • een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit plantaardige teelten die permanent onder glas of plastic plaatsvinden, met uitzondering van paddestoelenteelt en de boomkwekerij onder glas of plastic, maar met inbegrip van vermeerderingsbedrijven, ongeacht of debedrijfsactiviteiten geheel of ten dele in de open lucht plaatsvinden.

    • f. Hoveniersbedrijf:

    • een onderneming waarin de activiteiten bestaan uit:

      • hoveniers- en/of groenvoorzieningswerkzaamheden:

        het al dan niet voor derden aanleggen en/of onderhouden van tuinen, parken, plantsoenen, groenstroken, terreinen en begraafplaatsen, een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw in het voornoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord. Onder Hoveniersbedrijf wordt niet verstaan een onderneming, welke zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de voorbereidende grondwerkzaamheden.

      • boomverzorgingswerkzaamheden:

        het voor derden planten en/of verplanten en/of verzorgen van zowel de bovengrondse als ondergrondse delen van bomen, met inbegrip van de voorbereidende werkzaamheden. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord.

      • Dak- en gevelbegroeningswerkzaamheden:

        het voor derden aanleggen en/of onderhouden van daktuinen, danwel beplantingsvormen op daken of tegen gevels.

      • interieurbeplantingswerkzaamheden:

        het voor derden plaatsen en/of onderhouden van interieurbeplantingen met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord.

      • greenkeeperswerkzaamheden:

        het aanleggen en/of onderhouden van golfterreinen een en ander met de daartoe behorende wegen, paden en pleinen in al hun onderdelen, waaronder tevens begrepen het ruimen van sneeuw in het voornoemde. Dit alles met inbegrip van het bijleveren van alle daarvoor benodigde materialen en andere producten in de meest ruime zin van het woord.

    • g. Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende onderneming:

    • een onderneming waarin de activiteiten overwegend bestaan uit het met, aan of door machines en/of werktuigen voor derden verrichten van:

      • landbouwambachtenwerkzaamheden:werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de

      • feitelijke plantaardige en dierlijke productie.

      • cultuurtechnische werkzaamheden:

      • werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, de daarmee samenhangende drainage en grondwerken (bovenste grondlaag), alsmede het hiermee samenhangende onderhoud, met uitsluiting van baggerwerkzaamheden met specifiek baggermaterieel.

        Van de hierboven genoemde landbouwambachten- en cultuurtechnische werkzaamheden is eerst sprake, indien en voor zover geen bouw-/aanlegvergunning is vereist, met uitzondering van de vergunningen betrekking hebbend op de feitelijke plantaardige en dierlijke productie en/of de aanleg van groenvoorzieningen.

      • meststoffendistributie:

        werkzaamheden met, aan of door machines en werktuigen ten behoeve van distributie van dierlijke meststoffen, of werkzaamheden met betrekking tot overige organische meststoffen ten behoeve van de agrarische sector.

    • h. Open teelten:

    • een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit plantaardige teelten in de open lucht en plantaardige teelten die niet permanent onder glas of plastic bedekt zijn, maar met inbegrip van de boomkwekerij en aanverwante handelsactiviteiten die onder glas of plastic bedekt plaatsvindt. Deze sector is onderverdeeld in navolgende subsectoren t.w. Open Teelten Boomkwekerij, Open Teelten Bloembollen, Open Teelten Landbouw (akkerbouw) en Open Teelten Tuinbouw.

    • i. Paddestoelenteelt:

    • een onderneming waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit: de teelt van paddestoelen en/of aansluitende reeks van nauw verwante activiteiten, met name de opslag van, het inpakken van en het uitleveren van paddestoelen en aanverwante producten aan vervoerders en het in beperkte mate produceren van compost.

    • j. Varkensverbetering:

      • een fokkerij-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederlands recht, waarin de activiteiten overwegend bestaan uit diensten en/of producten aanbieden voor het vervaardigen, respectievelijk distribueren van genetisch hoogwaardig fokmateriaal ten behoeve van de varkenssector,

      • een k.i.-organisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederlands recht, welke een k.i. station exploiteert en/of een instelling voor kunstmatige inseminatie van varkens exploiteert,

      • een varkensverbeteringsorganisatie, zijnde een organisatie, vastgelegd in een rechtsvorm conform Nederlands recht, welke zich ten doel stelt het verbeteren van kwaliteit en rentabiliteit van de varkenshouderij middels diensten en/of producten van deze organisatie.

    • k. Groenvoederdrogerijen:

    • iedere onderneming, waarin uitsluitend dan wel in hoofdzaak, groenvoederproducten kunstmatig worden gedroogd, met inbegrip van alle bijbehorende werkzaamheden.

  • 3.

    • a. Als werknemer in de zin van deze cao wordt beschouwd: degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek heeft met een werkgever zoals bedoeld in lid 1, tenzij er een afwijking is opgenomen in bijlage II, in welk geval de in bijlage II vermelde afwijking geldt.

    • b. Als werknemer in de zin van deze cao wordt niet beschouwd:

      • 1. de stagiair,

      • 2. de gelegenheidsarbeider.

    • c. Onder gelegenheidsarbeider wordt verstaan:

      • 1. De groep scholieren en studenten als bedoeld in artikel 3.13 lid 1 sub a van de Regeling ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Regeling Wfsv) van 16 december 2004, Staatsblad 2005, nr 36;

      • 2. De overige categorieën arbeiders als bedoeld in het voormalig Besluit Gelegenheidsarbeiders sector Agrarisch Bedrijf 2003, Staatscourant 12 januari 2004, nr. 6, te weten huisvrouwen/-mannen, asielzoekers en de zelfstandige boer die werkzaam is als gelegenheidswerker.

      • 3. De uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 51 lid 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) van 16 december 2004, Staatsblad 2005, nr. 36.

      • 4. stichting:

        de Stichting Colland Arbeidsmarktbeleid

      • 5. fonds:

        de Stichting Colland Arbeidsmarktbeleid

      • 6. bestuur:

        het bestuur van de Stichting Colland Arbeidsmarktbeleid

      • 7. CAO Colland:

        Collectieve Arbeidsovereenkomst inzake Sociaal Fonds Colland Arbeidsmarktbeleid voor agrarische en aanverwante sectoren

      • 8. werkgeversorganisatie:

        vereniging van werkgevers in de agrarische sector welke bevoegd is tot het afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in de Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst

      • 9. werknemersorganisatie:

        vereniging van werknemers in de agrarische sector welke bevoegd is tot het afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in de Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst

      • 10. premieplichtig loon:

        • a. het BTER-loon, zijnde het loon uit een dienstbetrekking overeenkomstig Hoofdstuk II van de Wet op de Loonbelasting 1964, waarbij artikel 11, eerste lid, onderdeel j en artikel 10 lid 4 buiten toepassing blijven.

          Tot het loon behoren niet:

          • 1. hetgeen uit een vroegere dienstbetrekking als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964 wordt genoten met uitzondering van:

            hetgeen wordt genoten op grond van de artikelen 628, 628a en 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede hetgeen door de werknemer met een publiekrechtelijke dienstbetrekking wordt genoten op grond van naar aard en strekking overeenkomstige regelingen, en de aanvullingen daarop van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat;

          • 2. eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31, tweede lid onderdeel b tot en met h van de Wet op de loonbelasting 1964;

          • 3. een vergoeding als bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet;

          • 4. uitkeringen op grond van een regeling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel j onder 5, van de Wet op de loonbelasting 1964.

          • 5. het genot van een ter beschikking gestelde auto.

        • b. Als maximum dagloon per dag wordt aangehouden anderhalf maal het maximum premiedagloon waarover de premies werknemersverzekeringen worden geheven.

        • c. Over tijdvakken van arbeidsongeschiktheid gelegen na het tijdvak van 104 weken als bedoeld in artikel 7 : 629 Burgerlijk Wetboek is over de in deze tijdvakken ontvangen uitkeringen ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidverzekering (WAO), de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) of daarmee naar de aard en strekking gelijk te stellen uitkeringen of loonbetalingen geen heffing verschuldigd.

      • 11. aanvrager:

        de rechtspersoon die een aanvraag tot subsidie indient bij het bestuur

      • 12. sectorcommissie

        De door het bestuur van de stichting ingestelde commissie van werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers zoals omschreven in artikel 13 van de statuten

Artikel 2 Toepassing cao

  • 1. De CAO Colland is van toepassing op iedere werkgever zoals bedoeld in artikel 1 en bijlage I, en op iedere werknemer zoals bedoeld in artikel 1 en bijlage II.

  • 2. De CAO Colland kent een premie voor een A-deel dat uniform is voor alle sectoren. Daarnaast kan een sector overeenkomstig de voorschriften in deze cao een premie voor een B-deel invoeren.

Artikel 3 Uitvoering

De uitvoering van de in artikel 4 genoemde doelen is opgedragen aan de Stichting Colland Arbeidsmarktbeleid, en geschiedt volgens de statuten en reglementen van de Stichting, welke als bijlagen aan deze overeenkomst zijn gehecht en daarvan integraal deel uitmaken.

Het betreft de volgende bijlagen:

  • bijlage III Statuten Colland Arbeidsmarktbeleid

  • bijlage IV Heffingsreglement 2006

  • bijlage V Uitvoeringsreglement activiteitenplannen 2010

  • bijlage VI

    • 1. Uitkeringsreglement Scholing B-deel cursus- of instellingenlijst 2010

    • 2. Uitkeringsreglement Scholing B-deel cursusgroepen 2010

  • bijlage VII Uitvoeringsreglement Subsidiëring Arbeidsvoorzieningsprojecten B-deel 2008

  • bijlage VIII Reglement scholingsbeleidB-deel 2010

  • bijlage IX

    • 1. Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in het Hoveniersbedrijf B-deel:

      • b. Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in het Hoveniersbedrijf 2008

    • 2. Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in Land- en tuinbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen B-deel:

      • b. Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in Land- en tuinbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen 2008

Artikel 4 Doelen

  • 1. Het doel van de CAO Colland is het geheel of gedeeltelijk financieren of subsidiëren van een of meer van de navolgende activiteiten van de Stichting.

  • 2. Doelstelling van de Stichting is het financieren en subsidiëren van activiteiten in één of meer agrarische en aanverwante sectoren, die kunnen bestaan uit het verrichten en publiceren van onderzoek, het verzorgen van informatie, het geven van advies en/of het verstrekken van vergoedingen en gericht zijn op het bevorderen van:

    • a. Goede arbeidsverhoudingen,

    • b. Goede arbeidsomstandigheden,

    • c. Een juiste toepassing van de arbeidsvoorwaarden als overeengekomen in de CAO’s,

    • d. Een optimale werking van de arbeidsmarkt,

    • e. Scholing en kennis.

  • 3. De activiteiten als bedoeld in lid 2 onder a bestaan uit:

    Het stimuleren van ontwikkelingen gericht op de ondersteuning van personeelsbeleid en het bevorderen van medezeggenschap, participatie, personeelsvertegenwoordi-gingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemingsniveau tussen werkgevers en werknemers.

    Deze activiteiten zijn nader uitgewerkt in het Uitvoeringsreglement Subsidiëring Arbeidsvoorzieningsprojecten B-deel.

  • 4. De activiteiten als bedoeld in lid 2 onder b bestaan uit:

    Het bevorderen van veiligheid, gezondheid en welzijn op bedrijven in agrarische en aanverwante sectoren door het stimuleren van activiteiten c.q. projecten gericht op verbetering van de arbeidsomstandigheden, het bevorderen c.q. uitvoeren van een goede kwaliteit van de zorg voor arbeidsomstandigheden en het inhuren van externe deskundigen ter ondersteuning van deze activiteiten.

  • 5. De activiteiten als bedoeld in lid 2 onder c bestaan uit:

    • a. Activiteiten gericht op naleving, voorlichting en imago van de sector, waaronder begrepen:

      • Het stimuleren van een juiste toepassing van cao’s en het bevorderen van toezicht op naleving van de cao’s.

      • Het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die voortvloeien uit de cao en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen, waaronder begrepen de vervaardiging van, uitgifte en verzending van de noodzakelijke hoeveelheid cao-boekjes ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de branche c.q. de betreffende sector.

      • Publicitaire doeleinden voor de sector, in relatie tot de arbeidsvoorwaarden, om het positieve imago van de sector te handhaven of te verbeteren.

      • Deze activiteit is nader uitgewerkt in het Uitvoeringsreglement Subsidiëring Arbeidsvoorzieningsprojecten B-deel.

    • b. Het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzondering van cao-overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers.

  • 6. De activiteiten als bedoeld in lid 2 onder d bestaan uit:

    • a. Het verrichten van activiteiten ten behoeve van de vergroting van de participatie op de arbeidsmarkt, het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod van arbeid en het beter functioneren van de arbeidsmarkt.

    • b. Minder werken voor oudere werknemers in de sectoren Hoveniersbedrijf en Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende onderneming. Dit is nader uitgewerkt in het Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in het Hoveniersbedrijf B-deel en het Verstrekkingen reglement regeling minder werken voor oudere werknemers in Land- en tuinbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen B-deel.

  • 7. De activiteiten als bedoeld in lid 2 onder e bestaan uit:

    • a. Het bevorderen van deelname door werknemers aan scholingsactiviteiten teneinde hun kennis te behouden c.q te vergroten.

      Deze activiteit is nader uitgewerkt in het Uitkeringsreglement Scholing B-deel.

    • b. Het ondersteunen van sectoren en bedrijven bij het ontwikkelen van scholingsbeleid, waaronder begrepen het verbeteren van de kwaliteit van scholing, het verhogen van deelname aan scholing, het bevorderen van de deskundigheid, het bevorderen van de aansluiting van het onderwijs op de praktijk en het doen van onderzoek op deze terreinen.

      Deze activiteit is nader uitgewerkt in het Reglement scholingsbeleid B-deel.

  • 8. In het Uitvoeringsreglement activiteitenplannen is nader geregeld onder welke voorwaarden subsidie wordt verleend voor projecten die betrekking hebben op de activiteiten genoemd onder lid 3 tot en met 7.

Artikel 5 Premie A-deel voor alle sectoren

  • 1. Er is een uniforme premie voor alle in artikel 1 lid 2 genoemde sectoren voor de in artikel 4 vermelde doelen, nader te noemen de premie voor het A-deel.

  • 2. Ten behoeve van het A-deel draagt iedere werkgever aan de Stichting een door de Stichting te bepalen percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers af.

  • 3. Voor de volgende sectoren geldt een afwijkende premie:

    • bos en natuur:

    • varkensverbetering en groenvoederdrogerijen.

  • 4. De werknemersbijdrage is op nihil vastgesteld.

  • 5. De premies als bedoeld in de leden 2 en 3 worden jaarlijks door het bestuur vastgesteld. De actuele premies zijn terug te vinden op www.colland.nl.

Artikel 6 Onderdelen premie A-deel

Tot het A-deel behoren de activiteiten genoemd in artikel 4 voor zover zij gericht zijn op alle sectoren zoals genoemd in artikel 1 lid 2.

Artikel 7 Premie B-deel voor afzonderlijke sectoren

  • 2. Tot het B-deel behoren activiteiten genoemd in artikel 4 die één of meerdere sectoren zelf naast het A-deel wensen uit te voeren.

  • 3. De premie voor het B-deel kan tevens een aanvullende premie voor onderdelen van het algemeen geldende A-deel omvatten. De premie voor het B-deel kan geen vermindering van het algemeen geldende A-deel omvatten.

  • 4. Ten behoeve van het B-deel draagt iedere werkgever in de betreffende sector aan de Stichting het in artikel 8 vermelde percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers af.

  • 5. De Stichting kan bij reglement bepalen welke kosten ten behoeve van de invoering, uitvoering en affinanciering van een B-deel in ieder geval ten laste van de bijbehorende premie-inkomsten gebracht worden.

  • 6. Voor zover niet anders is vermeld is de werknemersbijdrage op nihil vastgesteld.

Artikel 8 Onderdelen premie B-deel

  • 1. De volgende sectoren kennen een premie voor het B-deel:

    • bedrijfsverzorgingsdiensten,

    • bloembollengroothandel,

    • bos en natuur,

    • dierhouderij,

    • glastuinbouw,

    • hoveniersbedrijf,

    • land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen,

    • open teelten bloembollen,

    • open teelten boomkwekerij,

    • open teelten landbouw,

    • open teelten tuinbouw,

    • paddestoelenteelt,

    • varkensverbetering,

    • groenvoederdrogerijen.

  • 2.

    • a. De sectoren kunnen jaarlijks een voorstel tot premiewijziging indienen. De premies worden jaarlijks door het bestuur vastgesteld. De actuele premies zijn te vinden op www.colland.nl.

    • b. Binnen de sectoren glastuinbouw, open teelten bloembollen, open teelten boomkwekerij, open teelten landbouw, open teelten tuinbouw, dierhouderij en paddestoelenteelt geldt naast de premie als vermeld onder a. een extra heffing voor de provincies Limburg, Zeeland en Noord-Brabant. Voor de sector paddestoelenteelt geldt deze extra heffing naast bovengenoemde provincies ook voor de volgende postcodegebieden in de provincie Gelderland:

      • 4181 AC Waardenbrug

      • 5300 AE Zalbommel

      • 5301 DC Zaltbommel

      • 5301 KM Zaltbommel

      • 5308 NT Aalst Gld

      • 5314 AS Bruchem

      • 5314 LN Bruchem

      • 5315 AR Kerkwijk

      • 5316 BA Delwijnen

      • 5318 LB Bern

      • 5318 LD Bern

      • postcodegebieden 5320 AA tot en met 5335 LL

      • postcodegebieden 6500 AC tot en met 6679 BJ

      De premie is vastgesteld op 0%.

  • 3. De in lid 2 genoemde premie voor het B-deel geldt voor de volgende onderdelen van de in artikel 4 genoemde doelen:

    • bedrijfsverzorgingsdiensten: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b en artikel 4 lid 6 sub a;

    • bloembollengroothandel: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b, artikel 4 lid 6 sub a en artikel 4 lid 7 sub a en b;

    • bos en natuur: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b, artikel 4 lid 6 sub a en artikel 4 lid 7 sub a en b;- dierhouderij: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b, artikel 4 lid 6 sub a en artikel 4 lid 7 sub a en b;

    • glastuinbouw: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b, artikel 4 lid 6 sub a en artikel 4 lid 7 sub a en b;

    • hoveniersbedrijf: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b, artikel 4 lid 6 sub a en b en artikel 4 lid 7 sub a en b;

    • land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b, artikel 4 lid 6 sub a en b en artikel 4 lid 7 sub a en b;

    • open teelten bloembollen: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b, artikel 4 lid 6 sub a en artikel 4 lid 7 sub a en b;

    • open teelten boomkwekerij: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b, artikel 4 lid 6 sub a en artikel 4 lid 7 sub a en b;

    • open teelten landbouw: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b, artikel 4 lid 6 sub a en artikel 4 lid 7 sub a en b;

    • open teelten tuinbouw: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b, artikel 4 lid 6 sub a en artikel 4 lid 7 sub a en b;

    • paddestoelenteelt: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b, artikel 4 lid 6 sub a en artikel 4 lid 7 sub a en b;

    • varkensverbetering: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b, artikel 4 lid 6 sub a, artikel 4 lid 7 sub a en b;

    • groenvoederdrogerijen: artikel 4 lid 3, artikel 4 lid 4, artikel 4 lid 5 sub a en b en artikel 4 lid 6 sub a.

  • 4. In de premie voor het B-deel voor de sector land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen zoals vermeld in lid 2 is voor de activiteiten als genoemd in artikel 4 lid 6 sub b een werknemersbijdrage opgenomen die gelijk is aan de werkgeversbijdrage voor deze activiteiten. De actuele premie is te vinden op www.colland.nl.

  • 5. In de premie voor het B-deel van de sector hoveniersbedrijf zoals vermeld in lid 2 is voor de activiteiten als genoemd in artikel 4 lid 7 een werknemersbijdrage opgenomen. De actuele premie is te vinden op www.colland.nl.

Artikel 9 Kosten en hoogte premiedelen

  • 2. Indien er geen c.q. onvoldoende financiële middelen meer voor beschikbaar zijn, schort de Stichting de uitvoering van een regeling of doelonderdeel op met onmiddellijke ingang of met ingang van een door het bestuur te bepalen andere datum, of zet deze met onmiddellijke ingang stop.

  • 3. De Stichting meldt de opschorting, c.q. de stopzetting op de kortst mogelijke termijn aan de desbetreffende cao-partijen.

  • 4. De Stichting maakt dit besluit op de kortst mogelijke termijn kenbaar via de website van het fonds (www.colland.nl).

  • 5. De Stichting meldt dit besluit op de kortst mogelijke termijn aan degenen die verzocht hebben om van de regeling of een doelonderdeel gebruik te maken, en aan degenen die na de opschorting c.q. stopzetting daarom alsnog zouden verzoeken.

  • 6. Ingeval van een besluit tot opschorting neemt het bestuur op enig moment nog een van de volgende besluiten:

    • a. de opschorting wordt teruggedraaid met terugwerkende kracht vanaf de

    • b. opschortingsdatum;

    • c. de opschorting wordt teruggedraaid met ingang van een latere datum dan de opschortingsdatum, door het bestuur te bepalen;

    • d. de opschorting wordt omgezet in een stopzetting, hetzij met ingang van de opschortingsdatum, hetzij met ingang van een latere datum dan de opschortingsdatum, door het bestuur te bepalen.

  • 7. Hetgeen in de leden 3, 4 en 5 is bepaald, geldt ook voor de besluiten op grond van lid 6.

Artikel 11 Verplichtingen werkgever

Werkgevers zijn gehouden zich aan te melden bij de Stichting, gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die bij de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig de bepalingen in deze cao en in de statuten en de reglementen van de Stichting, en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in deze cao en de statuten en reglementen van de Stichting.

Artikel 12 Rechten van de werkgever en de werknemer

  • 1. In beginsel heeft iedere werknemer en iedere werkgever het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de door de Stichting gefinancierde of gesubsidieerde activiteiten of projecten als bedoeld in artikel 4 voor zover deze voor diens sector van toepassing zijn overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 8.

  • 2. De Stichting heeft het recht om een regeling of doelonderdeel op te schorten c.q. stop te zetten overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 9.

Artikel 13 Bepalingen in strijd met deze cao

Bepalingen in de individuele arbeidsovereenkomst die afwijken van hetgeen in of krachtens deze cao is bepaald, zijn nietig.

Artikel 14 Ontheffing

  • 1. Werkgevers, medezeggenschapsorganen of een meerderheid van het personeel als er nog geen medezeggenschapsorgaan is ingesteld, hebben de mogelijkheid om bij het bestuur ontheffing aan te vragen van een of meer bepalingen van deze cao.

  • 2. Aanvragen dienen schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend, vergezeld van een positief advies van het medezeggenschapsorgaan indien er een medezeggenschaps-orgaan is ingesteld.

  • 3. Het verzoek om ontheffing moet worden ingediend bij:

    het bestuur, per adres Actor Bureau voor sectoradvies

    Postbus 28

    2700 AA Zoetermeer.

  • 4. Een verzoek tot ontheffing moet bevatten:

    • a. de naam en het adres van de indiener

    • b. een dagtekening

    • c. een toelichting op het verzoek om ontheffing

  • 5. Het bestuur wint advies in bij de sectorcommissie van de sector als bedoeld in artikel 1 lid 2 waarbinnen de indiener valt. Het bestuur beslist binnen drie maanden na indiening van het verzoek.

BIJLAGE I AANVULLING/AFWIJKING DEFINITIE WERKGEVER

behorend bij artikel 1 lid 1 sub d en artikel 2 van de CAO Colland

In aanvulling op hetgeen in artikel 1 lid 1 is bepaald vallen de volgende ondernemingen eveneens onder het begrip ‘werkgever’:

  • a. voor Bedrijfsverzorgingsdiensten:

    • BVAP, Agriservice, en AB-Detacherings BV’s, zijnde aan de bedrijfsverzorgingsdiensten gelieerde organisaties welke zich ten doel stellen het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, niet zijnde een uitzendorganisatie;

    • Stichting Agrarische Projecten Nederland (STAP), een aan de bedrijfsverzorgingsdiensten gelieerde organisatie welke zich ten doel stelt het ter beschikking stellen van arbeidskrachten in het kader van het ‘combinatiebanenproject’ en voorzover geen andere primaire agrarische CAO wordt toegepast.

  • b. voor de Bloembollengroothandel:

    • iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan de handel in bloembollen worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed;

    • juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze cao, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

  • c. voor Bos en Natuur

    • niet van toepassing;

  • d. voor de Dierhouderij:

    • iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan bedrijfsmatige productiegerichte dierhouderij worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden binnen de onderneming aan dierhouderij worden besteed;

    • juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze cao, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek;

  • e. voor de Glastuinbouw:

    • iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan glastuinbouw worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed;

    • juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze cao, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek;

  • f. voor het Hoveniersbedrijf:

    • zij die hovenierswerkzaamheden al dan niet in een hoveniersbedrijf doen verrichten;

    • als op een bedrijf meer cao’s van toepassing kunnen zijn, hoeft de cao Hoveniersbedrijf niet te worden toegepast als de hierin genoemde werkzaamheden ondergeschikte betekenis hebben in de bedrijfsvoering.

  • g. voor Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen:

    • zij die werkzaamheden genoemd onder artikel 1 lid 2 sub g doen verrichten, al dan niet in een land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende onderneming, tenzij voor hen reeds een andere cao c.q. regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden geldt.

  • h. voor Open teelten:

    • iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan een open teelt wordt besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed;

    • juridisch zelfstandige delen van ondernemingen waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in het voorgaande gedachtestreepje, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze cao, tenzij zij behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek;

  • i. voor de Paddestoelenteelt:

    • iedere natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming uitoefent waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan de paddestoelenteelt worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed;

    Uitgezonderd van deze werkingssfeer zijn de hieronder genoemde kistenbedrijven:

    • Champignonkwekerij De Steenbrug Beheer B.V.

    • Champignonkwekerij Champibelle B.V.

    • Holland Champignons B.V.

  • j. voor de Varkensverbetering:

    • degene die varkensverbeteringswerkzaamheden laat verrichten al dan niet in een varkensverbeteringsorganisatie;

  • k. voor de Groenvoederdrogerijen

    • iedere natuurlijke of rechtspersoon, die in een groenvoederdrogerij bedrijfsarbeid doet verrichten.

BIJLAGE II AFWIJKING DEFINITIE WERKNEMER BEHOREND BIJ ARTIKEL 1 LID 3 ARTIKEL 2 VAN DE CAO COLLAND

In afwijking van hetgeen in artikel 1 lid 3 is bepaald ten aanzien van het begrip ‘werknemer’, geldt het volgende:

  • a. voor Bedrijfsverzorgingsdiensten:

    • de werknemer (m/v) in dienst van de werkgever waarvan de functie wordt beloond conform de schalen 1 tot en met 9 zoals opgenomen in bijlage J van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de bedrijfsverzorgingsdiensten.

    • de directe werknemer is degene die in opdracht van de werkgever werkzaamheden

      verricht op de bedrijven van opdrachtgevers en leden van de vereniging.

    • de indirecte werknemer is degene die organisatorische, administratieve en andere

      ondersteunende werkzaamheden verricht in de vereniging of organisatie van de werkgever.

  • b. voor Bloembollengroothandel:

    • niet van toepassing;

  • c. voor Bos en Natuur:

    • degene die bij een werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam is, met uitzondering van degene waarvoor de verzekeringsplicht voor de sociale werknemersverzekeringen niet geldt.

  • d. voor de Dierhouderij:

    • niet van toepassing;

  • e. voor de Glastuinbouw:

    • niet van toepassing;

  • f. voor het Hoveniersbedrijf:

    • zij die bij een werkgever krachtens een overeenkomst tot het verrichten van arbeid persoonlijk werkzaam zijn, tenzij op grond van Bijlage I, onder f tweede gedachtestreepje een andere cao op de arbeidsverhouding van toepassing is, alles met uitzondering van degenen die de feitelijke leiding hebben van de onderneming.

  • g. voor Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen:

    • degene die bij een werkgever op arbeidsovereenkomst overwegend werkzaam is voor het verrichten van werkzaamheden genoemd onder artikel 1 lid 2 sub g, met uitzondering van directeuren van NV’s of BV’s;

  • h. voor Open teelten:

    • niet van toepassing;

  • i. voor de Paddestoelenteelt:

    • degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek heeft.

    Als werknemer wordt niet beschouwd:

    • de stagiaire, zijnde een leerling van een onderwijsinstelling die praktijkervaring moet of wil opdoen,

    • de scholier of student in volledig of parttime onderwijs die tijdens onderwijsvrije tijden op maandag tot en met zaterdag en gedurende onderwijsvakanties wordt ingezet als algemeen medewerker.

  • j. voor de Varkensverbetering:

    • degene die bij een werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden verricht en wiens functie is ingedeeld dan wel behoort te zijn ingedeeld in één van de functieschalen, genoemd in bijlage IIa.

  • k. voor de Groenvoederdrogerijen

    • degene die bij een werkgever op een arbeidsovereenkomst werkzaam is voor het verrichten van bedrijfsarbeid, met uitzondering van degenen die met de dagelijkse leiding belast zijn.

BIJLAGE IIa OVERZICHT INDELING FUNCTIES.

Indeling van de functieschalen.

schaal A

tot en met 39.5 punt

schaal B

40 tot en met 59.5 punt

schaal C

60 tot en met 79.5 punt

schaal D

80 tot en met 99.5 punt

schaal E

100 tot en met 119.5 punt

schaal F

120 tot en met 139.5 punt

schaal G

140 tot en 159.5 punt

schaal H

160 tot en 179.5 punt

schaal I

180 tot en 199.5 punt

schaal J

200 tot en 224.5 punt

Waardering referentiefuncties in ORBA-scores.

Medewerkster huishoudelijke dienst 3

53 punten

Medewerker distributie

64 punten

Dierverzorger A

84 punten

Dierverzorger fokkerij

92 punten

Medewerker technische administratie IPG

101 punten

Dierverzorger B

107 punten

Laboratoriummedewerker

109 punten

Inseminator

113 punten

Secretaresse

116 punten

Scanner

117 punten

Stalcoördinator

132 punten

Financieel administratief medewerker 5

135 punten

Reproductiebegeleider

145 punten

Medewerker automatisering

150 punten

Exportmedewerker binnendienst

153 punten

Hoofd distributie

166 punten

Hoofd laboratorium

171 punten

Systeem/netwerk beheerder

174 punten

Foktechnisch medewerker B

190 punten

Commercieel medewerker A

191 punten

Hoofd buitendienst

191 punten

Hoofd technische administratie IPG

193 punten

Systeemontwikkelaar

217 punten

Fokkerij coördinator

220 punten

C. Indeling van de functies in de schalen. (ref. = referentiefunctie)

schaal A:

  • * laboratoriumhulp

  • * medewerker huishoudelijke dienst 1

schaal B:

  • * medewerker huishoudelijke dienst 2 (ref)

  • * financieel administratief medewerker 1

schaal C:

  • * distributiemedewerker (ref)

  • * medewerker huishoudelijke dienst 3

  • * financieel administratief medewerker 2

  • * receptioniste/telefoniste

schaal D:

  • * dierverzorger A (ref)

  • * dierverzorger fokkerij (ref)

  • * financieel administratief medewerker 3

schaal E:

  • * medewerker technische administratie (ref)

  • * dierverzorger B (ref)

  • * laboratoriummedewerker (ref)

  • * inseminator (ref)

  • * scanner (ref)

  • * financieel administratief medewerker 4

  • * secretaresse (ref)

schaal F:

  • * stalcoördinator (ref)

  • * financieel administratief medewerker 5 (ref)

  • * senior secretaresse

schaal G:

  • * reproductiebegeleider (ref)

  • * hoofd productie

  • * hoofd laboratorium

  • * medewerker automatisering (ref)

  • * exportmedewerker binnendienst (ref)

  • * financieel administratief medewerker 6

schaal H:

  • * hoofd distributie (ref)

  • * hoofd laboratorium (ref)

  • * bedrijfsleider fokproefbedrijf

  • * foktechnisch medewerker A

  • * systeembeheerder (ref)

schaal I:

  • * hoofd buitendienst (ref)

  • * foktechnisch medewerker B (ref)

  • * commercieel medewerker A (ref)

  • * hoofd technische administratie IPG (ref)

  • * onderzoeksassistent

  • * redacteur blad Varkens

schaal J:

  • * regiohoofd fokkerij

  • * commercieel medewerker B

  • * onderzoeker

  • * systeemontwikkelaar (ref)

  • * fokkerij coördinator (ref)

BIJLAGE III STATUTEN STICHTING COLLAND ARBEIDSMARKTBELEID BEHOREND BIJ ARTIKEL 3 VAN DE CAO COLLAND

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting is genaamd: Stichting Colland Arbeidsmarktbeleid.

  • 2. Zij is gevestigd te Zoetermeer.

Artikel 2 Doel

  • 1. De stichting heeft tot doel het financieren en subsidiëren van activiteiten in één of meer agrarische en aanverwante sectoren ingevolge de cao sociaal fonds Colland Arbeidsmarktbeleid.

  • 2. Deze activiteiten kunnen bestaan uit het verrichten en publiceren van onderzoek, het verzorgen van informatie, het geven van advies en/of het verstrekken van vergoedingen en zijn gericht op het bevorderen van:

    • a. Goede arbeidsverhoudingen

    • b. Goede arbeidsomstandigheden

    • c. Een juiste toepassing van de arbeidsvoorwaarden als overeengekomen in de

      CAO’s

    • d. Een optimale werking van de arbeidsmarkt

    • e. Scholing en kennis

    Een en ander overeenkomstig de onderdelen zoals partijen bij de CAO Colland Arbeidsmarktbeleid in de desbetreffende CAO zijn overeengekomen.

  • 3. De activiteiten als bedoeld in lid 2 onder a bestaan uit:

    Het stimuleren van ontwikkelingen gericht op de ondersteuning van personeelsbeleid en het bevorderen van medezeggenschap, participatie, personeelsvertegenwoordi-gingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemingsniveau tussen werkgevers en werknemers.

    Deze activiteiten zijn nader uitgewerkt in het Uitvoeringsreglement Subsidiëring Arbeidsvoorzieningsprojecten B-deel.

  • 4. De activiteiten als bedoeld in lid 2 onder b bestaan uit:

    Het bevorderen van veiligheid, gezondheid en welzijn op bedrijven in agrarische en aanverwante sectoren door het stimuleren van activiteiten c.q. projecten gericht op verbetering van de arbeidsomstandigheden, het bevorderen c.q. uitvoeren van een goede kwaliteit van de zorg voor arbeidsomstandigheden en het inhuren van externe deskundigen ter ondersteuning van deze activiteiten.

  • 5. De activiteiten als bedoeld in lid 2 onder c bestaan uit:

    • a. Activiteiten gericht op naleving, voorlichting en imago van de sector, waaronder begrepen:

      • Het stimuleren van een juiste toepassing van cao’s en het bevorderen van toezicht op naleving van de cao’s.

      • Het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die voortvloeien uit de cao en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen, waaronder begrepen de vervaardiging van, uitgifte en verzending van de noodzakelijke hoeveelheid cao-boekjes ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de branche c.q. de betreffende sector.

      • Publicitaire doeleinden voor de sector, in relatie tot de arbeidsvoorwaarden, om het positieve imago van de sector te handhaven of te verbeteren.

      Deze activiteit is nader uitgewerkt in het Uitvoeringsreglement Subsidiëring Arbeidsvoorzieningsprojecten B-deel.

    • b. Het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzondering van cao-overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers.

  • 6. De activiteiten als bedoeld in lid 2 onder d bestaan uit:

    • a. Het verrichten van activiteiten ten behoeve van de vergroting van de participatie op de arbeidsmarkt, het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod van arbeid en het beter functioneren van de arbeidsmarkt.

    • b. Minder werken voor oudere werknemers in de sectoren Hoveniersbedrijf en Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende onderneming. Dit is nader uitgewerkt in het Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in het Hoveniersbedrijf B-deel en het Verstrekkingen-reglement regeling minder werken voor oudere werknemers in Land- en tuinbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen B-deel.

  • 7. De activiteiten als bedoeld in lid 2 onder e bestaan uit:

    • a. Het bevorderen van deelname door werknemers aan scholingsactiviteiten teneinde hun kennis te behouden c.q te vergroten.

      Deze activiteit is nader uitgewerkt in het Uitkeringsreglement Scholing B-deel.

    • b. Het ondersteunen van sectoren en bedrijven bij het ontwikkelen van scholingsbeleid, waaronder begrepen het verbeteren van de kwaliteit van scholing, het verhogen van deelname aan scholing, het bevorderen van de deskundigheid, het bevorderen van de aansluiting van het onderwijs op de praktijk en het doen van onderzoek op deze terreinen.

      Deze activiteit is nader uitgewerkt in het Reglement scholingsbeleid B-deel.

  • 8. In het Uitvoeringsreglement activiteitenplannen is nader geregeld onder welke voorwaarden subsidie wordt verleend voor projecten die betrekking hebben op de activiteiten genoemd onder lid 3 tot en met 7.

  • 9. De wijze van betaling en de uitvoering van het in lid 3 tot en met 8 bepaalde wordt nader bij reglement vastgesteld.

Artikel 3 Duur

De Stichting duurt voor onbepaalde tijd voort.

Artikel 4 Bestuur

  • 1. Het bestuur bestaat uit ten minste 8 leden, en is paritair samengesteld. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uitoefenen, ook wanneer er vacatures zijn.

  • 2. De navolgende organisaties van werkgevers:

    Land- en Tuinbouworganisatie Nederland;

    CUMELA Nederland;

    Vereniging van Hoveniers en Groenvoorzieners;

    benoemen in totaal de helft van het aantal bestuursleden.

    De navolgende organisaties van werknemers:

    FNV Bondgenoten;

    CNV BedrijvenBond;

    benoemen in totaal de andere helft van het aantal bestuursleden.

  • 3. De genoemde werkgeversorganisaties bepalen in onderling overleg, hoeveel van de bestuursleden-werkgevers door elk van hen zullen worden benoemd. De genoemde werknemersorganisaties bepalen in onderling overleg, hoeveel van de bestuursleden-werknemers door elk van hen zullen worden benoemd.

  • 4. Voor ieder bestuurslid wordt of worden door de organisatie, die dit lid heeft benoemd, een plaatsvervanger of twee plaatsvervangers benoemd, die alleen als bestuurslid optreedt bij ontstentenis casu quo afwezigheid van het lid als wiens plaatsvervanger zij zijn benoemd. De in deze statuten voor bestuursleden gestelde bepalingen zijn op hen van overeenkomstige toepassing. De hier bedoelde personen kunnen niet de functie van werkgeversvoorzitter of werknemersvoorzitter vervullen.

  • 5. De bestuursleden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Zij zijn terstond herbenoembaar.

  • 6. Indien het bestuur niet voltallig is, behoudt het niettemin zijn bevoegdheden. In de vervulling van een opengevallen vacature dient echter zo spoedig mogelijk te worden voorzien.

  • 7. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a. door overlijden;

    • b. door schriftelijk bedanken;

    • c. door periodiek aftreden;

    • d. door ontslag door het bestuur wegens zwaarwegende redenen;

      Een dergelijk besluit kan slechts worden genomen met ten minste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering van het bestuur waarin ten minste vier bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Is in deze bestuursvergadering het voorgeschreven aantal bestuursleden niet aanwezig of vertegenwoordigd, dan kan in een volgende vergadering, welke tussen twee en zes weken na die eerste vergadering moet worden gehouden, ongeacht het aantal aanwezige leden, met ten minste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen een besluit hierover worden genomen;

    • e. door de schriftelijke mededeling aan het bestuur dat besloten is de benoemde persoon van zijn bestuursfunctie in de stichting te ontheffen. Deze mededeling kan slechts gedaan worden door de organisatie, die het betrokken bestuurslid heeft benoemd.

  • 8. Bij het ontstaan van een vacature in de gevallen sub a, b, c, d en e bedoeld, wordt daarin door de betrokken organisatie voorzien binnen twee maanden na het ontstaan van die vacature. Indien en zolang de betrokken organisatie hierna in gebreke blijft en daarmede het aantal bestuursleden uit werknemers- en dat uit werkgeverskring niet gelijk is vindt besluitvorming plaats zoals bepaald in artikel 9 lid 1.

Artikel 5 Werkgevers- en Werknemersvoorzitter

  • 1. Het bestuur benoemt uit de bestuursleden van werkgeverszijde een werkgeversvoorzitter en uit de bestuursleden van werknemerszijde een werknemersvoorzitter, telkens voor de duur van vier jaar. Zij treden beurtelings voor de duur van een jaar op als voorzitter. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt in diens plaats de andere voorzitter op.

  • 2. Het bestuur benoemt tevens uit de bestuursleden-werkgevers een vice-werkgeversvoorzitter en uit de bestuursleden-werknemers een vice-werknemersvoorzitter, telkens voor de duur van twee jaar.

    Zij treden uitsluitend als zodanig op bij ontstentenis of afwezigheid van zowel de werkgeversvoorzitter als ook de werknemersvoorzitter.

  • 3. De werkgeversvoorzitter en werknemersvoorzitter vormen tezamen het dagelijks bestuur van de stichting.

Artikel 6 Bevoegdheden van het Bestuur

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot het verrichten van alle rechtshandelingen, waaronder begrepen het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, het aangaan van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor de schuld van een derde verbindt.

  • 2. Het bestuur kan desgewenst één of meerdere deskundigen raadplegen. Deze deskundigen kunnen voor de bestuursvergaderingen worden uitgenodigd en hebben daarin een raadgevende stem.

  • 3. Het bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren aan de voorzitters, het bestuursbureau of aan de administrateur. De gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 7 Vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting, voorzover uit de wet niet anders voortvloeit.

  • 2. De vertegenwoordigingsbevoegdheid als bedoel in lid 1 komt bovendien toe aan de werkgeversvoorzitter, respectievelijk de vice-werkgeversvoorzitter, tezamen met de werknemersvoorzitter, respectievelijk de vice-werknemersvoorzitter.

  • 3. Het bestuur is bevoegd aan één of meer bestuurders dan wel aan derden volmacht te verlenen om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.

  • 4. Een volmacht is rechtsgeldig als hij schriftelijk is verleend.

Artikel 8 Vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig oordeelt.

  • 2. Voorts is de voorzitter op schriftelijk verzoek – onder opgave van de te behandelen punten – van ten minste drie bestuursleden verplicht tot het bijeenroepen van een bestuursvergadering op een termijn van niet langer dan één maand. Indien aan dit verzoek niet wordt voldaan, kunnen de verzoekers zelf tot bijeenroeping overgaan op de wijze waarop het bestuur de bestuursvergadering bijeenroept, op welke vergadering alsdan over bedoelde punten rechtsgeldige besluiten kunnen worden genomen.

  • 3. Een plaatsvervangend bestuurslid heeft alleen zitting bij ontstentenis of afwezigheid van het bestuurslid, als wiens plaatsvervanger hij is aangewezen.

Artikel 9 Besluitvorming

  • 1. Het aantal door de gezamenlijke ter bestuursvergadering aanwezig zijnde bestuursleden van werkgeverszijde uitgebrachte stemmen is gelijk aan het aantal ter bestuursvergadering aanwezig zijnde bestuursleden van werknemerszijde.

    Het aantal door de gezamenlijke ter bestuursvergadering aanwezig zijnde bestuursleden van werknemerszijde uitgebrachte stemmen is gelijk aan het aantal ter bestuursvergadering aanwezig zijnde bestuursleden van werkgeverszijde.

    Is het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden van werkgeverszijde even groot als het aantal ter vergadering aanwezige bestuursleden van werknemerszijde, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit.

  • 2. Het bestuur is in een vergadering slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen indien ten minste de helft van het totale aantal bestuursleden aanwezig is en ten minste de helft van zowel de werkgevers- als de werknemersvertegenwoordigers aanwezig is. Ingeval het vereiste aantal bestuursleden niet aanwezig is, wordt na ten minste drie dagen, doch binnen een maand, een nieuwe bestuursvergadering belegd. In deze vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover wegens het ontbreken van het quorum in de eerstbedoelde vergadering geen besluit kon worden genomen.

  • 3. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling, tenzij het bestuur anders beslist. Stemming over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes.

  • 4. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming is de volstrekte meerderheid vereist van de stemmen der leden, die aan de stemming hebben deelgenomen. Bij schriftelijke stemming worden blanco uitgebrachte stemmen niet meegeteld.

  • 5. Indien bij stemming over personen door geen van de betrokkenen de volstrekte meerderheid van stemmen wordt behaald, vindt een nieuwe stemming plaats tussen de twee personen die het hoogste aantal stemmen hebben behaald. Bij het staken van de stemmen beslist in dat geval het lot.

  • 6. Indien de stemmen staken wordt de beslissing tot de volgende vergadering uitgesteld. Indien op die vergadering opnieuw de stemmen staken, wordt geacht in negatieve zin te zijn beslist.

  • 7. Een besluit van het bestuur kan via schriftelijke voorlegging aan de leden van het bestuur tot stand komen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Indien een bestuurslid de wens daartoe te kennen geeft, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuursvergadering.

Artikel 10 Bevoegdheden van elk Bestuurslid

  • 1. Elk lid van het bestuur heeft te allen tijde toegang tot de boeken, bescheiden en eigendommen van de Stichting.

  • 2. Door hem verlangde inlichtingen moeten hem desgevraagd schriftelijk worden verstrekt.

Artikel 11 Geheimhoudingsplicht

  • 1. De leden en plaatsvervangende leden van het bestuur verplichten zich door de aanvaarding van hun benoeming tot geheimhouding van alle aangelegenheden, waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen.

  • 2. Hij, die de uit het vorige lid voortvloeiende geheimhouding schendt, kan bij besluit van het bestuur, gehoord de organisatie die hem heeft benoemd, krachtens artikel 4 lid 7d, van zijn functie worden ontheven.

Artikel 12 Vacatiegeld en vergoeding reis- en verblijfskosten

Bij bestuursbesluit kan worden bepaald, dat de leden en plaatsvervangende leden van het bestuur vergoeding ontvangen voor de in hun functie gemaakte reis- en verblijfkosten.

Het bestuur kan tevens besluiten, de in de vorige volzin bedoelde personen voor een doorhenbijgewoonde bestuursvergadering vacatiegeld toe te kennen.

Artikel 13 Commissies

  • 1. Het bestuur kan commissies instellen, waarin behalve bestuursleden ook andere personen kunnen worden opgenomen. Deze commissies dienen paritair te zijn samengesteld. Het bestuur bepaalt de taken en de bevoegdheden van deze commissies.

  • 2. Het bestuur is bevoegd nauwkeurig te omschrijven bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te mandateren aan één of meer door het bestuur aangewezen commissies.

  • 3. Een mandaat is rechtsgeldig als hetschriftelijk is verleend.

Artikel 14 Bestuursbureau

  • 1. Het bestuur zal bij haar werkzaamheden ondersteund worden door een bestuursbureau. Dit bestuursbureau maakt geen deel uit van de in artikel 15 genoemde administrateur.

  • 2. Het bestuursbureau iseen deskundig bureau dat, onafhankelijk van de administrateur, verantwoordelijk is voor de advisering bij en de coördinatie van de bestuurlijke taken. Zij verzorgt tevens alle secretariële activiteiten en initiatieven ten behoeve van het bestuur, voor zover deze niet aan de administratie zijn uitbesteed.

  • 3. Het bestuursbureau behartigt in het overleg met derden onverkort de belangen van het fonds en het bestuur.

  • 4. De opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden die verband houden met de ondersteuning van het bestuur zal schriftelijk worden verstrekt en door het bestuursbureau schriftelijk aanvaard in een voor dit doel opgestelde dienstverleningsovereenkomst. De rechten en verplichtingen die uit de dienstverleningsovereenkomst voor beide partijen voortvloeien, worden overigens vastgelegd in deze dienstverleningsovereenkomst.

Artikel 15 Administratie

  • 1. Het bestuur draagt de uitvoering van de administratie van het fonds onder zijn verantwoordelijkheid op aan een door het bestuur aan te wijzen administrateur.

  • 2. De opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden die verband houden met de uitvoering van de regeling en het daaraan verbonden financieel beheer wordt schriftelijk verstrekt en door de administrateur schriftelijk aanvaard in een voor dit doel opgestelde dienstverleningsovereenkomst. De rechten en verplichtingen die uit de dienstverleningsovereenkomst voor beide partijen voortvloeien, worden overigens vastgelegd in deze dienstverleningsovereenkomst.

  • 3. De administrateur is verplicht zich te doen vertegenwoordigen in de bestuursvergaderingen.

  • 4. Het bestuur is bevoegd bepaaldelijk te omschrijven bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te mandateren aan de directie van de in lid 1 bedoelde administrateur.

Artikel 16 Geldmiddelen

De geldmiddelen van de Stichting bestaan uit:

  • a. het oprichtingskapitaal;

  • b. door werkgevers en/of werknemers verstrekte gelden ter financiering van het door de stichting beoogde doel;

  • c. renten en belegde gelden;

  • d. bijdragen van sectorfondsen;

  • e. subsidies en donaties;

  • f. overige middelen.

Artikel 17 Beheer der geldmiddelen

  • 1. Het bestuur is belast met het beheer van het fondsvermogen.

  • 2. Het bestuur draagt het beheer van het vermogen van de stichting onder zijn verantwoordelijkheid over aan de administrateur, waarmee de stichting een administratieovereenkomst heeft gesloten.

  • 3. De geldmiddelen van de stichting moeten, voorzover zij niet in contanten aanwezig zijn of zijn belegd, zijn gestort op een ten name van de stichting staande bank- of girorekening. Het bestuur wijst de bankinstelling(en) aan, waarbij bankrekeningen kunnen worden geopend.

  • 4. De geldswaardige papieren der stichting zullen bij een door het bestuur aan te wijzen bankinstelling in open bewaring worden gegeven. De beschikking over dan wel de toegang tot deze geldswaardige papieren is slechts mogelijk door twee personen gezamenlijk, hiertoe door het bestuur gemachtigd.

  • 5. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 18 Bijdrage

  • 1. De hoogte van de bijdragen als bedoeld in artikel 16 sub b worden jaarlijks door het bestuur vastgesteld.

  • 2. De methode van berekening van de bijdragen alsmede de wijze van incassering daarvan, worden bij reglement bepaald.

Artikel 19 Boekjaar

Het boekjaar van de Stichting loopt van één januari tot en met één en dertig december.

Artikel 20 Belegging der gelden

Voor zover gelden van de stichting voor belegging beschikbaar zijn, worden deze gelden door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

Artikel 21 Jaarverslag en begroting

  • 1. Het bestuur stelt jaarlijks een begroting op, uiterlijk op 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

    De begroting dient te zijn ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 2 genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten. De begroting is op aanvraag beschikbaar voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers. Toezending vindt plaats tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 2. Het bestuur stelt jaarlijks vóór 15 juni een verslag op dat een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermogen van het fonds en van de ontwikkeling gedurende het boekjaar. Het bestuur legt daarin rekenschap af van het gevoerde beleid. Het verslag dient te bevatten:

    • de jaarrekening;

    • een algemeen overzicht van de activiteiten van de stichting gedurende het afgelopen boekjaar;

    • in voorkomende gevallen een verklarend overzicht van de wijzigingen, die in de statuten en/of de reglementen van de stichting zijn aangebracht; en

    • een algemeen overzicht van het financieel beheer van de stichting.

  • 3. Het jaarverslag moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 2 van de Statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten.

  • 4. Dit verslag moet gecontroleerd zijn door een externe registeraccountant en voorzien zijn van een rechtmatigheidsverklaring van een externe registeraccountant. Uit deze stukken moet blijken dat de uitgaven gedaan zijn overeenkomstig de in artikel 2 van de Statuten genoemde activiteiten.

  • 5. Het verslag en de accountantsverklaring dienen uiterlijk 6 maanden na afloop van het boekjaar waarop het verslag betrekking heeft, in drievoud te worden toegezonden aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 6. De bij reglement voorgeschreven verklaringen door een externe registeraccountant over de besteding van subsidiegelden uit het fonds, vormen een geïntegreerd onderdeel van het financiële jaarverslag van de stichting.

  • 7. Het verslag en de accountantsverklaring van de stichting worden ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers neergelegd;

    • a. ten kantore van het fonds,

    • b. ten kantore van de administrateur,

    • c. op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 8. Het verslag en de accountantsverklaring van de stichting worden op aanvraag aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 9. Subsidie-verzoekende instellingen moeten een begroting indienen welke moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 2 van de Statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten.

  • 10. Behoudens een subsidie voor activiteiten waarvan de kosten verantwoord worden door middel van een gespecificeerde factuur van een derde, moeten subsidie-ontvangende instellingen jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring overleggen over de besteding van de gelden, welke verklaring moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 2 van de Statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijke activiteiten en geïntegreerd onderdeel uit moet maken van het jaarverslag van de Stichting.

  • 11. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

Artikel 22 Jaarlijkse bijeenkomst

Ten behoeve van bedrijven die vrijwillig aan het fonds deelnemen en van cao-partijen, houdt het bestuur minimaal een keer per jaar een voorlichtingsbijeenkomst over het gevoerde en het te voeren beleid.

Artikel 23 Statutenwijziging

  • 1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen. Een besluit hiertoe kan op een gewone vergadering worden genomen, mits dit in de oproepingsbrief is aangekondigd. Deze oproepingsbrief moet ten minste vierweken voor de vergadering zijn verzonden.

  • 2. Een besluit tot wijziging van de statuten of tot ontbinding kan slechts worden genomen met ten minste twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering van het bestuur waarin ten minste twee/derde gedeelte van het aantal bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is.

  • 3. Is in deze bestuursvergadering het voorgeschreven aantal bestuursleden niet aanwezig of vertegenwoordigd, dan kan in een volgende vergadering, mits niet eerder dan achtentwintig dagen na de eerste vergadering gehouden, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden, met ten minste twee/derde der geldig uitgebrachte stemmen een besluit hierover worden genomen.

  • 4. In de statuten aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden dan nadat hiervan een notariële akte is opgemaakt en deze zijn ingeschreven bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel en een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van de Rechtbank te ’s-Gravenhage.

Artikel 24 Reglementen

  • 1. Het bestuur is bevoegd binnen de door deze statuten aangegeven grenzen reglementen vast te stellen.

  • 2. Deze reglementen, alsmede wijzigingen daarvan, worden medegedeeld aan de Hoofdbesturen van de in artikel 4 lid 2 genoemde organisaties.

  • 3. Het bestuur is te allen tijde bevoegd reglementen te wijzigen of op te heffen.

  • 4. Reglementen alsmede de in reglementen aangebrachte wijzigingen zullen niet in werking treden alvorens een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van de Rechtbank te ’s-Gravenhage.

Artikel 25 Ontbinding en liquidatie

  • 1. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot ontbinding van de stichting.

  • 2. Na ontbinding zal de liquidatie geschieden door het bestuur, tenzij in het ontbindingsbesluit anders mocht worden bepaald.

  • 3. De vereffening moet plaats hebben binnen de termijn, die daartoe door het bestuur wordt gesteld.

  • 4. Op de rekening en verantwoording gedurende het tijdvak van liquidatie zijn van overeenkomstige toepassing de bepalingen van deze statuten betreffende de rekening en verantwoording.

  • 5. Het bestuur bepaalt alvorens de Stichting ontbonden te verklaren, de bestemming van een eventueel batig saldo. De te bepalen bestemming van het eventuele batig saldo dient zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de doelstelling van de Stichting, daarbij zoveel mogelijk in aanmerking nemend de bronnen en de daarbij behorende bedoelingen, waaruit het batig saldo is ontstaan.

  • 6. De liquidateur wijst een persoon of instantie aan, onder wie de boeken en bescheiden van de ontbonden Stichting na liquidatie blijven berusten.

Artikel 26 Vertegenwoordigende organisaties

Indien tengevolge van fusie, opheffing of anderszins een organisatie, die het recht heeft bestuursleden of een bestuurslid te benoemen of te ontslaan niet als zodanig blijft voortbestaan, bepaalt het bestuur in overleg met de andere betrokken organisaties of en zo ja welke organisatie in de plaats treedt van de desbetreffende organisatie.

Nadat een organisatie als zodanig is aangewezen, is zij bevoegd alle bevoegdheden uit te oefenen, die in deze statuten zijn toegekend aan de organisatie in wiens plaats zij is getreden.

Artikel 27 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin deze statuten niet voorzien, besluit het bestuur.

BIJLAGE IV HEFFINGSREGLEMENT 2006 BEHOREND BIJ ART 3 VAN DE CAO COLLAND

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 1 van de CAO Colland.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder:

  • a. werkgever

    • 1. de werkgever in de zin van de CAO Colland;

  • b. loon

    Het premieplichtig loon in de zin van de CAO Colland.

Artikel 2 Heffing

  • 1. De werkgever is gehouden jaarlijks met inachtneming van het hierna bepaalde ten behoeve van de uitvoering van deze regelingen een heffing over het loon van de in dienst (geweest) zijnde werknemers te betalen.

  • 2. De heffing bestaat uit het percentage, dat door het bestuur van de stichting, jaarlijks wordt vastgesteld.

  • 3. De betaling van de heffing dient te geschieden aan de administrateur.

Artikel 3 Vaststelling heffing

  • 1. Na afloop van elke loonperiode stelt het bestuur ten aanzien van elke werkgever de over die loonperiode te zijner laste komende heffing vast. De vaststelling van de heffing geschiedt aan de hand van de door de werkgever per loonperiode aan te leveren periodieke loonopgave en/of andere door hem te verstrekken gegevens omtrent de persoon van de in de betreffende loonperiode in zijn dienst werkzaam geweest zijnde werknemers, het door hen verdiende loon en het aantal dagen, waarover dat loon werd genoten. Het bestuur deelt het te betalen bedrag van de heffing schriftelijk aan de werkgever mede, onder mededeling van de termijn, waarbinnen de betaling moet geschieden.

  • 2. Indien ten onrechte geen bedrag aan heffing is vastgesteld dan wel na de vaststelling van het te betalen bedrag der heffing blijkt, dat een lager bedrag is vastgesteld dan verschuldigd is, stelt het bestuur het alsnog door de werkgever verschuldigde bedrag over de verstreken betalingstermijn vast.

    De laatste volzin van het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

    Indien een hoger bedrag aan heffing is vastgesteld dan verschuldigd is, stelt het bestuur het verschuldigde op het juiste bedrag vast. Het teveel betaalde wordt aan de werkgever terugbetaald dan wel verrekend.

  • 3. Indien na aanmaning een vordering op een werkgever terzake van achterstallige heffing niet geheel wordt voldaan, kan al hetgeen de werkgever verschuldigd is, vermeerderd met rente en extra incasso- en administratiekosten, gerechtelijk worden ingevorderd.

  • 4. De werkgever is verplicht het bestuur op door het bestuur te bepalen tijdstippen alle gegevens te verstrekken, welk het voor het vaststellen van de heffing behoeft.

  • 5. De wijze van de vaststelling der heffing, als ook de betaling daarvan, worden verder geregeld door het bestuur. In bijzondere gevallen kan het bestuur afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden toestaan of voorschrijven.

Artikel 4 Wijziging reglement

  • 1. Het bestuur van het fonds is bevoegd dit reglement te wijzigen.

  • 2. Een beslissing van het bestuur van het fonds tot wijziging van dit reglement wordt medegedeeld aan de Hoofdbesturen van de in artikel 4 eerste lid van de statuten genoemde organisaties.

Artikel 5 Beroep

  • 1. Tegen een op grond van dit reglement door het bestuur genomen beschikking kan een belanghebbende in beroep gaan.

  • 2. Het beroep dient binnen twee maanden na dagtekening van de beschikking door middel van een beroepschrift te worden ingediend bij het bestuur van de Stichting.

  • 3. Het bestuur delegeert de behandeling van het beroep aan het presidium van de Stichting.

    Het presidium neemt binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift door het bestuur een beslissing.

  • 4. Tegen een beslissing van het presidium van de Stichting inzake het beroep is binnen de Stichting geen beroep meer mogelijk.

Artikel 6 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 7 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als Heffingsreglement 2006.

BIJLAGE V UITVOERINGSREGLEMENT ACTIVITEITENPLANNEN 2010 BEHOREND BIJ ART 3 VAN DE CAO COLLAND

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 1 van de CAO Colland met uitzondering van lid 11.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder:

a. uitvoerder

De rechtspersoon die in opdracht van de aanvrager is belast met de feitelijke uitvoering van het project, dan wel in samenwerkingsverbanden het grootste aandeel heeft in de feitelijke uitvoering van het in de aanvraag weergegeven project;

b. aanvrager

De rechtspersoon die als belangenbehartigende organisatie van werknemers of werkgevers werkzaam is in een van de sectoren genoemd in artikel 1 van de CAO Colland of een samenwerkingsverband van meerdere van deze organisaties en die de aanvraag tot subsidieverlening indient en aan wie subsidie- en voorschotbetalingen worden verricht;

c. begunstigde

De rechtspersoon aan wie subsidie- en voorschotbetalingen worden verricht;

d. activiteitenplan

Een jaarplan met projecten of activiteiten die gericht zijn op een of meerdere doelstellingen van de stichting;

e. project

Het samenhangend geheel van activiteiten waarvoor een subsidie bij de stichting wordt aangevraagd, al dan niet opgenomen in een activiteitenplan;

f. doelsector

De sector, deeluitmakend van de agrarische en aanverwante sectoren als genoemd in de begripsbepalingen in artikel 1 van de CAO Colland, waarop het project is gericht;

g. beschikking

Een beslissing van het bestuur op een subsidieaanvraag;

h. sectorcommissie

De door het bestuur van de stichting ingestelde commissie van werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers zoals omschreven in artikel 13 van de statuten;

i. sectoraal budget

Het budget binnen de begroting van de stichting van waaruit activiteiten voor een doelsector door de stichting worden gesubsidieerd;

j. Colland Bestuursbureau

Het bureau dat in opdracht van het bestuur de ondersteuning van het bestuur verzorgt, zoals omschreven in artikel 14 van de statuten.

Artikel 2 Subsidiegrondslag

  • 1. Met inachtneming van de bepalingen in dit reglement kan een aanvrager subsidie worden verleend ten laste van het A-deel en/of B-deel zoals omschreven in de CAO Colland.

  • 2. Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie zal rekening worden gehouden met het beschikbare sectorale budget dan wel de beschikbare sectorale budgetten.

  • 3. De subsidie wordt slechts dan verleend indien het project gericht is op de agrarische en aanverwante sectoren in Nederland.

  • 4. Het totaal van de in het eerste lid genoemde subsidie en eventuele andere subsidies voor het project, kan niet meer bedragen dan 100% van de kosten van het project.

  • 5. Het bestuur bepaalt jaarlijks aan de hand van de door de aanvragers ingediende activiteitenplannen welk budget in de begroting beschikbaar is voor de in artikel 5 bepaalde te vergoeden kosten.

Artikel 3 Formele criteria

  • 1. De subsidie wordt slechts verleend indien en voor zover voldaan wordt aan de vigerende nationale en Europese wet- en regelgeving.

  • 2. De subsidie wordt slechts dan verleend indien wordt voldaan aan de in dit reglement gestelde voorwaarden.

  • 3. De subsidie wordt alleen verleend indien en voor zover de projecten vermeld staan in het activiteitenplan van de aanvrager.

  • 4. Wanneer de begroting hiertoe ruimte biedt kan subsidie worden verleend voor projecten die niet vermeld zijn in de activiteitenplannen.

  • 5. Het bepaalde in lid 4 geldt niet voor projecten die betrekking hebben op de volgende in artikel 4 vermelde doelen:

    • sub a voor zover het betreft het stimuleren van ontwikkelingen gericht op de ondersteuning van personeelsbeleid;

    • sub c voor zover het betreft publicitaire doeleinden voor de sector;

    • sub e, f en g.

  • 6. De subsidie wordt slechts verleend indien het project gericht is op de agrarische en aanverwante sectoren in Nederland.

  • 7. Voor activiteitenplannen of onderdelen daarvan en projecten die geheel of gedeeltelijk gefinancierd worden vanuit het B-deel zoals omschreven in de CAO Colland, vraagt het bestuur advies aan de betreffende sectorcommissie(s).

Artikel 4 Inhoudelijke criteria

Voor subsidieverlening komen in aanmerking projecten die tot doel hebben:

  • a. Het stimuleren van ontwikkelingen gericht op de ondersteuning van personeelsbeleid en het bevorderen van medezeggenschap, participatie, personeelsvertegenwoordi-gingen en ondernemingsraden als vormen van overleg op ondernemingsniveau tussen werkgevers en werknemers.

  • b. Het bevorderen van veiligheid, gezondheid en welzijn op bedrijven in agrarische en aanverwante sectoren door het stimuleren van activiteiten c.q. projecten gericht op verbetering van de arbeidsomstandigheden, het bevorderen c.q. uitvoeren van een goede kwaliteit van de zorg voor arbeidsomstandigheden en het inhuren van externe deskundigen ter ondersteuning van deze activiteiten.

  • c. Het (doen) uitvoeren van activiteiten gericht op naleving, voorlichting en imago van de sector, waaronder begrepen:

    • Het stimuleren van een juiste toepassing van cao’s en het bevorderen van toezicht op naleving van de cao’s.

    • Het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die voortvloeien uit de cao en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen, waaronder begrepen de vervaardiging van, uitgifte en verzending van de noodzakelijke hoeveelheid cao-boekjes ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de branche c.q. de betreffende sector.

    • Publicitaire doeleinden voor de sector, in relatie tot de arbeidsvoorwaarden, om het positieve imago van de sector te handhaven of te verbeteren.

  • d. Het coördineren, voorbereiden en ondersteunen van het geformaliseerde overleg – met uitzondering van cao-overleg – tussen sociale partners ten behoeve van alle werkgevers en werknemers.

  • e. Het verrichten van activiteiten ten behoeve van de vergroting van de participatie op de arbeidsmarkt, het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod van arbeid en het beter functioneren van de arbeidsmarkt.

  • f. Het bevorderen van deelname door werknemers aan scholingsactiviteiten teneinde hun kennis te behouden c.q te vergroten.

  • g. Het ondersteunen van sectoren en bedrijven bij het ontwikkelen van scholingsbeleid, waaronder begrepen het verbeteren van de kwaliteit van scholing, het verhogen van deelname aan scholing, het bevorderen van de deskundigheid, het bevorderen van de aansluiting van het onderwijs op de praktijk en het doen van onderzoek op deze terreinen.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie kan worden verleend voor alle kosten die voortkomen uit de uitvoering van het project.

  • 2. Vergoeding van deze kosten vindt plaats naar rato van het vergoedingenniveau dat naar oordeel van het bestuur voor dergelijke kosten gebruikelijk is, dan wel als redelijk en billijk wordt aangemerkt.

Artikel 6 Aanvragen van subsidie

  • 1. Een verzoek tot verlening van subsidie kan slechts worden ingediend door een aanvrager.

  • 2. De aanvrager dient daartoe jaarlijks uiterlijk op 1 oktober een activiteitenplan voor het daarop volgend kalenderjaar in. In dit activiteitenplan worden de projecten of activiteiten vermeld ten behoeve waarvan subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. De aanvrager dient in het plan aan te geven welke activiteiten ten laste komen van het A-deel en ten aanzien van het B-deel welke activiteiten ten laste van welke doelsectoren komen.

  • 4. Een verzoek tot verlening van subsidie dient te geschieden door middel van een volledig ingevuld en ondertekend activiteitenplan, overeenkomstig een door het bestuur vastgesteld model.

  • 5. Tot de voor het project relevante gegevens behoren in ieder geval:

    • a. een naar het oordeel van het bestuur toereikende beschrijving van de activiteit(en);

    • b. een naar het oordeel van het bestuur toereikende omschrijving van de doelstelling(en) die met de activiteit(en) wordt beoogd, alsmede een verwijzing naar de betreffende doelstelling(en) van de stichting zoals vastgelegd in artikel 2 van de statuten;

    • c. een naar het oordeel van het bestuur toereikende omschrijving van de doelgroep(en) waar de activiteit(en) op zijn gericht;

    • d. een naar het oordeel van het bestuur voldoende gespecificeerde kostenbegroting per activiteit.

  • 6. Een verzoek tot verlening van subsidie ten behoeve van projecten welke niet vermeld zijn in de activiteitenplannen dient te geschieden door middel van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier, overeenkomstig een door het bestuur vastgesteld model. De aanvraag dient vergezeld te gaan van de voor het project relevante gegevens zoals bepaald in lid 5 van dit artikel.

Artikel 7 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie wordt verleend door het bestuur.

  • 2. Het bestuur vergadert hiertoe minimaal vier keer per jaar.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt minimaal het project waarvoor de subsidie wordt verleend, de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend en het maximale subsidiebedrag.

Artikel 8 Bevoorschotting

  • 1. Bevoorschotting vindt slechts plaats ten behoeve van projecten welke vermeld zijn in de door de aanvragers ingediende activiteitenplannen of projecten op basis van artikel 3 lid 4.

  • 2. De aanvrager kan verzoeken om een bevoorschotting.

  • 3. Bevoorschotting kan worden verstrekt:

    • a. per maand in een betaling van één twaalfde van het toegekende bedrag;

    • b. per kwartaal in een betaling van één vierde van het toegekende bedrag;

    • c. op basis van een rapportage.

  • 4. In de situatie zoals genoemd onder lid 3, sub c, wordt per 1 maart van het jaar waarop het activiteitenplan betrekking heeft, een voorschot verstrekt van 40% van de begrote kosten van het activiteitenplan.

  • 5. In de situatie zoals genoemd onder lid 3, sub c, kan per 1 september van het jaar waarop het activiteitenplan betrekking heeft, een tweede voorschot worden verstrekt van eveneens 40% van het toegekende bedrag. Hiervoor dient de aanvrager een schriftelijk verzoek en een inhoudelijke en financiële rapportage zoals bedoeld in artikel 10, lid 1 in bij het bestuur.

  • 6. Om in aanmerking te komen voor een tweede voorschot, dient uit de financiële rapportage zoals bedoeld in artikel 10, lid 1 te blijken, dat de te verwachten kosten in de komende periode hoger zullen zijn dan minimaal 60% van het toegekende bedrag.

  • 7. Een verzoek zoals bedoeld in lid 6 van dit artikel dient schriftelijk en gemotiveerd te geschieden.

  • 8. De totale bevoorschotting onder lid 3, sub c, bedraagt maximaal 80% van het toegekende bedrag.

  • 9. De resterende subsidie wordt, indien de noodzaak daartoe blijkt uit de eindrapportage zoals bedoeld in artikel 10, lid 4 van dit reglement, betaald na goedkeuring van de eindrapportage door het bestuur.

  • 10. Op verzoek van de aanvrager kan het bestuur besluiten af te wijken van de in lid 3, 4 en 5 van dit artikel geregelde bevoorschotting.

Artikel 9 Subsidievaststelling en betaling

  • 1. Het definitieve subsidiebedrag wordt vastgesteld aan de hand van de ingediende financiële eindrapportage, zoals bedoeld in artikel 10, lid 4 van dit reglement.

  • 2. Het definitieve subsidiebedrag is niet hoger dan de verleende subsidie, noch hoger dan het bedrag dat volgens de financiële eindrapportage, controleerbaar en in overeenstemming met deze regeling is.

  • 3. Indien uit de financiële eindrapportage blijkt dat het project minder heeft gekost dan begroot, wordt het subsidiebedrag verminderd met het bedrag gelijk aan het verschil tussen de begrote en de werkelijke kosten.

  • 4. Indien in de situatie zoals omschreven in lid 3 van dit artikel, andere subsidiënten naar het oordeel van het bestuur, soortgelijke voorwaarden hebben opgenomen in de subsidievoorwaarden, zal de subsidie naar evenredigheid worden verminderd.

  • 5. De uitbetaling van de subsidie vindt plaats onder verrekening van de voorschotten, verstrekt volgens artikel 8 van dit reglement.

  • 6. De vastgestelde subsidie evenals de voorschotten worden uitbetaald aan de aanvrager, tenzij deze een derde als begunstigde heeft aangewezen.

  • 7. De aanvrager is in alle gevallen verplicht er voor zorg te dragen dat de uitbetaalde bedragen aan de uitvoerder ter beschikking worden gesteld.

Artikel 10 Rapportages

  • 1. De aanvrager dient gedurende de uitvoering van het activiteitenplan en projecten die niet zijn opgenomen in de activiteitenplan, jaarlijks een volledige en waarheidsgetrouwe inhoudelijke en financiële tussenrapportage van de activiteiten op te stellen en aan het bestuur voor te leggen. De tussenrapportage dient te geschieden via een door het bestuur goedgekeurd format.

  • 2. De tussenrapportage zoals bedoeld in lid 1, dient de stand van zaken weer te geven per 1 augustus van enig jaar.

  • 3. De tussenrapportage dienen uiterlijk drie weken na de datum genoemd in lid 2 in het bezit te zijn van het Colland Bestuursbureau.

  • 4. De aanvrager dient jaarlijks een door een accountant gecontroleerde verklaring te overleggen over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring (ten minste) moet zijn gespecificeerd volgens de in artikel 2 van de statuten van de Stichting benoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten en geïntegreerd onderdeel uit zal maken van het (financieel) jaarverslag van de Stichting.

  • 5. De aanvrager dient na afloop van ieder kalenderjaar zorg te dragen voor het aanleveren van een inhoudelijke rapportage bij het bestuur. Deze rapportage dient, vergezeld van de accountantsverklaring zoals bedoeld in lid 1, uiterlijk 1 maart van het daaropvolgende kalenderjaar door Colland Bestuursbureau ontvangen te zijn.

  • 6. De eindrapportage beschrijft minimaal het resultaat, geeft aan welke doelstellingen zijn gerealiseerd, en indien van toepassing welke doelstellingen niet zijn gerealiseerd inclusief de oorzaak.

  • 7. In geval van aanvragen ten behoeve van projecten welke niet vermeld zijn in de activiteitenplannen dient de rapportage zoals bepaald in lid 1 tot en met 3 van dit artikel plaats te vinden binnen drie maanden na beëindiging van het project.

Artikel 11 Intrekking subsidieverlening

De subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken dan wel worden teruggevorderd, indien door de aanvrager of de uitvoerder niet aan de verplichtingen of de voorwaarden genoemd in dit reglement wordt voldaan.

Artikel 12 Beroep

  • 1. Tegen een op grond van dit reglement door het bestuur genomen beschikking kan een belanghebbende in beroep gaan.

  • 2. Het beroep dient binnen twee maanden na dagtekening van de beschikking door middel van een beroepschrift te worden ingediend bij het bestuur van de Stichting.

  • 3. In het geval een beroep subsidie betreft die ten laste van het A-deel komt – zoals omschreven in artikel 6 van de CAO Colland –, delegeert het bestuur de behandeling van het beroep aan het presidium van de stichting. Het presidium neemt binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift door het bestuur een beslissing.

  • 4. In het geval een beroep subsidie betreft die ten laste van het B-deel komt – zoals omschreven in artikel 8 van de CAO Colland –, delegeert het bestuur de behandeling van het beroep aan het presidium van de stichting. Alvorens het presidium een besluit neemt, vraagt zij advies aan de betreffende sectorcommissie(s). Het presidium neemt binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift door het bestuur een beslissing.

  • 5. Tegen een beslissing van het presidium betreffende het beroep is binnen de Stichting geen beroep meer mogelijk.

Artikel 13 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 14 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als Uitvoeringsreglement activiteitenplannen 2010.

BIJLAGE VI UITKERINGSREGLEMENT SCHOLING B-DEEL BEHOREND BIJ ARTIKEL 3 VAN DE CAO COLLAND

1. Uitkeringsreglement Scholing B-deel cursus- of instellingenlijst 2010

Dit reglement is van toepassing op de sectoren:

Bos en Natuur, Hoveniersbedrijf, Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen, Open Teelten Bloembollen en Varkensverbetering.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 1 van de CAO Colland.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder:

a. school

Een Agrarisch Opleidingscentrum of Innovatie Praktijkcentrum, dan wel een andere door het bestuur aangewezen onderwijsinstelling;

b. cursus

Een door het bestuur aangewezen cursus, die gegeven wordt aan of onder auspiciën van een school;

c. BBL

Een in het CREBO-register opgenomen opleiding die gegeven wordt in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg (voorheen leerlingwezen);

d. cursusjaar

Het jaar dat start op 1 september en loopt tot en met 31 augustus vanhet daaropvolgende jaar;

e. werkgever

De rechtspersoon of natuurlijk persoon die premies afdraagt aan de Stichting op basis van wat is overeengekomen inzake scholing in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of op basis van een contract met de stichting;

f. werknemer

Diegene, die bij een werkgever als bedoeld onder e krachtens een overeenkomst tot het persoonlijk verrichten van arbeid werkzaam is;

g. loonverzuim

De in verband met het door een werknemer volgen van een cursus door de werkgever gemaakte noodzakelijke loonkosten;

h. reiskosten

De in verband met het volgen van een cursus betaalde noodzakelijke reiskosten;

i. cursuskosten

De in verband met het volgen van een cursus te betalen bijdrage aan inschrijfgeld, cursus geld, leermiddelengeld, examengeld en verblijfskosten (excl. overnachting);

j. sectorcommissie

De door het bestuur van de stichting ingestelde commissie van werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers zoals omschreven in artikel 13 van de statuten;

k. bedrijfstraining

Een cursus die door de werkgever als maatwerk wordt aangeboden aan de werknemers van zijn onderneming.

l. WW

de Werkloosheidswet

m. WAO

de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;

Artikel 2 Vergoedingen
  • 1. De werknemer dan wel de werkgever kan in aanmerking komen voor een vergoeding van de betaalde cursuskosten, indien:

    • a. een door het bestuur aangewezen cursus als bedoeld in deel A van dit reglement wordt gevolgd en

    • b. minimaal 25% van de cursus is gevolgd.

  • 2. Indien de werknemer een cursus als bedoeld in deel A van dit reglement volgt tijdens de voor het bedrijf van zijn werkgever normale werktijden, dient de werkgever het van toepassing zijnde loon aan de werknemers door te betalen. Derhalve wordt de vergoeding voor loonverzuim uitsluitend aan de werkgever uitbetaald.

  • 3. De werkgever kan in aanmerking komen voor een bijdrage in door hem betaalde reis- en loonkosten indien:

    • a. de werknemer tijdens de voor het bedrijf van de werkgever normale werktijden een cursus volgt, en

    • b. de werkgever het loon tijdens het volgen van de cursus heeft doorbetaald, en

    • c. de werknemer voldoet aan hetgeen is gesteld in lid 1 van dit artikel.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in lid 3 sub a kunnen werkgevers in de land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen, het hoveniersbedrijf en open teelten boomkwekerij ook in aanmerking komen voor vergoeding van door hen betaalde reis- en loonkosten indien de werknemer buiten de voor het bedrijf van de werkgever normale werktijden een cursus volgt.

Artikel 3 Aanvragen van subsidie
  • 1. De subsidie kan worden aangevraagd door de werkgever en/of de werknemer.

  • 2. Subsidie dient te worden aangevraagd middels een door het bestuur goedgekeurd aanvraagformulier.

  • 3. Het aanvraagformulier dient uiterlijk drie maanden na aanvang van de cursus ontvangen te zijn door de administratie van de stichting. Bepalend hierbij is de datum van binnenkomst van het aanvraagformulier bij de administratie van de stichting. In afwijking hiervan dienen aanvragen in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg (BBL, voorheen leerlingwezen) uiterlijk op 31 december volgend op een volledig cursusjaar ingediend te worden.

  • 4. De werknemer en werkgever verklaren door ondertekening van het aanvraagformulier dat zij het aanvraagformulier naar waarheid hebben ingevuld, akkoord gaan met het controleren van de gegevens door de administratie en bekend te zijn en akkoord te gaan met de voorwaarden zoals vermeld in dit reglement.

  • 5. Aanvragen die niet aan de in dit reglement genoemde voorwaarden voldoen, worden schriftelijk met redenen omkleed afgewezen. De beschikkingwordt verzonden aan begunstigde(n).

  • 6. Indien de aanvraag niet volledig is ingevuld of de gevraagde bijlagen ontbreken, ontvangt de begunstigde binnen één maand na binnenkomst van de aanvraag, bericht waarin wordt verzocht de ontbrekende gegevens alsnog aan de administratie te versturen.

  • 7. Onvolledige aanvragen, waarvan niet binnen één maand na kennisgeving van onvolledigheid, de ontbrekende gegevens ontvangen zijn, worden per beschikking afgewezen.

Artikel 4 Toekenning van subsidie
  • 1. De administratie beslist over de toekenning van de aanvragen zoals bedoeld in artikel 3 van dit reglement.

  • 2. Bij toekenning van een vergoeding van cursuskosten, reiskosten en/of loonverzuim worden de begunstigden schriftelijk per beschikking geïnformeerd over de aan hen toegekende bedragen.

Artikel 5 Uitbetaling
  • 1. De vergoedingen voor cursuskosten, reiskosten en loonverzuim worden uitbetaald na ontvangst van een door de school aan de administratie van de stichting af te geven verklaring omtrent de feitelijke deelname van de werknemer aan de cursus en met inachtneming van het gestelde in deel A en deel B van dit reglement.

  • 2. De vergoeding van de cursuskosten wordt uitbetaald aan de op het aanvraagformulier aangegeven begunstigde.

  • 3. De vergoeding van reiskosten en loonverzuim wordt uitsluitend aan de werkgever

    uitbetaald.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie
  • 1. De hoogte van de vergoedingen voor reiskosten en loonverzuim wordt bepaald aan de hand van de door de school verstrekte verklaring omtrent de feitelijke deelname en wordt naar rato van de deelname vastgesteld.

  • 2. De hoogte van de vergoedingen wordt berekend volgens de in deel B van dit reglement opgenomen methode.

  • 3. Geen vergoeding voor cursuskosten, reiskosten en loonverzuim wordt verstrekt indien de cursist minder dan 25% van het totale aantal lessen heeft gevolgd.

Artikel 7 Samenloop met uitkeringen
  • 1. Een werknemer die een uitkering ontvangt in het kader van de WW kan in aanmerking komen voor vergoeding van cursuskosten indien:

    • a. de werknemer bij het indienen van de aanvraag niet langer dan 6 maanden werkloos is in de zin van de WW, en;

    • b. de werknemer voorafgaand aan de WW-periode minimaal 1 jaar in dienst is geweest bij dezelfde werkgever, en;

    • c. de werkloosheid aansluitend is ontstaan aan beëindiging van het dienstverband van de werknemer, en;

    • d. de werknemer voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 2 lid 1.

  • 2. Een werknemer die arbeidsongeschikt is in het kader van de WAO, kan in aanmerking komen voor een vergoeding van cursuskosten, indien:

    • a. de werknemer voorafgaand aan de periode van arbeidsongeschiktheid minimaal één jaar werkzaam is geweest bij dezelfde werkgever, en;

    • b. de werknemer voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 2 lid 1.

  • 3. Om in aanmerking te kunnen komen voor vergoeding van cursuskosten dient de cursist als bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel, voor zover van toepassing, toestemming te hebben van de uitkerende instantie om de cursus te volgen.

Artikel 8 Herziening besluit

Een besluit inzake een vergoeding kan worden ingetrokken of herzien indien de door de werkgever, werknemer of school verstrekte gegevens onjuist of onvolledig blijken te zijn.

Artikel 9 Beroep
  • 1. Tegen een op grond van dit reglement door het bestuur genomen beschikking kan een belanghebbende in beroep gaan.

  • 2. Beroep kan worden ingediend tegen de volgende door of vanwege het bestuur genomen beschikkingen:

    • a. afwijzing van een subsidie-aanvraag als bedoeld in artikel 3 lid 5 en 7;

    • b. toekenning van een vergoeding als bedoeld in artikel 4 lid 2;

    • c. herziening van een besluit als bedoeld in artikel 8.

  • 3. Het beroep dient binnen twee maanden na dagtekening van de beschikking door middel van een beroepschrift te worden ingediend bij het bestuur van de Stichting.

  • 4. Als beroep is ingediend, delegeert het bestuur de behandeling van het beroep aan het presidium van de stichting. Alvorens het presidium een besluit neemt, vraagt zij advies aan de betreffende sectorcommissie. Het presidium neemt binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift door het bestuur een beslissing.

  • 5. Tegen een beslissing van het presidium inzake het beroep is binnen de Stichting geen beroep meer mogelijk.

Artikel 10 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 11 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als Uitkeringsreglement Scholing B-deel cursus- of instellingenlijst 2010.

Deel A Cursussen en opleidingen die in aanmerking komen voor vergoeding
  • 1. Het bestuur van de Stichting Colland Arbeidsmarktbeleid wijst ieder cursusjaar, op advies van de sectorcommissies, per sector cursussen aan die in aanmerking komen voor subsidie. Deze cursuslijsten zijn te vinden op www.colland.nl.

    Cursussen die het bestuur aanwijst:

    • a. dienen gericht te zijn op het behouden cq. vergroten van de kennis die nodig is om in de huidige en toekomstige arbeidsorganisatie op veranderingen te kunnen reageren en anticiperen, en;

    • b. mogen geen dagdelen bevatten van minder dan drie en avonddelen van minder dan 2,5 klokuren, en;

    • c. dienen afgesloten te worden met een door de sector erkend certificaat, getuigschrift of diploma, en;

    • d. mogen niet langer duren dan twaalf maanden.

  • 2. Opleidingen in het kader van de Beroepsbegeleidende Leerweg komen alleen voor vergoeding in aanmerking indien het bestuur op voordracht van de betreffende sectorcommissie daartoe een besluit neemt.

  • 3. Niet voor vergoeding in aanmerking komen:

    • a. cursussen die door andere fondsen of regelingen gesubsidieerd worden;

    • b. cursussen die wettelijk verplicht zijn of binnen afzienbare tijd wettelijk verplicht worden;

    • c. cursussen in het kader van post-HBO of post-academisch onderwijs;

    • d. cursussen aan Innovatie Praktijk Centra voor zover de cursusduur meer dan tienaaneengesloten werkdagen (onderbroken door één weekend) beslaat, alsmede praktijkweekcursussen voor het reguliere onderwijs;

    • e. BHV cursussen en herhalingscursussen BHV.

  • 4. Bedrijfstrainingenkomen in aanmerking voor subsidiëring van cursuskosten en loonkosten, mits het bestuur de cursus heeft aangewezen en de cursus voldoet aan het bepaalde onder 1.

  • 5. Voor cursussen die in de avonduren worden gegeven worden geen loonkosten vergoed mits daarover in de betreffende sector-cao afspraken zijn gemaakt.

Deel B Vergoeding van loonverzuim, reiskosten en cursuskosten
  • 1. De vergoeding voor de in artikel 1 van het Uitkeringsreglement Scholing bedoelde reiskosten en loonverzuim wordt in één bedrag, zijnde de kostenvergoeding, verstrekt. Er wordt een vergoeding per dagdeel verstrekt.

  • 2. Een dagdeel als bedoeld in lid 1 bedraagt 3,8 uur. Het aantal dagdelen is het aantal volledige dagdelen (dat wil zeggen ochtenden, middagen en/of avonden) waarop de cursus is gegeven.

  • 3. Voor de kostenvergoeding geldt een maximale vergoeding per cursusjaar van € 3.162,- per werknemer.

  • 4. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt bij de vergoeding van het loonverzuim rekening gehouden met de eventueel in het kader van de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid ontvangen uitkering.

  • 5. Voor vergoeding van cursuskosten geldt een maximale vergoeding van € 72,– per dagdeel, € 144,– per dag en € 2 905,– per jaar.

    De vergoedingen als bedoeld in lid 1, lid 3 en lid 5 kunnen per sector afwijken. De vergoedingen worden door het bestuur vastgesteld op advies van de sectorcommisies.

2. Uitkeringsreglement Scholing B-deel cursusgroepen 2010

Dit reglement is van toepassing op de sectoren:

Glastuinbouw, Paddestoelen en Dierhouderij Open Teelten Boomkwekerij, Open Teelten Landbouw, Open Teelten Tuinbouw en Bloembollengroothandel.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 1 van de CAO Colland.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder:

a. school

Een onderneming of instelling gericht op het in enige vorm verlenen van onderwijs;

b. cursus

Een kortdurende lesperiode waarin een (leer)onderwerp wordt behandeld en wordt verzorgd door of onder auspiciën van een school of een onderwijsvorm die opleidt tot een beroep of een groep van beroepen en wordt gegeven door of onder auspiciën van een school;

c. BBL

Een in het CREBO-register opgenomen opleiding die gegeven wordt in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg (voorheen leerlingwezen);

d. cursusjaar

Het jaar dat start op 1 september en loopt tot en met 31 augustus vanhet daaropvolgende jaar;

e. kalenderjaar

Het jaar dat loopt van 1 januari tot en met 31 december;

f. werkgever

De rechtspersoon of natuurlijk persoon die premies afdraagt aan de Stichting op basis van wat is overeengekomen op het gebied van scholing in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst of op basis van een contract met de stichting;

g. werknemer

Diegene, die bij een werkgever als bedoeld onder f. krachtens een overeenkomst tot het persoonlijk verrichten van arbeid werkzaam is;

h. cursuskosten

De in verband met het volgen van een cursus te betalen bijdrage aan inschrijfgeld, cursusgeld, leermiddelengeld, examengeld en verblijfskosten (excl. overnachting);

i. sectorcommissie

De door het bestuur van de stichting ingestelde commissie van werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers zoals omschreven in artikel 13 van de statuten;

j. bedrijfstraining

Een cursus die door de werkgever als maatwerk wordt aangeboden aan de werknemers van zijn onderneming.

Artikel 2 Vergoedingen
  • 1. De werkgever of werknemer kan in aanmerking komen voor een vergoeding van de betaalde cursuskosten, indien de cursus valt onder de definitie van een van de groepen als bedoeld in deel A van dit reglement.

  • 2. Indien de werknemer een cursus als bedoeld in deel A van dit reglement volgt tijdens de voor het bedrijf van zijn werkgever normale werktijden, dient de werkgever het van toepassing zijnde loon aan de werknemers door te betalen conform de op zijn onderneming van toepassing zijnde CAO.

Artikel 3 Aanvragen van subsidie
  • 1. De subsidie kan worden aangevraagd door de werkgever of de werknemer.

  • 2. Subsidie dient te worden aangevraagd middels een door het bestuur goedgekeurd aanvraagformulier.

  • 3. Het aanvraagformulier dient uiterlijk drie maanden na aanvang van de cursus ontvangen te zijn door de administratie van de stichting. Bepalend hierbij is de datum van binnenkomst van het aanvraagformulier bij de administratie van de stichting. In afwijking hiervan dienen aanvragen in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg (BBL, voorheen leerlingwezen) uiterlijk op 31 december volgend op een volledig cursusjaar ingediend te worden.

  • 4. Als basis voor het vaststellen van de hoogte van de subsidie en de uitbetaling van de subsidie gelden de gegevens op de factuur van de school.

  • 5. De werkgever of de werknemer verklaart door ondertekening van het aanvraagformulier dat:

    • a. hij het aanvraagformulier naar waarheid heeft ingevuld;

    • b. hij akkoord gaat met het controleren van de gegevens door de administratie;

    • c. hij bekend is en akkoord gaat met de voorwaarden zoals vermeld in dit reglement.

  • 6. Aanvragen die niet aan de in dit reglement genoemde voorwaarden voldoen, worden met redenen omkleed schriftelijk afgewezen.

  • 7. Indien de aanvraag niet volledig is ingevuld of de gevraagde bijlagen ontbreken, ontvangt de begunstigde binnen één maand na binnenkomst van de aanvraag, bericht waarin wordt verzocht de ontbrekende gegevens alsnog aan de administratie te versturen.

  • 8. Onvolledige aanvragen, waarvan niet binnen één maand na kennisgeving van onvolledigheid, de ontbrekende gegevens ontvangen zijn, worden per beschikking afgewezen.

Artikel 4 Toekenning van subsidie
  • 1. De administratie beslist over de toekenning van de aanvragen zoals bedoeld in artikel 3 van dit reglement.

  • 2. Bij toekenning van de aanvraag, wordt de werkgever of de werknemers schriftelijk per beschikking geïnformeerd over de toegekende bedragen.

Artikel 5 Uitbetaling en hoogte van de subsidie
  • 1. De vergoeding wordt uitbetaald na ontvangst van de factuur van de school.

  • 2. De vergoeding van de cursuskosten wordt uitbetaald aan de debiteur op de factuur zoals genoemd in artikel 3, lid 4.

  • 3. De hoogte van de vergoedingen wordt berekend volgens de in deel B van dit reglement opgenomen methode.

  • 4. Een besluit betreffende een vergoeding kan worden ingetrokken of herzien indien de door de werkgever of werknemer, verstrekte gegevens onjuist of onvolledig blijken te zijn.

  • 5. Op basis van lid 4 kunnen verstrekte subsidies worden teruggevorderd.

Artikel 6 Beroep
  • 1. Tegen een op grond van dit reglement door het bestuur genomen beschikking kan een belanghebbende in beroep gaan.

  • 2. Beroep kan worden ingediend tegen de volgende door of vanwege het bestuur genomen beschikkingen:

  • 3.

    • a. afwijzing van een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 3 lid 6 en 8;

    • b. toekenning van een vergoeding als bedoeld in artikel 4 lid 2;

    • c. herziening van een besluit als bedoeld in artikel 5, lid 4. Het beroep dient binnen twee maanden na dagtekening van de beschikking door middel van een beroepschrift te worden ingediend bij het bestuur van de Stichting.

  • 4. Als beroep is ingediend, delegeert het bestuur de behandeling van het beroep aan het presidium van de stichting. Alvorens het presidium een besluit neemt, vraagt zij advies aan de betreffende sectorcommissie. Het presidium neemt binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift door het bestuur een beslissing.

  • 5. Tegen een beslissing van het presidium betreffende het beroep is binnen de stichting geen beroep meer mogelijk.

Artikel 7 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 8 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als Uitkeringsreglement Scholing B-deel cursusgroepen 2010.

Deel A Cursussen die in aanmerking komen voor subsidiëring
  • 1. Het bestuur van de Stichting Colland Arbeidsmarktbeleid definieert op advies van de sectorcommissies per sector een aantal groepen van cursussen die in aanmerking komen voor subsidie. Het bestuur kan deze groepen van cursussen op advies van de sectorcommissies per 1 september of per 1 januari wijzigen. De cursusgroepen zijn te vinden op www.colland.nl. Bij het definiëren van de cursussen hanteert het bestuur de volgende uitgangspunten:

    • a. Cursussen dienen gericht te zijn op het behouden dan wel vergroten van de kennis en vaardigheden van werknemers die nodig zijn om in de huidige en toekomstige arbeidsorganisatie op veranderingen te kunnen reageren en anticiperen, en;

    • b. Cursussen dienen afgesloten te worden met een naar oordeel van de sector erkend certificaat, getuigschrift of diploma;

    • c. Cursussen mogen niet langer duren dan twaalf maanden.

  • 2. Opleidingen in het kader van de Beroepsbegeleidende Leerweg komen alleen voor vergoeding in aanmerking indien het bestuur op voordracht van de betreffende sectorcommissie daartoe een besluit neemt.

  • 3. Niet voor vergoeding in aanmerking komen:

    • a. Cursussen die door andere fondsen of regelingen gesubsidieerd worden, met uitzondering van de Subsidieregeling ESF 2007–2013;

    • b. Cursussen die niet vallen in een van de groepen onder de definities zoals bedoeld onder 1.

  • 4. Bedrijfstrainingen komen in aanmerking voor subsidiëring van cursuskosten, mits de training valt

onder de definitie van een van de groepen zoals het bestuur heeft bepaald onder 1.

Deel B Vergoeding van cursuskosten
  • 1. De vergoeding van de cursuskosten bedraagt een door het bestuur op advies van de sectorcommissies vast te stellen percentage van de betaalde cursuskosten. Het bestuur kan de percentages op advies van de sectorcommissies per 1 september en per 1 januari wijzigen. De percentages kunnen per sector en per groep verschillen. De actuele gegevens zijn te vinden op www.colland.nl.

  • 2. De cursuskosten worden vastgesteld op basis van de factuur van de school. Deze dient minimaal de naam van de cursus en de namen van de cursisten te bevatten.

  • 3. De vergoeding voor de cursuskosten wordt uitbetaald aan de op de factuur vermelde debiteur.

  • 4. Per werknemer geldt een maximale vergoeding per jaar. De hoogte van deze maximale vergoeding wordt op advies van de sectorcommissies door het bestuur vastgesteld. Deze kan per sector verschillen. De actuele gegevens zijn te vinden op www.colland.nl.

BIJLAGE VII UITVOERINGSREGLEMENT SUBSIDIËRING ARBEIDSVOORZIENINGSPROJECTEN B-DEEL 2008 BEHOREND BIJ ARTIKEL 3 VAN DE CAO COLLAND

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 1 van de CAO Colland.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder:

a. uitvoerder

de rechtspersoon die in opdracht van de aanvrager is belast met de feitelijke uitvoering, dan wel in samenwerkingsverbanden het grootste aandeel heeft in de feitelijke uitvoering van het in de aanvraag weergegeven project;

b. aanvrager

De rechtspersoon die de aanvraag tot subsidieverlening indient en aan wie subsidie- en voorschotbetalingen worden verricht;

c. project

het samenhangende geheel van activiteiten waarvoor bij het bestuur een subsidie wordt aangevraagd;

d. looptijd

de periode dat het project feitelijk wordt uitgevoerd;

e. regulier onderwijs

Alle vormen van onderwijs zoals benoemd in de Wet Educatie Beroepsonderwijs met uitzondering van de Beroepsbegeleidende Leerweg;

f. toeleidingsprojecten

Het samenhangende geheel van activiteiten gericht op het werven, selecteren, trainen of scholen en begeleiden van werkzoekenden naar een baan in een van de doelsectoren.

g. ondersteunende projecten

Het samenhangende geheel van activiteiten gericht het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt in één of meer van de doelsectoren, niet zijnde toeleidingsprojecten.

h. doelsector

De sector, deeluitmakend van de agrarisch en aanverwante sectoren als genoemd in de begripsbepalingen in artikel 1 van de CAO Colland, waarop het project is gericht;

i. sectorcommissie

De door het bestuur van de stichting ingestelde commissie van werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers zoals omschreven in artikel 13 van de statuten;

j. Colland Bestuursbureau

Het bureau dat in opdracht van het bestuur de ondersteuning van het bestuur verzorgt, zoals omschreven in artikel 14 van de statuten.

Artikel 2 De subsidiegrondslag

  • 1. Met inachtneming van de bepalingen in dit reglement kan een aanvrager subsidie ten laste van de Stichting worden verleend.

  • 2. Subsidie wordt slechts verleend indien de aanvrager zorg draagt voor een medesubsidiëring in de kosten van het project.

  • 3. De subsidie wordt slechts dan verleend indien het project gericht is op de agrarische en aanverwante sectoren in Nederland.

  • 4. Het totaal van de in het eerste en het tweede lid bedoelde subsidies kan niet meer bedragen dan 100% van de kosten van het project.

Artikel 3 Formele criteria van het project

  • 1. De subsidie wordt slechts verleend indien en voorzover voldaan wordt aan de vigerende nationale en Europese wet- en regelgeving.

  • 2. Subsidie wordt slechts dan verleend indien de sectorcommissie(s) van de doelsector(en) waarop het project zich richt zich hebben uitgesproken voor uitvoering van het project.

Artikel 4 Inhoudelijke criteria van het project

  • 1. De subsidie wordt verleend voor projecten die activiteiten omvatten, met als doelstelling het ondersteunen van de arbeidsvoorziening in de agrarische en aanverwante sectoren, waarbij wordt aangegeven welke bijdrage het project levert aan:

    • a. het bevorderen van vaste dienstverbanden zoals bedoeld in de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst;

    • b. het verbeteren van het imago van één of meerdere op het gebied van arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden;

    • c. het bevorderen van doelgroepenbeleid;

    • d. het leveren van een bijdrage in de oplossing van de problematiek van de seizoenarbeid;

    • e. het leveren van betaalbare en kwalitatief goede arbeid.

  • 2. Het bestuur is bevoegd nadere voorwaarden te stellen aan de projecten.

  • 3. Geen subsidie wordt verleend voor projecten die activiteiten omvatten specifiek gericht op het reguliere beroepsonderwijs.

  • 4. Voor toeleidingsprojecten als bedoeld in artikel 8a, geldt dat het project een maximale looptijd van 24 maanden kent, verdeeld in 6 maanden werving en selectie van deelnemers, 12 maanden trainen of scholen en 6 maanden nazorg. In de nazorg worden geplaatste deelnemers gevolgd.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie kan slechts worden verleend voor de exploitatiekosten van het project.

  • 2. Vergoeding van deze kosten vindt plaats naar rato van het vergoedingenniveau dat naar oordeel van het bestuur voor dergelijke kosten gebruikelijk is, dan wel als redelijk en billijk wordt aangemerkt.

Artikel 6 Aanvragen van subsidie

  • 1. Een verzoek tot verlening van subsidie dient schriftelijk te geschieden via een door het bestuur vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Een verzoek tot verlening van subsidie dient vergezeld te gaan van de voor het project relevante gegevens.

  • 3. Tot de voor het project relevante gegevens behoren in ieder geval:

    • a. een naar het oordeel van het bestuur toereikend project, waarin de aspecten zoals genoemd in artikel 4, lid 1 van dit reglement worden toegelicht;

    • b. een naar het oordeel van het bestuur voldoende gespecificeerde kostenbegroting die per onderdeel is toegelicht en aangeeft op welke wijze de medesubsidiëring als bedoeld in artikel 2, lid 2 van dit reglement, plaatsvindt.

    Het projectplan en de kostenbegroting dienen te voldoen aan de door het bestuur gestelde voorwaarden.

Artikel 7 De subsidieverlening

  • 1. De subsidie wordt verleend door het bestuur.

  • 2. Het bestuur vergadert hiertoe minimaal vier keer per jaar.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt minimaal het project waarvoor de subsidie wordt verleend, de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend en het maximale subsidiebedrag.

  • 4. De vastgestelde subsidie evenals de voorschotten worden uitbetaald aan de aanvrager, tenzij deze een derde als begunstigde heeft aangewezen.

  • 5. De aanvrager is in alle gevallen verplicht er voor zorg te dragen dat de uitbetaalde bedragen aan de uitvoerder ter beschikking worden gesteld.

Artikel 8a Subsidieverstrekking toeleidingsprojecten

  • 1. Het project dient aan te vangen binnen 3 maanden na de subsidietoekenning.

  • 2. Per deelnemer wordt een subsidie van maximaal € 5000 verstrekt voor het werven, selecteren, trainen of scholen en begeleiden. Het bestuur is, op advies van de sectorcommissie(s), bevoegd in voorkomende gevallen een hoger bedrag toe te kennen.

  • 3. De voorbereidings- en beheerskosten mogen maximaal 10% van de begrote projectkosten bedragen met een maximum van € 115.000 per project.

  • 4. De subsidieverstrekking is gekoppeld aan de periodieke rapportages en eindrapportage zoals vastgelegd in artikel 9a van dit reglement.

  • 5. Bij aanvang van het project wordt 25% van het totaal vastgestelde subsidiebedrag verstrekt.

  • 6. Bij werving van voldoende deelnemers, te weten 70% van de wervingsdoelstelling met een minimum van 10 deelnemers, verleent de sectorcommisie(s) toestemming voor de uitvoering van het verdere project en wordt 50% van het totaal vastgestelde subsidiebedrag verstrekt. Deze fase dient binnen zes maanden na aanvang van het project te worden aangevangen.

  • 7. Bij realisatie van een plaatsingspercentage (aantal geplaatste deelnemers ten opzichte van het aantal geworven deelnemers) van ten minste 50% aan het einde van het traject wordt 20% van het totaal vastgestelde subsidiebedrag verstrekt.

  • 8. Van een plaatsing is sprake bij een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor minimaal een half jaar en loonbetaling overeenkomstig de van toepassing zijn de CAO.

  • 9. Als nazorg is verleend en hierover gerapporteerd is aan de sectorcommissie(s) vindt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9a lid 9, verstrekking van de overige 5% plaats.

Artikel 8b Subsidieverstrekking ondersteunende projecten

  • 1. Het project dient aan te vangen binnen 3 maanden na de subsidietoekenning.

  • 2. De voorbereidings- en beheerskosten bedragen maximaal 10% van de begrote projectkosten met een maximum van € 115 000 per project.

  • 3. Bij aanvang van het project wordt een voorschot verstrekt ter grootte van 25% van het totale subsidiebedrag.

  • 4. Tussentijdse voorschotten (inclusief het voorschot als bedoeld in lid 3) kunnen verstrekt worden tot een maximum van 75% van het totale subsidiebedrag. Het verstrekken van deze voorschotten dient samen te gaan met een door de sectorcommissie(s) positief beoordeelde tussenrapportage. De resterende 25% wordt verstrekt bij een positieve beoordeling van de eindrapportage.

  • 5. Indien het bestuur daartoe aanleiding ziet, kan het bestuur besluiten één of meerdere projecten in het kader van dit reglement als eenheid te beschouwen en dienovereenkomstig te behandelen.

  • 6. In het geval het bestuur een besluit als bedoeld in lid 5 neemt, wordt de aanvrager schriftelijk geïnformeerd over het besluit en de consequenties daarvan.

Artikel 9a Rapportages toeleidingsprojecten

  • 1. De aanvrager is verantwoordelijk voor de tussen- en eindrapportages.

  • 2. De aanvrager dient binnen twee weken na afronding van de werving- en selectiefase een eerste voortgangsrapportage in.

  • 3. Tijdens het traject dient de aanvrager halfjaarlijks een tussenrapportage aan het bestuur te doen toekomen.

  • 4. De tussenrapportages zoals bedoeld in lid 3, dienen de stand van zaken weer te geven per 1 februari en 1 augustus van enig jaar.

  • 5. De tussenrapportages dienen uiterlijk drie weken na de data genoemd in lid 4 in het bezit te zijn van het Colland Bestuursbureau.

  • 6. De eindrapportage dient gelijktijdig met de einddeclaratie bij het Colland Bestuursbureau te worden ingediend.

  • 7. Binnen drie maanden na afsluiting van het project, dient de aanvrager verplicht een volledige en waarheidsgetrouwe inhoudelijke en financiële eindrapportage voor te leggen aan het bestuur.

  • 8. De einddeclaratie en -rapportage dienen aan te sluiten bij het ingediende projectvoorstel en begroting.

  • 9. Ten minste 6 maanden na afronding van het project dient een rapportage betreffende de nazorg te worden ingediend, waaruit minimaal blijkt hoeveel van de geplaatste deelnemers nog werkzaam zijn in de doelsector(en).

  • 10. De financiële eindrapportage dienst vergezeld te gaan van een accountantsverklaring.

  • 11. De accountantsverklaring dient opgesteld te zijn volgens het door de stichting te verstrekken accountantsprotocol

Artikel 9b Rapportages ondersteunende projecten

  • 1. De aanvrager is verantwoordelijk voor de tussen- en eindrapportages.

  • 2. De aanvrager dient halfjaarlijks een tussenrapportage in bij het bestuur.

  • 3. De tussenrapportages zoals bedoeld in lid 2, dienen de stand van zaken weer te geven per 1 februari en 1 augustus van enig jaar.

  • 4. De tussenrapportages dienen uiterlijk drie weken na de data genoemd in lid 3 in het bezit te zijn van het Colland Bestuursbureau.

  • 5. Binnen drie maanden na afronding van het project dienen de eindrapportage en de einddeclaratie te zijn ingediend bij het bestuur.

  • 6. De eindrapportage dient gelijktijdig met de einddeclaratie bij het Colland Bestuursbureau te worden ingediend.

  • 7. Binnen drie maanden na afsluiting van het project, dient de aanvrager verplicht een volledige en waarheidsgetrouwe inhoudelijke en financiële eindrapportage voor te leggen aan het bestuur.

  • 8. De einddeclaratie en -rapportage dienen aan te sluiten bij het ingediende projectvoorstel en begroting.

  • 9. De eindrapportage beschrijft minimaal het resultaat, geeft aan welke doelstellingen zijn gerealiseerd en indien van toepassing welke doelstellingen niet gerealiseerd zijn inclusief de oorzaak;

  • 10. De financiële eindrapportage dient vergezeld te gaan van een accountantsverklaring.

  • 11. De accountantsverklaring dient opgesteld te zijn volgens het door de stichting te verstrekken accountantsprotocol.

Artikel 10 Subsidievaststelling ondersteunende projecten

  • 1. Het definitieve subsidiebedrag wordt vastgesteld aan de hand van de ingediende financiële eindrapportage, zoals bedoeld in artikel 9a en 9b, lid 7 van dit reglement.

  • 2. Het definitieve subsidiebedrag is niet hoger dan de verleende subsidie, noch hoger dan het bedrag dat volgens de financiële eindrapportage, controleerbaar en in overeenstemming met deze regeling is.

  • 3. Indien uit de eindrapportage blijkt dat het project minder heeft gekost dan begroot, wordt het subsidiebedrag verminderd met het bedrag gelijk aan het verschil tussen de begrote en de werkelijke kosten.

  • 4. Indien in de situatie zoals omschreven in lid 3 van dit artikel, andere subsidiënten naar het oordeel van het bestuur, soortgelijke voorwaarden hebben opgenomen in de subsidievoorwaarden, zal de subsidie naar evenredigheid worden verminderd.

  • 5. De uitbetaling van de subsidie vindt plaats onder verrekening van de voorschotten, verstrekt volgens artikel 8b van dit reglement.

  • 6. De vastgestelde subsidie evenals de voorschotten worden uitbetaald aan de aanvrager, tenzij deze een derde als begunstigde heeft aangewezen.

  • 7. De aanvrager is in alle gevallen verplicht er voor zorg te dragen dat de uitbetaalde bedragen aan de uitvoerder ter beschikking worden gesteld.

Artikel 11 Intrekking subsidieverlening

De subsidie kan geheel of gedeeltelijk door het bestuur worden ingetrokken dan wel worden teruggevorderd, indien door de aanvrager of de uitvoerder niet aan de verplichtingen of voorwaarden genoemd in dit reglement wordt voldaan.

Artikel 12 Beschikkingsbevoegdheid

Beschikkingen op grond van dit reglement worden genomen door het bestuur.

Artikel 13 Beroep

  • 1. Tegen een door het bestuur op grond van dit reglement genomen beschikking, kan een belanghebbende in beroep gaan.

  • 2. Het beroep dient binnen twee maanden na dagtekening van de beschikking door middel van een beroepschrift te worden ingediend bij het bestuur van de Stichting.

  • 3. Als beroep is ingediend, delegeert het bestuur de behandeling van het beroep aan het presidium van de Stichting. Alvorens het presidium een besluit neemt, vraagt zij advies aan de betreffende sectorcommissie(s). Het presidium neemt binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift door het bestuur een beslissing.

  • 4. Tegen een beslissing van het presidium betreffende het beroep is binnen de Stichting geen beroep meer mogelijk.

Artikel 14 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 15 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als Uitvoeringsreglement Subsidiëring Arbeidsvoorzieningsprojecten B-deel 2008.

BIJLAGE VIII REGLEMENT SCHOLIGHSBELEID B-DEEL 2010 BEHOREND BIJ ARTIKEL 3 VAN DE CAO COLLAND

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement: worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 1 van de CAO Colland.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder:

a. uitvoerder

de rechtspersoon die in opdracht van de aanvrager is belast met de feitelijke uitvoering, dan wel in samenwerkingsverbanden het grootste aandeel heeft in de feitelijke uitvoering van het in de aanvraag weergegeven project;

b. aanvrager

De rechtspersoon die de aanvraag tot subsidieverlening indient en aan wie subsidie- en voorschotbetalingen worden verricht;

c. project

het samenhangend geheel van activiteiten waarvoor een subsidie bij de Stichting wordt aangevraagd;

d. sectoraal budget

Het budget binnen de begroting van de stichting van waaruit activiteiten voor een doelsector door de stichting worden gesubsidieerd;

e. doelsector

De sector, deeluitmakend van de agrarische en aanverwante sectoren als genoemd in de begripsbepalingen in artikel 1 van de CAO Colland, waarop het project is gericht;

f. beschikking

Een beslissing van het bestuur op een subsidieaanvraag;

g. regulier onderwijs

Alle onderwijsvormen, niet zijnde cursusonderwijs;

h. sectorcommissie

De door het bestuur van de stichting ingestelde commissie van werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers zoals omschreven in artikel 13 van de statuten;

i. Colland Bestuursbureau

Het bureau dat in opdracht van het bestuur de ondersteuning van het bestuur verzorgt, zoals omschreven in artikel 14 van de statuten.

Artikel 2 Grondslag en hoogte van de subsidie

  • 1. Met inachtneming van de bepalingen in dit reglement kan aan een aanvrager subsidie ten laste van het sectorale budget van de Stichting worden verleend.

  • 2. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 3. Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie zal rekening worden gehouden met het beschikbare sectorale budget dan wel de beschikbare sectorale budgetten.

    De subsidie bedraagt maximaal 25% van het totaal beschikbare sectorale budget dan wel van de beschikbare sectorale budgetten in enig boekjaar.

  • 4. De subsidie wordt slechts dan verleend indien het project gericht is op de agrarische en aanverwante sectoren in Nederland.

  • 5. Het totaal van de in het eerste lid genoemde subsidie en eventuele andere subsidies voor het project, kan niet meer bedragen dan 100% van de kosten van het project.

Artikel 3 Formele criteria van het project

  • 1. De subsidie wordt slechts verleend indien en voorzover voldaan wordt aan de vigerende nationale en Europese wet- en regelgeving.

  • 2. Subsidie wordt slechts dan verleend indien de sectorcommissie(s) van de doelsectoren waarop het project zich richt zich hebben uitgesproken voor uitvoering van het project.

  • 3. Geen subsidie wordt verleend voor projecten die activiteiten omvatten specifiek gericht op het reguliere onderwijs.

  • 4. Geen subsidie wordt verleend voor projecten die activiteiten omvatten gericht op wettelijk verplichte cursussen.

  • 5. Geen subsidie wordt verleend voor projecten die activiteiten omvatten gericht op post HBO of post academisch onderwijs.

  • 6. Geen subsidie wordt verleend voor projecten die activiteiten omvatten gericht op het bevorderen van individueel ondernemerschap.

Artikel 4 Inhoudelijke criteria van het project

De subsidie wordt verleend voor het ondersteunen van sectoren en bedrijven bij het opzetten en uitvoeren van projecten gericht op:

  • a. het verbeteren van de kwaliteit van scholing en het verhogen van de deelname aan scholing;

  • b. het bevorderen van deskundigheid op het gebied van cursusonderwijs;

  • c. het bevorderen van de aansluiting van het onderwijs op de praktijk;

  • d. het doen van onderzoek op de terreinen genoemd onder a. tot en met c.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie kan slechts worden verleend voor de exploitatiekosten van het project.

  • 2. Vergoeding van deze kosten vindt plaats naar rato van het vergoedingenniveau dat naar oordeel van het bestuur voor dergelijke kosten gebruikelijk is, dan wel als redelijk en billijk wordt aangemerkt.

Artikel 6 Aanvragen van subsidie

  • 1. Een verzoek tot verlening van subsidie dient schriftelijk te geschieden via een door het bestuur vastgesteld vragenformulier.

  • 2. Een verzoek tot verlening van subsidie dient vergezeld te gaan van de voor het project relevante gegevens.

  • 3. Tot de voor het project relevante gegevens behoren in ieder geval:

    • a. een naar het oordeel van het bestuur toereikende projectomschrijving;

    • b. een naar het oordeel van het bestuur voldoende gespecificeerde begroting voorzien van een toelichting.

Artikel 7 De subsidieverlening

  • 1. De subsidie wordt verleend door het bestuur.

  • 2. Het bestuur vergadert hiertoe minimaal vier maal per kalenderjaar.

  • 3. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt minimaal het project waarvoor de subsidie wordt verleend, de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend en het maximale subsidiebedrag.

  • 4. Indien het bestuur daartoe aanleiding ziet, kan het bestuur besluiten één of meerdere projecten in het kader van dit reglement als eenheid te beschouwen en dienovereenkomstig te behandelen.

  • 5. In het geval het bestuur een besluit als bedoeld in lid 4 neemt, wordt de aanvrager schriftelijk geïnformeerd over het besluit en de consequenties daarvan.

Artikel 8 Subsidievaststelling en betaling

  • 1. Het definitieve subsidiebedrag wordt vastgesteld aan de hand van de ingediende financiële eindrapportage, zoals bedoeld in artikel 11, lid 2 van dit reglement.

  • 2. Het definitieve subsidiebedrag is niet hoger dan de verleende subsidie, noch hoger dan het bedrag dat blijkens de financiële eindrapportage, controleerbaar en in overeenstemming met deze regeling is.

  • 3. Indien uit de eindrapportage blijkt dat het project minder heeft gekost dan begroot, wordt het subsidiebedrag verminderd met het bedrag gelijk aan het verschil tussen de begrote en de werkelijke kosten.

  • 4. Indien in de situatie zoals omschreven in lid 3 van dit artikel, andere subsidiënten naar het oordeel van het bestuur, soortgelijke voorwaarden hebben opgenomen in de subsidievoorwaarden, zal de subsidie naar evenredigheid worden verminderd.

  • 5. De uitbetaling van de subsidie vindt plaats onder verrekening van de voorschotten, verstrekt volgens artikel 9 van dit reglement.

  • 6. De vastgestelde subsidie evenals de voorschotten worden uitbetaald aan de aanvrager, tenzij deze een derde als begunstigde heeft aangewezen.

  • 7. De aanvrager is in alle gevallen verplicht er voor zorg te dragen dat de uitbetaalde bedragen aan de uitvoerder ter beschikking worden gesteld.

Artikel 9 Bevoorschotting

  • 1. De aanvrager kan verzoeken om een eerste voorschot bij aanvang van het project. Dit voorschot bedraagt maximaal 40% van de verleende subsidie.

  • 2. De aanvrager kan verzoeken om een tweede voorschot van eveneens 40% van de verleende subsidie, indien op grond van de financiële verantwoording in de rapportage zoals bedoeld in artikel 10, lid 2 blijkt, dat de te verwachten kosten in de komende periode hoger zullen zijn dan minimaal 60% van het toegekende bedrag.

  • 3. De bevoorschotting bedraagt in het totaal maximaal 80% van de toegekende subsidie.

  • 4. Op verzoek van de aanvrager kan worden afgeweken van de in lid 1, 2 en 3 van dit artikel geregelde bevoorschotting.

  • 5. Een verzoek zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel dient schriftelijk en gemotiveerd te geschieden.

Artikel 10 Tussenrapportage

  • 1. De aanvrager is verantwoordelijk voor de tussen- en eindrapportages.

  • 2. De aanvrager dient gedurende de uitvoering van het project elk halfjaar een volledige en waarheidsgetrouwe inhoudelijke en financiële tussenrapportage van het project op te stellen en aan het bestuur voor te leggen. De tussenrapportage dient te geschieden via een door het bestuur goedgekeurd format.

  • 3. De tussenrapportages zoals bedoeld in lid 2, dienen de stand van zaken weer te geven per 1 februari en 1 augustus van enig jaar.

  • 4. De tussenrapportages dienen uiterlijk drie weken na de data genoemd in lid 3 in het bezit te zijn van het Colland Bestuursbureau.

Artikel 11 Eindrapportage

  • 1. De eindrapportage dient gelijktijdig met de einddeclaratie bij het Colland Bestuursbureau te worden ingediend.

  • 2. Binnen drie maanden na afsluiting van het project, dient de aanvrager verplicht een volledige en waarheidsgetrouwe inhoudelijke en financiële eindrapportage voor te leggen aan het bestuur.

  • 3. De einddeclaratie en -rapportage dienen aan te sluiten bij het ingediende projectvoorstel en begroting.

  • 4. De eindrapportage beschrijft minimaal het resultaat, geeft aan welke doelstellingen zijn gerealiseerd, en indien van toepassing welke doelstellingen niet zijn gerealiseerd inclusief de oorzaak.

  • 5. De financiële eindrapportage dient vergezeld te gaan van een accountantsverklaring.

  • 6. De accountantsverklaring dient opgesteld te zijn volgens het door de stichting te verstrekken accountantsprotocol.

Artikel 12 Intrekking subsidieverlening

De subsidie kan geheel of gedeeltelijk door het bestuur worden ingetrokken dan wel worden teruggevorderd, indien door de aanvrager of de uitvoerder niet aan de verplichtingen of voorwaarden genoemd in dit reglement wordt voldaan.

Artikel 13 Beroep

  • 1. Tegen een op grond van dit reglement door het bestuur genomen beschikking kan een belanghebbende in beroep gaan.

  • 2. Het beroep dient binnen twee maanden na dagtekening van de beschikking door middel van een beroepschrift te worden ingediend bij het bestuur van de Stichting.

  • 3. Als beroep is ingediend, delegeert het bestuur de behandeling van het beroep aan het presidium van de stichting. Alvorens het presidium een besluit neemt, vraagt zij advies aan de betreffende sectorcommissie(s). Het presidium neemt binnen drie maanden na ontvangst van het beroepschrift door het bestuur een beslissing.

  • 4. Tegen een beslissing van het presidium inzake het beroep is binnen de stichting geen beroep meer mogelijk.

Artikel 14 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 15 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als Reglement scholingsbeleid B-deel 2010.

BIJLAGE IX VERSTREKKINGENREGLEMENT REGELING MINDER WERKEN VOOR OUDERE WERKNEMERS B-DEEL BEHOREND BIJ ARTIKEL 3

  • 1. in het Hoveniersbedrijf

    • b. Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in het Hoveniersbedrijf 2008

  • 2. in Land- en tuinbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen

    • b. Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in Land- en tuinbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen 2008

1b. Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in het Hoveniersbedrijf 2008

Artikel 1a Toepassing

Deze regeling is van toepassing op aanmeldingen die op en na 1 januari 2008 zijn ontvangen door administrateur van het fonds.

Ten aanzien van aanmeldingen die op en na 1 januari 2010 zijn ontvangen geldt als extra voorwaarde, dat de werknemer van de regeling gebruik dient te maken direct voorafgaande aan het moment van uittreden op basis van de SUWAS I regeling of als er geen sprake is van vervroegd uittreden direct voorafgaande aan het moment van ingang van zijn pensioen.

Artikel 1b Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 1 van de CAO Colland.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder:

a. regeling

de mogelijkheid tot minder werken voor oudere werknemers zoals bedoeld in artikel 4 lid 6 sub b van de CAO Colland, waarbij de oudere werknemer de keuze heeft tussen de volgende twee mogelijkheden tot minder werken:

  • 1. het verkorten van de werkweek met één dag naar vier dagen, welke mogelijkheid hierna wordt aangehaald als ‘regeling 1’;

  • 2. vier extra betaalde vakantiedagen per kalenderjaar, welke mogelijkheid hierna wordt aangehaald als ‘regeling 2’;

b. werkgever
  • 1. de werkgever in de zin van de CAO Colland zoals genoemd onder artikel 1 lid 1 van deze cao, die een onderneming drijft met een of meer activiteiten zoals genoemd onder artikel 1 lid 2 sub f van deze cao;

c. werknemer

de werknemer zoals bedoeld in artikel 1 lid 3 sub a van de CAO Colland in de leeftijd van 55 jaar of ouder, die in dienst is bij een werkgever als bedoeld onder b;

d. deelnemer

de werkgever wiens verzoek om voor een werknemer aan de regeling te mogen deelnemen is ingewilligd;

e. ZW

de Ziektewet;

f. WAO

de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;

g. SAZAS

Stichting Aanvullingsfonds ZW en WAO uitkeringen Agrarische Sectoren;

h. seniorendag

een extra betaalde vakantiedag als bedoeld in regeling 2;

i. Suwas I

Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren (SUWAS-I);

j. WIA

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

k. Administrateur

De instantie aan wie op grond van artikel 15 van de statuten de uitvoering van de administratie van het fonds is opgedragen.

Artikel 2 Uitvoering

De regeling wordt namens het bestuur van de stichting uitgevoerd door de administrateur.

Artikel 3 Regeling
  • 1. De oudere werknemer die gedurende minimaal vijf aaneensluitende jaren direct voorafgaand aan de ingangsdatum van de in dit artikel beschreven overeenkomst, in elk jaar gedurende ten minste 26 weken als werknemer werkzaam is geweest in een of meerdere hoveniersbedrijven, met dien verstande dat perioden waarover de werkgever het loon heeft doorbetaald tijdens ziekte, worden meegerekend, kan onder de hierna genoemde voorwaarden gebruik maken van de mogelijkheid om zijn arbeidstijd te verkorten (regeling 1).

  • 2. Hiertoe dient een schriftelijke overeenkomst te worden gesloten tussen de betreffende werkgever en werknemer.

  • 3. Aan de overeenkomst zijn de volgende rechten en verplichtingen voor werkgever en werknemer verbonden:

    • a. De werknemer werkt gedurende vier dagen per week.

    • b. Het bruto weekloon van de werknemer bedraagt totaal 90% van het bruto weekloon dat de betreffende werknemer zou hebben verdiend, indien geen overeenkomst tot minder werken, zoals omschreven in dit artikel, zou zijn gesloten.

    • c. Een-negende deel van het bruto weekloon waarop de werknemer recht heeft op grond van de in dit artikel beschreven overeenkomst, wordt geacht betrekking te hebben op de vijfde (niet gewerkte) arbeidsdag.d. De werknemer ontvangt vakantiegeld op basis van het door hem feitelijk verdiende brutoloon.

    • e. De werknemer heeft recht op 22,5 vakantiedagen per jaar en op 80% van het aantal ADV dagen waarop recht zou bestaan, indien geen overeenkomst tot minder werken, zoals omschreven in dit artikel, zou zijn gesloten.

    • f. De werknemer ontvangt een reiskostenvergoeding op basis van vier werkdagen per week.

    • g. De kledingtoeslag wordt vastgesteld op 80% van de vergoeding waarop recht zou bestaan, indien geen overeenkomst tot minder werken, zoals omschreven in dit artikel, zou zijn gesloten.

    • h. Eventuele overige vergoedingen worden berekend op basis van 80% dienstverband.

    • i. Werknemer en werkgever leggen in hun overeenkomst een met name genoemde dag vast, waarop de werknemer niet werkt. Van de aldus vastgelegde vrije dag kan incidenteel, in onderlinge overeenstemming, worden afgeweken.

    • j. Het is de werknemer niet toegestaan om op de vrije dag die ontstaat door het sluiten van de in dit hoofdstuk beschreven overeenkomst, hovenierswerkzaamheden te verrichten, hetzij op basis van een arbeidsovereenkomst, hetzij in de zelfstandige uitoefening van zijn beroep of bedrijf.

    • k. De werknemer kan gedurende maximaal 6 jaar gebruik maken van de regeling.

  • 4. Het deel van het bruto weekloon, genoemd in lid 3 onder c, en de bijbehorende vakantietoeslag, worden door de Stichting aan de werkgever vergoed, evenals de overige werkgeverslasten over dit bedrag.

    De daarboven nog verschuldigde SUWAS I premie voor de betreffende werknemer wordt rechtstreeks door de genoemde Stichting aan SUWAS I afgedragen.

  • 5. De oudere werknemer die van bovenstaande regeling geen gebruikt maakt en wel aan de voorwaarden, zoals in lid 1 beschreven, voldoet, heeft gedurende maximaal 6 jaar recht op 4 extra betaalde vakantiedagen (seniorendagen) per kalenderjaar, mits hij volledig blijft werken (regeling 2).

  • 6. De totale duur van de eventuele gecombineerde regelingen, zoals genoemd in lid 3 en 5, bedraagt gezamenlijk maximaal 6 jaar.

Artikel 4 Voorwaarden deelneming

Werkgevers kunnen voor één of meer van hun werknemers deelnemen aan de regeling wanneer de betreffende werknemers voldoen aan de in artikel 3 gestelde voorwaarden.

Artikel 5 Aanmelding
  • 1. De werkgever die voor zijn werknemer wil deelnemen aan de regeling dient dit uiterlijk twee maanden voor het tijdstip waarop deze de regeling wenst in te laten gaan middels inzending van een aanmeldingsformulier te melden bij de administrateur van het fonds. De werkgever dient op het aanmeldingsformulier aan te geven of hij voor zijn werknemer wil deelnemen aan regeling 1, dan wel aan regeling 2.

  • 2. Het aanmeldingsformulier dient, volledig ingevuld en ondertekend en voor wat betreft de aanmelding voor regeling 1 vergezeld van een afschrift van een salarisstrook en van de door werkgever en werknemer ondertekende nieuwe arbeidsovereenkomst, uiterlijk twee maanden voor het tijdstip waarop de werknemer de regeling wenst in te laten gaan door de administrateur van het fonds te zijn ontvangen.

  • 3. Indien het aanmeldingsformulier niet volledig is ingevuld of de gevraagde bijlagen ontbreken, ontvangt de werkgever binnen twee weken na binnenkomst van de aanmelding bericht, waarin wordt verzocht de ontbrekende gegevens alsnog aan de administratie te versturen.

  • 4. Vindt aanmelding plaats na het tijdstip waarop werknemer en werkgever de regeling wensen in te laten gaan, dan kan de regeling niet eerder ingaan dan op de datum waarop het aanmeldings-formulier met bijlagen is ontvangen.

  • 5. Uiterlijk twee weken na ontvangst van het aanmeldingsformulier met bijlagen ontvangt de werkgever een beslissing terzake de aanmelding.

    De beslissing vermeldt de deelnemer aan de regeling, of het deelname betreft aan regeling 1 dan wel aan regeling 2, de werknemer die het betreft en de datum waarop de regeling aanvangt.

  • 6. Een werkgever die in aanmerking komt voor de regeling genoemd in artikel 3 van de cao kan niet meer voor de betreffende werknemer als deelnemer worden aanvaard, wanneer zijn aanmelding minder dan een half jaar voor de datum wordt ontvangen waarop de betreffende werknemer vervroegd kan uittreden dan wel de pensioenleeftijd bereikt.

  • 7. Een werkgever komt voor een werknemer niet meer in aanmerking voor deelname aan regeling 2, indien voor de betreffende werknemer de deelname aan regeling 1 reeds is aanvaard.

    Een werkgever komt voor een werknemer niet meer in aanmerking voor deelname aan regeling 1, indien voor de betreffende werknemer de deelname aan regeling 2 reeds is aanvaard.

    In tegenstelling tot hetgeen in de vorige volzin is bepaald, kan voor de betreffende werknemer eenmalig een uitzondering worden gemaakt.

Artikel 6 Verstrekking
  • 1. De werkgever kan aanspraak maken op een verstrekking van het fonds.

  • 2. De door het fonds uit hoofde van regeling 1 te verstrekken vergoeding bedraagt € 95,– per dag. De vergoeding is opgebouwd uit de elementen genoemd onder a. tot en met c.:

    • a. een negende deel van het overeengekomen bruto weekloon zoals bedoeld in artikel 3 lid 3 sub c. De vergoeding is gebaseerd op 80% werken tegen 90% loon;

    • b. de over het loon onder a verschuldigde vakantietoeslag;

    • c. de over de onder a en b genoemde onderdelen verschuldigde werkgeverslasten in de SV-premies, in de premies voor de bedrijfstakfondsen, in de SAZAS-premie, de eventuele premie voor het Overbruggingsfonds en in de premie voor dit fonds met dien verstande dat bij de vaststelling van de vergoeding van deze werkgeverslasten een vast percentage van het brutoloon wordt gehanteerd.

  • 3. De door het fonds uit hoofde van regeling 2 te verstrekken vergoeding bedraagt per seniorendag € 95,– (2010) vermeerderd met de verschuldigde vakantietoeslag, welk bedrag wordt verhoogd met 35% voor de tegemoetkoming in de verschuldigde werkgeverslasten, hetgeen resulteert in een vergoeding per seniorendag van € 190,– (2010).

    De in de vorige volzin genoemde bedragen worden op advies van de sectorcommissie jaarlijks door het bestuur vastgesteld.De verstrekking uit hoofde van regeling 2 vindt eenmaal per kalenderjaar plaats en geschiedt naar rato per kwartaal.

Artikel 7 Declaratie
  • 1. De verstrekking uit hoofde van regeling 1 vindt tweemaal per jaar plaats op basis van het door het fonds vastgestelde en door de werkgever ingediende declaratieformulier.

  • 2. Het declaratieformulier wordt door de werkgever en de werknemer ondertekend.

  • 3. De werkgever dient het declaratieformulier uiterlijk binnen een maand na respectievelijk 1 juli en 1 januari te zenden aan het door het fonds op te geven adres.

Artikel 8 Beslissing omtrent de declaratie
  • 1. De werkgever ontvangt binnen zes weken na ontvangst van het declaratieformulier door de administrateur een beslissing terzake van de aan hem te verstrekken vergoeding uit hoofde van regeling 1.

  • 2. De beslissing vermeldt:

    • a. de werknemer ten behoeve waarvan de vergoeding wordt verstrekt;

    • b. het aantal dagen waarover recht op een vergoeding bestaat.

Artikel 9 Voortzetting regeling vervroegd uittreden
  • 1. Aan de werknemer wordt over de helft van het aantal uren dat deze werknemer na deelname aan regeling1 minder is gaan werken, een aanvulling in de vorm van de premie voor de regeling vervroegd uittreden verstrekt. De aanvulling wordt ten name van de werknemer aan SUWAS I overgemaakt.

  • 2. Voor de werknemer waarvoor elders is voorzien in een regeling terzake van vervroegd uittreden verstrekt de stichting hiertoe, op voorwaarde dat de regeling wordt voortgezet, een tegemoetkoming in de kosten van voortzetting die maximaal gelijk is aan het premiebedrag dat zou zijn betaald, indien de regeling bij SUWAS I zou zijn ondergebracht.

  • 3. Het bepaalde in lid 1 en 2 van dit artikel is niet van toepassing op de deelname aan regeling 2.

Artikel 10 Terugvorderingen

Het bestuur van het fonds vordert hetgeen op grond van de regeling ten onrechte betaald is terug.

Artikel 11 Beslissingen
  • 1. Beslissingen inzake de toekenning, weigering, herziening of terugvordering van een verstrekking worden door het bestuur van het fonds genomen.

  • 2. Beslissingen inzake toekenning, weigering, herziening of terugvordering van een verstrekking zijn met redenen omkleed en worden schriftelijk ter kennis van de werkgever gebracht.

Artikel 12 Mandatering van bevoegdheden
  • 1. Het bestuur van het fonds is bevoegd bepaaldelijk te omschrijven bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te mandateren aan:

    • a. een uit en door het bestuur van het fonds aangewezen commissie welke moet zijn samengesteld naar het aan artikel 4 van de statuten ten grondslag liggende beginsel van pariteit;

    • b. de directie van de administrateur.

  • 2. De directie van de administrateur is onder goedkeuring van het bestuur van het fonds bevoegd één of meer personeelsleden van de administrateur te machtigen tot het voor en namens haar uitoefenen van de haar op grond van het bepaalde in het eerste lid toegekende bevoegdheden.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde mandaatbesluit wordt bij dit reglement gevoegd.

Artikel 13 Kennelijke onredelijkheid

Indien de toepassing van het in de voorgaande artikelen bepaalde kennelijk onredelijke uitkomsten tot gevolg heeft, beslist het bestuur van het fonds.

Artikel 14 Overige arbeid
  • 1. Arbeid, die op het tijdstip van aanmelding reeds door de werknemer werd verricht naast de arbeid die op basis van de arbeidsovereenkomst met de werkgever wordt verricht, mag in dezelfde omvang worden voortgezet zonder dat de inkomsten uit de overige arbeid in mindering op de verstrekking worden gebracht.

  • 2. Behoudens naar het oordeel van het bestuur der stichting uitzonderlijke omstandigheden is het de werknemer verboden na het tijdstip van aanmelden voor regeling 1:

    • de omvang van de in het eerste lid bedoelde overige arbeid te vergroten, dan wel;

    • hovenierswerkzaamheden te verrichten, hetzij op basis van arbeidsovereenkomst, hetzij in de zelfstandige uitoefening van zijn beroep of bedrijf, op de vrije dag die ontstaat door het sluiten van de in artikel 3 lid 2 bedoelde nieuwe arbeidsovereenkomst.

    Voor het in uitzonderlijke omstandigheden vergroten van de omvang van de arbeid ofwel het gaan verrichten van andere arbeid, zoals bovenbedoeld, dient vooraf toestemming aan het bestuur te worden gevraagd. De met het vergroten van de omvang van de arbeid ofwel het gaan verrichten van andere arbeid verkregen inkomsten worden alsdan volgens door het bestuur te stellen regelen in mindering op de verstrekking gebracht.

Artikel 15 Einde van de deelname
  • 1. De deelname aan de regeling eindigt:

    • a. bij het bereiken van de datum waarop de werknemer gaat deelnemen aan de regeling vervroegd uittreden, bij pensionering of door overlijden van de werknemer;

    • b. wanneer de deelnemer te kennen geeft dat hij de deelname wenst te beëindigen;

    • c. wanneer de deelnemer handelt in strijd met dit reglement of met door het bestuur van de stichting gegeven nadere aanwijzingen;

    • d. wanneer de deelnemer zes jaar gebruik heeft gemaakt van de regeling.

  • 2. Ingeval een deelname is beëindigd op grond van het bepaalde in lid 1 onder b en c kan nadien niet opnieuw ten behoeve van dezelfde werknemer aan de regeling worden deelgenomen.

    In tegenstelling tot hetgeen in de vorige volzin is bepaald, is het, ingeval de deelname aan regeling 2 is beëindigd op grond van het bepaalde in lid 1 sub b, éénmaal mogelijk om ten behoeve van dezelfde werknemer aan regeling 1 deel te nemen.

Artikel 16 Verplichting deelnemer

De deelnemer dient desgevraagd of uit eigen beweging aan de administrateur alle inlichtingen te verstrekken die voor de beoordeling van het recht op verstrekking en de hoogte daarvan van belang kan zijn.

Artikel 17 Verstrekking bij ziekte

De werkgever heeft geen recht op verstrekking van het fonds indien en zolang de werknemer die deelneemt aan de regeling in het genot is van dan wel aanspraak heeft op een uitkering ingevolge de ZW, Sazas en/of WAO c.q. WIA, naar volledige arbeidsongeschiktheid, respectievelijk een arbeidsongeschiktheid van 80-100%.

Artikel 18 Controle

De administrateur is bevoegd controle uit te oefenen op de naleving van de verplichtingen van de deelnemer.

Artikel 19 Geschillen
  • 1. Bezwaren tegen beslissingen van het bestuur van het fonds alsmede bezwaren met betrekking tot de datum van ingang dan wel de hoogte van een toegekende verstrekking, dan wel de hoogte van de betalen premiebedragen, dienen binnen vier weken na dagtekening van de desbetreffende beslissing schriftelijk te worden voorgelegd aan het bestuur van het fonds.

  • 2. Het bestuur van het fonds beslist binnen twee maanden na kennisneming op een bezwaar als bedoeld in het vorige lid.

Artikel 20 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 21 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in het Hoveniersbedrijf 2008.

2b. Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in Land- en tuinbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen 2008

Deze regeling is van toepassing op aanmeldingen die op en na 1 januari 2008 zijn ontvangen door administrateur van het fonds.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 1 van de CAO Colland.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder:

a. regeling

de mogelijkheid tot minder werken voor oudere werknemers zoals bedoeld in artikel 4 lid 6 sub b van de CAO Colland.

b. werkgever
  • 1. de werkgever in de zin van de CAO Colland zoals genoemd onder artikel 1 lid 1 van deze cao, die een onderneming drijft met een of meer activiteiten zoals genoemd onder artikel 1 lid 2 sub g van deze cao;

c. werknemer

de werknemer zoals bedoeld in artikel 1 lid 3 sub a van de CAO Colland in de leeftijd van 57 jaar of ouder, die in dienst is bij een werkgever als bedoeld onder b;

d. deelnemer

de werkgever wiens verzoek om voor een werknemer aan de regeling te mogen deelnemen is ingewilligd;

e. ZW

de Ziektewet;

f. WAO

de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;

g. SAZAS

Stichting Aanvullingsfonds ZW en WAO uitkeringen Agrarische Sectoren;

h. Suwas I

Stichting Uittreding Werknemers Agrarische Sectoren (SUWAS-I).

i. WIA

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

j. Cao LEO

De cao Landbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen;

k. Administrateur

De instantie aan wie op grond van artikel 15 van de statuten de uitvoering van de administratie van het fonds is opgedragen.

Artikel 2 Uitvoering

De regeling wordt namens het bestuur van de Stichting uitgevoerd door de administrateur.

Artikel 3 Regeling
  • 1. De oudere werknemer die gedurende minimaal vijf aaneensluitende jaren direct voorafgaand aan de ingangsdatum van de in dit artikel beschreven overeenkomst, in elk jaar gedurende ten minste 26 weken, als werknemer werkzaam is geweest in een of meerdere Land- en tuinbouwwerktuigen exploiterende ondernemingen, met dien verstande dat perioden waarover de werkgever het loon heeft doorbetaald tijdens ziekte, worden meegerekend, kan onder de hierna genoemde voorwaarden gebruik maken van de mogelijkheid om zijn arbeidstijd te verkorten.

  • 2. Hiertoe dient een schriftelijke overeenkomst te worden gesloten tussen de betreffende werkgever en werknemer.

  • 3. Aan de overeenkomst zijn de volgende rechten en verplichtingen voor werkgever en werknemer verbonden:

    • a. De werknemer werkt gedurende vier dagen per week.

    • b. Het bruto weekloon van de werknemer bedraagt totaal 90% van het bruto weekloon dat de betreffende werknemer zou hebben verdiend, indien geen overeenkomst tot minder werken, zoals omschreven in dit artikel, zou zijn gesloten. Elke uitbreiding van de omvang van het dienstverband welke minder dan één jaar voor aanvang van het gebruik van de regeling is ingegaan, blijft hierbij buiten aanmerking.

    • c. Een-negende deel van het bruto weekloon waarop de werknemer recht heeft op grond van de in dit artikel beschreven overeenkomst, wordt geacht betrekking te hebben op de vijfde (niet gewerkte) arbeidsdag.

    • d. De werknemer ontvangt vakantiegeld op basis van het door hem feitelijk verdiende brutoloon.

    • e. De werknemer heeft recht op 80% van het aantal vakantiedagen en roostervrije dagen waarop recht zou bestaan, indien geen overeenkomst tot minder werken, zoals omschreven in dit artikel, zou zijn gesloten.

    • f. De werknemer ontvangt een reiskostenvergoeding op basis van vier werkdagen per week.

    • g. De kledingtoeslag wordt vastgesteld op 80% van de vergoeding waarop recht zou bestaan, indien geen overeenkomst tot minder werken, zoals omschreven in dit artikel, zou zijn gesloten.

    • h. Eventuele overige vergoedingen worden berekend op basis van 80% dienstverband.

    • i. Werknemer en werkgever leggen in hun overeenkomst een met name genoemde dag vast, waarop de werknemer niet werkt. Van de aldus vastgelegde vrije dag kan, in onderlinge overeenstemming, worden afgeweken.

    • j. Het is de werknemer niet toegestaan om op de vrije dag die ontstaat door het sluiten van de in dit hoofdstuk beschreven overeenkomst, landbouwambachtenwerkzaamheden te verrichten, hetzij op basis van een arbeidsovereenkomst, hetzij in de zelfstandige uitoefening van zijn beroep of bedrijf.

    • k. De werknemer mag in de periode vanaf zijn 57e jaar tot zijn 65e jaar gedurende maximaal 5 jaar van de regeling gebruik maken.

  • 4. Het deel van het bruto weekloon, genoemd in lid 3 onder c, en de bijbehorende vakantietoeslag worden door de "Stichting Colland Arbeidsmarktbeleid" aan de werkgever vergoed, evenals de overige werkgeverslasten over dit bedrag. De daarboven nog verschuldigde SUWAS I premie voor de betreffende werknemer wordt rechtstreeks door de genoemde Stichting aan SUWAS I afgedragen.

  • 5. Voor parttime werknemers gelden de in lid 3 genoemde rechten naar rato.

Artikel 3A Overgangsregeling

De leeftijd voor deelname is verhoogd naar 57 jaar. Er geldt een overgangsregeling waarbij de toetredingsleeftijd geleidelijk verhoogd wordt van de huidige 55 naar 57 jaar:

  • Geboren vóór 1-1-1953: deelname mogelijk vanaf 55 jaar

  • Geboren in de periode 1-1-1953 tot en met 31-12-1953: deelname mogelijk vanaf 56 jaar

  • Geboren in de periode 1-1-1954 tot en met 31-12-1954: deelname mogelijk vanaf 56,5 jaar

  • Geboren op/na 1-1-1955: deelname mogelijk vanaf 57 jaar

Artikel 4 Voorwaarden deelneming

Werkgevers kunnen voor één of meer van hun werknemers deelnemen aan de regeling wanneer de betreffende werknemers voldoen aan de in artikel 3 gestelde voorwaarden.

Artikel 5 Aanmelding
  • 1. De werkgever die voor zijn werknemer wil deelnemen aan de regeling dient dit uiterlijk twee maanden voor het tijdstip waarop deze de regeling wenst in te laten gaan middels inzending van een aanmeldingsformulier te melden bij de administrateur van het fonds.

  • 2. Het aanmeldingsformulier dient, volledig ingevuld en ondertekend en vergezeld van de door werkgever en werknemer ondertekende nieuwe arbeidsovereenkomst, uiterlijk twee maanden voor het tijdstip waarop de werknemer de regeling wenst in te laten gaan door de administrateur van het fonds te zijn ontvangen.

  • 3. Indien het aanmeldingsformulier niet volledig is ingevuld of de gevraagde bijlagen ontbreken, ontvangt de werkgever binnen twee weken na binnenkomst van de aanmelding bericht, waarin wordt verzocht de ontbrekende gegevens alsnog aan de administratie te versturen.

  • 4. Vindt aanmelding plaats na het tijdstip waarop werknemer en werkgever de regeling wensen in te laten gaan, dan kan de regeling niet eerder ingaan dan op de datum waarop het aanmeldingsformulier met bijlagen is ontvangen.

  • 5. Uiterlijk twee weken na ontvangst van het aanmeldingsformulier met bijlagen ontvangt de werkgever een beslissing terzake de aanmelding. De beslissing vermeldt de deelnemer aan de regeling, de werknemer die het betreft en de datum waarop de regeling aanvangt.

Artikel 6 Verstrekking
  • 1. De werkgever kan aanspraak maken op een verstrekking van het fonds.

  • 2. De door het fonds te verstrekken vergoeding wordt jaarlijks vastgesteld op een vast bedrag per gedeclareerde dag, ongeacht de werkelijke kosten. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast in dezelfde mate als de daadwerkelijke loonkostenstijging volgens de collectieve arbeidsovereenkomst voor Land- en tuinbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen. Het bedrag wordt berekend door het verschil te nemen tussen 80% werken met 80% loon en 80% werken met 90% loon waarbij uitgegaan wordt van een vaste werknemer in functiegroep E met 4 functiejaren. Voor parttimers en gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers wordt genoemde vergoeding naar rato vastgesteld.

Artikel 7 Declaratie
  • 1. De verstrekking vindt tweemaal per jaar plaats op basis van het door het fonds vastgestelde en door de werkgever ingediende declaratieformulier.

  • 2. Het declaratieformulier wordt door de werkgever en de werknemer ondertekend.

  • 3. De werkgever dient het declaratieformulier uiterlijk binnen een maand na respectievelijk 1 juli en 1 januari te zenden aan het door het fonds op te geven adres.

Artikel 8 Beslissing omtrent de declaratie
  • 1. De werkgever ontvangt binnen zes weken na ontvangst van het declaratieformulier door de administrateur een beslissing terzake van de aan hem te verstrekken vergoeding.

  • 2. De beslissing vermeldt:

    • a. de werknemer ten behoeve waarvan de vergoeding wordt verstrekt;

    • b. het aantal dagen waarover recht op een vergoeding bestaat, met een maximum van 52 dagen op jaarbasis.

Artikel 9 Voortzetting regeling vervroegd uittreden

Aan de werknemer op wie de cao LEO van toepassing is wordt over de helft van het aantal uren dat deze werknemer na deelname minder is gaan werken, een aanvulling in de vorm van de premie voor de regeling vervroegd uittreden verstrekt. De aanvulling wordt ten name van de werknemer aan SUWAS I overgemaakt.

Artikel 10 Terugvorderingen

Het bestuur van het fonds vordert hetgeen op grond van de regeling ten onrechte betaald is terug.

Artikel 11 Beslissingen
  • 1. Beslissingen inzake de toekenning, weigering, herziening of terugvordering van een verstrekking worden door het bestuur van het fonds genomen.

  • 2. Beslissingen inzake toekenning, weigering, herziening of terugvordering van een verstrekking zijn met redenen omkleed en worden schriftelijk ter kennis van de werkgever gebracht.

Artikel 12 Mandatering van bevoegdheden
  • 1. Het bestuur van het fonds is bevoegd bepaaldelijk te omschrijven bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te mandateren aan:

    • a. een uit en door het bestuur van het fonds aangewezen commissie welke moet zijn samengesteld naar het aan artikel 4 van de statuten ten grondslag liggende beginsel van pariteit;

    • b. de directie van de administrateur.

  • 2. De directie van de administrateur is onder goedkeuring van het bestuur van het fonds bevoegd één of meer personeelsleden van de administrateur te machtigen tot het voor en namens haar uitoefenen van de haar op grond van het bepaalde in het eerste lid toegekende bevoegdheden.

  • 3. Het in het eerste lid bedoelde mandaatbesluit wordt bij dit reglement gevoegd.

Artikel 13 Kennelijke onredelijkheid

Indien de toepassing van het in de voorgaande artikelen bepaalde kennelijk onredelijke uitkomsten tot gevolg heeft, beslist het bestuur van het fonds.

Artikel 14 Einde van de deelname
  • 1. De deelname aan de regeling eindigt:

    • a. bij het bereiken van de datum waarop, ongeacht of daadwerkelijk vervroegd wordt uitgetreden, de werknemer vervroegd kan uittreden ingevolge SUWAS I, bij pensionering of door overlijden van de werknemer;

    • b. wanneer de deelnemer te kennen geeft dat hij de deelname wenst te beëindigen;

    • c. wanneer de deelnemer handelt in strijd met dit reglement of met door het bestuur van de stichting gegeven nadere aanwijzingen;

    • d. wanneer de deelnemer 5 jaar gebruik heeft gemaakt van de regeling.

  • 2. Ingeval een deelname is beëindigd, kan nadien niet opnieuw ten behoeve van dezelfde werknemer aan de regeling worden deelgenomen, tenzij er sprake is van een nieuwe functie.

Artikel 15 Overige arbeid
  • 1. Arbeid, die op het tijdstip van aanmelding reeds door de werknemer werd verricht naast de arbeid die op basis van de arbeidsovereenkomst met de werkgever wordt verricht, mag in dezelfde omvang worden voortgezet zonder dat de inkomsten uit de overige arbeid in mindering op de verstrekking worden gebracht.

  • 2. Behoudens naar het oordeel van het bestuur der stichting uitzonderlijke omstandigheden is het de werknemer verboden na het tijdstip van aanmelden voor de regeling:

    • de omvang van de in het eerste lid bedoelde overige arbeid te vergroten, dan wel;

    • werkzaamheden in de zin van de cao LEO te verrichten, hetzij op basis van arbeidsovereenkomst, hetzij in de zelfstandige uitoefening van zijn beroep of bedrijf, op de vrije dag die ontstaat door het sluiten van de in artikel 3 lid 2 bedoelde nieuwe arbeidsovereenkomst.

    Voor het in uitzonderlijke omstandigheden vergroten van de omvang van de arbeid ofwel het gaan verrichten van andere arbeid, zoals bovenbedoeld, dient vooraf toestemming aan het bestuur te worden gevraagd. De met het vergroten van de omvang van de arbeid ofwel het gaan verrichten van andere arbeid verkregen inkomsten worden alsdan volgens door het bestuur te stellen regelen in mindering op de verstrekking gebracht.

Artikel 16 Verplichting deelnemer

De deelnemer dient desgevraagd of uit eigen beweging aan de administrateur alle inlichtingen te verstrekken die voor de beoordeling van het recht op verstrekking en de hoogte daarvan van belang kan zijn.

Artikel 17 Verstrekking bij ziekte

De werkgever heeft geen recht op verstrekking van het fonds indien en zolang de werknemer die deelneemt aan de regeling in het genot is van dan wel aanspraak heeft op een uitkering ingevolge de ZW, Sazas en/of WAO c.q. WIA, naar volledige arbeidsongeschiktheid, respectievelijk een arbeidsongeschiktheid van 80-100%.

Artikel 18 Controle

De administrateur is bevoegd controle uit te oefenen op de naleving van de verplichtingen van de deelnemer.

Artikel 19 Geschillen
  • 1. Bezwaren tegen beslissingen van het bestuur van het fonds alsmede bezwaren met betrekking tot de datum van ingang dan wel de hoogte van een toegekende verstrekking, dan wel de hoogte van de betalen premiebedragen, dienen binnen vier weken na dagtekening van de desbetreffende beslissing schriftelijk te worden voorgelegd aan het bestuur van het fonds.

  • 2. Het bestuur van het fonds beslist binnen twee maanden na kennisneming op een bezwaar als bedoeld in het vorige lid.

Artikel 20 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 21 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in Land- en tuinbouwwerktuigen Exploiterende Ondernemingen 2008.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 30 juni 2015.

Dictum III

Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Het besluit van 17 december 2008 (Stcrt. 2008, nr. 247) tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Agrarische en aanverwante sectoren inzake Sociaal Fonds Colland Arbeidsmarktbeleid, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 17 december 2009 (Stcrt. 2009, nr. 20164), wordt ingetrokken.

Dictum V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2010 en vervalt met ingang van 1 juli 2015 en heeft geen terugwerkende kracht.

’s-Gravenhage, 11 juni 2010

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,

M.H.M. van der Goes.

Naar boven