De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
De Subsidieregeling stageplaatsen zorg1 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel d, onder 1°, wordt na ‘de praktijkuren’ ingevoegd: van de deelnemer.
B
Artikel 1, onderdeel f, komt te luiden:
- f. deelnemer:
natuurlijke persoon die in het studiejaar bij een onderwijsinstelling ingeschreven staat of heeft gestaan voor een volledige
zorgopleiding waarbij, indien het een zorgopleiding betreft als bedoeld in onderdeel c, onder 1°, blijkens de overeenkomst,
bedoeld in artikel 8.1.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de studielast op jaarbasis ten minste 300 uren omvat en
indien het een zorgopleiding betreft als bedoeld in onderdeel c, onder 2°, blijkens de overeenkomst, bedoeld in artikel 8.1.3
van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de studielast van het door de onderwijsinstelling verzorgde onderwijsprogramma op
jaarbasis ten minste 300 uren omvat;.
C
In artikel 2, vijfde lid, onderdeel a, wordt ‘bedoeld in artikel 9a van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank’ vervangen
door: bedoeld in artikel 24b van de Wet op het onderwijstoezicht.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Artikel I, onderdelen A en B, werken terug tot en met 1 augustus 2009 en artikel I, onderdeel C, werkt terug tot en met 1 januari
2010.
TOELICHTING
Aanscherping definitie deelnemer
De Subsidieregeling stageplaatsen zorg is een belangrijke pijler van het arbeidsmarktbeleid van VWS. De subsidieregeling is
in nauw overleg met de sociale partners in de zorgsector, de HBO-raad en de MBO-Raad in 2008 ingevoerd. De doelstelling van
de subsidieregeling is meerledig. Het is gericht op vergroting van het aantal aangeboden stageplaatsen en op een verbetering
van de kwaliteit van de stagebegeleiding. Daarbij gaat het bij stageplaatsen voor de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) om
instroom, zij-instroom en doorstroom. Instroom betreft jongeren die via een BBL een voor de zorg relevante opleiding volgen.
Zij-instroom betreft volwassenen die via een BBL de overstap naar een zorgberoep maken. Doorstroom betreft zorgmedewerkers
die een hogere functie willen verwerven via een BBL bij de eigen werkgever. BBL houdt derhalve in dat medewerkers in dienst
van de werkgever komen of blijven en tegelijkertijd een opleiding volgen, gericht op het verkrijgen van een (hoger) zorgdiploma.
Het opleiden van eigen medewerkers om ze beter toe te rusten de eigen functie te vervullen valt daar nadrukkelijk niet onder.
Dit soort bij- en nascholing is geen doelstelling van de subsidieregeling. Bij het bepalen van de omvang van de middelen die
beschikbaar zijn voor het verstrekken van subsidies op grond van de regeling, is dan ook geen rekening gehouden met bij- en
nascholing van het eigen personeel.
Op grond van de Subsidieregeling stageplaatsen zorg kan een subsidie worden verstrekt voor het realiseren van stageplaatsen
(artikel 2, eerste lid). De realisatie van een stageplaats wordt bezien aan de hand van de overeenkomst tussen de deelnemer
aan de zorgopleiding, de stageaanbieder en de onderwijsinstelling (artikel 1, onderdeel h). Een deelnemer in de zin van de
subsidieregeling is een student die voor een volledige opleiding ingeschreven staat (artikel 1, onderdeel f); dat geldt ook
voor een deelnemer die een overeenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) heeft gesloten.
Ten aanzien van de beroepsopleidende leerweg (BOL) en de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) is daaraan bovendien de eis verbonden
dat de studielast op jaarbasis ten minste 300 uren omvat.
Met ingang van het studiejaar 2008-2009 vallen niet alleen stageplaatsen van door het Rijk bekostigde studenten onder de regeling,
maar ook stageplaatsen van particulier bekostigde studenten. Niet van alle particulier bekostigde studenten komen de stageplaatsen
in aanmerking voor subsidie. Er dient aan dezelfde voorwaarden voldaan te worden als de studenten die al voor bekostiging
in aanmerking kwamen. Eén van die voorwaarden is het volgen van een volledige zorgopleiding. Een inschrijving voor een volledige
opleiding houdt in dat de inschrijving betrekking heeft op een opleiding waarvan de afronding een diploma oplevert. Dat betekent
overigens niet dat altijd de volledige opleiding gevolgd moet worden. Het is mogelijk dat de student vrijstelling heeft voor
verschillende onderdelen van de opleiding. Indien de student ingeschreven is voor een gedeelte van de opleiding, zonder dat
die gedeeltelijke opleiding leidt tot een diploma, vallen de stageplaatsen van die student niet onder deze regeling.
Naar aanleiding van de introductie van de subsidiëring van stageplaatsen voor particulier bekostigde studenten heeft een beperkt
aantal zorginstellingen ten aanzien van het studiejaar 2008–2009 ook stageplaatsen onder de reikwijdte van de regeling gemeend
te kunnen brengen waarvoor deze absoluut niet bedoeld is, namelijk voor bij- en nascholing. Stageplaatsen voor bij- en nascholing
onderscheiden zich op een aantal punten van instroom, zij-instroom en doorstroom. Ten eerste is de studielast volgens de stageovereenkomst
vaak lager dan de studielast volgens de opleidingsovereenkomst. Ten tweede is het door de onderwijsinstelling verzorgde theoretische
gedeelte van de zorgopleiding van geringe omvang. Ten derde is de intensiteit van de door de stageaanbieder verzorgde praktijkbegeleiding
lager. Ten vierde gaat het om volstrekt reguliere arbeidsverhoudingen met de stageaanbieder. Kortom, naar inhoud en strekking
van de Subsidieregeling stageplaatsen zorg is in die gevallen geen sprake van gerealiseerde stageplaatsen. Teneinde verdere
misverstanden te voorkomen, is dit met ingang van het studiejaar 2009–2010 nu meer expliciet tot uitdrukking gebracht in artikel
1, onderdelen d en f. Dat is gedaan door de voorwaarde dat de deelnemer aan een BBL een door de onderwijsinstelling verzorgd
onderwijsprogramma van ten minste 300 uur op jaarbasis dient te volgen. Dit sluit aan bij een voorgenomen wijziging van de
Wet educatie en beroepsonderwijs waarmee de minimale voorwaarden voor van rijkswege bekostigd onderwijs die in de praktijk
reeds gehanteerd worden, ook wettelijk worden vastgelegd.
Aangezien het een reparatie betreft waarmee de Subsidieregeling stageplaatsen zorg meer expliciet in overeenstemming wordt
gebracht met de oorspronkelijke bedoeling en de strekking, is terugwerkende kracht gerechtvaardigd. Dit betekent dat deze
wijziging niet alleen onmiddellijke werking heeft en derhalve van toepassing is op de realisatie van de stageplaatsen voor
de rest van het lopende studiejaar 2009–2010 en het studiejaar 2010–2011. Deze wijziging is ook van toepassing op het gehele
lopende studiejaar 2009–2010. Terugwerkende kracht tot en met het studiejaar 2008–2009 is niet meer nodig: de procedure voor
het aanvragen en verstrekken van subsidies ten behoeve van dat studiejaar zijn grotendeels voltooid.
Aanpassing aan de Wet DUO
In verband met de oprichting van de Dienst Uitvoering Onderwijs (Wet DUO) is per 1 januari 2010 de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank
ingetrokken en zijn diverse andere wetten gewijzigd. Het betreft een reorganisatie van de uitvoering op het terrein van het
onderwijs.
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) beschikte over twee uitvoeringsorganisaties: Centrale Financiën
Instellingen (CFI) en de Informatie Beheer Groep (IB-Groep). Besloten is deze organisaties samen te voegen en onder de ministeriële
verantwoordelijkheid te plaatsen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Daarbij is de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank
(WVI) ingetrokken. De bepalingen over het basisregister onderwijs die waren opgenomen in de WVI, zijn verplaatst naar de Wet
op het onderwijstoezicht (WOT).
Het gaat uitsluitend om een redactionele wijziging van de Subsidieregeling stageplaatsen zorg, die rechtstreeks voortvloeit
uit de Wet DUO. Waar in artikel 2 sprak is van het basisregister onderwijs wordt de verwijzing naar de WVI vervangen door
een verwijzing naar de WOT.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink.