Subsidieregeling stageplaatsen zorg

Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 1 september 2008, nr. MEVA/ABA-2874172, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor stageplaatsen in de zorg (Subsidieregeling stageplaatsen zorg)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

b. onderwijsinstelling: instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, onder 1° en 2°, van de Wet educatie en beroepsonderwijs die ingevolge artikel 2.1.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht of hogeschool als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek die is vermeld op de bijlage genoemd in artikel 1.8, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

c. zorgopleiding:

1°. beroepsopleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel i, van de Wet educatie en beroepsonderwijs die ingevolge artikel 2.1.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor bekostiging in aanmerking komt en die met een in bijlage 1 van deze regeling genoemde code wordt vermeld in het Centraal register beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 6.4.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

2°. beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel i, van de Wet educatie en beroepsonderwijs die ingevolge artikel 2.1.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs voor bekostiging in aanmerking komt en die met een in bijlage 2 van deze regeling genoemde code wordt vermeld in het Centraal register beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 6.4.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

3°. voltijds of deeltijds opleiding als bedoeld in artikel 7.7, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de verzorging waarvan ingevolge artikel 1.9 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek aanspraak op bekostiging uit ’s Rijks kas bestaat en die met een in bijlage 3 van deze regeling genoemde code wordt vermeld in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

d. stageplaats:

1°. het aantal praktijkuren in het kader van de beroepspraktijkvorming, bedoeld in artikel 7.2.8 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, bij een leerbedrijf als bedoeld in artikel 4.1.2, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit WEB voor een zorgopleiding als bedoeld in onderdeel c, onderdeel 1° of 2°;

2°. de tijdsduur gedurende welke een deelnemer als onderdeel van een zorgopleiding als bedoeld onder b, onderdeel 3°, ingevolge artikel 7.6, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek een bepaald vak onder leiding in praktijk brengt op grondslag van een overeenkomst, gesloten door de deelnemer, de stageaanbieder en de instelling die de zorgopleiding verzorgt, waarin ten minste is opgenomen de aanvangsdatum en einddatum van de periode en het aantal te volgen praktijkuren, voor zover de deelnemer niet tegelijkertijd krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is arbeid te verrichten voor de stageaanbieder;

e. studiejaar: tijdvak dat aanvangt op 1 augustus en eindigt op 31 juli van het daarop volgende jaar voor zover het betreft een zorgopleiding, bedoeld in onderdeel c, onder 1° of 2°, of tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daarop volgende jaar voor zover het betreft een zorgopleiding, bedoeld in onderdeel c, onder 3°;

f. deelnemer: door een onderwijsinstelling aangemelde natuurlijke persoon die in een studiejaar ingeschreven staat of heeft gestaan voor een zorgopleiding;

g. stageaanbieder:

1°. zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 van de Kwaliteitswet zorginstellingen;

2°. degene die:

– in een register als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg staat ingeschreven of een beroep uitoefent waarvan de opleiding krachtens artikel 34, eerste lid, van die wet is geregeld of aangewezen,

– zijn beroep uitoefent anders dan in het kader van een instelling als bedoeld in artikel 1 van de Kwaliteitswet zorginstellingen en

– zorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verleent;

3°. zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet op de jeugdzorg.

h. gerealiseerde stageplaats: het aantal voor het desbetreffende studiejaar door de stageaanbieder en de deelnemer overeengekomen uren van een stageplaats tot ten hoogste 1280 indien het een zorgopleiding betreft als bedoeld als in onderdeel c, onder 2°, en tot ten hoogste 1440 indien het een zorgopleiding betreft als bedoeld als in onderdeel c, onder 1° of 3°, gedeeld door 1280 indien het een zorgopleiding betreft als bedoeld als in onderdeel c, onder 2°, en gedeeld door 1440 indien het een zorgopleiding betreft als bedoeld als in onderdeel c, onder 1° of 3°.

Artikel 2

1. De Minister kan aan een stageaanbieder jaarlijks op aanvraag een subsidie verstrekken voor het realiseren van stageplaatsen.

2. De subsidie wordt per studiejaar verstrekt.

3. De subsidie wordt ten laatste verstrekt voor het studiejaar dat eindigt in 2011.

4. De subsidie voor een stageaanbieder ten behoeve van het realiseren van stageplaatsen in enig studiejaar bestaat uit het bedrag dat wordt berekend met de formule (A * B) + (C * D), waarbij wordt verstaan onder:

A. een normbedrag van € 1.701;

B. het aantal gerealiseerde stageplaatsen in het desbetreffende studiejaar in het kader van een zorgopleiding als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 1° en 3°, bij de desbetreffende stageaanbieder;

C. een normbedrag van € 3.257;

D. het aantal gerealiseerde stageplaatsen in het desbetreffende studiejaar in het kader van een zorgopleiding als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 2°, bij de desbetreffende stageaanbieder.

5. Tenzij de stageaanbieder bij de aanvraag een ander aantal gerealiseerde stageplaatsen opgeeft, ontleent de Minister het aantal gerealiseerde stageplaatsen, bedoeld in het vorige lid:

a. voor een zorgopleiding als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 1°, aan het basisregister onderwijs, bedoeld in artikel 9a van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank;

b. voor een zorgopleiding als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 2°, aan het basisregister onderwijs, bedoeld in artikel 9a van de Wet verzelfstandiging Informatiseringsbank;

c. voor een zorgopleiding als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 3°, aan gegevens die de Minister zijn verstrekt door de instelling die de zorgopleiding geeft.

6. Indien de stageaanbieder bij de aanvraag een hoger aantal gerealiseerde stageplaatsen opgeeft:

a. is de aanvraag voorzien van een verklaring van een assurancerapport van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overeenkomstig een door de Minister vastgestelde modelassurancerapport;

b. draagt de stageaanbieder er zorg voor dat de accountant meewerkt aan door of namens de departementale auditdienst in te stellen onderzoeken naar de door de accountant verrichte (controle)werkzaamheden.

Artikel 3

1. De subsidie wordt op aanvraag vastgesteld.

2. Voor de aanvraag wordt een door de Minister vastgesteld formulier gebruikt. De Minister verzendt het formulier uiterlijk 31 augustus na afloop van het desbetreffende studiejaar aan de stageaanbieders die op grond van de gegevens, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, onderdelen a, b en c, in aanmerking komen voor een subsidie.

3. De aanvraag wordt uiterlijk 15 oktober na afloop van het desbetreffende studiejaar ingediend.

4. De aanvraag wordt ondertekend door een persoon die daartoe bevoegd is.

5. De Minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen van de in het derde lid genoemde aanvraagtermijn.

Artikel 4

Binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag geeft de Minister een beschikking tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 5

1. De stageaanbieder doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de Minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot vaststelling, wijziging of intrekking van de subsidie.

2. De stageaanbieder verstrekt aan de door de Minister aangewezen personen op hun verzoek alle bescheiden en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor een juiste vervulling van hun taak.

3. De stageaanbieder werkt mee aan de door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop zijn gericht de Minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 6

De Minister kan indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, artikelen buiten toepassing laten of daarvan afwijken.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 15 januari 2012, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling stageplaatsen zorg.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, A. Klink.

Bijlage 1

Codes beroepsopleidende leerweg Centraal register beroepsopleidingen

Code

Naam

10426

Verpleegkundige niveau 4

92600

Verpleegkundige niveau 4

92601

Verpleegkundige niveau 4

92602

Verpleegkundige niveau 4

92603

Verpleegkundige niveau 4

92604

Verpleegkundige niveau 4

93510

Verpleegkundige niveau 4

10427

Verzorgende niveau 3

92610

Verzorgende niveau 3

92611

Verzorgende niveau 3

92612

Verzorgende niveau 3

92613

Verzorgende niveau 3

92614

Verzorgende niveau 3

93260

Verzorgende niveau 3

10428

Helpende Zorg niveau 2

91340

Helpende Zorg niveau 2

91350

Helpende Zorg niveau 2

91351

Helpende Zorg niveau 2

10795

Zorghulp niveau 1

91420

Zorghulp niveau 1

92661

Maatschappelijke zorg niveau 4

92650

Maatschappelijke zorg niveau 3

92640

Helpende Zorg en Welzijn niveau 2

10743

Pedagogisch medewerker niveau 4

92630

Pedagogisch medewerker niveau 4

92631

Pedagogisch medewerker niveau 4

92660

Pedagogisch medewerker niveau 4

10742

Pedagogisch medewerker niveau 3

92620

Pedagogisch medewerker niveau 3

10745

Helpende welzijn niveau 2

91352

Helpende welzijn niveau 2

Bijlage 2

Codes beroepsbegeleidende leerweg Centraal register beroepsopleidingen

Code

Naam

10427

Verzorgende niveau 3

92610

Verzorgende niveau 3

92611

Verzorgende niveau 3

92612

Verzorgende niveau 3

92613

Verzorgende niveau 3

92614

Verzorgende niveau 3

93260

Verzorgende niveau 3

92650

Maatschappelijke Zorg niveau 3

10742

Pedagogisch medewerker niveau 3

92620

Pedagogisch medewerker niveau 3

Bijlage 3

Codes opleidingen Centraal register opleidingen hoger onderwijs

Code

Naam

34560

Verpleegkundige niveau 5

04560

Verpleegkundige niveau 5

34617

Sociaal Pedagogisch Hulpverlening niveau 5

04617

Sociaal Pedagogisch Hulpverlening niveau 5

34616

Maatschappelijk Werk en Dienstverlening niveau 5

04616

Maatschappelijk Werk en Dienstverlening niveau 5

34116

B Social Work niveau 5

Toelichting

Algemeen

Het actieplan ‘Werken aan zorg’ bevat de voornemens van het kabinet op het gebied van het arbeidsmarktbeleid in de zorgsector (Kamerstukken II 2007/08, 29 282, nr. 46). Om er voor te zorgen dat er in de toekomst voldoende en goed opgeleid personeel voor de zorgsector beschikbaar blijft, is het van belang dat er op korte en lange termijn voldoende mensen instromen in zorgopleidingen. Met name waar er tekorten op de arbeidsmarkt zijn of dreigen te ontstaan, wordt het aantrekkelijker gemaakt om stageplaatsen aan te bieden. Een knelpunt waar zorginstellingen tegen aanlopen zijn de kosten die gemoeid zijn bij het realiseren van stageplaatsen. Gevolg van dit financiële knelpunt is dat het aanbod van stageplaatsen de groeiende behoefte aan personeel niet bijhoudt. In het actieplan ‘Werken aan zorg’ wordt aangekondigd dat aan dit knelpunt tegemoet wordt gekomen. Als zorginstellingen meer stageplaatsen aanbieden, kunnen zorgopleidingen meer studenten aannemen.

Behalve het stimuleren van het kwantitatieve aanbod van stageplaatsen, is het verbeteren van de kwaliteit van de stages belangrijk voor het verhogen van het studierendement en het beroepsrendement. Bij goede stages kunnen zorginstellingen betere begeleiding geven waardoor het studierendement verbeterd kan worden. En hoe beter de stage-ervaring, hoe vaker studenten kiezen voor een baan in de zorg.

In overleg met diverse betrokken partijen, te weten de sociale partners in de zorgsector, de HBO-raad en de MBO Raad is ervoor gekozen aan het bovengeschetste financiële knelpunt tegemoet te komen door zorginstellingen een subsidie te verschaffen voor het realiseren van stageplaatsen van die opleidingen die vanuit het arbeidsmarktbeleid voor de zorg relevant zijn. Uitgangspunt is de beschikbare middelen doelmatig en doeltreffend in te zetten daar waar de grootste knelpunten zijn. Dit betekent dat de subsidiëring is gericht op functies en opleidingen die van belang zijn voor de arbeidsmarkt of voor de beschikbaarheid van goede stageplaatsen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de prognoses in het onderzoeksrapport Regiomarge 2007 (Prismant 2007). Concreet betekent dit inzet op enerzijds de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL) waar het de instroom van nieuw personeel betreft en anderzijds de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) waar het de doorstroom van personeel betreft.

De regeling beoogt een stimulerende werking op het kwantitatieve en kwalitatieve aanbod van stageplaatsen. Ook de SER geeft in haar advies aan dat scholing en loopbaanontwikkeling belangrijke instrumenten zijn om de aantrekkelijkheid van het werken in de collectieve sector te vergroten.1

Deze impuls aan het arbeidsmarktbeleid in de zorgsector is een aanvulling op de afdrachtvermindering voor onderwijs (WVA). De WVA is 1 januari 2007 ingevoerd als een algemene tegemoetkoming voor beroepsbegeleidende en -opleidende leerwegen, terwijl de onderhavige intensivering specifiek gericht is op zorgopleidingen. Waar de WVA beperkt is tot het opleidingsniveau 1 en 2, is de onderhavige rijksbijdrage ook voor de niveaus 3 en 4.

Circa zestig procent van het budget is beschikbaar voor stageplaatsen voor opleidingen tot zorghulpen, helpenden, sociaalagogen, verzorgenden, verpleegkundigen en sociaal pedagogische hulpverleners. Deze opleidingen zijn voor het merendeel MBO-opleidingen (BOL), maar betreffen ook enkele HBO-opleidingen. BOL houdt in dat dat studenten een opleiding volgen en een stageovereenkomst hebben met een leerbedrijf. Circa veertig procent van het budget is bestemd voor stageplaatsen van de BBL van verzorgenden, pedagogische medewerkers en medewerkers maatschappelijke zorg. Dit zijn MBO-opleidingen. BBL houdt in dat medewerkers in dienst van de werkgever komen of blijven en tegelijkertijd een opleiding volgen. De BBL bevordert de doorstroom van personeel van lagere naar hogere functies. Deze interne doorstroom biedt kansen op loopbaanontwikkeling en ontplooiing van medewerkers en schept tevens ruimte voor instroom in de lagere functies. De financiële bijdrage is aanvullend op de scholingsmiddelen die voor BBL-plaatsen beschikbaar zijn via de beleidsregels van het Zorgverzekeringsfonds. Waar de beleidsregels uitsluitend gericht zijn op de branches verpleging en verzorging, ziekenhuizen, GGZ en gehandicaptenzorg, komen BBL-plaatsen in de jeugdzorg, thuiszorg en bij huisartsen(posten) ook in aanmerking voor onderhavige subsidie. Daarnaast zijn de genoemde beleidsregels van toepassing op een enigszins andere groep opleidingen (paramedische, assisterende, verpleegkundige en verzorgende opleidingen) dan onderhavige regeling. Deze concentreert zich, gebaseerd op de arbeidsmarktknelpunten, op BBL-plaatsen voor verzorgenden, pedagogische medewerkers en medewerkers maatschappelijke zorg.

De subsidie wordt na afloop van elk studiejaar op aanvraag zonder voorafgaande verlening direct vastgesteld. De subsidie bestaat uit een normbedrag voor elke stageplaats die in het betreffende studiejaar is gerealiseerd. Het aantal stageplaatsen wordt bepaald aan de hand van informatie die rechtstreeks afkomstig is van de onderwijsinstellingen, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van reeds verzamelde data in het Basisregister Onderwijs (BRON) voor MBO-opleidingen en het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO) voor HBO-opleidingen. Bij het ontwerp van de regeling is rekening gehouden met het zo laag mogelijk houden van de administratieve lasten. Stageaanbieders ontvangen jaarlijks een aanvraagformulier waarop zoveel mogelijk van de benodigde gegevens reeds zijn ingevuld. Dit kan door gebruik te maken van bestaande gegevens over het aantal aangeboden stageplaatsen van onderwijsinstellingen en een vast bedrag per stageplaats. Stageaanbieders die in aanmerking wensen te komen voor de subsidie dienen het aanvraagformulier ondertekend en tijdig in te sturen.

Stageaanbieders die geen aanvraagformulier hebben ontvangen, maar op basis van de voorwaarden van onderhavige subsidieregeling mogelijk in aanmerking komen voor de subsidieregeling, kunnen zelf een aanvraagformulier opvragen en insturen.

De bovenbeschreven wijze van subsidiëren wijkt af van de manier zoals vastgelegd in de Subsidieregeling VWS-subsidies. Om die reden is op basis van de Kaderwet VWS-subsidies een afzonderlijke subsidieregeling vastgesteld.

Het betreft een tijdelijke regeling, tot en met het studiejaar 2010–2011. Gedurende deze periode zijn voor de uitvoering van deze impuls aan het arbeidsmarktbeleid middelen gereserveerd in de rijksbegroting. Naast het bieden van een tegemoetkoming in de kosten van stageplaatsen, wordt regionale samenwerking rondom stagebeleid gestimuleerd via het project Werken en Leren in de Zorg. Voorts zal onderzoek worden verricht naar de kwaliteit en de kosten van stageplaatsen.

De onderhavige regeling en een berekening van administratieve lasten voor zorginstellingen is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten en deze heeft geen aanleiding gezien voor een toets.

Rekening houdend met ongeveer 2000 subsidieaanvragers komen de totale administratieve lasten die gemoeid zijn met onderhavige regeling neer op maximaal € 396.000,– in 2008 en maximaal € 324.000,– in de periode 2009-2011. Dit komt neer op 0,88% van het subsidiebedrag in 2008 aflopend naar 0,50% in 2011.

Deze berekening is opgebouwd uit administratieve lasten van € 288.000,– voor het controleren, ondertekenen en retourneren van het vooringevulde aanvraagformulier door stageaanbieders.

Hiernaast kan er in een beperkt aantal gevallen sprake zijn van administratieve lasten die voortvloeien uit het indienen van een aanvraag waarin een stageaanbieder een hoger aantal stageplaatsen opgeeft zoals genoemd in artikel 2, lid 6, het alsnog indienen van een aanvraag door stageaanbieders die niet automatisch een aanvraagformulier hebben ontvangen zoals genoemd in artikel 3 en het aanleveren van eventuele wijzigingen en informatie voor beleidsontwikkeling zoals genoemd in artikel 5. De totale lasten die hiermee gemoeid zijn komen neer op ongeveer € 36.000,–. Tot slot dienen stageaanbieders eenmalig adresgegevens aan te leveren om het vooringevulde aanvraagformulier toegestuurd te kunnen krijgen en zullen stageaanbieders inspanningen moeten verrichten om op de hoogte blijven van ontwikkelingen met betrekking tot de regeling. De lasten hiervan komen neer op € 72.000,–.

Voor burgers is er geen sprake van administratieve lasten. Voor MBO-instellingen zijn er geen extra administratieve lasten omdat er voor het bepalen van het aantal stageplaatsen gebruik wordt gemaakt van gegevens die onderwijsinstellingen momenteel al bijhouden en aanleveren aan BRON. Voor HBO-instellingen is er een beperkte extra administratieve last die bestaat uit het aanleveren van gegevens die zij reeds bijhouden.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De stages waarvoor een subsidie op grond van deze regeling wordt verstrekt, worden gevolgd in het kader van een zorgopleiding bij onderwijsinstellingen in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs die van rijkswege bekostigd worden op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Deze afbakening is neergelegd in onderdeel b.

In de regeling worden de zorgopleidingen in onderdeel c aangeduid door gebruik te maken van de registers die ingevolge de WEB en de WHW worden bijgehouden. Dit zijn het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo) en het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (Croho). In die registers zijn opleidingen opgenomen onder zogenaamde Crebo- en Crohonummers. Dit zijn de nummers die vermeld worden in de bijlagen bij de regeling.

Niet elke opleiding heeft een stageprobleem noch elke functie een bestaand of verwacht arbeidsmarktprobleem. Als uitgangspunt voor analyse van de arbeidsmarkt- en stageknelpunten zijn daarom genomen de cijfers zoals gepresenteerd in Regiomarge 2007 van Prismant en de BPV-balans van Calibris. Regiomarge 2007 laat zien dat de grootste problemen zich zullen voordoen bij verzorgenden op niveau 3. Tegelijkertijd is aan de onderkant van de arbeidsmarkt nog wel de nodige ruimte. Daarom zijn zorgopleidingen van niveau 1 en 2 opgenomen. Naast nieuwe instroom op niveau 3 dient daarom ook doorstroom van onderop verbeterd te worden, en dan met name de doorstroom naar verzorgende niveau 3. Dit betekent feitelijk dat de BBL-variant voor verzorgenden niveau 3 meer gefaciliteerd moet worden. Nu is het zo dat niet alle BBL-ers doorstromers zijn. Het betreft ook zij-instromers en jongeren die de voorkeur hebben voor een BBL-traject in plaats van de BOL. Aangezien het op voorhand moeilijk is deze groepen te onderscheiden, zonder een uitvoerige administratieve verantwoording, zijn alle BBL-ers verzorgende niveau 3 opgenomen. Daarnaast bestaat er met name in de verpleging en verzorging een groeiende behoefte aan verpleegkundigen (niveau 4 en 5) en in de gehandicaptensector en jeugdzorg aan pedagogisch medewerkers en medewerkers maatschappelijke zorg.

De duale varianten van de HBO-opleidingen zijn uitgesloten aangezien hierbij de deelnemer reeds in dienst is van de werkgever. Om dezelfde reden is het aantal uren dat een deelnemer tegelijk stage loopt en arbeid verricht niet subsidiabel (onderdeel d, sub 2°). De prioriteit van het arbeidsmarktbeleid wat betreft het stimuleren van interne doorstroom door opscholing, ligt bij functies op MBO-niveau.

Aanbieders van beroepspraktijkvormingsplaatsen (BPV-plaatsen) voor de MBO-opleidingen zoals genoemd in bijlage 1 en 2 van de regeling komen slechts in aanmerking voor subsidie voor zover de stageaanbieder een wettelijke erkenning als leerbedrijf heeft van Calibris en een BPV-overeenkomst tussen de stageaanbieder, de onderwijsinstelling en de deelnemer ten grondslag ligt aan de stageplaats (onderdeel d, sub 1°). Dit valt samen met de wettelijke verplichting aan onderwijsinstellingen en stageaanbieders dat BPV-plaatsen alleen kunnen worden vervuld bij erkende leerbedrijven.

Aanbieders van stageplaatsen voor de HBO-opleidingen zoals genoemd in bijlage 3 van de regeling komen in aanmerking voor subsidie als er een stagecontract is tussen de deelnemer, de stageaanbieder en de onderwijsinstelling (onderdeel d, sub 2°).

Het studiejaar voor het MBO begint op 1 augustus en voor het HBO op 1 september (onderdeel e). Een student die op enig moment in het studiejaar stond ingeschreven wordt in de regeling aangeduid als ‘deelnemer’ (onderdeel f). Het is niet noodzakelijk dat de deelnemer voor bekostiging in aanmerking is gebracht bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De doelstelling van de regeling is immers het vergroten van de mogelijkheden stages in de zorg te lopen in het kader van de opleidingen die uit het oogpunt van arbeidsmarktbeleid van belang zijn voor de zorgsector.

De branches verschillen in de mate waarin werkgevers fungeren als opleider van personeel en ook de behoefte aan personeel varieert per branche. De ziekenhuissector heeft bijvoorbeeld een minder groot tekort aan verpleegkundigen, maar vervult wel de rol van opleidingsbedrijf voor verpleegkundigen die later naar verpleging en verzorging uitstromen. Daarom kunnen alle zorgbranches in aanmerking komen: ziekenhuizen en revalidatiecentra, GGZ, Gehandicaptenzorg, Huisartsen(posten), Verpleeg- en verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdzorg. Degenen die in aanmerking komen voor een subsidie zijn dus aanbieders van zorg als omschreven bij of krachtens de Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten alsmede de aanbieders van jeugdzorg. In onderdeel g worden zij aangeduid als ‘stageaanbieder’.

De subsidie wordt bepaald aan de hand van het aantal gerealiseerde stageplaatsen (onderdeel h). Om de omvang van een gerealiseerde stageplaats na te gaan wordt eerst gekeken naar het aantal uren dat is vermeld in het contract waarmee de stageaanbieder en de deelnemer afspraken over de stage hebben gemaakt. Vervolgens wordt dat aantal uren omgerekend naar een plaats. Daarbij bedraagt een volledige stageplaats voor de BBL 1280 uren; voor de BOL en het HBO is dat 1440 uren. Een hoger aantal gecontracteerde uren wordt buiten beschouwing gelaten.

Artikel 2

De subsidie wordt jaarlijks, meer precies na afloop van het studiejaar, verstrekt. In verband met de tijdelijkheid van de regeling is het studiejaar 2010–2011 het laatste studiejaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

De subsidie is bestemd voor het realiseren van stageplaatsen door een zorgaanbieder. De subsidie is bestemd om een stageaanbieder een vergoeding te bieden voor in het voorgaande studiejaar gerealiseerde stageplaatsen. Voor de berekening van het te verlenen subsidiebedrag per stageaanbieder wordt gebruik gemaakt van een p * q benadering. Hierbij staat de prijs p voor een normbedrag per stageplaats en de kwantiteit q voor het aantal stageplaatsen die in het studiejaar zijn gerealiseerd. Voor de stageplaatsen ten behoeve van BOL en HBO is samen € 30 miljoen beschikbaar. Het totaal aantal gerealiseerde stageplaatsen BOL en HBO in het studiejaar 2007-2008 is 17.635. Daarmee komt het normbedrag per gerealiseerde stageplaats BOL en HBO uit op € 1.701. Voor de stageplaatsen ten behoeve van BBL is € 29 miljoen beschikbaar. Bij de BBL bedraagt het totaal aantal gerealiseerde stageplaatsen 8.904. Daarmee komt het normbedrag BBL uit op € 3.2.

Artikel 3

De subsidie wordt jaarlijks vastgesteld en betaald na afloop van het studiejaar. Er is geen voorafgaande verlening en bevoorschotting.

Elk jaar in augustus worden de stageaanbieders die blijkens de beschikbare gegevens in aanmerking komen voor een subsidie, uitgenodigd een aanvraag in te dienen. Daartoe wordt de stageaanbieders een aanvraagformulier gezonden. Op het formulier staat reeds vermeld hoeveel stageplaatsen de stageaanbieder volgens de beschikbare gegevens heeft gerealiseerd. Het aanvraagformulier moet gecontroleerd, volledig ingevuld, correct ondertekend vóór 15 oktober geretourneerd worden. Aangezien het een eenvoudige aanvraagprocedure betreft, zal zeer terughoudend worden omgegaan met de mogelijkheid een stageaanbieder ontheffing te verlenen van deze aanvraagtermijn.

Het is evenwel niet uitgesloten dat in uitzonderlijke gevallen de definitieve cijfers over het aantal stageplaatsen nog niet beschikbaar zijn en de formulieren niet meer in augustus kunnen worden rondgestuurd. Alsdan ligt een ontheffing van de aanvraagtermijn in de rede.

Artikel 4

Op de aanvraag wordt binnen dertien weken een besluit genomen over de vaststelling van de subsidie.

Artikel 5

Dit artikel bevat enkele verplichtingen met betrekking tot de informatievoorziening. De stageaanbieder dient uit eigen beweging informatie te verschaffen die relevant zou kunnen zijn voor het verstrekken van de subsidie. Dat kan variëren van administratieve gegevens, zoals adres- of organisatiegegevens, tot inlichtingen over het aantal gerealiseerde stageplaatsen. Op www.minvws.nl staat vermeld welke wijzigingen aan welk adres dienen te worden doorgegeven.

Voorts zijn stageaanbieders gehouden deel te nemen aan onderzoek ten behoeve van beleidsontwikkeling, bijvoorbeeld naar de kwaliteit van de gerealiseerde stageplaatsen.

Artikel 6

Mede gelet op de eenvoudige wijze van verstrekken van de subsidie, wordt verwacht dat er niet of nauwelijks aanleiding zal zijn tot toepassing van de hardheidsclausule.

Artikel 7

Voor de regeling is ten behoeve van de periode tot en met studiejaar 2010–2011 budget vrijgemaakt. De regeling vervalt op een datum waarvoor een besluit dient te zijn genomen over de subsidieaanvragen met betrekking tot het studiejaar 2010–2011.

In 2010 zal de regeling worden geëvalueerd om te bezien of de met de regeling beoogde doelstellingen zijn bereikt. Op basis van de resultaten van de evaluatie en het dan beschikbare budget zal worden besloten over de continuering van de subsidiëring van stageplaatsen in de zorg.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Naar boven