TOELICHTING
Algemeen
Op grond van Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel
van het bestand van Europese aal (de Europese aalverordening) heeft de Nederlandse regering een aalbeheerplan opgesteld. Het
doel van het aalbeheerplan is dat meer schieraal naar zee uittrekt, zodat de aalstand zich op de lange termijn herstelt. Het
Nederlandse aalbeheerplan is tweemaal gewijzigd, eerst naar aanleiding van een motie van Tweede Kamerlid Koppejan van 24 maart
2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 29 675, nr. 72) en vervolgens omdat de Europese Commissie niet met dit aangepaste aalbeheerplan in kon stemmen (zie Kamerstukken II, 2008-2009,
21 501-32, nr. 345 en 31 700 XIV, nr. 188). Nederland heeft op 20 juli 2009 het definitieve aalbeheerplan bij de Europese
Commissie ingediend en dit plan is – na de instemming van het Comité voor de visserij op 22 september 2009 – bij beschikking
van 20 oktober 2009 formeel goedgekeurd door de Europese Commissie.
Eén van de maatregelen uit het Nederlandse aalbeheerplan betreft een tijdelijk verbod op het gebruik van aalvistuigen in de
maanden september, oktober en november, zodat de schieraal ongehinderd kan uittrekken naar zee om uiteindelijk in de Sargassozee
voor nageslacht te zorgen. Het verbod is bij een wijzigingsregeling van 17 september 2009 in artikel 32a van de Uitvoeringsregeling
visserij opgenomen (Stct. 2009, nr. 13978). Voor het jaar 2009 gold dit verbod alleen voor de maanden oktober en november.
Om beroepvissers gedeeltelijk te compenseren voor gederfde inkomsten als gevolg van het aalvisverbod is in het aalbeheerplan
een bedrag van jaarlijks € 700.000 gereserveerd voor een tegemoetkoming in de schade die beroepsvissers lijden als gevolg
van het visverbod. Dit bedrag is bij amendement van Kamerleden Koppejan en Jacobi van 16 november 2009 voor het jaar 2009
verhoogd naar € 1.200.000 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123 XIV, nr. 32). Op 15 december 2009 heeft de Tweede Kamer dit amendement aangenomen. Onderhavige regeling wijzigt de Regeling LNV-subsidies
en het Openstellingsbesluit 2010 om de verdeling en uitkering van het beschikbare bedrag mogelijk te maken.
Uitvoering
De tegemoetkoming wordt uitgekeerd onder Verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van 24 juli 2007 betreffende de toepassing
van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG)
nr. 1860/2004 (de-minimisverordening). Dit heeft de voorkeur boven uitkering onder het Europees Visserij Fonds (EVF) omdat
de administratie van beroepsvissers die voor tegemoetkoming in aanmerking komen veelal niet voldoet aan de eisen van het Operationeel
Programma, dat het kader stelt voor uitkering onder het EVF. Een belangrijke consequentie van uitkering onder de de-minismisverordening
is dat subsidiebegunstigden gebonden zijn aan het de-minimisplafond van maximaal € 30.000 in drie opeenvolgende jaren (artikel 4:72).
De verstrekking van de tegemoetkoming heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Minister van LNV) aan de
voorzitter van Productschap Vis gedelegeerd. Het Productschap heeft goed inzicht in de sector. Dit komt de uitvoering ten
goede. Ook kan uitvoering van de tegemoetkomingsregeling door het Productschap rekenen op draagvlak bij de sector. Het delegatiebesluit
van de Minister van LNV met nummer 89445 treedt tegelijkertijd met deze regeling in werking. De delegatie betekent dat beroepsvissers
hun aanvragen indienen bij de voorzitter van het Productschap en dat hij op grond van de bepalingen in deze regeling beslist
of een aanvraag gehonoreerd wordt. Op de website http://www.pvis.nl van het Productschap is een aanvraagformulier met toelichting
gepubliceerd (artikel 4:73). Alleen aanvragen op dit formulier worden geaccepteerd.
Verdelingssystematiek
De Combinatie van Beroepsvissers heeft in overleg met de Producentenorganisatie IJsselmeer, en belangenbehartigers van de
kustvisserij een eerste opzet gemaakt voor de verdeling van het beschikbare bedrag. Op basis van dit voorstel heeft de Minister
van LNV in samenspraak met het Productschap Vis een verdelingssystematiek opgezet en deze nader uitgewerkt in onderhavige
regeling.
Op grond van deze systematiek krijgt elke beroepsvisser die kan aantonen dat hij jaarlijks in de maanden oktober en november
van 2006, 2007 en 2008 (de referentieperiode) gemiddeld € 2.000 of meer heeft verdiend aan de verkoop van door hemzelf gevangen
aal een tegemoetkoming van € 1.000. Het resterende deel van de tegemoetkoming wordt naar rato verdeeld over ondernemingen
die kunnen aantonen dat zij in de referentieperiode elk jaar minimaal € 5.000 hebben verdiend aan de verkoop van door henzelf
gevangen aal (artikel 4:71).
De tegemoetkoming is alleen bestemd voor gederfde inkomsten uit aal (artikel 4:69, eerste lid). Gederfde inkomsten uit schubvis
en wolhandkrab komen niet in aanmerking voor vergoeding gezien het vissen op schubvis en wolhandkrab niet verboden is. Er
kan op deze soorten worden gevist met vistuigen die niet in artikel 32a van de Uitvoeringsregeling genoemd staan. Ook heeft
de Minister van LNV op aanvraag ontheffing verleend van artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij respectievelijk artikel
2 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 voor het vissen op wolhandkrab met een aangepaste visfuik of met een korf.
Daarnaast blijkt uit de administratie van beroepsvissers niet met welk vistuig zij wolhandkrab en schubvis hebben gevangen.
Een tegemoetkoming zou niet berekend kunnen worden aan de hand van een referentieperiode, omdat wolhandkrab en schubvis in
de referentieperiode ook met niet in artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij genoemde vistuigen gevangen kan zijn.
Bij aal speelt dit niet.
Aanvraag en verstrekking
Aanvragen kunnen in de periode van 13 januari 2010 tot en met 15 februari 2010 worden ingediend. Een aanvrager kan op het
aanvraagformulier een aanvraag doen voor de lumpsum tegemoetkoming op grond van artikel 4:69, tweede lid, en indien aan de
orde ook voor de tegemoetkoming naar rato als bedoeld in artikel 4:69, derde lid. Beide aanvragen kunnen met het oog op het
verlichten van de administratieve lasten op één formulier worden ingediend, maar formeel gaat het om twee verschillende aanvragen
waarop afzonderlijk wordt beslist door de voorzitter van het Productschap.
Na afloop van de openstellingsperiode geeft het Productschap binnen acht weken een beschikking op de aanvragen voor de lumpsumtegemoetkoming
van € 1.000 af (artikel 4:76, eerste lid). Vervolgens wordt het bedrag dat op grond van deze aanvragen wordt verleend afgetrokken
van het totaal beschikbare bedrag. Dit bedrag wordt naar rato verdeeld over de aanvragers die een aanvraag op grond van artikel 4:69,
derde lid, hebben gedaan. Voor deze aanvragen geldt een behandeltermijn van vier maanden (artikel 4:76, tweede lid).
Verplichtingen aanvrager
De tegemoetkoming is bestemd voor vissers die beroepsmatig op aal vissen. Om te verzekeren dat alleen beroepsvissers die aan
de geldende regelgeving voldoen in aanmerking komen voor de tegemoetkoming, stelt artikel 4:75 twee voorwaarden voor de ontvankelijkheid
van een aanvraag. Op grond van het eerste lid zijn alleen aanvragen ontvankelijk van beroepsvissers die zich voor het einde
van de openstellingsperiode bij het Productschap Vis hebben geregistreerd. Deze registratieplicht staat in artikel 2, eerste
lid, onderdeel c, van de Verordening Algemene bepalingen Productschap Vis 2006 en heeft zijn grondslag in artikel 93, tweede
lid, onderdeel a, van de Wet op de bedrijfsorganisatie.
Artikel 4:75, tweede lid, heeft alleen betrekking op vissers in de binnenwateren. Op grond van artikel 55 en 56 van de Uitvoeringsregeling
visserij krijgen visrechthebbenden en houders van een schriftelijke toestemming vrijstelling van het verbod op het gebruik
van grote vistuigen als bedoeld in artikel 27 van de Uitvoeringsregeling visserij, indien zij (onder andere) beschikken over
minimaal 250 hectare viswater en zij zich daartoe hebben gemeld bij de Minister van LNV. Aanvragen van vissers die niet vóór
het einde van de openstellingsperiode aan deze wettelijke registratie- respectievelijk meldverplichting voldaan hebben, zijn
op grond van artikel 4:75 niet ontvankelijk bij het indienen van een aanvraag voor een tegemoetkoming.
Publicatie en inwerkingtreding
Deze regeling wordt begin januari 2010 gepubliceerd en treedt op de dag na publicatie in werking. Hiermee wordt afgeweken
van mijn uitgangspunt van vaste verandermomenten voor regelgeving dat inhoudt dat nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli
ingaan en dat minimaal drie maanden daaraan voorafgaand publicatie van de nieuwe regels plaatsvindt. Uitstel van publicatie
en inwerkingtreding is gezien het doel dat de regeling dient niet wenselijk.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.