Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 27 december 2010, nr. 173028, houdende regels ter uitvoering van enkele artikelen van het Vleeskuikenbesluit 2010 (Regeling vleeskuikens)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op richtlijn nr. 2007/43/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (PbEU L 182), artikel 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de artikelen 7, 8, vijfde lid, 9, derde lid, 13, tweede lid, 17, eerste lid, 18, derde lid, en 19, tweede lid, van het Vleeskuikenbesluit 2010;

Besluit:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

b. besluit:

Vleeskuikenbesluit 2010;

c. Dienst Regelingen:

Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

d. bruto oppervlakte van de stal:

binnenmaatse oppervlakte van de stal, voor zover het betreft het gedeelte van de stal, bestemd voor het houden van vleeskuikens.

§ 2. Kennisgeving hogere bezettingsdichtheid dan 33 kg/m2

Artikel 2

  • 1. De kennisgeving, bedoeld in artikel 9 van het besluit, en de kennisgeving, bedoeld in artikel 13 van het besluit, geschiedt aan Dienst Regelingen.

  • 2. Voor de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, wordt gebruikt gemaakt van het door Dienst Regelingen ter beschikking gestelde elektronische portaal, dan wel wordt gebruik gemaakt van het formulier dat daartoe door Dienst Regelingen wordt verstrekt.

  • 3. De kennisgeving gaat per stal vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. het KIP-nummer, zijnde het nummer dat wordt verstrekt op grond van artikel 2, tweede lid, van de Verordening identificatie en registratie van pluimveebedrijven, broedeieren en levend pluimvee (PPE) 2005 van het Productschap Pluimvee en Eieren;

    • b. het relatienummer van de eigenaar of houder;

    • c. het stalnummer dat is bevestigd aan de buitenkant van de stal;

    • d. de adresgegevens van de stal;

    • e. de bruto oppervlakte van de stal in vierkante meters, en

    • f. het bouwjaar van de stal en, indien van toepassing, het jaar waarin een grondige verbouwing met directe gevolgen voor het dierenwelzijn heeft plaatsgevonden.

  • 4. De eigenaar of houder kan verstrekking van gegevens als bedoeld in het derde lid achterwege laten, voor zover deze gegevens zijn opgenomen in het KIP registratiesysteem, bedoeld in de Verordening identificatie en registratie van pluimveebedrijven, broedeieren en levend pluimvee (PPE) 2005 van het Productschap Pluimvee en Eieren, dan wel andere door de minister als gelijkwaardig aangemerkte registratiesystemen.

Artikel 3

  • 1. De kennisgeving, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van het besluit, geschiedt aan Dienst Regelingen.

  • 2. Voor de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, wordt gebruikt gemaakt van het door Dienst Regelingen ter beschikking gestelde elektronische portaal, dan wel wordt gebruik gemaakt van het formulier dat daartoe door Dienst Regelingen wordt verstrekt.

  • 3. De kennisgeving gaat per stal vergezeld van de gegevens, genoemd in artikel 2, derde lid, onderdelen a, b, c en d.

  • 4. Artikel 2, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

Met de kennisgeving, bedoeld in de artikelen 9, 13 en 18, derde lid, van het besluit, wordt gelijkgesteld de melding met betrekking tot de keuze in bezettingsdichtheid die voorafgaand aan de inwerkingtreding van het besluit telefonisch aan Dienst Regelingen is geschied.

§ 3. Gegevens bezettingsdichtheid

Artikel 5

  • 1. Ten behoeve van het bepalen van de bezettingsdichtheid draagt de eigenaar of houder er zorg voor dat per koppel de volgende gegevens worden verstrekt aan Dienst Regelingen:

    • a. het aantal binnengebrachte vleeskuikens, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van het besluit;

    • b. de datum waarop de vleeskuikens die uit de stal zijn verwijderd met het oogmerk om te worden geslacht, in de stal zijn geplaatst;

    • c. het aantal vleeskuikens dat uit de stal is verwijderd met het oogmerk om te worden geslacht;

    • d. het levend gewicht van de vleeskuikens, bedoeld in onderdeel c, voor het moment waarop zij worden geslacht, en

    • e. de datum waarop de vleeskuikens, bedoeld in onderdeel c, zijn geslacht;

    • f. het resterende aantal vleeskuikens, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van het besluit.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt binnen 30 dagen nadat de laatste vleeskuikens van het betreffende koppel uit de stal zijn verwijderd met het oogmerk om te worden geslacht.

  • 3. De eigenaar of houder bewaart de gegevens, bedoeld in het eerste lid, gedurende drie jaren bij de gegevens die op grond van artikel 5 van het besluit worden geregistreerd.

  • 4. Artikel 2, tweede en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

  • 1. Ten behoeve van het berekenen van de bezettingsdichtheid wordt voor het bepalen van de bruikbare oppervlakte een forfaitaire aftrek gehanteerd van 1,7% van de bruto oppervlakte van de stal.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, kan een andere aftrek worden gehanteerd, indien de eigenaar of houder kan aantonen dat dit voor zijn stalsysteem gerechtvaardigd is.

§ 4. Cursussen

Artikel 7

  • 1. De minister erkent een certificaat als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het besluit, indien is voldaan aan de volgende eisen:

    • a. de cursus wordt gegeven door een instelling die een plan voor de cursus heeft ingediend waarover de minister positief heeft geoordeeld, en

    • b. de inhoud van de cursus heeft betrekking op de aspecten, bedoeld in artikel 8, derde lid, van het besluit alsmede op de aspecten, bedoeld in artikel 8.

Artikel 8

Naast de aspecten, bedoeld in artikel 8, derde lid, van het besluit, heeft de cursus betrekking op:

  • a. contactdermatitis bij vleeskuikens, en

  • b. maatregelen die in het kader van de bedrijfsvoering kunnen worden genomen om het ontstaan van contactdermatitis te voorkomen dan wel tegen te gaan.

§ 5. Aanvullende normen voor het aanhouden van de maximale bezettingsdichtheid van 42 kg/m2

Artikel 9

  • 1. Per koppel overschrijdt het aantal hakken van vleeskuikens dat verschijnselen van de aandoening hakdermatitis vertoont niet het aantal van 15% op honderd beoordeelde vleeskuikens in dat koppel.

  • 2. Verschijnselen van hakdermatitis als bedoeld in het eerste lid zijn voor de toepassing van deze regeling aanwezig, indien er een verkleuring aanwezig is rond het hakgewricht met een oppervlakte van ten minste 0,5 cm2.

  • 3. De eigenaar of houder verstrekt per koppel de gegevens waaruit het percentage blijkt van hakken dat verschijnselen van hakdermatitis vertoont, aan Dienst Regelingen.

  • 4. Artikel 2, tweede en vierde lid, alsmede artikel 5, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Vleeskuikenbesluit 2010 in werking treedt.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vleeskuikens.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Deze regeling strekt tot uitvoering van de artikelen 7, 8, vijfde lid, 9, derde lid, 13, tweede lid, 17, eerste lid, 18, derde lid en 19, tweede lid, van het Vleeskuikenbesluit 2010. Door middel van het Vleeskuikenbesluit 2010 (hierna: besluit) wordt richtlijn nr. 2007/43/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (PbEU L 182) (hierna: richtlijn) geïmplementeerd.

Het besluit bevat, kort gezegd, eisen waaraan moet worden voldaan om vleeskuikens te mogen houden. Deze eisen zien op het welzijn van vleeskuikens. De richtlijn en het besluit onderscheiden drie categorieën in bezettingsdichtheid waarop vleeskuikens in de stal mogen worden gehouden, te weten:

  • een bezettingsdichtheid van niet hoger dan 33 kg/m2;

  • een bezettingsdichtheid van meer dan 33 kg/m2, maar niet hoger dan 39 kg/m2;

  • een bezettingsdichtheid van meer dan 39 kg/m2, maar niet hoger dan 42 kg/m2.

De eisen voor het mogen houden van vleeskuikens worden stringenter naarmate de gekozen maximale bezettingsdichtheid hoger wordt. De eisen variëren van voorschriften met betrekking tot het houden, huisvesten en verzorgen van de vleeskuikens, eisen die worden gesteld aan de uitrusting van de stal, de gegevens die per stal moeten worden geregistreerd alsmede, voor de hoogste bezettingsdichtheid, eisen die zien op het gebruik van zogenaamde gidsen voor goede praktijken en bijvoorbeeld een maximum dat wordt gesteld ten aanzien van de toegestane uitval in een koppel.

Inhoud regeling

Een aantal van de artikelen uit het besluit vraagt nog nadere uitwerking in een ministeriële regeling. Hieronder wordt kort ingegaan op de betreffende artikelen.

De artikelen 9, 13, 18 en 19 van het besluit hebben betrekking op de verplichte kennisgeving door de eigenaar of houder, wanneer deze vleeskuikens wil gaan houden op een van de twee hoogste categorieën in bezettingsdichtheid, te weten op maximaal 39 dan wel maximaal 42 kg/m2. Op grond van de genoemde artikelen is een tijdige kennisgeving vereist. Een kennisgeving is volgens genoemde artikelen van het besluit tijdig, indien deze plaatsvindt ten minste 15 dagen voordat het koppel in de stal wordt geplaatst. Het is van belang om te weten welke vleeskuikenhouders kiezen voor een hogere bezettingsdichtheid om op die manier effectief toezicht op de naleving te kunnen uitoefenen. In de artikelen 2 tot en met 4 van deze regeling is neergelegd op welke wijze deze kennisgeving moet plaatsvinden en welke gegevens dienen te worden verstrekt.

Artikel 7 van het besluit bevat de basis om gegevens te verzamelen en te verstrekken die noodzakelijk zijn om te komen tot een berekening van de bezettingsdichtheid. De bezettingsdichtheid is één van de belangrijkste aanknopingspunten met betrekking tot de eisen die aan het welzijn van de vleeskuikens worden gesteld. Daarom wordt in artikel 5 van deze regeling vastgelegd welke gegevens de eigenaar of houder van vleeskuikens aan gegevens moet verzamelen en verstrekken met het oog op de berekening van de bezettingsdichtheid.

Artikel 8 van het besluit verplicht de eigenaar of houder van vleeskuikens tot het hebben van een erkend certificaat waaruit blijkt dat deze passende cursussen heeft gevolgd dan wel beschikt over gelijkwaardige ervaring. Deze cursussen hebben betrekking op welzijnsaspecten rondom het houden van vleeskuikens. Ter uitwerking van artikel 8 van het besluit wordt in artikel 7 van de regeling bepaald op welke wijze erkenning van het certificaat kan worden verkregen en worden in artikel 8 van de regeling, op basis van de ruimte die genoemd artikel 8 van het besluit daarvoor biedt, enkele onderwerpen toegevoegd aan de lijst met onderwerpen waarop de cursussen ten minste betrekking moeten hebben.

Tot slot strekt de regeling tot uitvoering van artikel 17 van het besluit. De richtlijn biedt de mogelijkheid om op nationaal niveau strengere maatregelen vast te stellen met het oog op het welzijn van de vleeskuikens. Ten aanzien van deze mogelijkheid in de richtlijn, is in oktober 2009 een afsprakenkader met de sector overeengekomen (Kamerstukken II 2009/10, 28286, nr. 318). In dit afsprakenkader is neergelegd dat er aanvullende voorwaarden worden gesteld aan het mogen hanteren van de maximale bezettingsdichtheid van 42 kg/m2 in een stal. De gedachte achter deze aanvullende voorwaarden is dat het meer welzijnswinst oplevert om extra eisen te stellen aan de hoogste bezettingsdichtheid dan om louter een lagere bezettingsdichtheid te bevorderen.

In genoemd afsprakenkader is neergelegd op welke onderwerpen deze aanvullende voorwaarden betrekking hebben en langs welk tijdpad deze voorwaarden van kracht zullen worden. De concrete normen die ter uitvoering van dit afsprakenkader worden gesteld hebben betrekking op het voorkomen van de aandoeningen hakdermatitis en voetzoollaesies. Dit zijn huidaandoeningen waarbij de poten van de vleeskuikens in oplopende mate van ernst worden aangetast. De houder of eigenaar die ervoor kiest om vleeskuikens te gaan houden op de maximale bezettingsdichtheid in de stal zal, naast de eisen die de richtlijn hieraan stelt, ook moeten voldoen aan de normen voor hakdermatitis en voetzoollaesies. Het aantal vleeskuikens in een koppel dat verschijnselen van deze aandoeningen vertoont mag dan niet boven een bepaald maximum komen. Afgesproken is dat begonnen wordt met een normering over het maximale aantal vleeskuikens in een koppel waarvan de poten verschijnselen van hakdermatitis mogen vertonen. Op een later moment zal besluitvorming plaatsvinden over de norm met betrekking tot voetzoollaesies. Genoemd artikel 17 van het besluit schrijft voor dat de eigenaar of houder van vleeskuikens moet voldoen aan de eisen die bij ministeriële regeling worden vastgesteld voor hakdermatitis respectievelijk voetzoollaesies. De concrete norm voor deze aandoeningen wordt in artikel 9 van deze regeling omschreven. In dit artikel is namelijk bepaald dat per koppel het aantal hakken van vleeskuikens dat verschijnselen van hakdermatitis vertoont niet boven een bepaald percentage, te weten 15%, mag komen op honderd beoordeelde dieren.

Gevoerd overleg

Voorafgaand aan de totstandkoming van de richtlijn is veelvuldig overleg gevoerd met de betrokken organisaties uit de sector alsmede de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren (de Dierenbescherming). Aangezien onderhavige regeling ter uitvoering van het besluit op een enkel punt verdergaat dan de minimumeisen uit de richtlijn, is een concept van deze regeling in een consultatiebijeenkomst aan betrokken partijen voorgelegd.

De sector heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de praktische invulling in de regeling van een aantal onderwerpen uit het besluit. Daar waar mogelijk heeft dat tot aanpassing van de regeling geleid of is er in de toelichting aandacht aan besteed. Dit betreft onder andere het verstrekken van gegevens aan Dienst Regelingen.

De Dierenbescherming heeft net als bij de totstandkoming van het besluit te kennen gegeven dat zij het beschermingsniveau van de richtlijn en de Nederlandse uitvoeringsregelgeving onvoldoende vindt. De Dierenbescherming is van mening dat er op deze manier slechts marginaal verbetering zal optreden op het terrein van welzijn. De bezettingsdichtheid blijft volgens de Dierenbescherming ondanks de Europese regels veel te hoog en ook ten aanzien van de fokkerij worden geen regels gesteld. Veel welzijnsproblemen bij vleeskuikens worden hiermee naar het oordeel van de Dierenbescherming niet opgelost.

Administratieve lasten

Bij de totstandkoming van het besluit zijn de meeste administratieve lasten voor het bedrijfsleven al in kaart gebracht en becijferd. Deze cijfers zijn opgenomen in paragraaf 4 van de nota van toelichting bij het besluit. In deze regeling staan echter ook enkele bepalingen die aanvullend daarop administratieve lasten met zich brengen.

In de eerste plaats gaat het om de gegevens die noodzakelijk zijn voor het berekenen van de bezettingsdichtheid (artikel 5). Deze gegevens moeten per koppel worden bijgehouden en vervolgens verstrekt aan Dienst Regelingen. Op basis van het huidige aantal vleeskuikenbedrijven en het gemiddelde aantal stallen op die bedrijven levert dit jaarlijks een administratieve last op van € 148.074.

Voorts gaat het om de erkenning van het certificaat van de passende cursussen (artikel 7). Deze last bedraagt voor een cursusinstelling € 270.

Tot slot gaat de norm met het oog op het voorkomen van de aandoening hakdermatitis gepaard met administratieve lasten. Deze hebben betrekking op het per koppel registreren en doorgeven van de resultaten van de beoordeling van de vleeskuikens op hakdermatitis. Deze handeling is alleen vereist wanneer gekozen is voor de maximale bezettingsdichtheid van 42 kg/m2. Deze lasten komen jaarlijks neer op € 66.633.

Gevolgen voor het milieu

Zoals reeds aangegeven in paragraaf 5 van de nota van toelichting van het besluit, is de verwachting dat de normen die worden gesteld met betrekking tot het voorkomen van de aandoeningen hakdermatitis en voetzoollaesies zullen leiden tot een daling van de ammoniakemissie. Dit komt doordat dat het strooisel in de stallen waar vleeskuikens op de hoogste bezettingsdichtheid worden gehouden minder nat zal zijn. Droog strooisel wordt namelijk algemeen gezien als een maatregel die het ontstaan van hakdermatitis en voetzoollaesies kan tegengaan.

Vaste verandermomenten

Deze regeling maakt onderdeel uit van de implementatie van Europese regelgeving, namelijk van richtlijn nr. 2007/43/EG. De uiterste implementatiedatum van deze richtlijn was 30 juni 2010. Implementatie van Europese regelgeving is één van de uitzonderingsgronden met betrekking tot het beleid ten aanzien van de vaste verandermomenten (VVM) van regelgeving. Dit beleid is neergelegd in de brief van de minister van 28 april 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2007/08, 29 515 en 31 201, nr. 243) en de brief van 11 december 2009 van de Minister van Justitie, de Staatssecretarissen van Economische Zaken, Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309).

Artikelsgewijs

Artikelen 2 en 3

Deze twee artikelen hebben betrekking op de verplichte kennisgeving van de bezettingsdichtheid in een stal, wanneer de eigenaar of houder vleeskuikens wil gaan houden op de twee hoogste categorieën in bezettingsdichtheid, te weten maximaal 39 dan wel maximaal 42 kg/m2.

De bezettingsdichtheid dient per stal te worden gemeld voor het desbetreffende koppel. De richtlijn en het besluit gaan beide uit van een benadering per stal en niet per bedrijf. Dit betekent ook dat de eigenaar c.q. houder op zijn bedrijf per stal voor een andere bezettingsdichtheid kan kiezen. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een bedrijf waarop stallen met een verschillend bouwjaar aanwezig zijn. Het kan zo zijn dat de nieuwere stal zich beter leent voor het hanteren van de maximale bezettingsdichtheid dan de oudere stal.

Naast de keuze in bezettingsdichtheid die op grond van de artikelen 9, 13 en 19 van het besluit moet worden doorgegeven, wordt in de artikelen 2 en 3 van regeling gevraagd een aantal andere gegevens te verstrekken. Dit betreft een aantal feitelijke gegevens met betrekking tot de stal waarin de gekozen bezettingsdichtheid boven 33 kg/m2 zal worden aangehouden. Deze gegevens maken identificatie van de stal mogelijk alsmede een controle op de naleving van de normen uit het besluit. Het stalnummer dat moet worden doorgegeven betreft het door de eigenaar of houder zelf aan de stal gegeven nummer dat aan de buitenkant van de stal is bevestigd. Het bouwjaar en, indien van toepassing, het jaar waarin een grondige verbouwing met directe gevolgen voor het dierenwelzijn heeft plaatsgevonden zijn nodig om een betrouwbare inschatting te kunnen maken van de toestand van de stal en de daarin aanwezige systemen. Voorts dient de bruto oppervlakte van de stal in vierkante meters te worden aangegeven. Dit is de binnenmaatse oppervlakte van de stal. Bij de toelichting op artikel 6 wordt nader ingegaan op dit gegeven.

Artikel 3 bevat een uitwerking van de verplichting tot kennisgeving uit artikel 19 van het besluit, in het geval dat de eigenaar of houder zo ver terug wil gaan in bezettingsdichtheid dat de bezettingsdichtheid niet langer boven de 33 kg/m2 respectievelijk 39 kg/m2 komt te liggen. Deze kennisgeving is van belang, omdat bij een zodanige wijziging in bezettingsdichtheid ook andere eisen voor het houden van vleeskuikens van toepassing zijn. De eigenaar of houder levert ook hierbij de gegevens aan die noodzakelijk zijn voor de identificatie van de stal waarin de lagere bezettingsdichtheid zal gelden.

De verplichting tot kennisgeving op grond van de artikelen 9 en 13 van het besluit geldt ook voor een nieuwe stal op het pluimveebedrijf wanneer deze in gebruik wordt genomen. Dit vloeit voort uit de systematiek van de richtlijn en besluit. Beide gaan immers uit van een stalbenadering en niet van een benadering per bedrijf.

Om te voorkomen dat de vleeskuikenhouder gegevens moet melden die al in een andere voor de overheid toegankelijke database zijn opgenomen, is aan het slot van artikel 2 een voorziening getroffen. Daar is geregeld dat wanneer gegevens al in een andere registratie zijn opgenomen, zoals bijvoorbeeld de KIP registratie van het Productschap Pluimvee en Eieren, de melding van die gegevens achterwege kan blijven. Op deze manier wordt dubbel werk voor de houder of eigenaar voorkomen. Deze voorziening geldt ook voor de andere gevallen waarin op grond van deze regeling gegevens aan Dienst Regelingen moeten worden verstrekt. Dienst Regelingen moet dan uiteraard wel direct over deze gegevens uit het andere systeem kunnen beschikken.

Artikel 4

Om direct na de inwerkingtreding van het besluit vleeskuikens te mogen houden op een bezettingsdichtheid van maximaal 39 kg/m2 dan wel 42 kg/m2 hebben de bestaande vleeskuikenbedrijven de mogelijkheid gekregen zich alvast telefonisch aan te melden en daarbij hun keuze in bezettingsdichtheid aan te geven. Zij hebben daartoe in juni 2010 een brief ontvangen van Dienst Regelingen.

Voor de hoogste categorie in bezettingsdichtheid is hieraan een zogenaamde entreemonitoring gekoppeld. De AID verricht op basis van de gemelde gegevens een controle om te bezien of de vleeskuikenhouders wel op deze bezettingsdichtheid kunnen starten. In artikel 4 van de regeling is geregeld dat deze eerder gedane telefonische melding na inwerkingtreding van het besluit geldt als de kennisgeving die op grond van het besluit moet worden gedaan. Op deze manier wordt voorkomen dat vleeskuikenhouders die zich al telefonisch hebben aangemeld dit na inwerkingtreding van het besluit nog een keer zouden moeten doen en daarbij ook niet nog eens een entreemonitoring behoeven te ondergaan.

Artikel 5

De totale bezettingsdichtheid in een stal kan aan het einde van de periode dat het koppel vleeskuikens in de stal heeft gezeten, zijnde de zogenaamde mestronde, worden bepaald. Daartoe zijn, naast gegevens die op grond van het besluit al moeten worden bijgehouden of geregistreerd, nog aanvullende gegevens noodzakelijk. Dit artikel strekt ertoe ervoor te zorgen dat de eigenaar of houder deze noodzakelijke gegevens bewaart en dat deze gegevens na elke mestronde ook ter beschikking van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie komen.

Er zijn verschillende scenario’s mogelijk voor het einde van een mestronde. Ten eerste kan zich de situatie voordoen dat het hele koppel tot het einde van de mestronde in de stal blijft en dan in zijn geheel wordt afgevoerd naar het slachthuis. De tweede situatie komt echter vaker voor, namelijk dat, voordat de mestronde van het koppel volledig ten einde is, een deel van het koppel vleeskuikens tussentijds uit de stal wordt verwijderd en wordt geslacht, ook wel genoemd ‘uitladen’. Tot slot is het mogelijk dat er tegelijkertijd uit meerdere stallen kuikens van verschillende koppels naar de slachterij worden vervoerd.

In de eerst genoemde situatie is de bezettingsdichtheid te berekenen aan de hand van het aantal kuikens dat in het koppel aanwezig was en het levend gewicht van deze kuikens. Dit laatste cijfer is af te leiden uit het zogenaamde weegbriefje van de vrachtwagen waarmee de kuikens naar het slachthuis worden vervoerd. In combinatie met totale bruikbare oppervlakte van de stal, kan de bezettingsdichtheid worden berekend.

Ten aanzien van het zogenaamde uitladen van een stal is het, in aanvulling op de zojuist genoemde gegevens, noodzakelijk om het resterend aantal vleeskuikens in de stal na het uitladen te kennen.

Om de bezettingsdichtheid te kunnen bepalen in de laatstgenoemde situatie, namelijk wanneer er tegelijkertijd kuikens uit meerdere koppels (en daarmee dus uit verschillende stallen van het pluimveebedrijf) worden geslacht ,is het daarnaast van belang om de datum waarop de vleeskuikens in de verschillende stallen zijn geplaatst te kennen. Deze datum wordt ook wel de ‘opzetdatum’ genoemd.

Aan het slot van dit artikel is bepaald dat de gegevens die moeten worden doorgegeven ten behoeve van het kunnen berekenen van de bezettingsdichtheid gedurende 3 jaren op het bedrijf moeten worden bewaard. Deze bewaartermijn sluit aan bij de termijn voor het bewaren van de gegevens die op grond van artikel 5 van het besluit moeten worden geregistreerd en bewaard.

Sommige van de gegevens die in dit artikel worden opgesomd, moeten op grond van artikel 5 van het besluit al worden geregistreerd en op het bedrijf worden bewaard. Het is echter van belang deze gegevens na elke mestronde ter beschikking te hebben, omdat anders geen goede berekening van de bezettingsdichtheid kan worden gemaakt. Daarom is in artikel 5 van de regeling geregeld dat deze gegevens na het einde van de mestronde aan Dienst Regelingen moeten worden verstrekt.

Artikel 6

Een van de gegevens die op grond van artikel 2 van de regeling moet worden verstrekt bij de kennisgeving is de bruto oppervlakte van de stal. Dit gegeven is nodig om bruikbare oppervlakte van de stal te kunnen berekenen. De bruikbare oppervlakte is belangrijk, omdat daarmee wordt bepaald hoeveel kuikens er bij het aanhouden van een bepaalde bezettingsdichtheid in de stal kunnen worden gehouden.

De richtlijn en het besluit definiëren bruikbare oppervlakte van de stal als de oppervlakte die van strooisel is voorzien en die te allen tijde voor vleeskuikens toegankelijk is. Dit betekent dat niet de gehele oppervlakte van de stal mee kan tellen als bruikbare oppervlakte.

De eigenaar of houder moet bij de kennisgeving de bruto oppervlakte van de stal door te geven. Dit is de binnenmaatse oppervlakte van het gedeelte van de stal waar vleeskuikens kunnen worden gehouden. Bij het bepalen van het uiteindelijke bruikbare oppervlak van de stal moet vervolgens de voedselvoorzieningen dan wel de ruimte daaronder nog in mindering worden gebracht. Dit gedeelte uit de stal voldoet namelijk niet aan de definitie van bruikbare oppervlakte. Dit komt doordat dit gedeelte ofwel niet van strooisel is voorzien, ofwel niet gedurende de hele periode voor de kuikens toegankelijk is. In de praktijk zijn diverse voedersystemen in omloop, die alle een verschillend ruimtebeslag hebben. Daarom is na onderzoek door de WUR (Wageningen Universiteit & Research) besloten om voor het bepalen van uiteindelijke bruikbare oppervlakte een forfaitaire aftrek toe te passen. Uit genoemd onderzoek is gebleken dat een aftrek van 1,7% een goede basis vormt om te komen tot een evenwichtige berekening van de bruikbare oppervlakte.

Het kan zo zijn dat in sommige gevallen een forfaitaire aftrek van 1,7% niet overeenstemt met de daadwerkelijke ruimte die voedersystemen in de stal innemen. In die gevallen staat het de eigenaar of houder vrij om aan te tonen dat een andere aftrek in zijn geval op zijn plaats is. Daarom is in het tweede lid van artikel 6 bepaald dat de eigenaar of houder bewijs mag leveren waaruit blijkt dat een andere aftrek van toepassing is in zijn situatie.

Artikel 7

Artikel 8 van het besluit schrijft voor dat de houder van vleeskuikens in het bezit is van een certificaat dat door de minister is erkend waaruit blijkt dat passende cursussen zijn gevolgd of dat over gelijkwaardige ervaring wordt beschikt. In artikel 7 van de regeling is neergelegd op welke wijze erkenning kan worden verkregen van een certificaat dat door een instelling wordt afgegeven aan de houder van vleeskuikens na het voltooien van de cursus. In genoemd artikel van het besluit is overigens geregeld dat wanneer vleeskuikenhouders al voor de inwerkingtreding van het besluit actief waren, hun ervaring op dit vlak wordt erkend als gelijkwaardige ervaring. Dit betekent dat zij dus geen passende cursussen hoeven te volgen. Deze bestaande vleeskuikenhouders krijgen een certificaat waaruit hun gelijkwaardige ervaring blijkt.

Artikel 8

In het kader van de hiervoor al toegelichte aanvullende nationale voorwaarden die zien op het voorkomen van de aandoeningen hakdermatitis en voetzoollaesies, is het van belang om de kennis te vergroten over deze aandoening alsmede de kennis over de mogelijkheden om deze aandoeningen te voorkomen dan wel te bestrijden. Om deze reden wordt de niet-limitatieve lijst met onderwerpen waarop de cursussen betrekking hebben, zoals deze is neergelegd in artikel 8 van het besluit, uitgebreid met deze extra onderwerpen.

Artikel 9

In dit artikel wordt de norm vastgesteld die per 1 januari 2011, naast de eisen die op grond van de richtlijn al van toepassing zijn, gaat gelden als extra voorwaarde om de maximale bezettingsdichtheid van 42 kg/m2 te mogen aanhouden.

Deze norm strekt tot uitvoering van het eerder genoemde afsprakenkader. In het besluit is bepaald dat per 1 januari 2011 de eigenaar of houder van de vleeskuikens zich moet houden aan de norm voor hakdermatitis die bij regeling wordt vastgesteld. Dit betekent dat per koppel het aantal hakken van de poten van de vleeskuikens dat verschijnselen vertoont van hakdermatitis niet meer mag bedragen dan 15% op de honderd beoordeelde vleeskuikens in dat koppel. Deze norm wordt beoordeeld over zeven opeenvolgende koppels.

Verschijnselen van hakdermatitis zijn in relatie tot dit artikel aan de orde, indien er een verkleuring aanwezig is rond het hakgewricht met een oppervlakte van ten minste 0,5 cm2.

Deze norm is, samen met de sectororganisaties, vastgesteld. Als deze norm wordt overschreden, voldoet de eigenaar of houder niet langer aan de eisen om kuikens op de hoogste bezettingsdichtheid te houden en zal de bezettingsdichtheid moeten worden teruggebracht. In dit artikel is ook uitgelegd wanneer er voor de toepassing van deze regeling sprake is van hakdermatitis.

In het afsprakenkader is neergelegd dat de pluimveehouder verantwoordelijk is voor het verstrekken van de scores van de koppels voor de aandoening hakdermatitis aan het ministerie. De uiteindelijke controle van de koppels kan zowel op het slachthuis als op het bedrijf plaatsvinden. Controle op het bedrijf zal met name aan de orde zijn wanneer het koppel of een deel daarvan in het buitenland wordt geslacht.

De eigenaar of houder van de vleeskuikens verstrekt de controleresultaten voor het betreffende koppel aan Dienst Regelingen. Op deze manier kan toezicht worden gehouden op naleving van de norm voor hakdermatitis.

In de toekomst zal naast deze norm ten aanzien van hakdermatitis ook een vergelijkbare norm voor voetzoollaesies worden vastgesteld. Overeenkomstig het afsprakenkader zal deze norm op termijn die voor hakdermatitis vervangen. Om de exacte norm voor voetzoollaesies te kunnen bepalen worden op dit moment diverse onderzoeken verricht. Als na afloop van deze onderzoeken de norm voor voetzoollaesies is bepaald, zal deze uiteindelijk in deze regeling worden opgenomen en met ingang van 1 juli 2012 van kracht worden. Deze norm zal daarna stapsgewijs worden aangescherpt, voor het eerst per 1 juli 2014.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking op het moment waarop het Vleeskuikenbesluit 2010 in werking treedt. Het voornemen is om het besluit op 1 februari 2011 in werking te laten treden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker.

Naar boven