28 286
Dierenwelzijn

nr. 318
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 oktober 2009

Vandaag heb ik met het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP), de Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende industrie (Nepluvi) en de Nederlandse Vakbond van Pluimveehouders (NVP) afspraken gemaakt over de welzijnsmaatregelen voor vleeskuikens. Met dit akkoord geef ik nadere uitvoering aan richtlijn nr. 2007/43/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (PbEU L 182) (hierna: de richtlijn). De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2010 aan deze richtlijn te voldoen.

Ik heb met het pluimveebedrijfsleven afgesproken dat vleeskuikenhouders een bezetting van 42 kg per m2 mogen aanhouden, als ze voldoen aan aanvullende nationale welzijnseisen. Op deze wijze heb ik een evenwichtige balans aangebracht tussen de gewenste verbetering van het welzijn van vleeskuikens en economische belangen.

Ik zal de richtlijn zodanig invoeren dat vleeskuikenhouders op het moment van de inwerkingtreding van de richtlijn (30 juni 2010) de gelegenheid wordt geboden vleeskuikens te houden bij een maximale bezettingsgraad van 42 kg per m2 als aan de basisvoorwaarden van de richtlijn wordt voldaan. Het gaat hierbij om onder meer het uitvalcriterium en de gids voor goede praktijken. Met het oog op de implementatie van de richtlijn zal ik op korte termijn een algemene maatregel van bestuur aan beide Kamers van de Staten-Generaal voorleggen.

Daarnaast heb ik afspraken gemaakt over het stapsgewijs stellen van aanvullende nationale welzijnsvoorwaarden waarmee vleeskuikenbedrijven ook de komende jaren in aanmerking kunnen blijven komen voor een maximale bezettingsgraad van 42 kg per m2. Deze voorwaarden hebben betrekking op het monitoren en het stellen van normen voor het niveau van het voorkomen van hakdermatitis en voetzoollaesies. Vleeskuikenhouders die niet kunnen voldoen aan de norm voor hakdermatitis en voetzoollaesies mogen een bezetting van maximaal 39 kg per m2 hanteren.

Ik heb hierover met de bovengenoemde organisaties van het pluimvee-bedrijfsleven een afsprakenkader met een tijdschema vastgesteld. Het afsprakenkader is als bijlage bijgevoegd.1 Hierin is vastgelegd op welke wijze de aanvullende welzijnsvoorwaarden tot stand komen en de komende jaren in regelgeving worden vastgelegd. De Dierenbescherming en de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde wordt gevraagd als adviseur deel te nemen aan de uitwerking van het afsprakenkader. In de jaarlijkse Voortgangsrapportage over de Nota dierenwelzijn zal ik u op de hoogte houden over de stand van zaken van de uitwerking.

De welzijnsrichtlijn voor vleeskuikens

De richtlijn stelt een maximale bezettingsnorm van 33 kg per m2. Wanneer aan een aantal technische basisvereisten is voldaan, is deze norm maximaal 39 kg per m2. Een maximale bezettingsnorm van 42 kg per m2 kan worden toegestaan als wordt voldaan aan het uitvalcriterium van de richtlijn en voor het overige de richtlijn goed wordt nageleefd. Het uitvalcriterium houdt in een sterftepercentage van maximaal 1% + 0.06% vermenigvuldigd met de leeftijd in dagen op het moment van slachten. Met een bezettingsnorm van 42 kg per m2 mag begonnen worden na een monitoringsperiode van twee jaar. In uitzondering hierop is deze bezettingsgraad toegestaan vanaf de ingangsdatum van de richtlijn, mits er een monitoring heeft plaatsgevonden op de bedrijven die in aanmerking willen komen voor 42 kg per m2.

Het staat de lidstaten vrij om uit welzijnsoogpunt verdergaande nationale maatregelen te nemen dan die welke zijn neergelegd in de Europese richtlijn.

Huidige situatie

In vergelijking met andere niet-grondgebonden veehouderijsectoren zijn er voor de vleeskuikenhouderij nog geen specifieke minimumnormen voor dierenwelzijn. De welzijnsproblemen in deze sector zijn aanzienlijk door de hoge dierbezettingen en – voor een deel van de bedrijven – door hoge uitval en frequent optredende huidaandoeningen.

De Nederlandse vleeskuikenbedrijven hebben een gemiddelde dierbezetting van 45 kg per m2. Circa 5% van de bedrijven hanteert op dit moment een bezetting van 50 kg per m2. Dergelijke dierbezettingen zijn onder andere mogelijk vanwege de moderne stallen en het vakmanschap van de vleeskuikenhouders.

Naast de dierbezetting in de stal hebben indicatoren zoals het uitvalpercentage (sterfte) en het optreden van huidaandoeningen aan de hakken (hakdermatitis) en de voetzolen (voetzoollaesies) een grote invloed op het welzijn van de vleeskuikens. Voetzoollaesies komen eerder en vaker voor en hebben daardoor een grotere impact op het welzijn van de vleeskuikens dan hakdermatitis. Het voorkomen en terugdringen van hakdermatitis is op dit moment door de vleeskuikenhouders beter te beïnvloeden dan voetzoollaesies. De sector heeft tot nu toe nog relatief weinig aandacht besteed aan het beperken van voetzoollaesies. Voorloperbedrijven in Nederland laten zien dat op dit terrein winst is te boeken. Ervaringen uit Denemarken en Zweden, die al een aantal jaren sturen op het terugdringen van voetzoollaesies, geven aan dat vleeskuikenhouders eerst na een intensief kennisen voorlichtingsprogramma verbeteringen wisten te realiseren.

Het LEI heeft berekend dat op basis van het arbeidsinkomen in de afgelopen tien jaar, het terugbrengen van de dierbezetting naar 42 kg per m2 bij de huidige bedrijfsvoering een gemiddelde daling van het arbeidsinkomen betekent van 25%. Bij het teruggaan van de dierbezetting naar 39 kg per m2 bedraagt deze daling circa 40%. De pluimveeslachterijen verwachten vanwege de afname van het aantal aangevoerde kuikens bij de huidige bedrijfsvoering een omzetverlies van circa 50 miljoen euro per jaar bij een maximale bezettingsnorm van 42 kg per m2 en 100 miljoen euro bij 39 kg per m2. Vanwege de huidige hoge dierbezetting zijn de economische gevolgen van de richtlijn voor de Nederlandse vleeskuikensector relatief groter dan in andere lidstaten.

Implementatie van de richtlijn

Met de implementatie van de richtlijn wordt een eerste stap gezet in het verbeteren van het welzijn van vleeskuikens. Ik heb de volgende uitgangspunten gehanteerd bij de implementatie van de richtlijn:

• het welzijn van vleeskuikens wordt niet alleen bepaald door de bezettingsgraad. Met welzijnsmaatregelen gericht op het verminderen van de uitval en van huidaandoeningen kan bij de huidige dierbezettingen op de vleeskuikenbedrijven meer winst voor het welzijn geboekt worden dan alleen sturing op de bezettingsgraad. Dit is ook mijn inzet geweest bij de Europese onderhandelingen over de totstandkoming van de richtlijn;

• een evenwichtige afweging tussen de gewenste verbetering van het welzijn van de vleeskuikens en de economische gevolgen van de richtlijn voor de Nederlandse vleeskuikensector;

• het stimuleren van innovatieve en toekomstgerichte ondernemers die management- en huisvestingsmaatregelen nemen die leiden tot een verbetering van het welzijn van de vleeskuikens;

• een gezamenlijke aanpak met en inzet van het pluimveebedrijfsleven om de komende jaren via een gefaseerde aanpak een forse verbetering van het welzijn voor vleeskuikens te realiseren.

Alles overwegende ben ik akkoord gegaan met een maximale bezettingsgraad van 42 kg per m2 onder de voorwaarde dat er een aanvullend nationaal welzijnscriterium wordt ingevoerd. Dit vergt een gezamenlijke inzet en de bereidheid van het bedrijfsleven om hiervoor verantwoordelijkheid te nemen. Ik heb er vertrouwen in dat deze doelstelling zal worden bereikt door de volle inzet van alle partijen, die betrokken zijn bij dit afsprakenkader.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven