Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 september 2010, nr. R&P/RA/2010/15255, tot wijziging van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

A

Artikel 1 van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien)1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De definitie van arbeidsbelemmerde komt te luiden:

arbeidsbelemmerde:

een persoon die jegens het college van burgemeester en wethouders van zijn woonplaats uitsluitend aanspraak heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), of een uitkering op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ), naar het oordeel van dat college, gebaseerd op een door een arts of arbeidsdeskundige afgegeven verklaring een structurele functionele beperking heeft en jegens het UWV geen aanspraak heeft op een uitkering, danwel een persoon die naar het oordeel van dat college behoort tot de doelgroep als bedoeld in artikel 1 sub e van de Tijdelijke wet pilot loondispensatie;.

2. Na de definitie van branchegerichte cursussen wordt de volgende definitie ingevoegd:

brutoloon:

bruto salaris, inclusief eindejaarsuitkering of 13e maand, exclusief vakantiegeld, exclusief aanvullende werkgeverslasten;.

3. Na de definitie van CREBO wordt de volgende definitie ingevoegd:

eindejaarsuitkering/13e maand:

vast bedrag of vastgesteld percentage van het salaris, dat werknemers als extra loon ontvangen, voor zover dit is geregeld in de geldende CAO of arbeidsovereenkomst;.

4. Na de definitie van Praktijkonderwijs wordt de volgende definitie ingevoegd:

procedure Erkenning van Verworven Competenties (EVC-procedure):

geheel van processtappen en gehanteerde instrumenten waarmee de verworven competenties van deelnemers worden beoordeeld, door een erkende aanbieder, ten opzichte van een specifieke landelijke standaard;.

B

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt de zinsnede ‘zijn betaald op het moment van’ vervangen door: zijn betaald uiterlijk binnen zes weken na het.

2. In het tweede lid, wordt de zinsnede ‘de loonkosten voor de werkgever’ vervangen door: het brutoloon vermeerderd met een opslag van 32%.

3. Onder vernummering van het derde naar het vierde lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, dat luidt als volgt:

4. Er wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

  • 5. Met uitzondering van het eerste lid, onderdeel a, geldt voor subsidieaanvragen die zijn ingediend voor 1 oktober 2010, artikel 13 van de subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien), zoals dit luidde op 30 september 2010.

ARTIKEL II

Bijlage I bij genoemde subsidieregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel B5 wordt als volgt gewijzigd:

B

Artikel C2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

  • 1. Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van Actie C worden in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 door de minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 februari, 9.00 uur tot en met 28 februari, 17.00 uur.

  • 2. Subsidieaanvragen met betrekking tot een project in het kader van Actie C worden in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 door de minister ontvangen in het aanvraagtijdvak van 17 januari, 9.00 uur tot en met 28 januari, 17.00 uur.

C

Artikel C3 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de afsluitende punt door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. voor aanvragen, ingediend in 2011: € 24.000.000,–.

D

Artikel D3 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de afsluitende punt door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. voor aanvragen, ingediend in 2011: € 200.000.000,–.

E

Artikel D8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Er wordt een nieuw derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

  • 3. Indien bij de vaststelling van de subsidie blijkt dat minder dan 60% van de subsidiabele kosten, zoals genoemd in de beschikking tot subsidieverlening, is gerealiseerd, wordt het subsidiebedrag waarop aanspraak zou bestaan verlaagd met 5%.

2. Er wordt een nieuw vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

  • 4. Het derde lid is slechts van toepassing ten aanzien van projecten waarvoor na 1 oktober 2010 subsidie is aangevraagd.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 17 september 2010

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijziging van de Subsidieregeling ESF 2007–2013 (herzien) heeft betrekking op het openstellen van een nieuw subsidietijdvak met bijbehorende subsidieplafonds voor Acties C en D. Tevens worden met deze wijziging in het kader van administratieve lastenverlichting enkele zaken vereenvoudigd en enkele punten in de regeling verduidelijkt.

Actie A

De definitie van arbeidsbelemmerden wordt uitgebreid met personen die op basis van de tijdelijke wet pilot loondispensatie deelnemen aan de pilot (Artikel IA lid 1). Deze groep kan gelijkgesteld worden aan de doelgroep van Actie A. Het betreft immers personen waarvan is vastgesteld dat zij door een functionele beperking niet naar loonwaarde kunnen werken.

Actie B

De projectperiode voor actie B is verlengd van 12 naar 15 maanden.

Actie C

Na overleg met diverse aanvragers is het aanvraagtijdvak verkort en naar voren gehaald. In 2011 wordt actie C opengesteld voor aanvragen in de periode van 17 tot en met 28 januari (Artikel IIB). Voor dit aanvraagtijdvak is het subsidieplafond vastgesteld op 24 miljoen euro (Artikel IIC).

Actie D

Het nieuwe tijdvak voor Actie D loopt van 1 februari 2011 tot en met 28 februari 2011. Voor dit tijdvak is € 200 miljoen aan subsidie beschikbaar (Artikel IID). Het maximale subsidiebedrag per aanvrager blijft 2% van het subsidieplafond (4 miljoen euro). Dit is vooralsnog het laatste tijdvak dat voor Actie D in zijn huidige vorm zal worden geopend, omdat het overgrote deel van het totale budget voor Actie D met deze laatste openstelling naar verwachting zal worden benut. Indien de realisatie lager uitkomt dan geraamd en er nog middelen beschikbaar zijn, dan zal in 2012 en of in 2013 nog een nieuw tijdvak worden geopend voor Actie D. Dit tijdvak zal in overleg met de sociale partners binnen de kader van het Operationeel Programma verder worden ingericht.

In het kader van de lage realisaties bij Actie D is onderzoek gedaan naar de oorzaken. Naast het effect van de ranking is geconstateerd dat door het niet kunnen toepassen van wijzigingen die passen binnen het projectplan, aanvragers meer subsidie aanvragen dan zij noodzakelijk achten. Voor aanvragers is het niet altijd mogelijk de opleidingsbehoeften in de branche vooraf precies in beeld te krijgen. Meer flexibiliteit in het tussentijds aanpassen van activiteiten binnen het projectplan geeft aanvragers de mogelijkheid meer realistischer begrotingen op te stellen van de projecten. Het Agentschap SZW geeft met de nieuwe werkwijze aanvragers meer mogelijkheden activiteiten te wijzigen die passen binnen het projectplan. De aanvragers dienen de aan te brengen wijzigingen bij het Agentschap SZW te melden. In het kader van wederkerigheid wordt tevens een korting ingevoerd wanneer aanvragers, met deze mogelijkheid, alsnog minder realiseren dan 60% van de aangevraagde subsidiabele kosten. De subsidie wordt bij een realisatie na controle van minder dan 60% van de in de verleningsbeschikking aangegeven subsidiabele kosten met 5% van de gerealiseerde subsidie gekort (Artikel IIE lid 1). Deze korting heeft slechts betrekking op aanvragen voor actie D ingediend na 1 oktober 2010 (Artikel IIE lid 2).

De korting komt als volgt tot stand (fictief voorbeeld): bij een toegekende aanvraag van € 1.000.000,– aan totale projectkosten, waarvan de ESF bijdrage 40% (€ 400.000,–) is, worden uiteindelijk € 620.000,– aan projectkosten gedeclareerd. Indien na controle op de einddeclaratie door het Agentschap blijkt dat € 40.000,– aan projectkosten niet subsidiabel zijn, worden de subsidiabele kosten vastgesteld op € 580.000,–. De vast te stellen subsidie bedraagt dan € 232.000,– (40% van € 580.000,–), echter op dit bedrag vindt 5% korting plaats. De vast te stellen subsidie (na correctie) bedraagt dan € 220.400,–. De aanvrager ontvangt dus € 11.600,– minder subsidie als gevolg van de korting.

In de regeling is de definitie van EVC-procedure opgenomen (artikel IA lid 4) om meer helderheid te verschaffen welke kosten daarbij subsidiabel zijn. Enkel de kosten van een EVC-procedure door een (voorlopig) erkende EVC-aanbieder met als doel een ervaringscertificaat zijn subsidiabel. Indien naar aanleiding van de EVC-procedure een deelnemer aanvullende trainingen moeten volgen, kunnen deze trainingen, mits zij voldoen aan de erkenningsvoorwaarden ook binnen het ESF project worden opgenomen. Dit zijn echter geen kosten voor de EVC-procedure, maar opleidingskosten.

Verlengen termijn waarbinnen facturen dienen te zijn betaald

Op basis van de Europese verordening dient het Agentschap SZW te controleren of gedeclareerde kosten ook daadwerkelijk zijn betaald. Uit gesprekken met aanvragers is gebleken dat het niet altijd mogelijk is deze betaling rond te krijgen voordat de einddeclaratie is ingediend. Met deze regelwijziging krijgen aanvragers zes weken de tijd na indienen van de einddeclaratie om aan alle betalingsverplichtingen te hebben voldaan (Artikel IB lid 1). Het Agentschap SZW heeft dan de mogelijkheid bij de controle op de einddeclaratie vast te stellen dat betalingen zijn gedaan.

Invoeren van een vaste prijs voor begeleiding BBL leerlingen

In het kader van vermindering van de administratieve lasten heeft Nederland de mogelijkheid, onder voorwaarden, standaardprijzen vast te stellen voor activiteiten. Deze voorwaarden zijn door de Europese Commissie vastgelegd in de Europese verordening en bijbehorende Guidance note. Het verantwoorden van begeleiding van BBL leerlingen binnen een leerwerkbedrijf is zeer arbeidsintensief gebleken. Het is lastig om deze kosten ook daadwerkelijk op basis van werkelijke kosten te verantwoorden.

Om de administratieve lasten voor aanvragers te verminderen is een standaardprijs voor opleidingskosten van BBL leerlingen in de ESF regeling opgenomen (Artikel IB lid 3). Per schooljaar binnen de projectperiode kan een bedrag van 3.700 euro als opleidingskosten voor een BBL leerling worden opgenomen. Met het vaststellen van deze standaardprijs is rekening gehouden met de kosten voor begeleiding, boeken en wettelijk cursusgeld.

Om vast te kunnen stellen dat een BBL leerling deelnemer is in een ESF project dient de ESF deelnemersadministratie de volgende bewijsstukken te bevatten:

  • de toepasselijke beroepspraktijkvormingsovereenkomst,

  • loonstrook deelnemer van de laatste scholingsmaand in het ESF project,

  • behaald diploma of bewijsstuk van het ROC waaruit blijkt dat de leerling gedurende een schooljaar de betreffende opleiding heeft genoten.

In de projectadministratie hoeven naast bovenstaande bewijsstukken geen andere (financiële) bewijsstukken ter onderbouwing van de scholingkosten voor BBL leerlingen te worden vastgelegd.

Indien de scholingsperiode niet geheel binnen de projectperiode valt, dient de standaardprijs naar rato toegerekend te worden aan de projectperiode.

Het berekenen van de scholingskosten voor BBL leerlingen op een andere wijze is voor subsidieaanvragen ingediend na 1 oktober 2010 niet meer toegestaan (artikel IB lid 4).

Invoeren vaste standaardopslag bij uurloonberekening

Interne kosten kunnen worden berekend op basis van het aantal werkelijk gemaakte uren vermenigvuldigd met de loonkosten per uur voor de werkgever. De berekening van de individuele loonkosten per uur voor de werkgever kent vele varianten en zorgt voor hoge administratieve en controlekosten. De berekening is daarom vereenvoudigd (Artikelen IA lid 2 en 3 en IB lid 2). De individuele loonkosten per uur moeten voor nieuwe aanvragen als volgt worden berekend:

  • (Bruto loon in een jaar * 1,32) / aantal werkbare uren in een jaar

Het berekenen van het uurloon op een andere wijze is voor subsidieaanvragen ingediend na 1 oktober 2010 niet meer toegestaan (artikel IB lid 4).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner.


XNoot
1

Regeling van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 augustus 2009 (Stcrt. 12998), laatstelijk gewijzigd bij regeling van 2 juli 2010 (Stcrt. 10920)

Naar boven