Regeling van het College van Procureurs Generaal van 18 december 2009, nummer PaG 14389, houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de hoofdofficieren van justitie van de arrondissementsparketten

Het College van procureurs generaal,

Overwegende dat bij besluiten van 9 november 2009 , nummers 5602920/09 (Stcrt 2009, 17519) en 5628333/09 (Stcrt 2009, 17341) het mandaat, de volmacht en de machtiging verleend aan het College bij besluit van 15 december 1997, nummer 665429/897 is vervangen door een nieuwe regeling van mandaat, volmacht en machtiging;

Dat er binnen het Openbaar Ministerie sprake is van verleende ondermandaten;

Dat op grond van de besluiten van 9 november 2009 , nummers 5602920/09 (Stcrt 2009, 17519) en 5628333/09 (Stcrt 2009, 17341) verleende ondermandaten geacht worden gegrond te zijn op de nieuwe regeling van mandaat, volmacht en machtiging;

Dat er aanleiding is om de inhoud van het mandaat, volmacht en machtiging verleend aan de onderdelen van het openbaar ministerie aan te passen;

Dat de regeling van mandaat, volmacht en machtiging ertoe dient om de (regionale) samenwerking te faciliteren en de hoofdofficieren van justitie en de directeur bedrijfsvoering de mogelijkheid te geven om aan die regionale samenwerking inhoud en vorm te geven;

Gelet op de Algemene Wet Bestuursrecht, het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Besluit Algemene Rechtspositie Politieambtenaren, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Mandaatregeling niet-beheersaangelegenheden openbaar ministerie en de Mandaatregeling beheer openbaar ministerie;

Gezien het advies van de Medezeggenschapsraad Openbaar Ministerie van 26 maart 2009, kenmerk MROM 2009/ 006;

Besluit:

Paragraaf 1. Definities

Artikel 1. Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

1. College:

het College van procureurs-generaal;

2. Directeur bedrijfsvoering:

de directeuren bedrijfsvoering van de arrondissementsparketten Amsterdam, Den Bosch en Den Haag en de regionaal directeuren bedrijfsvoering van de arrondissementsparketten Arnhem, Breda, Groningen, Haarlem, Maastricht, Rotterdam, Utrecht en Zwolle-Lelystad;

3. Hoofdofficier van Justitie:

de officier van justitie als bedoeld in artikel 1, aanhef, onderdeel b, sub 6, van de Wet op de rechterlijke organisatie die op grond van artikel 136, derde lid van de Wet op de rechterlijke organisatie is aangewezen als hoofd van het arrondissementsparket;

4. Machtiging:

de bevoegdheid om in naam van de minister handelingen te verrichten die noch een besluit, of een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, die betrekking hebben op het openbaar ministerie;

5. Mandaat:

de bevoegdheid om in naam van de minister besluiten te nemen die betrekking hebben op het openbaar ministerie;

6. Minister:

de minister van justitie;

7. Niet rechterlijk ambtenaar:

de rijksambtenaren en de politieambtenaren;

8. Politieambtenaren:

de ambtenaren die werkzaam zijn bij de rijksrecherche krachtens een aanstelling op grond van het besluit algemene rechtspositie politie;

9. Rechterlijk ambtenaar:

de in de Wet op de rechterlijke organisatie als zodanig aangeduide ambtenaren;

10. (Regionaal) managementteam:

het managementteam bestaande uit de hoofdofficieren van justitie, de fungerend hoofdofficier van justitie en de directeur bedrijfsvoering van de hierna genoemde gezamenlijke arrondissementsparketten:

  • a. Arrondissementsparket Amsterdam;

  • b. Arrondissementsparketten Arnhem en Zutphen;

  • c. Arrondissementsparketten Breda en Middelburg;

  • d. Arrondissementsparket Den Bosch;

  • e. Arrondissementsparket Den Haag;

  • f. Arrondissementsparketten Assen, Groningen en Leeuwarden;

  • g. Arrondissementsparketten Alkmaar en Haarlem;

  • h. Arrondissementsparketten Maastricht en Roermond;

  • i. Arrondissementsparketten Dordrecht en Rotterdam;

  • j. Arrondissementsparket Utrecht en Zwolle-Lelystad, vestiging Lelystad, en;

  • k. Arrondissementsparketten Almelo en Zwolle-Lelystad, exclusief de vestiging Lelystad;

11. Rijksambtenaren:

de ambtenaren die werkzaam zijn bij dienstonderdelen van het openbaar ministerie krachtens een aanstelling op grond van het Algemeen rijksambtenarenreglement;

12. Volmacht:

de bevoegdheid om in naam van de minister privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten die betrekking hebben op het openbaar ministerie;

13. Voorzitter van het regionaal managementteam:

de in artikel 2 aangewezen hoofdofficieren van justitie.

Paragraaf 2. De voorzitter van het regionaal managementteam

Artikel 2

  • 1. De hierna genoemde hoofdofficieren van justitie fungeren als voorzitter van het regionaal managementteam en aan hen wordt het beheermandaat, het budgetmandaat en het mandaat organisatie en formatie verleend als bedoeld in artikel 3:

    • a. De hoofdofficier van justitie te Amsterdam indien en voor zover het gaat om het arrondissementsparket te Amsterdam;

    • b. De hoofdofficier van justitie te Arnhem indien en voor zover het gaat om de gezamenlijke arrondissementsparketten te Arnhem en Zutphen;

    • c. De hoofdofficier van justitie te Breda indien en voor zover het gaat om de gezamenlijke arrondissementsparketten te Breda en Middelburg;

    • d. De hoofdofficier van justitie te Den Bosch indien en voor zover het gaat om het arrondissementsparket te Den Bosch;

    • e. De hoofdofficier van justitie te Den Haag indien en voor zover het gaat om het arrondissementsparket te Den Haag;

    • f. De hoofdofficier van justitie te Groningen indien en voor zover het gaat om de gezamenlijke arrondissementsparketten te Assen, Groningen en Leeuwarden;

    • g. De hoofdofficier van justitie te Haarlem indien en voor zover het gaat om de gezamenlijke arrondissementsparketten te Alkmaar en Haarlem;

    • h. De hoofdofficier van justitie te Maastricht indien en voor zover het gaat om de gezamenlijke arrondissementsparketten te Maastricht en Roermond;

    • i. De hoofdofficier van justitie te Rotterdam indien en voor zover het gaat om de gezamenlijke arrondissementsparketten te Dordrecht en Rotterdam;

    • j. De hoofdofficier van justitie te Utrecht indien en voor zover het gaat om het arrondissementsparket te Utrecht en Zwolle-Lelystad, vestiging Lelystad;

    • k. De hoofdofficier van justitie te Zwolle indien en voor zover het gaat om de gezamenlijke arrondissementsparketten te Almelo en Zwolle-Lelystad, exclusief de vestiging Lelystad.

  • 2. De in het eerste lid, onder a, d, e en j, genoemde hoofdofficieren van justitie wijzen een fungerend hoofdofficier van justitie, die lid is van het managementteam, aan als plaatsvervangend voorzitter van het managementteam. De in het eerste lid onder b, c, f, g, h, i en k genoemde hoofdofficieren van justitie wijzen een hoofdofficier van justitie, die lid is van het regionaal managementteam, aan als plaatsvervangend voorzitter van het regionaal managementteam. In geval van afwezigheid, belet of ontstentenis van de in het eerste lid genoemde hoofdofficieren van justitie worden deze vervangen door hun plaatsvervanger.

Paragraaf 3. Het beheermandaat, het budgetmandaat en het mandaat organisatie en formatie en het mandaat van de hoofdofficieren van justitie

Artikel 3. Het beheermandaat, het budgetmandaat en het mandaat organisatie en formatie van de voorzitter van het regionaal managementteam

  • 1. Bevoegdheden ten aanzien van het beheer van het regioparket (de dagelijkse gang van zaken)

    Aan de voorzitter van het regionaal managementteam bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien van de aan het College toekomende bevoegdheden inzake aangelegenheden die het beheer van de gezamenlijke arrondissementsparketten betreffen, met uitzondering van:

    • a. besluiten en handelingen die op grond van artikel 5, aanhef, onderdeel 4, sub a tot en met c, zijn uitgesloten van het mandaat, en;

    • b. het mandaat dat op grond van artikel 4, eerste lid aan de hoofdofficier van justitie wordt verleend.

  • 2. Budgetmandaat

    Aan de voorzitter van het regionaal managementteam bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt mandaat verleend om besluiten te nemen met betrekking tot de verdeling, toedeling en besteding van het gezamenlijke budget van de arrondissementsparketten die onder het bereik van het betreffende regionaal managementteam vallen, een en ander met inachtneming van het aan hem toegekende budget en de voor het budgethouderschap geldende voorschriften.

  • 3. Het College behoudt zich het recht voor om bij een nader aanvullend besluit nadere aanwijzingen te geven ten aanzien van de administratieve organisatie van het budgetmandaat, de wijze waarop verplichtingen worden aangegaan, de wijze waarop betaalbaarstelling ten laste van het budget plaatsheeft en de wijze waarop bestedingen van het budget worden verantwoord.

  • 4. Aan de voorzitter van het regionaal managementteam bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt mandaat verleend om via het jaarplan aanwijzingen te geven aan de hoofdofficieren van justitie met betrekking tot de besteding en de uitputting van het budget.

  • 5. Mandaat organisatie en formatie

    Aan de voorzitter van het regionaal managementteam bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt mandaat verleend om, passend binnen de hoofdlijnen van de organisatie en formatie en met inachtneming van de budgettaire kaders zoals die in het jaarplan zijn vastgelegd en het geldende functiehuis voor de sectoren rechterlijke macht en rijk, de organisatie en formatie vast te stellen van de arrondissementsparketten die onder het bereik van het betreffende regionaal managementteam vallen.

Artikel 4. De bevoegdheden van de hoofdofficieren van justitie

  • 1. Aanwijzing tot hoofd van dienst

    De hoofdofficier van justitie wordt aangewezen tot hoofd van dienst ten aanzien van de rechterlijke en niet rechterlijke ambtenaren werkzaam bij het eigen arrondissementsparket, in de zin van artikel 4, eerste lid, aanhef, onderdeel b, van het Algemeen rijksambtenarenreglement en als bevoegd gezag in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef, onderdeel l, sub 3 van het Besluit algemene rechtspositie politie.

  • 2. Bevoegdheden ten aanzien van het beheer van de arrondissementsparketten (de dagelijkse gang van zaken)

    Aan de hoofdofficier van justitie wordt mandaat verleend ten aanzien van de aan het College toekomende bevoegdheden inzake aangelegenheden die het beheer van het eigen arrondissementsparket betreffen met uitzondering van de besluiten en handelingen die op grond van artikel 5, aanhef, vierde lid, onderdelen a, b en c zijn uitgesloten van het mandaat.

  • 3. Bevoegdheden ten aanzien van budgetten

    Aan de hoofdofficier van justitie wordt mandaat verleend om besluiten te nemen, stukken af te doen en brieven te ondertekenen voor zover deze de besteding en de uitputting van het budget betreffen met betrekking tot eigen arrondissementsparket, een en ander met inachtneming van het – via het jaarplan – aan het arrondissementsparket toegekende budget, de aanwijzingen die aan hem zijn gegeven op grond van artikel 3, derde en vierde lid en de voor het budgethouderschap geldende voorschriften en met uitzondering van de besluiten en handelingen als bedoeld in artikel 5 aanhef, onderdeel 4.

  • 4. Personeelsmandaat

    Aan de hoofdofficier van justitie wordt mandaat verleend om:

    • a. Besluiten te nemen, stukken af te doen en brieven te ondertekenen al dan niet met rechtspositionele gevolgen, voor zover deze de rechterlijke en niet rechterlijke ambtenaren aangaan die werkzaam zijn bij het eigen arrondissementsparket met uitzondering van de besluiten en/of handelingen bedoeld in artikel 5, aanhef, vierde lid, onderdelen a, b en c. De bevoegdheden worden uitgeoefend op basis van de geldende voorschriften, de vastgestelde formatie en het toegekende personele budget.

    • b. Besluiten te nemen waarmee aan rechterlijke en niet rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij het eigen arrondissementsparket een schadeloosstelling wordt toegekend tot het bedrag van € 5.000,– op jaarbasis.

    • c. Besluiten te nemen waarmee aan rechterlijke en niet rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij het eigen arrondissementsparket een eenmalige of periodieke toeslag wordt toegekend tot het bedrag van € 5.000,– op jaarbasis.

  • 5. Mandaat arbeidsomstandigheden

    • a. Aan de hoofdofficier van justitie wordt mandaat verleend om ten behoeve van het eigen arrondissementsparket het arbeidsomstandighedenbeleid te coördineren en uit te voeren zoals dat geldt binnen het openbaar ministerie. De hoofdofficier van justitie volgt daarbij - voor zover het betreft de huisvesting en de materiële voorzieningen - het voor het openbaar ministerie geldende arbeidsomstandighedenbeleid.

    • b. Aan de hoofdofficier van justitie wordt mandaat verleend om ten behoeve van het eigen arrondissementsparket de bevoegdheden uit te oefenen die op grond van de Arbeidsomstandighedenwet vereist zijn.

  • 6. Klachtenafhandeling

    Aan de hoofdofficier van justitie wordt mandaat verleend om klachten als bedoeld in artikel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht af te handelen, met uitzondering van klachten die gedragingen betreffen van de hoofdofficier van justitie zelf.

  • 7. Nationale Ombudsman

    Aan de hoofdofficier van justitie wordt mandaat en machtiging verleend om besluiten te nemen en andere handelingen te verrichten, voortvloeiende uit aangelegenheden van de Nationale Ombudsman indien het gaat om:

    • a. het sturen van ontvangstbevestigingen;

    • b. het sturen van tussenberichten, waaronder uitstelberichten, of;

    • c. stukken naar aanleiding van pogingen van de nationale Ombudsman om ter vermijding van een volledig onderzoek te bevorderen dat alsnog aan de klacht tegemoet wordt gekomen (interventies).

  • 8. Wet openbaarheid van bestuur

    Aan de hoofdofficier van justitie wordt mandaat en machtiging verleend om besluiten te nemen op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur met uitzondering van de besluiten die belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kunnen hebben.

Artikel 5. Voorwaarden verbonden aan het uitoefenen van het mandaat, volmacht en machtiging

De voorzitter van het regionaal managementteam en de hoofdofficier van justitie zijn gehouden bij het uitoefenen van bevoegdheden:

  • 1. Gebruik te maken van de ondersteuning die door de directeur bedrijfsvoering wordt gegeven met inachtneming van het model van de regeling houdende het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur bedrijfsvoering;

  • 2. De verplichting na te leven tot het vaststellen van de hoofdlijnen van arbeidsomstandighedenbeleid gericht op het bevorderen van een zo groot mogelijke veiligheid, een zo goed mogelijke bescherming van de veiligheid, een zo goed mogelijke bescherming van de gezondheid en het welzijn van de binnen zijn gezagsbereik werkzame ambtenaren in verband met de arbeid.

  • 3. Een formatiebeheer te voeren dat in overeenstemming is met het justitiebrede beleid.

    • a. Het formatiebeheer dient gericht te zijn op de bewaking en bevordering van het effectief en doelmatig toedelen en inzetten van personele capaciteit.

    • b. Het mandaat ten aanzien van het formatiebeheer geldt voor alle functies die vallen onder het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en het Besluit bezoldiging politie.

    • c. Voor het waarderen van deze functies wordt het binnen Justitie geldende functiewaarderingssysteem (Fuwasys en Fuwapol) gehanteerd inclusief het daarin vervatte normmateriaal.

    • d. De waardering van functies vindt plaats op grond van een functiewaarderingsadvies van een deskundige op het terrein van Fuwasys en/of Fuwapol.

    • e. Van het organisatie en formatiemandaat zijn uitgesloten:

      • i. De vaststelling van de organisatie en formatie van de managementfuncties vanaf schaal 14 en hoger;

      • ii. Alle overige functies van schaal 14 en hoger.

  • 4. Van het beheer-, budget- , organisatie en formatiemandaat en personeelsmandaat zijn uitgesloten:

    • a. Besluiten en/of handelingen die neer worden gelegd in een document gericht aan de Koningin, de Ministerraad, de Raad voor de Rijksdienst, de Voorzitter van Eerste Kamer, de Voorzitter van de Tweede Kamer, de Vice President van de Raad van State en de President van de Algemene Rekenkamer.

    • b. Het nemen van besluiten met rechtspositionele gevolgen ten aanzien van:

      • i. de rechterlijke ambtenaren, bezoldigd volgens salariscategorie 10 en hoger als bedoeld in artikel 7 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, en;

      • ii. de niet rechterlijke ambtenaren, bezoldigd volgens salarisschaal 14 en hoger van de bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984, respectievelijk salarisschaal 14 en hoger van het Besluit bezoldiging politie.

    • c. Het verlenen van ontslag op grond van de artikelen 99 van het Algemeen rijksambtenarenreglement, artikel 95 van het Besluit algemene rechtspositie politie en artikel 36b van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

  • 5. Van het beheer-, budget-, organisatie en formatiemandaat en het personeelsmandaat wordt gebruik gemaakt met inachtneming van:

    • a. de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b. de Comptabiliteitswet;

    • c. de arbeidsvoorwaardelijke en rechtspositionele regels zoals die gelden in de sector rijk, de sector rechterlijke macht of de sector politie;

    • d. de algemeen geldende regels zoals die binnen het openbaar ministerie gelden, en;

    • e. de specifieke beleidsregels zoals die gelden binnen het dienstonderdeel.

  • 6. De voorzitter van het regionaal managementteam legt over het gevoerde beheer verantwoording af aan het College.

  • 7. De hoofdofficier van justitie legt over het gevoerde beheer verantwoording af aan de voorzitter van het regionaal managementteam.

  • 8. De voorzitter van het regionaal managementteam en de hoofdofficier van justitie zijn gehouden schriftelijke beslissingen die op grond van hun beheermandaat, budgetmandaat, organisatie en formatiemandaat, personeelsmandaat en mandaat arbeidsomstandigheden worden genomen, als volgt te ondertekenen:

    ‘De Minister van Justitie’

    ‘namens deze,’

    ‘naam ondertekenaar’

    ‘functie ondertekenaar’.

Paragraaf 4. Beslissingen op bezwaar en beroep

Artikel 6. Beslissingen op bezwaar en beroep

  • 1. Het College beslist op een bezwaar of een beroep dat is gericht tegen een besluit dat is genomen door de hoofdofficier van justitie, alsmede op een daarmee verband houdend verzoek als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. De hoofdofficier van justitie beslist op een bezwaar dat op grond van een door hen verleend ondermandaat is genomen alsmede op een daarmee verband houdend verzoek als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 5. Verlenen van ondermandaat

Artikel 7. Ondermandaat

  • 1. De voorzitter van het regionaal managementteam wordt toegestaan van het aan hem in deze regeling toegekende mandaat, volmacht en machtiging door te geven aan de directeur bedrijfsvoering van zijn arrondissementsparket.

  • 2. De hoofdofficier van justitie wordt toegestaan van het aan hem in deze regeling verleende mandaat:

    • a. Ondermandaat te verlenen aan de hoofdofficier van justitie die op grond van artikel 2, eerste lid, fungeert als voorzitter van het regionaal managementteam;

    • b. Ondermandaat te verlenen aan de regionaal directeur bedrijfsvoering, en;

    • c. Ondermandaat te verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen.

  • 3. Het krachtens dit artikel verleende ondermandaat en de doorgegeven machtiging en volmacht kunnen één hiërarchisch niveau verder worden doorgegeven.

Paragraaf 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 8

  • 1. Bestaande regelingen waarin de in het Mandaatbesluit dienstonderdelen openbaar ministerie verleende mandaten, volmachten en machtigingen verder worden doorgegeven, worden geacht te zijn gegrond op deze regeling, voor zover zij daarmee niet strijdig zijn, totdat op grond van deze regeling nieuwe ondermandaten zijn vastgesteld of volmachten en machtigingen worden doorgegeven.

  • 2. Bestaande regelingen waarin de in het Mandaatbesluit dienstonderdelen openbaar ministerie verleende mandaten, volmachten en machtigingen verder worden doorgegeven, worden geacht op 1 juli 2010 te zijn ingetrokken, tenzij deze reeds op een eerder tijdstip worden ingetrokken en zijn vervangen door een op dit besluit gegronde regeling van het ondermandaat of het doorgeven van volmacht en machtigingen.

Artikel 9

Het Mandaatbesluit dienstonderdelen openbaar ministerie van 15 december 1997, nummer 665431 L/897, wordt ingetrokken.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 20 november 2009.

Artikel 11

Dit besluit kan worden aangehaald als: Mandaatbesluit openbaar ministerie (arrondissementsparketten) 2009.

’s-Gravenhage, 18 december 2009

De Minister van Justitie,

namens deze,

Voorzitter van het College van procureurs generaal,

H.M. Brouwer.

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

Met ingang van 1 januari 2009 zal de feitelijke werkwijze binnen van het openbaar ministerie wijzigen. De hoofdgedachte is dat het openbaar ministerie als concern moet gaan opereren.

Door de activiteiten van de arrondissementsparketten regionaal te organiseren, kan de kwaliteit van het functioneren van het openbaar ministerie worden verhoogd en wordt de kwetsbaarheid van het openbaar ministerie verminderd. Door de bedrijfsvoeringstaken regionaal te beleggen kunnen de arrondissementsparketten zich daarnaast beter focussen op het goed afdoen van strafzaken en zich meer richten op lokale initiatieven.

De hoofdgedachte om het openbaar ministerie als één concern te laten functioneren heeft gevolgen voor de aansturing (regionaal en landelijk managementteam), de rol en positie van bedrijfsvoering en de wijze waarop de planning en control cyclus wordt ingevuld.

De regionalisering van het openbaar ministerie betekent dat van de arrondissementsparketten (eerste lijn) en van de ressortsparketten (tweede lijn) in de toekomst wordt verwacht dat zij met elkaar samenwerken alsof zij een financiële en personele unie vormen.

Voor een drietal arrondissementsparketten (Amsterdam, Den Bosch en Den Haag) geldt dat de functie van directeur bedrijfsvoering wordt ingesteld. Bij de arrondissementsparketten te Arnhem, Breda, Groningen, Haarlem, Maastricht, Rotterdam, Utrecht en Zwolle is de functie van regionaal directeur bedrijfsvoering ingesteld. De arrondissementsparketten worden dagelijks aangestuurd door de hoofdofficier van justitie. Het budget en de organisatie en formatie wordt vastgesteld in het regionaal managementteam.

Voor de ressortsparketten (tweede lijn) geldt eveneens dat deze een financiële en personele unie vormen. De ressortsparketten worden aangestuurd door de hoofdadvocaat generaal. Daarnaast is de functie van directeur bedrijfsvoering ingesteld. Voor de ressortsparketten geldt dat het budget en de organisatie en formatie wordt vastgesteld in het landelijk managementteam.

Het College van procureurs generaal maakt vanaf het jaar 2009 resultaatsafspraken met een aantal met name genoemde hoofdofficieren van justitie, de hoofdadvocaat generaal van het ressortsparket te Den Haag en de hoofden van de overige dienstonderdelen van het openbaar ministerie. Aan de resultaatsafspraken zijn ook de afspraken over de budgetten gekoppeld. In aansluiting daarop zullen afspraken moeten worden gemaakt over de verdeling van de budgetten over de verschillende arrondissementsparketten en ressortsparketten. De basis voor die afspraken zal liggen in het voor de regio opgestelde meerjarenplan en het jaarplan voor het actuele jaar.

In schema:

Resultaatsafspraak en Planning & Control afspraak tussen College en:

Ten behoeve van:

A. Arrondissementsparketten

HOVJ Amsterdam

Arrondissementsparket Amsterdam

HOVJ Arnhem

Arrondissementsparketten Arnhem en Zutphen

HOVJ Breda

Arrondissementsparketten Breda en Middelburg

HOVJ Den Bosch

Arrondissementsparket Den Bosch

HOVJ Den Haag

Arrondissementsparket Den Haag

HOVJ Groningen

Arrondissementsparketten Assen. Groningen en Leeuwarden

HOVJ Haarlem

Arrondissementsparketten Alkmaar en Haarlem

HOVJ Maastricht

Arrondissementsparketten Maastricht en Roermond

HOVJ Rotterdam

Arrondissementsparketten Dordrecht en Rotterdam

HOVJ Utrecht

Arrondissementsparket Utrecht en Zwolle-Lelystad, vestiging Lelystad

HOVJ Zwolle

Arrondissementsparketten Almelo en Zwolle-Lelystad, exclusief de vestiging Lelystad

B. Ressortsparketten

HAG Den Haag

Ressortsparketten Amsterdam, Arnhem, Den Bosch, Den Haag en Leeuwarden.

C. Overige dienstonderdelen OM

Hoofd bureau Ontnemingen OM

Bureau Ontnemingen OM

Hoofd bureau verkeershandhaving OM

Bureau Verkeershandhaving OM

Hoofd centrale verwerking OM

Centrale Verwerking OM

Hoofd dienstverleningsorganisatie OM

Dienstverleningsorganisatie OM

De hoofdofficier van justitie van het functioneel parket

Functioneel Parket

De hoofdofficier van justitie van het landelijk parket

Landelijk Parket

De directeur van het parket generaal

Parket Generaal

Hoofd rijksrecherche

Rijksrecherche

De mandaatregeling

Met deze mandaatregeling wordt aan de hoofdofficier van justitie, zijnde de voorzitter van het regionaal managementteam, de bevoegdheid verleend om namens de minister van justitie besluiten te nemen (mandaat), privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten (volmacht) en andere handelingen te verrichten (machtiging) ten aanzien van de gezamenlijke arrondissementsparketten. Met deze mandaatregeling wordt tevens aan de hoofdofficieren van justitie van de arrondissementsparketten het mandaat verleend om invulling te geven aan de aansturing van het eigen arrondissementsparket door middel van het beheermandaat, het budgetmandaat, het personeelsmandaat, het mandaat arbeidsomstandigheden, het mandaat klachtenafhandeling, het mandaat om besluiten te nemen voortvloeiende uit aangelegenheden van de Nationale Ombudsman en het mandaat met betrekking tot de Wet openbaarheid van bestuur.

Deze regeling geeft hen tevens de mogelijkheid om het mandaat door te geven aan onder hen ressorterende functionarissen.

Op de mandaatverlening zijn de regels van 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Deze regels zijn krachtens artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op de verlening van volmacht en machtiging.

Het wezenskenmerk van mandaat is dat de mandaatgever bevoegd blijft de bevoegdheid uit te oefenen (artikel 10. 7 AWB). Een algemeen mandaat moet schriftelijk worden verleend en kan te allen tijde worden ingetrokken (artikel 10:5 en 10:8 AWB). Verder kan de mandaatgever per geval of in het algemeen instructies geven over de wijze waarop het mandaat moet worden uitgeoefend en is de functionaris aan wie de bevoegdheid is gemandateerd verplicht om aan de mandaatgever inlichtingen te verschaffen over de uitoefening van het mandaat. Deze instructies kunnen een onderdeel zijn van het jaarplan van de regio’s, de ressortsparketten en de overige onderdelen van het openbaar ministerie.

Op basis van deze mandaatregeling kan voorzitter van het regionaal managementteam ondermandaat verlenen aan de directeur bedrijfsvoering. Ten behoeve van het verlenen van ondermandaat aan de directeur bedrijfsvoering is een model opgesteld. In het modelbesluit waarmee aan de directeur bedrijfsvoering ondermandaat wordt verleend, is ervan uitgegaan dat de directeur bedrijfsvoering in ieder geval het ondermandaat krijgt ten aanzien van het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten met derden. Dat de directeur bedrijfsvoering deze bevoegdheden heeft is inherent aan de functie van directeur bedrijfsvoering. Het gebruik van het model van de mandaatregeling is – verwezen wordt naar artikel 5, eerste lid – verplicht.

Regionaal en landelijk Managementteam

De samenwerking (eerste lijn) krijgt inhoud en vorm door het regionaal managementteam in het leven te roepen bestaande uit de hoofdofficieren van justitie, de fungerend hoofdofficier van justitie en de directeur bedrijfsvoering. De samenwerking van de ressortsparketten krijgt inhoud en vorm door het landelijk managementteam in het leven te roepen bestaande uit de hoofdadvocaten generaal en de directeur bedrijfsvoering.

Besluiten met betrekking tot het gezamenlijke beheer, het budget en de organisatie en formatie worden genomen in het managementteam. De leden van het regionaal en het landelijk managementteam zijn allen gelijkwaardig lid van het managementteam. De directeur bedrijfsvoering neemt daarin – gegeven zijn taken ten aanzien van de bedrijfsvoering van de regio – een bijzondere positie in.

De hoofdofficieren van justitie van de arrondissementsparketten Amsterdam, Arnhem, Breda, Den Bosch, Den Haag, Groningen, Haarlem, Maastricht, Rotterdam, Utrecht en Zwolle vervullen daarin (als voorzitter van het regionaal managementteam) de rol van een regionaal functionerend hoofdofficier van justitie. De ressortsparketten (tweede lijn) zullen worden aangestuurd door een managementteam onder leiding van de hoofdadvocaat generaal te Den Haag. De hoofdadvocaat generaal te Den Haag vervult daarin de rol van landelijk hoofdadvocaat generaal. De managementteams zullen – voor wat de bedrijfsvoeringstaken betreft – worden bijgestaan door een directeur bedrijfsvoering.

Voor de overige onderdelen van het openbaar ministerie zijn er geen wijzigingen in de aansturing.

Bedrijfsvoering

Het College heeft er voor gekozen om de bedrijfsvoering ingaande 1 januari 2009 voor wat de arrondissementsparketten betreft op regionaal niveau te organiseren en voor wat de ressortsparketten betreft landelijk te organiseren.

Ten behoeve van de arrondissementsparketten en de ressortsparketten wordt de functie van directeur bedrijfsvoering gecreëerd die onder verantwoordelijkheid van de voorzitter van het managementteam, de bedrijfsvoering aanstuurt. De directeur bedrijfsvoering is in operationele zin verantwoordelijk voor het beleid op het gebied van de bedrijfsvoering, alsmede de realisatie ervan.

De functie van directeur bedrijfsvoering kent grofweg drie componenten, te weten:

  • de beleidscomponent. Landelijk beleidskaders worden vertaald naar regionaal beleid. Hiertoe is er een relatie met het PaG. Tevens is de regionale directeur counterpart voor het PaG bij wijzigingen/aanvullingen van het landelijk beleid.

  • De verantwoordelijk voor de (uitvoering van de) lokale bedrijfsvoering op een parket.

  • Contractmanager in de relatie met de DVOM. Op basis van de het regionale beleid en lokale vertaling ervan zullen er afspraken met de DVOM worden gemaakt hoe de DVOM de regio en lokale parketten faciliteert.

De directeur bedrijfsvoering stuurt de financial control(ler), de business controllers, de informatiebeveiliging(s functionaris) en (de medewerker) Bewaking, Beveiliging & Crisiscoördinatie. Daarnaast stuurt de directeur bedrijfsvoering de overige medewerkers aan die zijn belast met bedrijfsvoeringstaken. De directeur bedrijfsvoering oefent deze taken uit onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter van het managementteam. Ten behoeve van het verlenen van ondermandaat aan de directeur bedrijfsvoering is een modelbesluit opgesteld voor het verlenen van het ondermandaat.

Planning en control cyclus

De regionalisering betekent voor de planning en controll cyclus met betrekking tot de arrondissementsparketten dat het College van procureurs generaal voortaan uitsluitend met de voorzitters van de regionale managementteams resultaatsafspraken en planning en controll-afspraken maakt.

Het planningsproces is gebaseerd op de meerjaren planningsbrief. In deze brief worden resultaatsafspraken vastgelegd tussen College en de gezamenlijke arrondissementsparketten voor een periode van 4 jaar. Jaarlijks worden door middel van een bijstellingsbrief/planningsbrief (de wijzigingen in) de resultaatsafspraken voor het daarop volgende jaar gecommuniceerd. Aan de hand van deze bijstellingsbrief/planningsbrief en de risico-inventarisatie wordt door de arrondissementsparketten een gezamenlijk conceptjaarplan opgesteld dat in het planningsgesprek tussen het College van Procureurs Generaal en de desbetreffende voorzitter van het regionaal managementteam wordt vastgesteld. De definitieve resultaatsafspraken en het toegekende budget worden vervolgens vastgelegd in de management- en budgetbrief.

Het controllproces verloopt aan de hand van viermaands rapportages. Na de 1e en 2e-viermaandsperiode wordt tussentijds de voortgang van de realisatie van de resultaatsafspraken gerapporteerd. Na afloop van het jaar wordt door de gezamenlijke arrondissementsparketten een jaarrapportage opgesteld. De verantwoording over een jaar wordt afgesloten in het controll gesprek tussen het College van procureurs generaal en de voorzitters van de regionale managementteams. De verantwoording wordt vastgelegd in een controll verslag

Tussen voorzitter van het regionaal managementteam en de hoofdofficieren van justitie

De voorzitter van het regionaal managementteam zal vervolgens op een vergelijkbare wijze inhoud en vorm moeten geven aan de planning en controll cyclus. Op basis van de meerjarenplanningbrief en het jaarplan zal aan de voorzitter van het regionaal managementteam een budget door het College toe worden gewezen om de resultaten te behalen die zijn overeengekomen.

De voorzitter van het regionaal managementteam zal vervolgens met de hoofdofficieren van justitie deze afspraken eveneens moeten maken. Op basis daarvan kan een verdeling van het toegekende budget plaatsvinden.

Zaaksverantwoordelijkheid

Het voorgaande laat onverlet dat de hoofdofficieren van justitie van een arrondissementsparket inhoudelijk verantwoordelijk blijven voor de wijze van afdoening van strafzaken. Vanuit die verantwoordelijkheid zullen de hoofdofficieren van justitie – in het kader van de besprekingen rondom de jaarplannen – moeten vast gaan stellen welke faciliteiten in de vorm van budget, organisatie en formatie en overige faciliteiten zij nodig hebben om de resultaten waartoe zij zich verbinden via het jaarplan waar te kunnen maken. Het vaststellen van het ter beschikking gestelde budget, de organisatie en formatie en overige faciliteiten zal plaats gaan vinden in het regionale managementteam. Het uiteindelijk vastgestelde jaarplan – dat naast de resultaatsafspraken derhalve tevens betrekking heeft op budgetten, organisatie en formatie en overige faciliteiten – vormt daarmee een belangrijk basisdocument voor de sturing van de organisatie.

Artikelsgewijjs

Artikel 1

Bij de begripsomschrijvingen is uitgegaan van de inrichting van het openbaar ministerie zoals is opgenomen in de Wet op de rechterlijke organisatie, de Politiewet 1993 en andere wetten.

Artikel 2

In dit artikel wordt een aantal genoemde hoofdofficieren van justitie aangewezen als voorzitter van het (regionaal) managementteam van de arrondissementsparketten. De voorzitter van het regionaal managementteam zal vervangen moeten kunnen worden bij zijn afwezigheid, belet of ontstentenis. De voorzitter van het regionaal managementteam wijst daartoe een lid van het regionaal managementteam aan, zijnde een hoofdofficier van justitie of in voorkomende gevallen een fungerend hoofdofficier van justitie, als zijn plaatsvervanger. In verband met die waarneming wordt aan de plaatsvervanger alle bevoegdheden toegekend van de voorzitter van het regionaal managementteam. Het spreekt voor zich dat van deze bevoegdheden uitsluitend gebruik kan worden gemaakt in geval van afwezigheid, belet of ontstentenis.

Artikel 3

Het openbaar ministerie wenst snel en doeltreffend zaken af te handelen en adequaat te reageren op ontwikkelingen in de samenleving. Om dit te realiseren dienen de taken te worden belegd daar waar ze qua kennis en capaciteit het beste kunnen worden uitgevoerd.

Het College heeft er dan ook voor gekozen om de beheerverantwoordelijkheid, de budgetverantwoordelijkheid en de verantwoordelijkheid met betrekking tot organisatie en formatie te beleggen bij een aantal hoofdofficieren van justitie in hun rol van voorzitter van het regionaal managementteam.

Het gevolg hiervan is dat er vanaf 1 januari 2009 feitelijk sprake is van een financiële en personele unie. Immers, voorzitters van de regionale managementteams zijn eerstverantwoordelijke indien het gaat om het beheer van de arrondissementsparketten, het verder toewijzen van budgetten aan de arrondissementsparketten en het vaststellen van de organisatie en formatie van de arrondissementsparketten. De voorzitter van het regionaal managementteam kan bij de toedeling van budgetten per arrondissementsparket aanwijzingen geven over de wijze waarop met de budgetten moet worden omgegaan. Het gaat dan bijvoorbeeld om de wijze waarop wordt omgegaan met budgetten die niet worden uitgeput of met vrijvallende vacatureruimte. De voorzitter van het regionaal managementteam beschikt daarmee over een belangrijk mechanisme om richting te geven aan de samenwerking tussen de arrondissementsparketten.

Het is voor het functioneren van het openbaar ministerie van cruciaal belang dat er regionaal wordt samengewerkt. De gespecialiseerde kennis zal regionaal worden gebundeld en wordt op het niveau van de arrondissementsparketten ter beschikking gesteld op basis van de geformuleerde beschikbaarheid, de gestelde prioriteiten en de geformuleerde behoefte in de jaarplannen.

Bij het organisatie- en formatiemandaat is de voorzitter van het regionaal managementteam gehouden om het bestaande functiehuis en de bestaande functieprofielen te gebruiken zoals die binnen het openbaar ministerie gelden. Dat dit gebeurt is gewaarborgd door de voorwaarden:

  • dat indien het gaat om organisatie en formatie er gebruik moet worden gemaakt van een actuele versie van de functiewaarderingssystemen voor de sector rijk en de sector politie. In die functiewaarderingssystemen is het normmateriaal zoals dat binnen het openbaar ministerie geldt verwerkt.

  • dat de waardering van functies dient plaats te vinden met gebruikmaking van het functiewaarderingsadvies van een deskundige op het terrein van deze functiewaarderingssystemen.

De beheerverantwoordelijkheid houdt in dat de hoofdofficier van justitie in zijn rol als voorzitter van het regionaal managementteam besluiten kan nemen en brieven kan ondertekenen die niet vallen onder de mandaten bedoeld in het tweede, derde en vierde lid van dit artikel en die betrekking hebben op zaken die de arrondissementsparketten overstijgen en dus betrekking hebben op de aansturing van het regioparket.

De bevoegdheid op grond van artikel 3 van dit besluit is een geheel andere bevoegdheid dan de bevoegdheid die hoofdofficieren van justitie op grond van artikel 4 van dit besluit wordt toegekend. De bevoegdheden op grond van artikel 3 betreffen namelijk het beheer van de gezamenlijke arrondissementsparketten indien het gaat om het algemeen beheer, het toewijzen van financiële middelen en het toewijzen van formatie en organisatie. De bevoegdheden van artikel 4 betreffen de mogelijkheid om besluiten te nemen op basis van de via artikel 3 toegewezen budgetten, formatie en organisatie en de resultaatsafspraken in het jaarplan voor de betreffende arrondissementsparketten.

Artikel 4

Aan de hoofdofficieren van justitie wordt gemandateerd de beheerbevoegdheid van het eigen arrondissementsparket, de bevoegdheid om budgetten te besteden en uit te putten, het personeelsmandaat, het mandaat arbeidsomstandigheden, het mandaat klachtenafhandeling, het mandaat om beslissingen te nemen voortvloeiende uit aangelegenheden met betrekking tot de Nationale Ombudsman en beslissingen met betrekking to de Wet openbaarheid van bestuur. Het spreekt voor zich dat van deze bevoegdheden gebruik kan worden gemaakt voor zover het toegewezen budget en de organisatie en formatie het gebruik toelaten. De hoofdofficieren van justitie leggen daarover verantwoording af in het managementteam via de planning en controll cyclus die zij intern overeenkomen met de voorzitter van het regionaal managementteam.

De voorzitter van het regionaal managementteam kan overigens op grond van artikel 4, derde lid, aanvullende voorwaarden stellen aan de wijze waarop van deze bevoegdheden gebruik kan worden gemaakt. Het ligt voor de hand deze aanvullende voorwaarden specifiek aan te duiden. Dit kan jaarlijks gebeuren door deze voorwaarden op te nemen in het jaarplan of door deze in het besluit op te nemen waarmee ondermandaat wordt verleend aan de directeur bedrijfsvoering of de betrokken hoofdofficier van justitie. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de wijze waarop wordt omgegaan met vacatures die ontstaan in de loop van het jaar en de te verwachten onderuitputting van het budget.

Op het moment dat het jaarplan is vastgesteld en de budgetten, de organisatie en formatie zijn toebedeeld, geldt dat de hoofdofficieren van justitie bevoegd zijn gebruik te maken van het aan hen toegekende personeelsmandaat binnen de voorwaarden die op grond van dit besluit aan het mandaat zijn gegeven en de eventuele nadere voorwaarden die op basis van het jaarplan zijn gesteld door de voorzitter van het regionaal managementteam.

Artikel 5

In dit artikel worden de voorwaarden geformuleerd die aan het mandaat en het ondermandaat zijn verbonden. Bij het uitoefenen van het mandaat zijn de voorzitter van het regionaal managementteam en de hoofdofficieren van justitie in ieder geval gehouden om gebruik te maken van de facilitaire ondersteuning (P&O advisering en facilitaire ondersteuning) van de directeur bedrijfsvoering en de medewerkers bedrijfsvoering.

De overige voorwaarden zijn gelijkwaardig aan de voorwaarden zoals die reeds bestonden in de oude Mandaatregeling onderdelen openbaar ministerie.

De hoofdofficieren van justitie leggen verantwoording af aan de voorzitter van het regionaal managementteam. Het voorgaande betekent dat ook de hoofdofficier van justitie die voorzitter is van het regionaal managementteam – net zoals de andere hoofdofficieren van justitie, verantwoording aflegt over het gevoerde beheer in zijn arrondissementsparket in het regionaal managementteam. De voorzitter van het regionaal managementteam legt over het gevoerde beheer van de arrondissementsparketten verantwoording af aan het College.

Artikel 6

Beslissingen op bezwaar en na een beroep worden niet genomen door het gezag dat de bestreden beslissing heeft genomen.

Indien een beslissing is genomen door de hoofdofficier van justitie, dan is het College bevoegd om een beslissing te nemen op het bezwaar.

Indien een beslissing is genomen op basis van een ondermandaat dan geldt dat de beslissing op bezwaar dient te worden genomen door het naast hogere niveau. Dit kan zijn de hoofdofficier van justitie .

Artikel 7

Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om bevoegdheden over te dragen. De inhoud van de bevoegdheden die wordt overgedragen is afhankelijk van de wijze waarop daarmee wordt omgegaan. Ten behoeve van het overdragen van bevoegdheden aan de directeur bedrijfsvoering is een modelbesluit opgesteld.

Artikel 8

Op grond van dit artikel blijven bestaande (onder) mandaatverleningen bestaan tot uiterlijk 1 juli 2010. Voor die tijd zal een nieuw – op deze regeling gegrond besluit – besluit moeten worden genomen ten aanzien van het verlenen van ondermandaat.

De Minister van Justitie,

namens deze:

Voorzitter van het College van procureurs generaal,

H.M. Brouwer.

Naar boven