Regeling van de directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie van 9 november 2009, nr. 5628333/09. houdende verlening van ondermandaat en het doorgeven van volmacht en machtiging ten aanzien van beheersaangelegenheden op het terrein van het openbaar ministerie aan het College van procureurs-generaal (Mandaatregeling beheer openbaar ministerie)

De directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Mandaatregeling Ministerie van Justitie 2005 en artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Van het ingevolge artikel 1, onder a, van de Mandaatregeling DG’s, NCTb en plv. SG Justitie 2005 aan de directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de aangelegenheden die het beheer van het openbaar ministerie betreffen ondermandaat verleend aan het College van procureurs-generaal.

  • 2. Het ondermandaat heeft geen betrekking op besluiten die worden genomen op grond van:

    • a. artikel 46 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voor zover het betreft schadeloosstellingen die het bedrag van € 5000 te boven gaan;

    • b. artikel 36b van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

Artikel 2

Het College van procureurs-generaal wordt aangewezen als hoofd van dienst in de zin van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement ten aanzien van bij het openbaar ministerie werkzame functionarissen, niet zijnde rechterlijke ambtenaren.

Artikel 3

Besluiten ten aanzien van de aanstelling, de bevordering en het ontslag alsmede ten aanzien van disciplinaire maatregelen van functionarissen, niet zijnde rechterlijke ambtenaren op managementfuncties in schaal 14 en hoger die direct ressorteren onder het College van procureurs-generaal, worden niet genomen dan nadat het Centraal Loopbaanberaad van het Ministerie van Justitie daarmee heeft ingestemd.

Artikel 4

Vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling genomen besluiten waarin ten aanzien van aangelegenheden die het beheer van het openbaar ministerie betreffen (onder)mandaat, volmacht of machtiging is verleend of doorgegeven aan functionarissen werkzaam bij het openbaar ministerie waarin op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling niet is voorzien, blijven van kracht voorzover zij niet strijdig zijn met het bepaalde bij of krachtens deze regeling, totdat is voorzien in ondermandaat dan wel doorgifte van volmacht of machtiging of het betrokken besluit wordt ingetrokken.

Artikel 5

Het Mandaatbesluit openbaar ministerie wordt ingetrokken.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Mandaatregeling beheer openbaar ministerie.

Den Haag, 9 november 2009

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving,

J. van der Vlist.

TOELICHTING

Algemeen

Ingevolge artikel 25, tweede lid van de Organisatieregeling Ministerie van Justitie 2007 is de directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving beheersverantwoordelijk voor het openbaar ministerie. Dit betreft een taak die wordt uitgevoerd binnen de geldende mandaatconstructie binnen het Ministerie van Justitie, vastgelegd in de Mandaatregeling Ministerie van Justitie 2005 en de daarop gebaseerde ondermandaatregelingen. Anders dan bij andere aangelegenheden die het openbaar ministerie betreffen, vallen beheersaangelegenheden dus hiërarchisch onder de bevoegdheid van de directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving en kan terzake dus, op basis van de Mandaatregeling Ministerie van Justitie 2005, ondermandaat worden verleend aan het College van procureurs-generaal. Daartoe strekt deze regeling. Dit was ook het geval in de thans ingetrokken Mandaatbesluit openbaar ministerie (regeling van 15 december 1997, nr. 665429/897), waarvoor deze regeling in verband met noodzakelijke actualisering in de plaats treedt.

De onderhavige regeling dient dus te worden bezien in samenhang met de Mandaatregeling Ministerie van Justitie 2005 en de daarop gebaseerde ondermandaatregelingen.

Ingevolge artikel 7 van de Mandaatregeling Ministerie van Justitie 2005 heeft deze regeling ook betrekking op de doorgifte van de bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen en andere handelingen te verrichten (volmacht en machtiging). Ook waar in deze toelichting wordt gesproken over mandaat, wordt indien van toepassing tevens gedoeld op volmacht en machtiging.

Op grond van artikel 3, tweede lid, van de Mandaatregeling Ministerie van Justitie 2005 kan het in deze regeling aan het College van procureurs-generaal verleend mandaat steeds één hiërarchisch niveau verder worden doorgegeven.

Met de onderhavige regeling wordt geen wijziging aangebracht in de bevoegdheden en verplichtingen volgens de Comptabiliteitswet 2001.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Het eerste lid bevat een algemeen ondermandaat van beheersaangelegenheden aan het College van procureurs-generaal. Op dit ondermandaat bestaan enkele uitzonderingen. In de eerste plaats gelden de bevoegdheidsvoorbehouden die reeds zijn neergelegd in de Mandaatregeling DG’s, NCTb en plv. SG Justitie. Uit artikel 2, onderdeel e, van die regeling vloeit kort gezegd voort dat aan de secreteris-generaal blijft voorbehouden om besluiten te nemen op grond van artikel 69 Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) voor zover de schadeloosstelling betrekking heeft op immateriële schade of op materiële schade boven een bedrag van € 10.000 en om besluiten te nemen op grond van artikel 99 ARAR. Wat het openbaar ministerie betreft, betreft dit besluiten die betrekking hebben op functionarissen die geen rechterlijke ambtenaar zijn in de zin van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Voor rechterlijke ambtenaren gelden krachtens het tweede lid soortgelijke uitzonderingen op het in het eerste lid verleende ondermandaat. Wat betreft de beperking van het ondermandaat tot schadeloosstellingen tot een bedrag van € 5000 is aansluiting gezocht bij hetgeen van toepassing is voor de zittende magistratuur. Deze beslissingen worden genomen door de secretaris-generaal.

Artikel 2

Dit artikel betreft het zgn. personeelsmandaat. Krachtens het onderhavige artikel wordt het College van procureurs-generaal aangewezen als hoofd van dienst ten aanzien van de bij het openbaar ministerie ressorterende functionarissen die geen rechterlijk ambtenaar zijn.

Artikel 3

In de toelichting op de Mandaatregeling DG’s, NCTb en plv. SG Justitie is de bevoegdheidsvoorbehoud opgenomen dat besluiten inzake aanstelling, ontslag, bevordering of verplaatsing van ambtenaren op managementfuncties in schaal 14 en hoger niet worden genomen, dan nadat het Centraal Loopbaanberaad (CLB), dat onder voorzitterschap staat van de SG, daarmee heeft ingestemd. Hetzelfde geldt ook voor functionarissen die geen rechterlijke ambtenaren zijn op managementfuncties in schaal 14 en hoger die direct ressorteren onder het College van procureurs-generaal.

Artikel 4

Deze overgangsbepaling beoogt bestaande (onder)mandaten, volmachten en machtigingen die zijn verleend aan functionarissen onder het niveau van het College van procureurs-generaal, in stand te laten totdat ter zake desgewenst een op basis van deze nieuwe regeling vastgestelde voorziening is getroffen of is besloten tot intrekking van het desbetreffende (onder)mandaat.

De Minister van Justitie,

namens deze:

de directeur-generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving,

J. van der Vlist.

Naar boven