Voor de berekening van het aantal GVE worden de volgende
omrekeningscoëfficiënten gebruikt:
TOELICHTING
Algemeen
§ 1. Inleiding
Deze regeling behelst de regels inzake de retributies van
werkzaamheden door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) in het kader van de
veterinaire en hygiënische regelingen. In Regeling retributies veterinaire en
hygiënische aangelegenheden is per 1 maart 2008 een nieuw retributiestelsel
voor de VWA geïntroduceerd. Dit stelsel is in de loop van 2008 geëvalueerd.
Deels naar aanleiding van deze evaluatie wordt de regeling op onderdelen
aangepast. Ten eerste betreft dit de verhoging van een aantal retributies.
Daarnaast wordt het aanvraagtarief wederom in het starttarief verdisconteerd.
Tenslotte is ook de toeslagensystematiek op een aantal onderdelen gewijzigd. De
systematiek van het retributiestelsel blijft op hoofdlijnen echter ongewijzigd.
Gelet op de aard van de wijzigingen wordt de oude regeling ingetrokken en
vervangen door onderhavige regeling. De wijzigingen en achtergronden zullen in
het navolgende worden belicht.
§ 2. Advisering bedrijfsleven
Een ontwerp van de retributieregeling is voor advies gezonden aan
de meest betrokken brancheorganisaties. Van een aantal organisaties zijn
opmerkingen over de conceptregeling ontvangen. Het betreft de Productschappen
Vee, Vlees en Eieren (PVE), het Productschap Diervoeders (PD), het Agrarisch
Import Platform (AIP), de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV),
Vereniging Landelijke Organisatie Dibevo, de Federatie Nederlandse
Levensmiddelenindustrie (FNLI), BV Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS), de
Nederlandse Bond van Handelaren in Vee (NBHV), de Nederlandse Bond van
Waaghouders van levend vee (NBW), de Vereniging van Nederlandse
Pluimveeverwerkende Industrie (NEPLUVI), de Nederlandse Bijenhouders Vereniging
(NBV), de Nederlandse Voedingsindustrie Gezelschapsdieren (NVG), de Koninklijke
Nederlandse Slagersorganisatie (KNS), de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland
(LTO) en de Verenigde Sportpaardenhandel Nederland (VSN).
Naar aanleiding van de aan het bedrijfsleven toegezonden
conceptregeling zijn met een zestal organisaties gesprekken gevoerd. Alle
reacties zijn van belang geweest voor de totstandkoming van onderhavige
regeling. Op de belangrijkste punten wordt in de toepasselijke paragrafen van
de toelichting ingegaan.
§ 3. Achtergrond van de wijziging
Met ingang van 1 maart 2008 is het zogenaamde kostprijsmodel
ingevoerd. Dit houdt het volgende in. Op grond van het kostprijsmodel model
worden kosten specifiek toegerekend aan bepaalde producten. Of kosten van de
VWA aan een bepaald product worden toegerekend, is afhankelijk van het type
product (het type werkzaamheden). Ten algemene kunnen de volgende
VWA-productgroepen worden onderscheiden: inspecties, monsters, keuringen,
bedrijvenloket, meldingen en incidentenmanagement, communicatie,
risico-onderzoek en productmanagement. Er is ten behoeve van de noodzakelijke
eenvoud en transparantie van het stelsel bewust gekozen voor een beperkt aantal
producten en een beperkt aantal retributies dat hiervoor in rekening wordt
gebracht. Het voorstel vanuit PVE om bij de bepaling van de kostprijs uit te
gaan van brutoloonkosten van de medewerker (verhoogd met een reële opslag),
past niet binnen dit recentelijk ingevoerde kostprijsmodel.
Naar aanleiding van de conceptregeling hebben diverse
brancheorganisaties opgemerkt dat ondanks het streven naar eenvoud en
transparantie, de opbouw van de tarieven nog altijd onduidelijk is, waardoor er
een gebrek zou zijn aan transparantie. In dit verband zij het volgende
opgemerkt. Bij de vaststelling van de tarieven die de VWA in rekening brengt,
geldt een aantal uitgangspunten. Ten eerste wordt uitgegaan van het door het
kabinet onderschreven principe van kostendekkende tarieven. Beoogd wordt om
gefaseerd te komen tot kostendekkende tarieven in 2011. Hierbij zijn de
Europeesrechtelijke kaders leidend. Voor zover deze kaders nationale
beleidsruimte bieden, zijn de uitgangspunten neergelegd in het Rapport Maat
Houden (Kamerstukken II 1996/97,
24 036, nr. 6;
Stcrt. 2000, 90) bepalend. Op de voet van dit rapport wordt bepaald welke
kosten voor rekening van de overheid en welke voor rekening van het
bedrijfsleven komen. Zo volgt uit dit rapport dat algemene handhavingskosten
voor rekening van de overheid blijven. Dergelijke kosten worden, anders dan
FNLI lijkt te menen, dan ook niet in rekening gebracht bij het bedrijfsleven.
Tenslotte vormt het principe ‘de veroorzaker betaalt’ een belangrijk
uitgangspunt van het retributiestelsel. De (op grond van het rapport Maat
Houden retribueerbare) kosten worden in beginsel daar neergelegd waar zij
worden gemaakt.
De hoogte van de tarieven wordt bepaald door de kosten die de
VWA jaarlijks maakt; de kosten zijn afhankelijk van de volumes en de aard van
de afgenomen VWA-diensten op jaarbasis. Economische omstandigheden kunnen
effecten hebben op die volumes en aard van de afgenomen diensten en maken
voorspellingen daaromtrent onzeker.
Een deel van deze kosten komt voor rekening van de overheid.
Hierbij valt te denken aan bepaalde ICT-kosten, investeringskosten voor
bepaalde projecten en reorganisatiekosten (fusie- en frictiekosten). De
resterende kosten die de VWA maakt worden, volgens het principe ‘de veroorzaker
betaalt’ toegerekend aan tarifeerbare en niet-tarifeerbare werkzaamheden. Op
deze wijze worden de kosten daar neergelegd waar zij worden gemaakt. Hierbij
wordt opgemerkt dat de VWA op haar website (www.vwa.nl) een uitgebreide
onderbouwing publiceert van de concrete tarieven en de werking van het
kostprijsmodel. Hieruit volgt hoe de tarieven zijn opgebouwd en wordt duidelijk
gemaakt ter dekking van welke kosten de tarieven in rekening worden
gebracht.
In reactie op de opmerkingen van PVE, inhoudende dat kosten als
gevolg van inefficiënte inzet van medewerkers en achterblijvende automatisering
niet in de tarieven verrekend mogen worden, wordt gewezen op het volgende. Bij
de inzet van de beschikbare VWA-capaciteit wordt rekening gehouden met alle
relevante factoren, zoals aangevraagde tijd, beschikbare VWA-medewerkers,
locatie bedrijf, lengte routes, werktijden, etcetera. Een en ander wordt op
regionaal niveau gepland. Uitloop, onderbreking, uitstel, en te late aan- en
afmelding van werkzaamheden door omstandigheden die niet aan de VWA toe te
rekenen zijn, zijn factoren die de efficiëntie negatief beïnvloeden; planningen
moeten worden gewijzigd, personeel moet onverwacht worden ingeschakeld en op
pad gaan. Het planningskader verbetert de efficiëntie. Tegen deze achtergrond
valt niet in te zien dat het in rekening brengen van de kosten die de reguliere
inzet én de onverwachte inzet van de medewerkers, vanwege inefficiëntie door
voor de VWA externe factoren, meebrengen, niet zou zijn toegestaan. Ook de
kosten die gemoeid zijn met het gebruik van de aanwezige
automatiseringssystemen zijn werkelijk gemaakte kosten, en zijn retribueerbaar.
De met de fusie en de daarmee samenhangende reorganisatie gemoeide kosten
(fusie- en frictiekosten) worden niet bij het bedrijfsleven in rekening
gebracht, maar blijven voor rekening van de overheid.
Zowel de Regeling retributies veterinaire en hygiënische
aangelegenheden, als de tariefbepalingen in de Regeling diervoeders en de
retributieregelgeving van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(VWS) zijn met ingang van 1 maart 2008 aan de invoering van het kostprijsmodel
aangepast. In de toelichting bij de Regeling retributies veterinaire en
hygiënische aangelegenheden is aangekondigd dat in de loop van 2008 een
evaluatie van de retributieregelgeving zou plaatsvinden. Deze evaluatie is ook
toegezegd aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2008/09,
26 991, nr.
161). Deze evaluatie heeft inmiddels plaatsgevonden. Het doel van de
evaluatie was een beeld te krijgen van de werking van het planningskader, de
uitwerking van de regeling op de verschillende sectoren en de mate van
kostendekkendheid van de retributies. De evaluatie bestond uit een enquête die
aan het bedrijfsleven (brancheorganisaties) is verstuurd, uit gesprekken met
brancheorganisaties en uit een interne evaluatie. Er is een hoeveelheid
informatie verzameld. De uit de evaluatie voortvloeiende resultaten zijn
bestudeerd en hebben deels de aanleiding gegeven tot onderhavige wijzing.
De Tweede Kamer is begin maart 2009 geïnformeerd over deze
resultaten (Kamerstukken II, 2008/09,
26 991, nr.
248). Uit de evaluatie is ten algemene gebleken dat het bedrijfsleven
de retributieregelgeving veelal complex en moeilijk te doorgronden acht,
ondanks de vereenvoudigingen in de systematiek die per 1 maart 2008 zijn
doorgevoerd. Daarnaast worden diverse toeslagen als disproportioneel of
onduidelijk ervaren. Ook acht het bedrijfsleven het planningskader van de VWA
inflexibel.
Naar aanleiding van deze evaluatie wordt het aanvraagtarief dat
ingevolge diverse bepalingen in rekening wordt gebracht, verdisconteerd in het
starttarief. Verder is de toeslagensystematiek aangepast om de helderheid
daarvan te bevorderen. Ook is gestreefd naar verbetering van de leesbaarheid
van de regeling.
Diverse brancheorganisaties hebben echter aangegeven dat de
leesbaarheid van de regeling nog onvoldoende is. Daarop zij allereerst, voor de
volledigheid, opgemerkt dat de onderhavige regeling is voortgekomen uit een
samenvoeging van diverse retributieregelingen. De formuleringen van de
bepalingen in huidige regeling zijn niet wezenlijk anders dan die in de jaren
’90 werden gehanteerd. Leesbaarheid is uiteraard essentieel voor regelgeving.
Om wetstechnische redenen is het echter niet altijd mogelijk deze optimaal te
laten zijn. Daarnaast zij opgemerkt dat de huidige structuur van het
retributiestelsel mede het gevolg is van de diversiteit aan sectoren en
ondernemingen waarvoor de VWA werkzaamheden verricht en van het principe ‘de
vervuiler betaalt’ met een toerekening van kosten en opbrengsten per sector.
Overigens biedt ook de website van de VWA (www.vwa.nl) de nodige informatie
omtrent hetgeen in de regeling is opgenomen. Dit neemt niet weg dat in de
onderhavige regeling uiteraard formuleringen van bepalingen waar mogelijk
aangepast zijn ten behoeve van de leesbaarheid en duidelijkheid.
§ 4. Verhoging retributies
Op 1 maart 2008 is een nieuwe retributieregeling in werking
getreden waarbij het VWA-kostprijsmodel is ingevoerd. Beoogd is om gefaseerd te
komen tot kostendekkendheid van de tarieven in 2011, zoals ook medegedeeld aan
de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2007/08,
26 991, nr.
158). Per 1 januari 2009 zou een vervolgstap richting deze
kostendekkende tarieven worden gezet. In de loop van 2008 heeft de evaluatie
van de retributieregelingen plaatsgevonden, die begin januari 2009 is afgerond.
In afwachting van de definitieve resultaten van de evaluatie zijn de
verhogingen van de retributies die per 1 januari 2009 zouden plaatsvinden,
uitgesteld tot 1 juli 2009. De tarieven zijn per 1 januari alleen geïndexeerd
met een percentage van 4,55%. De evaluatie, alsmede de voor- en nacalculaties,
hebben bevestigd dat de VWA nog altijd niet kostendekkend opereert. De stijging
van de VWA-kostprijs in 2009 is onder meer veroorzaakt door additionele
investeringen in mensen en middelen bij de VWA, waartoe de rapporten omtrent
het functioneren van de VWA van de heer Hoekstra en de heer Vanthemsche
aanleiding hebben gegeven. Deze investeringen worden deels gedragen door de
overheid, en deels (via de retributieregelgeving) door het bedrijfsleven. In
onderhavige regeling wordt thans per 1 juli 2009 de vervolgstap richting de
beoogde kostendekkendheid van de tarieven gezet.
Het percentage waarmee de tarieven worden verhoogd verschilt
per sector. De reden hiervoor is dat het huidige retributiestelsel gestoeld is
op het kostprijsmodel. Dit houdt in dat kosten worden toegerekend aan
specifieke producten. De verhoging van de tarieven wordt berekend op basis van
schattingen omtrent de kosten en marktontwikkelingen. Deze kosten kunnen
verschillen per sector, als gevolg waarvan de verhoging van de tarieven per
sector verschillend uitvalt.
Voor zover een afzonderlijke tariefverhoging in het kader van
kostendekkendheid zou uitstijgen boven 30% is de betreffende verhoging ten
gunste van de sector voor dat tarief gemaximeerd op 30%. In die sectoren is dan
nog geen sprake van kostendekkendheid.
Naar aanleiding van de conceptregeling hebben COV, FNLI, KNS,
NEPLUVI, PDV en PVE aangegeven deze tariefstijging disproportioneel te achten.
Onverkorte doorvoering van de toerekening van VWA-kosten aan tarifeerbare
werkzaamheden zou, inclusief de indexering van 4,55% per 1 januari 2009, hebben
geleid tot een gemiddelde stijging van 13%. Door de maximering van de
desbetreffende tarieven op 30% is de gemiddelde tariefstijging echter beperkt
gebleven tot 10%.
Ook de verplichting om ingevolge verordening (EG) nr.
882/20041 rekening te houden met de belangen van kleine
ondernemingen is bij de tariefbepaling van belang. De manier waarop in het
retributiestelsel rekening wordt gehouden met deze ondernemingen, heeft ertoe
geleid dat ten aanzien van deze beperkte groep ondernemingen het principe van
kostendekkendheid niet wordt toegepast. In reactie op KNS wordt gesteld dat bij
de tariefaanpassing rekening is gehouden met de kleine (zelfslachtende) slagers
in de vorm van sterk verlaagde tarieven. Voor de slachthuizen waar niet meer
dan 10 GVE per week met een maximum van 125 GVE per kwartaal wordt geslacht
geldt op grond van de artikelen 18, 21 en 23 immers een lager tarief. In
reactie op COV wordt opgemerkt dat voor de kleine slachterijen een naast een
maximum aantal GVE per week ook een maximaal aantal GVE per kwartaal geldt. KDS
heeft gevraagd om voor tarieven die in rekening worden gebracht voor
werkzaamheden die door KDS worden uitgevoerd, een differentiatie aan te brengen
in het tarief tussen kleine (zelfslachtende) slagers en grotere slachterijen.
Dit vanwege de lagere productiviteit van deze kleine (zelfslachtende) slagers.
Dit is niet mogelijk vanwege de verplichting om rekening te houden met de
belangen van deze kleine ondernemingen.
Daarnaast is rekening gehouden met bestuurlijke afspraken met
de roodvleessector (convenant post mortem toezicht/keuring),
pluimveeslachterijen en doorvoersector (fasering tarievenstijging). Voor zover
de kosten van de VWA aldus niet worden gedekt door de retributies, komen deze
ten laste van de overheid.
AIP en COV hebben ten aanzien van het tarief dat van toepassing
is op de officiële dierenarts en de officiële assistent opgemerkt dat het niet
acceptabel is dat eenzelfde tarief wordt gehanteerd. De inzet van officiële
assistenten blijft nog noodzakelijk vanwege de hoeveelheid werk en het
capaciteitsgebrek bij VWA-dierenartsen. Het wederom invoeren van een
verschillend tarief voor dierenartsen en assistenten heeft geen effect op de
totale kosten voor het bedrijfsleven. Het huidige tarief is immers een
gemiddeld tarief van dierenarts en assistent. Met het gemiddelde tarief
ontstaat daarbij geen ongelijkheid tussen bedrijven waar procentueel meer of
minder assistenten worden ingezet dan dierenartsen.
Daarnaast hebben NBHV, NBW, NEPLUVI en PVE hun zorg geuit omtrent
de handelspositie van Nederland ingeval van doorvoering van de beoogde
tariefwijzigingen. Gepleit wordt voor een gelijk speelveld met andere landen
(Level Playing Field). Het LEI heeft een vergelijkende studie verricht ten
aanzien van retributiestelsels in de omringende EU-lidstaten in relatie tot de
implementatie van de Europese Verordening (EG) nr. 882/2004. Uit dit rapport
blijkt dat er tussen de EU-lidstaten verschillen in kostentoerekening en
inrichting van inspectiediensten bestaan. In Nederland dat de retributies zijn
gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten. Dit komt tot uitdrukking in het
onderhavige kostprijsmodel en retributiestelsel.
§ 5. Verdiscontering aanvraagtarief in starttarief
Op 1 maart 2008 is met het kostprijsmodel ook het
aanvraagtarief als afzonderlijk tarief naast het starttarief geïntroduceerd.
Het aanvraagtarief is ingevoerd ten behoeve van de transparantie en eenvoud van
het retributiestelsel.
Uit de evaluatie van de werking en effecten van de Regeling
retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden, hoofdstuk 9 van de
Regeling diervoeders en de VWS-retributieregeling is echter naar voren gekomen
dat het in rekening brengen van een aanvraagtarief niet het beoogde effect
heeft gehad. Het aanvraagtarief is voor de aanvrager ondoorzichtig omdat de
facturering van dit tarief niet gekoppeld is aan de uitvoering van de
aangevraagde werkzaamheden. Bovendien bleek het aanvraagtarief voor de VWA
onvoorziene administratieve problemen met zich te brengen. Het afzonderlijke
aanvraagtarief is daarom afgeschaft en verdisconteerd in het starttarief. Dit
heeft tot gevolg dat het starttarief is gestegen.
Een gevolg van de verdiscontering is dat de mogelijkheid is
komen te vervallen om alle voor de onderneming noodzakelijke werkzaamheden in
één keer aan te melden, in welk geval slechts één maal het aanvraagtarief in
rekening werd gebracht. COV heeft in dit verband opgemerkt dat het vervallen
van deze mogelijkheid extra kosten met zich brengt voor regulier werkende
bedrijven die jaarlijks aanvragen. Uit de evaluatie van de retributieregelingen
is echter gebleken dat deze voorziening tot eenmalige aanvraag op
(bijvoorbeeld) jaarbasis, veelal niet aansluit op het bedrijfsproces en de
logistiek. Voor zover het wegvallen van de vorig jaar geïntroduceerde
aanmeldvoorziening tot extra kosten zou leiden, zal dit in relatie tot het
bedrijfsleven als geheel, beperkt zijn.
§ 6. Wijziging toeslagsystematiek
Indien bij de VWA aangevraagde werkzaamheden plaatsvinden buiten
openingstijden, te laat worden aan- of afgemeld, uitlopen, worden onderbroken
of uitgesteld, of geheel of gedeeltelijk niet plaatsvinden, brengt dit extra
kosten voor de VWA met zich mee. Dergelijke bijzondere situaties leiden er
immers toe dat planningen moeten worden gewijzigd, arbeidstoeslagen aan
VWA-medewerkers moeten worden uitbetaald en additionele reiskosten moeten
worden gemaakt. Ter vergoeding van dergelijke extra kosten worden toeslagen bij
het bedrijfsleven in rekening gebracht. Deze systematiek wordt in ieder geval
reeds sinds de jaren ’90 gehanteerd. De toeslagsystematiek wordt door COV en
AIP echter onduidelijk en niet transparant gevonden. Om de toeslagsystematiek
te verbeteren en te verduidelijken, is een aantal wijzigingen doorgevoerd. Deze
worden hieronder worden geschetst.
Vervanging percentages door vaste bedragen
Afhankelijk van het soort werkzaamheden ten aanzien waarvan de
onregelmatigheid zich voordeed, werd bij wijze van toeslag in ieder geval ofwel
een vast bedrag, ofwel een percentage van een kwartiertarief in rekening
gebracht (en in sommige gevallen bijvoorbeeld nog een starttarief). In deze
regeling wordt dit gewijzigd, in die zin dat de percentages vervangen worden
door vaste bedragen in de regeling. Hiermee wordt aangesloten bij de Regeling
diervoeders en de retributieregelgeving van VWS. Hiermee wordt een meer
eenduidige toeslagensystematiek gecreëerd. Bovendien vormt dit een verbetering
van de leesbaarheid van de bepalingen.
Wijziging toeslagsystematiek uitloop van werkzaamheden
(niet zijnde invoercontroles)
Daarnaast wordt de toeslagsystematiek bij uitloop van
werkzaamheden gewijzigd. Zoals aangegeven brengt uitloop van werkzaamheden
extra kosten mee, vanwege bijvoorbeeld extra inzet van VWA-medewerkers, extra
inhuur van practitioners, het aanpassen van routes en de met de met dit alles
gemoeide planningskosten. Ter dekking van deze kosten werd bij uitloop van
werkzaamheden altijd een aanvraagtarief, een starttarief en een tarief van 30%
van het kwartiertarief in rekening gebracht. Het gevolg van deze systematiek
was, dat de totale toeslag in geval van een slechts korte uitloop van
werkzaamheden relatief hoog uitviel. Blijkens bovengenoemde evaluatie wordt dit
als disproportioneel ervaren. Daar komt bij dat uitloop voor de VWA kosten
oplevert naarmate die langer voortduurt. De toeslagensystematiek was hier
onvoldoende op toegesneden waardoor de VWA op dit punt niet kostendekkend kon
opereren. Een en ander heeft geleid tot een gewijzigde toeslagsystematiek bij
uitloop van werkzaamheden. Het aanvraagtarief en het starttarief bij uitloop
van werkzaamheden zijn komen te vervallen. Voorts is het niet kostendekkende
toeslagelement van 30% van het toepasselijke kwartiertarief aangepast. De
nieuwe extra retributie bij uitloop zal een toeslag van 100% op het
kwartiertarief bedragen, in plaats van 30%. Dit ter dekking van de additionele
kosten die voortvloeien uit de uitloop van werkzaamheden. Het vroegere extra
aanvraag- en starttarief vervallen. Anders dan COV meent, is het niet zo dat
deze thans als zodanig in de toeslag van 100% zijn verdisconteerd. Het in
rekening brengen van een aanvraag- en starttarief bij uitloop van werkzaamheden
wordt voortaan achterwege gelaten omdat dit als disproportioneel werd ervaren,
onder meer omdat deze kosten niet gerelateerd zijn aan de duur van de uitloop.
De toeslag wordt voortaan met andere woorden uitsluitend gekoppeld aan het
kwartiertarief. Dit heeft als neveneffect dat de toeslag meer proportioneel
wordt in relatie tot de duur van de uitloop. Daar waar slechts sprake is van
een korte uitloop van werkzaamheden zal deze gewijzigde systematiek in het
voordeel van de betrokken bedrijven werken.
COV bepleit dat de toeslag bij uitloop van werkzaamheden pas in
rekening wordt gebracht nadat de duur van de aangevraagde werkzaamheden met
meer dan een kwartier is overschreden. Hiermee zou de toeslagensystematiek bij
uitloop van de VWA in overeenstemming worden gebracht met de toeslag bij
uitloop die in rekening wordt gebracht voor een officiële assistent die via KDS
wordt ingezet. Dit zou echter betekenen dat de extra kosten die de VWA maakt
voor het eerste kwartier van de uitloop van werkzaamheden, niet in rekening zou
kunnen worden gebracht; de VWA zou hierdoor niet kostendekkend kunnen werken en
veeleer een stap terug zetten wat betreft het niveau van kostendekkendheid. Dit
strookt niet met het kabinetsbeleid.
Wijziging toeslagsystematiek onderbreking, uitstel, geheel
of gedeeltelijk niet plaatsvinden van werkzaamheden (niet zijnde
invoercontroles)
Ook ten aanzien van de toeslag voor onderbreking, uitstel of
geheel of gedeeltelijk afstel van werkzaamheden zijn er wijzigingen doorgevoerd
in de systematiek. Wanneer de uitvoering van werkzaamheden wordt onderbroken of
uitgesteld, of geheel of gedeeltelijk niet plaatsvindt vanwege omstandigheden
die buiten de invloedsfeer liggen van de met de werkzaamheden belaste
VWA-medewerker, en hiervan niet tijdig een melding is gedaan, wordt er een
toeslag in rekening gebracht. Voor het deel dat de werkzaamheden wel werden
uitgevoerd, werd eerder de ingevolge het betreffende artikel verschuldigde
retributie in rekening gebracht, bestaande uit een aanvraag-, start- en
kwartiertarief. Voor het deel dat de werkzaamheden niet werden uitgevoerd, werd
naast het reguliere aanvraagtarief en het starttarief de toeslag per kwartier
doorberekend. De VWA maakt in deze situaties echter veelal geen extra reis- en
administratiekosten die het in rekening brengen van een aanvraag- en
starttarief zouden kunnen rechtvaardigen. Daarentegen worden de reguliere
uurkosten wel gemaakt. Tegen deze achtergrond wordt het starttarief niet langer
in rekening gebracht ingeval van geheel niet plaatsvinden van werkzaamheden.
Daar het aanvraagtarief per 1 juli 2009 sowieso in het starttarief wordt
verdisconteerd, wordt ook het aanvraagtarief in deze gevallen niet meer
geretribueerd. Hiermee wordt tevens tegemoet gekomen aan de kritiek van het
bedrijfsleven in het kader van de evaluatie op deze systematiek.
Wijziging toeslagsystematiek bij uitloop, onderbreking,
uitstel of geheel of gedeeltelijk niet plaatsvinden van invoer- en
doorvoercontrolewerkzaamheden
In het kader van de consultatieprocedure is gebleken dat de
toepassing van de voorgestelde toeslagsystematiek in zekere zin onevenredig zou
uitwerken ten aanzien van de invoersector. Dibevo, dat participeert in het
Agrarisch Import Platform (AIP), heeft dit in haar reactie tot uitdrukking
gebracht. Het verhogen van de toeslagen voor bijvoorbeeld uitloop van
werkzaamheden van 30% naar 100% wordt hier, anders dan in andere sectoren, niet
gecompenseerd door het voorgestelde verval van een aanvraag- en starttarief;
ten aanzien van de betreffende werkzaamheden werd immers een gewichtstarief in
rekening gebracht in plaats van een aanvraag- , start- en kwartiertarief.
Teneinde bepaalde disproportionele effecten weg te nemen bij deze sector is in
overleg met het AIP c.q. Dibevo besloten de vroegere toeslagen die in bepaalde
gevallen in rekening werden gebracht teverdisconteren in het gewichtstarief dat
voor de controlewerkzaamheden in rekening wordt gebracht. De hoogte van het
gewichtstarief (met daarin verdisconteerde toeslag) dat in rekening wordt
gebracht is afhankelijk van dag en tijdstip waarop de controlewerkzaamheden
worden uitgevoerd. In de invoer- en doorvoersector is de VWA bij de grotere
keurpunten structureel werkzaam tussen 06:00 en 23:00 uur. De VWA is dan
permanent of in bepaalde tijdsblokken aanwezig. Voor de hier bedoelde
werkzaamheden wordt het gewichtstarief ex artikelen 3, eerste en derde lid, en
6, eerste lid, in rekening gebracht. Hierin zijn toeslagen voor uitloop,
onderbreking, uitstel of geheel of gedeeltelijk niet plaatsvinden van de
controlewerkzaamheden verdisconteerd. Het oorspronkelijke gewichtstarief
(alsook het daarmee samenhangende minimum- en maximumtarief) dat was opgenomen
in de ontwerpregeling, is hiertoe verhoogd met een percentage van 2%.
Voor zover de werkzaamheden plaatsvinden tussen 23:00 uur en
06:00 uur, in het weekend, of op algemeen erkende feestdagen, wordt het
gewichtstarief ex artikel 3, zesde lid, respectievelijk artikel 6, tweede lid,
in rekening gebracht. Het betreft een hoger gewichtstarief dan in de artikelen
3, eerste en derde lid, en 6, eerste lid, aangezien de kosten van de VWA die
gemoeid zijn met uitvoering van werkzaamheden op de genoemde bijzondere c.q.
afwijkende dagen en tijdstippen beduidend hoger zijn dan ingeval deze
werkzaamheden op werkdagen binnen de genoemde tijden worden uitgevoerd. Om aan
deze situatie recht te doen, is gekozen voor een afwijkende systematiek en is
de vergoeding ter dekking van dergelijke kosten afzonderlijk verdisconteerd in het gewichtstarief. Het
aldus hanteren van twee verschillende tarieven voor invoerwerkzaamheden,
afhankelijk van dag en tijdstip van uitvoering van de werkzaamheden, past
binnen het streven naar kostendekkendheid en doet recht aan het principe ‘de
veroorzaker betaalt’. Bovendien draagt deze opzet bij aan de transparantie van
de regeling en tarieven. Vroegere afzonderlijke toeslagen voor uitloop van
werkzaamheden en dergelijke, komen te vervallen. Hiermee wordt tegemoet gekomen
aan de uitdrukkelijke wens van het betrokken bedrijfsleven tot vermindering van
administratieve lasten en een meer transparante en werkbare
toeslagensystematiek.
Toeslag afgifte certificaten op afstand
Tot slot wordt er een nieuwe toeslag geïntroduceerd voor de
werkzaamheden in verband met de afgifte van certificaten, geleidebiljetten,
gewaarmerkte afschriften van certificaten of geleidebiljetten of bepaalde
verklaringen op afstand. Dit betreft de afgifte van certificaten, biljetten of
afschriften zonder dat daarvoor voorafgaand onderzoek wordt uitgevoerd door een
officiële dierenarts of een officiële assistent. Er was tot op heden nog geen
mogelijkheid om een toeslag in rekening te brengen bij het niet tijdig
aanmelden en bij het niet of slechts gedeeltelijk plaatsvinden van
werkzaamheden ten behoeve van deze certificaten, biljetten, afschriften en
verklaringen. Er worden door de VWA echter kosten gemaakt. Om kostendekkend te
werken worden hiervoor thans toeslagen opgenomen.
Artikelsgewijs
Uitgezonderd de eerder genoemde wijzigingen is de systematiek van
onderhavige regeling op hoofdlijnen niet gewijzigd. Hieronder zullen alleen de
wijzigingen ten opzichte van de regeling zoals deze eerder luidde worden
toegelicht.
Artikel 1
De openingstijden van de VWA zijn van 07.00 uur tot 18.00 uur.
COV stelt voor de openingstijden van de VWA van 06.00 uur tot 18.00 uur te
laten zijn. Dit met name gelet op het feit dat KDS op grond van artikel 53, lid
6, openingstijden van 06.00 uur tot 18.00 uur hanteert. In dit verband wordt
opgemerkt dat ambtenaren van de VWA krachtens het Algemeen
Rijksambtenarenreglement (ARAR) en daarop gebaseerde werktijdenregelingen in
beginsel niet eerder dan 07.00 uur starten. De openingstijden van de VWA zijn
ingericht naar de genoemde rijksregelgeving. Het is wel mogelijk dat een
VWA-medewerker in een concreet geval al eerder dan 07.00 uur met de
werkzaamheden aanvangt. In dat geval dient echter een toeslag te worden
betaald, om hiermee de bijkomende kosten voor deze inzet buiten formele
openingstijden te dekken. KDS kan andere openingstijden hanteren, aangezien KDS
een private organisatie is.
COV vraagt zich daarnaast af of de definitie van feestdag
aangepast kan worden. In lijn met hetgeen gebruikelijk is het commerciële
bedrijfsleven en het door de overheid gevoerde beleid ten aanzien van officieel
erkende feestdagen, zou Bevrijdingsdag slechts eens in de vijf jaar als
officiële feestdag moeten gelden. De voorgestelde aanpassing is echter niet
mogelijk. Op grond van het eerder genoemde ARAR geldt Bevrijdingsdag
ieder jaar als officiële feestdag waarop door
ambtenaren geen reguliere werkzaamheden worden verricht. Dit neemt niet weg dat
op die dag wel werkzaamheden kunnen worden verricht, mits de dan verschuldigde
toeslag, ter dekking van de aanvullende kosten voor de VWA, wordt voldaan.
Artikel 3
Dit artikel behelst retributies die in het kader van de invoer
van producten van dierlijke oorsprong in rekening worden gebracht. Voorheen
gold er één retributie die zowel op de controles bij doorvoer als op de
controles bij transhipment van toepassing was. Er vinden bij transhipment
echter andere controles plaats dan bij doorvoer. Om deze reden is er in artikel
3 een splitsing aangebracht in de retributie voor de controles bij transhipment
(tweede lid) en doorvoer (derde lid). Er is overigens sprake van transhipment
wanneer een partij uit een derde land te wordt ingevoerd en aankomt in een
bepaalde grensinspectiepost, maar bestemd is om via een andere
grensinspectiepost ingevoerd te worden en vervolgens binnen een bepaalde tijd
via de lucht of over zee verder wordt vervoerd.
Het tot op heden geldende kwartiertarief voor controles bij
doorvoer is thans omgezet in een gewichtstarief (een tarief per ton gewicht),
met een minimum- en een maximumtarief. Het tarief is gelijk aan het
gewichtstarief dat voor invoerwerkzaamheden wordt gehanteerd. Gelijkschakeling
van het (soort) tarief bij invoer en doorvoer sluit aan bij de praktijk, waarin
invoer- en doorvoerwerkzaamheden veelal bij eenzelfde keurpunt door eenzelfde
VWA-medewerker plaatsvinden. De verwachting is dat deze gelijkschakeling zowel
voor het bedrijfsleven als voor de VWA tot een eenvoudiger administratie zal
leiden. Bovendien zal het hanteren van een gewichtstarief ertoe leiden dat het
in beginsel voor het bedrijfsleven op voorhand duidelijker zal zijn welk bedrag
voor een concrete controle in rekening zal worden gebracht; de wijziging
vergroot derhalve de transparantie en duidelijkheid. Het communautair
voorgeschreven minimumtarief, dat in verordening (EG) nr. 882/2004 is
weergegeven als een minimum vast bedrag vermeerderd met een minimumbedrag per
kwartier, wordt overigens nog altijd in acht genomen. Met de onderhavige
omzetting in een gewichtstarief wordt tegemoet gekomen aan de uitdrukkelijke
wens hiertoe vanuit het bedrijfsleven (AIP).
Wat betreft de toeslagensystematiek is overigens eveneens
aansluiting gezocht bij de invoersector; de toeslagen zijn evenals bij invoer
verdisconteerd in het gewichtstarief. Voor een nadere toelichting op deze
specifieke toeslagensystematiek zij verwezen naar het algemeen deel van deze
toelichting onder § 5 (‘Wijziging toeslagsystematiek bij uitloop, onderbreking,
uitstel of geheel of gedeeltelijk niet plaatsvinden van
invoercontrolewerkzaamheden’)
Artikel 9
Artikel 9 is van toepassing op retributies die voor de uitvoer
van levende dieren worden opgelegd. Tot op heden werden er slechts retributies
opgelegd met betrekking tot de uitvoer van levend vee. Voor de werkzaamheden
die worden verricht voor levend pluimvee werden nog geen retributies in
rekening gebracht, als gevolg waarvan de kosten die met deze werkzaamheden
gemoeid gaan voor rekening van de overheid kwamen. Vanuit het uitgangspunt van
kostendekkendheid is er in onderhavige regeling een retributie geïntroduceerd
voor het onderzoek dat bij op de uitvoer van levend pluimvee plaatsvindt.
Artikel 10
Er gold tot op heden geen retributie voor werkzaamheden die
worden verricht ten behoeve de uitvoer van bepaalde dieren en levende producten
naar lidstaten. Dit betreft werkzaamheden die op grond van communautaire
regelgeving moeten plaatsvinden met betrekking tot de uitvoer van bepaalde
dieren, sperma, eicellen en embryo’s. Als gevolg hiervan opereerde de VWA op
dit onderdeel niet kostendekkend. In onderhavige regeling wordt een retributie
voor deze werkzaamheden geïntroduceerd.
Het eerste lid ziet op een retributie voor het onderzoek ten
behoeve van een gezondheidscertificaat dat apen, hoefdieren, bijen, honden,
katten, fretten, lagomorfen, sperma van schapen, geiten, paardachtigen, varkens
en runderen, embryo’s en eicellen van schapen, geiten, varkens en paardachtigen
en embryo’s van runderen bij de uitvoer naar lidstaten moet vergezellen. Het
tweede lid is van toepassing op de werkzaamheden die worden verricht ten
behoeve van het document dat voor papegaaiachtigen bij de uitvoer naar
lidstaten vereist is.
Artikel 11
De artikelen 11 en 15, zoals deze waren opgenomen in de
ontwerpregeling die aan het bedrijfsleven is verzonden, betreffen retributies
die in rekening worden gebracht voor werkzaamheden die op verzoek van de
aanbieder worden uitgevoerd, ten aanzien van voor uitvoer bestemde dieren en
dierlijke producten. Gebleken is dat er een overlap is tussen beide artikelen.
Ten behoeve van de eenvoud van de regeling en om te voorkomen dat op
gelijksoortige werkzaamheden twee artikelen van toepassing zijn, worden beide
artikelen thans samengevoegd. Artikel 15, zoals dat in de ontwerpregeling
luidde, komt hiermee te vervallen.
Artikel 13
Artikel 13 is verduidelijkt. In het artikel is expliciet
opgenomen dat de werkzaamheden waar dit artikel op van toepassing is zowel op
de invoer als de uitvoer betrekking kunnen hebben. Ingevolge artikel 13 wordt
een retributie in rekening gebracht voor werkzaamheden op verzoek, ten aanzien
van de in- of uitvoer van onder meer dieren en producten van dierlijke
oorsprong. Het artikel ziet op handelingen die op verzoek van de aanvrager
worden uitgevoerd omdat deze naar mening van de aanvrager de in- of uitvoer van
de betrokken dieren of producten of dergelijke vergemakkelijken of de kwaliteit
c.q. betrouwbaarheid daarvan verhogen.
Artikel 14
Artikel 14 bevat een gestaffeld tarief voor de afgifte van
certificaten of geleidebiljetten waarvoor geen onderzoek ter plaatse door een
officiële dierenarts of een officiële assistent nodig is. Dit betekent, in
reactie op COV, dat bij afgifte van certificaten of geleidebiljetten op afstand
een vast bedrag per certificaat in rekening wordt gebracht. Wanneer er sprake
is van afgifte van certificaten op locatie omdat er onderzoek ter plaatse nodig
is (o.a. artikel 11), worden een starttarief en een kwartiertarief in rekening
gebracht.
Wanneer er op grond van artikel 14 echter meerdere certificaten
of geleidebiljetten tegelijk worden aangevraagd, ten aanzien van eenzelfde
lading dieren of producten van dierlijke oorsprong, wordt er onder voorwaarden,
voor ieder certificaat of biljet dat na het eerste wordt aangevraagd een lager
bedrag in rekening gebracht. Ter verduidelijking van het artikel is thans
expliciet als voorwaarde opgenomen dat de lading waarvoor meerdere certificaten
of geleidebiljetten worden afgegeven, op dezelfde dag afgevoerd moet
worden.
Naar aanleiding van een opmerking van PVE wordt thans het
onderhavige gestaffelde tarief voor de afgifte van certificaten of
geleidebiljetten waarvoor geen onderzoek ter plaatse door een officiële
dierenarts of een officiële assistent nodig is, ook gehanteerd voor
werkzaamheden bij uitvoer van levende dieren en producten (artikelen 9 en 10).
Deze aanpassing zal in de praktijk met name van belang kunnen zijn voor de
certificering ten aanzien van eendagskuikens en broedeieren.
Overigens is het, anders dan PVE meent, niet zo dat tweemaal
een starttarief in rekening wordt gebracht indien uitvoer van pluimvee naar een
EU-lidstaat gepaard gaat met verzoekcertificering; indien certificering
aansluitend plaatsvindt, wordt slechts eenmaal een starttarief in rekening
gebracht.
Hoofdstuk 5 – algemeen
De artikelen in dit hoofdstuk hebben betrekking op
werkzaamheden in het kader van het slachten. Ook hier geldt dat waar voorheen
door de VWA aanvraag-, start- en kwartiertarieven in rekening werden gebracht,
thans start-, en kwartiertarieven worden gehanteerd. Daarnaast is de indeling
van een deel van hoofdstuk 5 gewijzigd. Hierdoor wordt beter aangesloten bij de
terminologie die in het Europeesrechtelijk hygiënepakket wordt gebruikt.
Daarnaast sluit de nieuwe indeling van de paragrafen beter aan bij de werkwijze
van de VWA.
In de eerste paragraaf zijn de retributies opgenomen die in
rekening worden gebracht voor de officiële controles in het kader van het
slachten van als landbouwhuisdieren gehouden hoefdieren. Hieronder worden als
landbouwhuisdier gehouden runderen, varkens, schapen en eenhoevigen
begrepen.
In paragraaf 3 zijn thans de retributies opgenomen die gelden
in het kader van het slachten van pluimvee en gekweekte lagomorfen. Paragraaf
4, waarin de oude paragrafen 3 en 5 zijn geïntegreerd, ziet op wild. Deze
paragraaf bevat de retributies die voor vrij en gekweekt wild gelden. De
tarieven die voor de werkzaamheden, bedoeld in de paragrafen 3 en 5, in
rekening werden gebracht waren al gelijk. De samenvoeging van beide paragrafen
heeft derhalve geen gevolgen voor de tarieven.
Loopvogels en klein wild vielen eerder onder de paragraaf die
op pluimvee van toepassing is. De werkzaamheden die met betrekking tot
loopvogels en klein wild worden verricht zijn echter niet vergelijkbaar met de
werkzaamheden die bij pluimvee worden verricht. Daarom is er voor gekozen om
loopvogels en klein wild op te nemen in de paragraaf die op wild van toepassing
is. Hiermee wordt beter aangesloten bij de praktijk. Dit geldt overigens met
uitzondering van gekweekte lagomorfen, waarop het pluimveetarief van toepassing
blijft. Voor loopvogels en klein vrij wild zijn de tarieven derhalve gewijzigd.
Het kwartiertarief voor wild is hoger dan dat voor pluimvee. Daar staat echter
tegenover dat het starttarief voor wild lager is dan het starttarief voor
pluimvee. De wijziging heeft geen grote financiële consequenties tot
gevolg.
Artikel 16
Dit artikel bevat de retributie voor de uitvoering van de
werkzaamheden door een officiële assistent die via BV Kwaliteitskeuring
Dierlijke Sector (KDS) wordt ingezet. Deze officiële assistent voert post
mortemkeuringswerkzaamheden uit in het kader van de uitvoering van het
Convenant Roodvleeskeuring. Ingevolge artikel 16 wordt er voor de werkzaamheden
die deze officiële assistent verricht een start- en een kwartiertarief in
rekening gebracht. In de conceptregeling zoals deze voor consultatie naar de
diverse brancheorganisaties is verzonden was, op verzoek van KDS, een tweede
lid aan dit artikel toegevoegd. Op grond van het nieuwe lid zouden de
werkzaamheden, wanneer de officiële assistent hier meer dan tien uren
achtereenvolgens aan zou besteden, vanaf tien uur telkens in een blok van acht
kwartieren, ofwel twee uur in rekening worden gebracht. Hiermee was het wanneer
de werkzaamheden meer dan tien uur zouden bedragen, niet van belang of de
officiële assistent daarna een kwartier, of zelfs zeven kwartieren aan de
werkzaamheden zou besteken. Na overschrijding van de grens van tien uren zouden
de werkzaamheden namelijk altijd per twee uur in rekening worden gebracht. Dit
ten behoeve van de kostendekkendheid. Op verzoek van KDS is dit tweede lid
komen te vervallen.
Artikelen 18 en 28
De artikelen 18 en 28 hebben beide mede betrekking op kosten voor
laboratoriumonderzoeken die in rekening worden gebracht. Ingeval
laboratoriumonderzoek nodig is een retributie verschuldigd bestaande uit de
werkelijke kosten van het laboratoriumonderzoek. COV acht het noodzakelijk dat
wordt opgenomen waar de kosten voor laboratoriumonderzoek ten hoogste uit mogen
bestaan. In beide artikelen is echter reeds opgenomen dat de retributie bestaat
uit de werkelijke kosten van het onderzoek. Hiermee wordt voorkomen dat kosten
die geen verband houden met het onderzoek in de retributie worden verwerkt.
Overigens zijn de werkelijke kosten voor laboratoriumonderzoek gepubliceerd op
de website van de VWA (www.vwa.nl).
Artikel 23
Dit artikel heeft betrekking op de retributie voor controles
betreffende residuen van niet toegestane of gereglementeerde stoffen, welke
controles in het kader van het Nationaal Plan Residuen worden verricht. Het
betreft een tarief per ton geslacht gewicht (gewichtstarief). Tot op heden werd
het geslacht gewicht bepaald aan de hand van de lijst in bijlage II bij de
regeling, waarin dat gewicht forfaitair per type dier is weergegeven. In de
praktijk is echter gebleken dat de wens bestaat om bij een concrete controle
het werkelijke geslacht gewicht bepalend te doen
zijn bij de berekening van het uiteindelijke bedrag dat naar aanleiding van die
controle aan in rekening wordt gebracht (werkelijk gewicht maal tarief). Tegen
deze achtergrond is in het tweede lid van artikel 23 bepaald, dat ook het
werkelijke geslacht gewicht van een karkas
gehanteerd mag worden om het voor een concrete controle in rekening te brengen
bedrag te bepalen. Voorwaarde hiervoor is dat dit gewicht dan moet zijn
vastgesteld met behulp van een hiertoe geijkt meetinstrument dat ook overigens
aan alle eisen van de metrologieregelgeving voldoet.
Artikel 32
Op grond van artikel 32 wordt een retributie in rekening gebracht
voor de werkzaamheden die de VWA verricht met betrekking tot de verlening van
een vervoersvergunning. Om een vervoersvergunning te kunnen krijgen moet de
aanvrager bepaalde, in verordening (EG) nr. 1/20052 genoemde, informatie en documenten aanleveren. Op grond van
artikel 6, tweede lid, van deze verordening moeten wijzigingen van deze
informatie en documenten binnen 15 dagen aan de VWA gemeld worden. Er was nog
geen retributie opgenomen op grond waarvan de kosten van de werkzaamheden die
worden verricht voor de verwerking van wijzigingen van gegevens die betrekking
hebben op de vervoersvergunning, in rekening konden worden gebracht. Het gevolg
hiervan is dat de VWA niet kostendekkend werkte. Daarom is in het tweede lid
een nieuwe retributie opgenomen op grond waarvan de kosten die de VWA met
betrekking tot wijziging van deze gegevens maakt in rekening kunnen worden
gebracht.
Artikel 34
Op grond van artikel 34 wordt een retributie in rekening gebracht
voor het verlenen van een toestemming voor gebruik van dierlijke bijproducten.
In artikel 35 van de ontwerpregeling zoals deze aan het bedrijfsleven is
toegezonden was opgenomen dat dit het gebruik overeenkomstig artikel 23 van
verordening (EG) nr. 1774/20023 betrof. Gebleken is echter dat slechts het verlenen van
toestemming voor gebruik overeenkomstig artikel 23, eerste lid, aanhef en
onderdeel a, en tweede lid in rekening wordt gebracht. Het artikel is derhalve
aangepast.
Artikelen 35, 37–40
In de artikelen 35 en 37 tot en met 40 is een aantal nieuwe
retributies opgenomen die in rekening worden gebracht voor VWA-kosten die
worden gemaakt ten aanzien van diverse erkenningen en vergunningen op het
gebied van dierlijke bijproducten. Voorheen werden deze werkzaamheden niet
doorberekend waardoor de VWA niet kostendekkend opereerde. Het betreft de
volgende retributies.
– In artikel 35 is een retributie geïntroduceerd die in
rekening wordt gebracht voor het verkrijgen van een toestemming voor de invoer
van dierlijke bijproducten die afkomstig zijn uit derde landen. Op grond van
artikel 2.9 van de Regeling dierlijke bijproducten 2008 is hiervoor een
toestemming vereist.
– Artikel 37 ziet op een retributie die in rekening wordt
gebracht voor de kosten die de VWA maakt ten aanzien van het verlenen van
erkenningen aan fotografische fabrieken. Fotografische fabrieken maken gebruik
van fotografische gelatine, die is bereid uit de wervelkolom van runderen en
derhalve als categorie-1 materiaal wordt ingedeeld. Invoer van fotografische
gelatine is ingevolge beschikking 2004/407/EG4 slechts toegestaan wanneer dit wordt verzonden naar
erkende fotografische fabrieken. De VWA is op grond van de Regeling dierlijke
bijproducten 2008 belast met de erkenning van dergelijke fabrieken.
– Op grond van verordening (EG) nr. 79/20055 mogen dierlijke bijproducten die zijn verkregen bij de
productie van voor menselijke consumptie bestemde zuivelproducten en voormalige
zuivelvoedingsmiddelen slechts als voerdermiddelen voor dieren worden gebruikt
op veehouderijen die op grond van deze verordening over een vergunning
beschikken. Op grond van artikel 2.22 van de Regeling dierlijke bijproducten
2008 wordt een aanvraag hiertoe bij de VWA ingediend. De kosten die door de VWA
worden gemaakt bij verlening van deze vergunning worden op grond van artikel 38
in rekening gebracht.
– De bevoegde autoriteit kan op grond van verordening (EG) nr.
92/20056 een toestemming verlenen voor het vervoer van vet,
afkomstig van categorie 1 of 2 materiaal naar een verbrandingsinstallatie. De
verlening van deze toestemming is aan de VWA gemandateerd. In artikel 39 is
hiervoor een retributie opgenomen.
– Ten slotte is er een retributie opgenomen in artikel 40. Deze
retributie wordt in rekening gebracht voor de werkzaamheden die de VWA verricht
in het kader van de verlening van een vergunning voor handelsmonsters.
Handelsmonsters zijn monsters zonder enige handelswaarde die genomen zijn in
opdracht van de eigenaar of de vertegenwoordiger daarvan en dat representatief
is voor bepaalde producten van dierlijke oorsprong. Op grond van richtlijn nr.
92/118/EEG7 in samenhang met de regeling veterinairrechtelijke
voorschriften handel dierlijke producten mogen handelsmonsters slechts worden
ingevoerd wanneer daarvoor een vergunning is afgegeven.
Overigens is artikel 37, zoals dit in de aan het bedrijfsleven
toegezonden ontwerpregeling was opgenomen, uit de regeling verwijderd. Dit
artikel bevatte de retributie voor de registratie als gebruiker van dierlijke
bijproducten of als verzamelcentrum als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van
verordening (EG) nr. 1774/2004. In het kader van de consultatie is gebleken dat
er geen afzonderlijke retribueerbare registratiehandelingen, als bedoeld in
artikel 37, plaatsvinden naast verlening van de toestemming aan diezelfde
gebruikers op basis van artikel 35 van de regeling. Bij verlening van de
betreffende toestemming worden de gebruikers eveneens geregistreerd.
Afzonderlijke retribuering van de registratie naast retribuering van de
werkzaamheden tot verlening van de toestemming, zou ten onrechte een dubbeling
van retributies impliceren. Dit is hersteld door het genoemde artikel 37 van de
ontwerpregeling niet in de onderhavige regeling terug te laten keren.
Artikel 45
Te rekenen vanaf 1 augustus 2008 is er, ingevolge richtlijn nr.
2006/88/EG8, een vergunningplicht voor aquacultuurproductiebedrijven.
De vergunningverlening is gemandateerd aan de VWA. De VWA dient ook met
betrekking tot de vergunningverlening aan deze bedrijven kostendekkend te
werken. Daarom voorziet onderhavige regeling in een retributie op grond waarvan
de kosten van de werkzaamheden die de VWA verricht ten aanzien van de
vergunningverlening aan aquacultuurproductiebedrijven in rekening kunnen worden
gebracht.
Artikelen 49–52
In deze artikelen zijn de toeslagen opgenomen. Samengevat worden
deze toeslagen in rekening gebracht indien werkzaamheden te laat worden
aangemeld, meer tijd in beslag nemen dan is aangemeld, buiten openingstijden
plaatsvinden of worden onderbroken of uitgesteld of geheel of gedeeltelijk niet
plaatsvinden. Hiervoor is aangegeven dat de toeslagensystematiek op een aantal
onderdelen gewijzigd wordt. Daarnaast zijn er wijzigingen in de opbouw van de
artikelen aangebracht die de duidelijkheid van de artikelen moeten vergroten.
Verder zijn, naar aanleiding van het commentaar van AIP, de afzonderlijke
toeslagen ten aanzien van VWA-werkzaamheden op het terrein van de invoer van
producten en dieren uit de onderhavige artikelen verwijderd, en zijn deze
verdisconteerd in het ‘reguliere’ gewichtstarief dat voor de betreffende
controlewerkzaam-heden in rekening wordt gebracht. In het verlengde hiervan
zijn, in verband met de omzetting van het kwartiertarief voor doorvoercontroles
naar een gewichtstarief, ook ten aanzien van doorvoer de afzonderlijke
toeslagen verdisconteerd in dat (nieuwe) gewichtstarief. In beide gevallen
wordt overigens voor het werken buiten de genoemde werktijden een afzonderlijk
tarief gehanteerd. Dit tarief wordt in rekening gebracht bij werkzaamheden die
plaatsvinden tussen 23.00 uur en 06.00 uur, of op zaterdagen, zondagen of
algemeen erkende feestdagen. Hieronder wordt een en ander nader
toegelicht.
In artikel 49 is de toeslag geregeld die in rekening wordt
gebracht ter dekking van de kosten die de VWA maakt ingeval werkzaamheden te
laat zijn aangemeld. Werkzaamheden zijn te laat aangemeld, indien het uiterste
aanmeldtijdstip, bedoeld in artikel 57 niet in acht is genomen. In antwoord op
de vraag van VSN zij opgemerkt dat te laat aangemelde werkzaamheden in beginsel
niet op de aangevraagde dag worden uitgevoerd. Dit volgt ook uit het
planningskader. De werkzaamheden worden doorgeschoven naar een andere dag,
tenzij de aanvrager van de werkzaamheden ten genoegen van de VWA kan aantonen
dat de te late aanmelding het gevolg is van omstandigheden die redelijkerwijs
niet voor zijn rekening of risico komen. Er moet met andere woorden aangetoond
kunnen worden dat er sprake is van een zogenaamde calamiteit. Omstandigheden
zoals dierenwelzijn en een dierziektecrisis zijn van belang bij de afweging van
de VWA omtrent het doorschuiven van de werkzaamheden naar een andere dag.
Indien besloten wordt de te laat aangemelde werkzaamheden alsnog op de
aangevraagde dag uit te voeren, is een toeslag verschuldigd ter dekking van de
additionele kosten vanwege de uitloop van werkzaamheden.
Ook wanneer werkzaamheden tot afgifte van certificaten,
geleidebiljetten, gewaarmerkte afschriften van certificaten of geleidebiljetten
of bepaalde verklaringen op afstand te laat zijn aangemeld, worden er door de
VWA kosten gemaakt. Tot op heden was er echter geen mogelijkheid om hiervoor
een toeslag in rekening te brengen. In artikel 57 is nu opgenomen dat een
aanvraag tot afgifte van een certificaat, biljet, afschrift of verklaring op
afstand uiterlijk voor 14:00 uur op de derde werkdag voor de datum van
transport moet zijn gedaan. De reden hiervoor is dat het verwerken van de
aanvraag, het controleren van de aanvraag aan de geldende eisen, het opmaken
van de certificaten, biljetten, afschriften of verklaringen en het tijdig
verzendingsklaar maken de nodige tijd kost. Daar komt bij dat de documenten
uiterlijk op de laatste werkdag voor de vermelde datum van transport verzonden
moeten worden om de aanvrager tijdig te bereiken. Wanneer een aanvraag tot
afgifte van certificaten, biljetten, afschriften of verklaringen op afstand na
dit genoemde tijdstip wordt gedaan, kan er (wanneer de werkzaamheden toch
worden uitgevoerd) een toeslag in rekening worden gebracht.
Wanneer er sprake is van uitloop van werkzaamheden, wordt er
eveneens een toeslag voor die uitloopperiode in rekening gebracht, naast de
normale retributie voor de aangevraagde en uitgevoerde werkzaamheden. Deze
toeslag was opgenomen in hetzelfde artikel waarin ook de toeslag voor te late
aanmelding was opgenomen. Om de duidelijkheid van de regeling te bevorderen is
de toeslag bij uitloop van werkzaamheden thans in artikel 50 opgenomen. Zoals
eerder uiteengezet zijn het extra aanvraagtarief en starttarief, die bij
uitloop van werkzaamheden in rekening werden gebracht, komen te vervallen. Om
toch kostendekkend te blijven werken geldt er in plaats van een toeslag van 30%
op het kwartiertarief een toeslag van 100% op dit kwartiertarief.
Artikel 52 ziet op de toeslag die in rekening wordt gebracht
indien de werkzaamheden worden onderbroken, of uitgesteld, of geheel of
gedeeltelijk niet plaatsvinden, en dit niet tijdig aan de VWA is gemeld. Eerder
werd wat betreft de hoogte van de toeslag gerefereerd aan het kwartiertarief
dat normaliter in rekening wordt gebracht voor de werkzaamheden waar het in het
desbetreffende geval om gaat. Om het artikel duidelijker te maken wordt nu in
artikel 52 het bedrag genoemd dat als toeslag per kwartier in rekening wordt
gebracht.
Het was eerder ook niet mogelijk om ingeval dat de
werkzaamheden tot afgifte van certificaten, geleidebiljetten, gewaarmerkte
afschriften van certificaten of geleidebiljetten of bepaalde verklaringen te
laat zijn afgemeld en geheel niet plaatsvinden een toeslag in rekening te
brengen. Er worden in dit geval echter wel kosten gemaakt door de VWA. De
aanvraag voor de certificaten, biljetten, afschriften of verklaringen wordt
immers afgemeld nadat er al voorbereidende werkzaamheden hebben plaatsgevonden
of de documenten gereed zijn gemaakt voor verzending. In artikel 58, derde lid,
is opgenomen dat wanneer de aanvraag wordt afgemeld voor het moment waarop een
aanvraag uiterlijk kan worden gedaan, er geen toeslag verschuldigd is. Wanneer
een aanvraag na dit moment wordt afgemeld is de aanvrager een toeslag
verschuldigd die gelijk is aan de retributie die in rekening zou zijn gebracht
wanneer de werkzaamheden tot afgifte hadden plaatsgevonden.
Uit het vijfde lid van artikel 52 vloeit verder voort dat er
naast de toeslag die op grond van dit artikel in rekening wordt gebracht, geen
starttarief in verschuldigd is indien de werkzaamheden geheel niet
plaatsvinden. Dit starttarief wordt logischerwijs wel in rekening gebracht
wanneer de werkzaamheden worden uitgesteld, of indien de werkzaamheden zijn
aangevangen maar worden onderbroeken of slechts gedeeltelijk worden verricht.
De reden hiervoor is dat er in deze gevallen wel een start met de werkzaamheden
wordt gemaakt en derhalve een starttarief verschuldigd is.
Artikel 57
In artikel 57 is bepaald op welk tijdstip werkzaamheden uiterlijk
bij de VWA aangemeld dienen te worden. Van de zijde van COV, NBHV, NBW, VSN,
PDV en PVE is aangegeven dat, met name gelet op de logistieke processen in de
sector, het tijdstip van aanmelding van werkzaamheden (waaronder de
aanmeldtermijn van 6 weken voor werkzaamheden in het weekend en op feestdagen)
onwerkbaar is. Door LTO wordt het planningskader zelfs inflexibel genoemd.
Opgemerkt zij echter dat het hanteren van een dergelijk tijdstip van wezenlijk
belang voor de planning door de VWA. Indien de VWA tijdig op de hoogte is van
de van haar verwachte werkzaamheden, kan zij tijdig de benodigde capaciteit
regelen, een strakkere planning in acht nemen en kan de inzet van dierenartsen
optimaal zijn. Aangezien het regelen van beschikbare capaciteit voor weekenden
en feestdagen complexer is, is de aanmeldtermijn in dat geval langer. Bij
inachtneming van een strakkere planning en efficiëntie inzet van dierenartsen
zal ook het bedrijfsleven gebaat zijn, mede daar een en ander een positieve
uitwerking kan hebben op de logistieke processen aldaar. Aanpassing van het
planningskader is thans niet mogelijk vanwege het capaciteitsgebrek aan
dierenartsen. De werking van het planningskader zal in de tweede helft van 2009
overigens opnieuw geëvalueerd worden, waarbij de mogelijkheid tot verruiming
bestudeerd zal worden.
Daarnaast hebben diverse organisaties opmerkingen gemaakt over de
kwaliteit en efficiëntie van de VWA. Hierover wordt opgemerkt dat de VWA door
middel van het planningskader en verschillende projecten, zoals
automatiseringsprojecten en projecten om de interregionale samenwerking voor
wat betreft de planning van werkzaamheden te verbeteren, de kwaliteit en
efficiënte inzet van dierenartsen wordt verbeterd.
NBHV heeft in dit kader nog verzocht de mogelijkheid om
schadevergoeding te eisen voor schade als gevolg van niet-inachtneming door de
VWA haar planning, te formaliseren in de retributieregeling. In reactie hierop
zij er op gewezen dat langs de al bestaande, gebruikelijke bestuursrechtelijke
en civielrechtelijke wegen een schadevergoeding gevorderd kan worden, indien de
VWA om redenen die voor haar rekening en risico komen, haar planning onverhoopt
niet in acht zou kunnen nemen. Langs die wegen kan de in dat concrete geval
geleden schade worden vastgesteld. Formalisering in de retributieregeling is
gelet op het reeds bestaande juridisch kader voor het eisen van
schadevergoeding dan ook niet noodzakelijk.
Artikel 61
Gebleken is dat de kwartiertarieven die zijn opgenomen in de
Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden, en in rekening
worden gebracht voor werkzaamheden op verzoek en werkzaamheden in
pluimveeslachterijen, in 2009 te hoog waren. Met ingang van 1 april zijn de
correcte tarieven feitelijk al door de VWA in rekening gebracht. De regeling
wordt hiermee door middel van onderhavig artikel met terugwerkende kracht tot
1 april 2009 in overeenstemming gebracht.
§ 8. Administratieve lasten
De tarieven als zodanig worden niet aangemerkt als kosten die
voortvloeien uit bij wet of regelgeving ingevoerde informatieverplichtingen en
gelden bijgevolg niet als administratieve lasten.
Het zijn financiële lasten. De onderhavige regeling
continueert in wezen bepalingen van de voormalige retributieregelingen. Ter
zake van die regelingen is destijds bij de nulmeting in 2002 geconstateerd dat
zij geen administratieve lasten bevatten.
§ 9. Vaste verandermomenten (VVM)
Deze regeling treedt op 1 juli 2009 in werking. Daarmee wordt
afgeweken van het LNV-beleid van vaste verandermomenten voor regelgeving, die
inhouden dat nieuwe regelingen slechts op 1 januari of 1 juli in werking treden
en publicatie minimaal drie maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de
regeling plaatsvindt. Dit beleid is neergelegd in de brief van de Minister van
LNV van 28 april 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II
2007/08, 29 515 en 31 201, nr. 243).
De reden voor deze afwijking is dat publicatie per 1 april in de
weg zou hebben gestaan aan een zorgvuldige totstandkoming van de regeling
(inclusief evaluatie en consultatie). Uitstel tot het volgende verandermoment
van 1 januari 2010 (en publicatie drie maanden voorafgaand) zou tot hoge kosten
hebben geleid.
De Minister van
Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
G. Verburg.