Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2009, 70 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2009, 70 | Besluiten van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 116, 120, 123, 124, 125, 129 en 132 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 117, 120 en 124 van de Wet op de expertisecentra, de artikelen VIII, IX en XIV van Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van ondermeer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs (Stb. 423), de artikelen 3a, 11a, 17, 19, 22, 26, 28a, 29 en 30 van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen 3a, 10b, 30, 31, 35 en 56a van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen B16b, B16g, B16l, B21, C11, eerste en tweede lid, en C16.1 van het Besluit trekkende bevolking WPO, artikel 8a, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. en artikel 8 van het Besluit vaststelling doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006–2010;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
Wet op het primair onderwijs;
Wet op de expertisecentra;
basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO;
speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO;
school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WEC niet zijnde een instelling;
het schoolgewicht, bedoeld in artikel 27 van het Besluit bekostiging WPO;
leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO en artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC;
instelling als bedoeld in artikel 8, eerste lid, tweede volzin, van de WEC;
Regionaal expertisecentrum als bedoeld in artikel 28b van de WEC;
het bedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO en artikel 31, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WEC;
het bedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel b, van het Besluit Bekostiging WPO en artikel 31, onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC;
per 1 augustus gerealiseerde samenvoeging van twee of meer gelijksoortige scholen als bedoeld in artikel 1 van de WPO en artikel 1 van de WEC;
een hoofd- of nevenvestiging van een basisschool als bedoeld in artikel 1 van de WPO.
1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2008 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van basisscholen, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: | 40,14 jaar |
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: | € 55.139,04 |
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: | € 68.608,77 |
2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor basisscholen:
a. formatiebasisbedrag: | € 26.468,76 |
b. formatieleeftijdsbedrag: | € 714,26 |
3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO bedraagt voor:
Bedrag per leerling | Verhogingsbedrag | |
---|---|---|
a. leerlingen van 4 t/m 7 jaar: | € 1.577,54 | € 42,57 |
en voor | ||
b. leerlingen vanaf 8 jaar: | € 1.098,45 | € 29,64 |
4. Ten opzichte van het schooljaar 2008–2009 bedraagt de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van basisscholen –0,29% en van de schoolleiding van basisscholen bedraagt deze ontwikkeling –0,87%.
Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in de in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom bij het desbetreffende artikel:
Artikel | Basisbedrag | Leeftijdsbedrag |
---|---|---|
23, eerste lid, (zeer kleine scholen) | € 84.742,16 | € 1.923,29 |
24, tweede lid, onderdeel a, (kleine scholen voet) | € 56.929,01 | € 1.536,23 |
24, tweede lid, onderdeel b, (kleine scholen verminderingsbedrag) | € 394,38 | € 10,64 |
28, eerste lid, (schoolgewicht boa) | € 1.331,38 | € 35,93 |
28a, tweede lid, (gewichtleerlingen in impulsgebied) | € 1.324,00 |
Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel:
Artikel | Bedrag |
---|---|
3a, vierde lid, (aanvang bekostiging) | € 11.434,80 |
29, vierde lid, (groei) | € 2.685,28 |
29, zevende lid, (Bv) | € 799,52 |
Het bedrag per leerling verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren vermenigvuldigde bedrag, bedoeld in de eerste kolom genoemde artikelen van het Besluit bekostiging WPO, is het bedrag, genoemd in de tweede kolom bij het desbetreffende artikel:
Artikel | Bedrag |
---|---|
31, eerste lid, (zorgvoorzieningen ) | € 142,08 |
31, tweede lid, (extra zorgvoorz. swv zonder sbao) | € 3.920,59 |
32, eerste lid, (overdracht bij toename) | € 2.709,64 |
32, tweede lid, en 33, eerste volzin (overdracht en overgang naar ander swv) | € 3.872,63 |
33, tweede volzin (overgang naar ander swv na 1 oktober) | € 6.582,27 |
Het bedrag, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen op de teldatum dat niet hoger is dan 97 € 18.157,73 en voor scholen met een aantal leerlingen op de teldatum dat hoger is dan 97 leerlingen € 31.627,46.
Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van basisscholen vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het her te besteden basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is per onderwijssoort weergegeven in onderstaande tabel.
Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van: Onderwijssoort | Bedrag | Her te besteden bedrag |
---|---|---|
a. dove kinderen | € 12.014,80 | € 10.719,66 |
b. slechthorende kinderen | € 5.850,25 | € 4.767,52 |
c. kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden | € 5.850,25 | € 4.767,52 |
d. lichamelijk gehandicapte kinderen | € 5.850,25 | € 4.767,52 |
e. langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap | € 5.850,25 | € 4.767,52 |
f. zeer moeilijk lerende kinderen | € 5.850,25 | € 4.767,52 |
g. meervoudig gehandicapte kinderen | € 12.014,80 | € 4.767,52 |
h. cluster 4 | € 5.850,25 | € 4.767,52 |
De bedragen, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, worden volgens de onderstaande tabel vastgesteld.
Toelaatbaar verklaard tot speciaal onderwijs aan/van: Onderwijssoort | Bedrag | Her te besteden bedrag |
---|---|---|
a. dove kinderen | € 1.077 | € 1.391 |
b. slechthorende kinderen | € 961 | € 512 |
c. kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden | € 961 | € 512 |
d. lichamelijk gehandicapte kinderen | € 962 | € 569 |
e. langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap | € 961 | € 512 |
f. zeer moeilijk lerende kinderen | € 907 | € 342 |
g. meervoudig gehandicapte kinderen | € 961 | € 512 |
h. cluster 4 | € 961 | € 512 |
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO, bestaat voor basisscholen, waaronder begrepen de school voor varende kinderen, uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A + B’, waarin:
basisbedrag = | € 7.801,90 |
A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met | € 322,99 |
B = het schoolgewicht, vermenigvuldigd met | € 253,70 |
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor basisscholen met minder dan 145 leerlingen wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening: € 4.880,89 minus (het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met € 33,66).
3. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor basisscholen met minder dan 195 leerlingen verhoogd met € 4.780.
4. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor basisscholen die op 1 oktober 2001 werden bezocht door 70% of meer leerlingen die met de factor 0,9 bijdroegen aan het schoolgewicht, wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening: (het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met € 38,54) plus (het schoolgewicht, vermenigvuldigd met € 47,81).
5. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121 van de WPO of artikel 3a, zevende lid, van het Besluit bekostiging WPO.
1. De bekostiging, bedoeld in artikel 9, wordt voor basisscholen, waaronder begrepen de school voor varende kinderen, verhoogd met € 2.751,80 per school en € 40,73 per leerling.
2. Aan de verhoging, bedoeld in het eerste lid, wordt voor elke basisschool met minder dan 145 leerlingen een bedrag toegevoegd dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening: € 5.905,41 minus (het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met € 40,73).
3. De verhoging wordt per school rekenkundig en op hele euro’s afgerond.
1. Het bedrag per formatieplaats, bedoeld in artikel B16b, en artikel C11, eerste en tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO is € 55.139,04.
2. De aanvullende bekostiging voor schoolleiding, bedoeld in artikel B16g van het Besluit trekkende bevolking bedraagt € 18.157,73 per school.
3. Het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel B16l van het Besluit trekkende bevolking bedraagt € 18.340,96 per school. Per school wordt dit bedrag verhoogd met € 8.658,00 ten behoeve van bestuur en management.
1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2008 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren respectievelijk van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs, bedoeld in artikel 120, zesde lid, van de WPO, bedragen:
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: | 41,17 jaar |
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: | € 59.947,82 |
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: | € 74.132,73 |
2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 22, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WPO, is voor speciale scholen voor basisonderwijs:
a. formatiebasisbedrag: | € 25.694,86 |
b. formatieleeftijdsbedrag: | € 831,99 |
3. Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de WPO bedraagt:
a. € 1.161,41 en
b. € 37,61
4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van speciale scholen voor basisonderwijs bedraagt –0,29% en van de schoolleiding van speciale scholen voor basisonderwijs bedraagt deze ontwikkeling –0,87%.
Het bedrag per leerling respectievelijk het verhogingsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van die school, bedoeld in artikel 120, vierde lid, van de WPO is:
a. bedrag per leerling: | € 1.659,89 |
b. verhogingsbedrag: | € 53,75 |
Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 28, derde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is:
a. basisbedrag: | € 1.030,36 |
b. leeftijdsbedrag: | € 33,36 |
1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van speciale scholen voor basisonderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a, vierde lid, van het Besluit bekostiging WPO, is € 12.355,46.
2. Het bedrag, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO, is voor scholen met een aantal leerlingen op de teldatum dat niet hoger is dan 99 € 18.872,91 en voor scholen met een aantal leerlingen op de teldatum dat hoger is dan 99 leerlingen € 33.057,82.
De artikelen 7 en 8 zijn van toepassing op scholen als bedoeld in deze paragraaf.
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 129 van de WPO voor speciale scholen voor basisonderwijs bestaat uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘basisbedrag + A+B’, waarin:
basisbedrag = | € 10.989,36 |
A = het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met | € 527,25 |
B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met | € 153,98 |
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor speciale scholen voor basisonderwijs die op 1 oktober 2001 werden bezocht door 50% of meer cumi-leerlingen, wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening van (het aantal leerlingen, vermenigvuldigd met € 69,75) plus (het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met € 79,87).
3. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 121 van de WPO of artikel 3a, zevende lid, van het Besluit bekostiging WPO.
1. De bekostiging, bedoeld in artikel 16, wordt voor speciale scholen voor basisonderwijs verhoogd met € 3.576,90 per school en € 64,38 per leerling.
2. De verhoging wordt per school rekenkundig en op hele euro’s afgerond.
1. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober 2008 en de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren, onderwijsondersteunend personeel, respectievelijk van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 117, veertiende lid, van de WEC, bedragen:
a. geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd: | 40,55 jaar |
b. genormeerde gemiddelde personeelslasten leraar: | € 58.069,66 |
c. genormeerde gemiddelde personeelslasten oop: | € 35.341,33 |
d. genormeerde gemiddelde personeelslasten schoolleiding: | € 74.221,83 |
2. Het formatiebasisbedrag respectievelijk het formatieleeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 31, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van het Besluit bekostiging WEC, is voor de scholen, bedoeld in het eerste lid:
a. formatiebasisbedrag: | € 20.469,71 |
b. formatieleeftijdsbedrag: | € 927,25 |
3. Het bedrag per leerling respectievelijk het vermenigvuldigingsbedrag, bedoeld in artikel 117, eerste lid, van de WEC, is onderverdeeld naar onderwijssoort en leeftijd van leerlingen, weergegeven in onderstaande tabel.
Onderwijssoort | Bedrag per leerling | Vermenigvuldigingsbedrag | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
SO jonger dan 8 jaar | SO 8 jaar en ouder | VSO | SO jonger dan 8 jaar | SO 8 jaar en ouder | VSO | |
a. Dove kinderen | € 11.426,09 | € 6.210,06 | € 6.221,13 | € 198,52 | € 196,30 | € 206,41 |
b. Slechthorende kinderen | € 8.182,94 | € 4.757,42 | € 6.437,07 | € 108,77 | € 107,28 | € 185,45 |
c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden | € 7.960,29 | € 4.534,77 | n.v.t. | € 108,77 | € 107,28 | n.v.t. |
f. Lichamelijk gehandicapte kinderen | € 10.500,03 | € 10.500,03 | € 11.066,80 | € 109,51 | € 109,51 | € 187,21 |
h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap | € 9.510,73 | € 4.828,91 | € 5.777,72 | € 96,71 | € 94,67 | € 170,15 |
h. 2e Langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap | € 7.026,99 | € 4.608,34 | € 5.357,36 | € 118,04 | € 117,02 | € 172,56 |
j. Zeer moeilijk lerende kinderen | € 5.383,65 | € 5.383,65 | € 5.909,43 | € 101,07 | € 101,07 | € 152,90 |
k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen | € 7.026,99 | € 4.608,34 | € 5.357,36 | € 118,04 | € 117,02 | € 172,56 |
m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut | € 7.026,99 | € 4.608,34 | € 5.357,36 | € 118,04 | € 117,02 | € 172,56 |
n. Meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie: | ||||||
a + j (doof en zmlk) | € 15.538,53 | € 11.973,13 | € 10.327,15 | € 373,13 | € 371,55 | € 371,27 |
a + blind (doof en blind) | € 20.497,41 | € 15.281,38 | € 15.281,38 | € 558,85 | € 556,63 | € 556,63 |
b + j (sh en zmlk) | € 10.184,74 | € 7.576,73 | € 7.092,22 | € 185,36 | € 184,24 | € 188,23 |
f + j (lg en zmlk) | € 14.060,64 | € 14.060,64 | € 14.441,57 | € 173,30 | € 173,30 | € 191,20 |
4. De ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs bedraagt –0,29%. Voor het onderwijsondersteunend personeel van deze scholen bedraagt deze ontwikkeling –0,87% en van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs bedraagt deze ontwikkeling –0,87%.
Bij aanspraak op bekostiging op grond van de artikelen van het Besluit bekostiging WEC, genoemd in de eerste kolom, behoren de bedragen, genoemd in de tweede respectievelijk de derde kolom:
Artikel | Basisbedrag | Leeftijdsbedrag |
---|---|---|
32, eerste lid, (vast bedrag per school) | € 24.019,16 | € 1.088,04 |
41, eerste lid, (cumi-leerling oab) | € 788,08 | € 35,70 |
1. Het basisbedrag verhoogd met het met de geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs vermenigvuldigde leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 3a van het Besluit bekostiging WEC, is € 12.370,31.
2. Het bedrag, bedoeld in artikel 35, van het Besluit bekostiging WEC, onderverdeeld in speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs alsmede naar onderwijssoort en aantal leerlingen, is weergegeven in onderstaande tabel
Aantal leerlingen | SO of VSO | SOVSO | MG SO of VSO | MG SOVSO |
---|---|---|---|---|
1 tot en met 49 | € 20.840,17 | € 20.840,17 | € 36.992,34 | € 36.992,34 |
50 of meer | € 36.992,34 | € 53.144,51 | € 36.992,34 | € 53.144,51 |
Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in artikel 39, van het Besluit bekostiging WEC, is per onderwijssoort en afhankelijk van terugplaatsing naar basisonderwijs of overige onderwijssectoren, weergegeven in onderstaande tabel.
Onderwijssoort | Terugplaatsing naar basisonderwijs | Terugplaatsing naar voortgezet onderwijs of opleiding als bedoeld in art. 7.2.2., eerste lid onder a en b van de WEB | ||
---|---|---|---|---|
Basisbedrag | Leeftijds bedrag | Basisbedrag | Leeftijds bedrag | |
a. Dove kinderen | € 3.872,87 | € 175,44 | € 1.784,96 | € 80,86 |
b. Slechthorende kinderen | € 1.741,97 | € 78,91 | € 1.166,77 | € 52,85 |
c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden | € 1.741,97 | € 78,91 | € 1.166,77 | € 52,85 |
f. Lichamelijk gehandicapte kinderen | € 1.741,97 | € 78,91 | € 1.784,96 | € 80,86 |
h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap | € 1.741,97 | € 78,91 | € 1.166,77 | € 52,85 |
h. 2e Langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap | € 1.741,97 | € 78,91 | € 1.166,77 | € 52,85 |
j. Zeer moeilijk lerende kinderen | € 1.741,97 | € 78,91 | € 1.166,77 | € 52,85 |
k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen | € 1.741,97 | € 78,91 | € 1.166,77 | € 52,85 |
m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut | € 1.741,97 | € 78,91 | € 1.166,77 | € 52,85 |
n. Meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie: | ||||
a + j (doof en zmlk) | € 1.741,97 | € 78,91 | € 1.166,77 | € 52,85 |
a + blind (doof en blind) | € 1.741,97 | € 78,91 | € 1.166,77 | € 52,85 |
b + j (sh en zmlk) | € 1.741,97 | € 78,91 | € 1.166,77 | € 52,85 |
f + j (lg en zmlk) | € 1.741,97 | € 78,91 | € 1.166,77 | € 52,85 |
1. Bevoegde gezagsorganen van scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet onderwijs ontvangen aanvullende bekostiging voor preventieve ambulante begeleiding als bedoeld in artikel 8a, derde lid, onderdeel a, van de WEC, die bestaat uit een basisbedrag, welk bedrag wordt verhoogd met een leeftijdsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van de school op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar en vervolgens vermenigvuldigd met het aantal leerlingen van de school op de teldatum.
2. Het basisbedrag respectievelijk het leeftijdsbedrag, bedoeld in het eerste lid, is onderverdeeld naar speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, alsmede naar onderwijssoort, weergegeven in onderstaande tabel
Onderwijssoort | SO | VSO | ||
---|---|---|---|---|
Basisbedrag | Leeftijds bedrag | Basisbedrag | Leeftijds bedrag | |
a. Dove kinderen | n.v.t. | n.v.t. | € 249,73 | € 11,31 |
b. Slechthorende kinderen | € 233,35 | € 10,57 | n.v.t. | n.v.t. |
c. Kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden | € 235,40 | € 10,66 | n.v.t. | n.v.t. |
f. Lichamelijk gehandicapte kinderen | € 1.011,20 | € 45,81 | € 219,03 | € 9,92 |
h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap | € 10,23 | € 0,46 | n.v.t. | n.v.t. |
h. 2e Langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap | € 61,41 | € 2,78 | € 104,40 | € 4,73 |
j. Zeer moeilijk lerende kinderen | € 24,56 | € 1,11 | n.v.t. | n.v.t. |
k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen | € 61,41 | € 2,78 | € 104,40 | € 4,73 |
m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut | € 61,41 | € 2,78 | € 104,40 | € 4,73 |
n. Meervoudig gehandicapte kinderen | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
De vergoeding voor een regionaal expertisecentrum en de bedragen per school en per leerling, bedoeld in artikel 56a, eerste lid, van het Besluit bekostiging WEC worden aangepast tot respectievelijk € 30.922 en € 10.346 per school en € 176 per leerling.
1. De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in artikel 124 van de Wet op de expertisecentra, bestaat voor de scholen in deze paragraaf uit een bedrag dat wordt berekend volgens de formule ‘A+B+C’, waarin:
A = het aantal SO-leerlingen en VSO-leerlingen, vermenigvuldigd met de bedragen in de tabel genoemd onder A
B = het aantal cumi-leerlingen, vermenigvuldigd met € 120,63
C = het aantal ambulant begeleide leerlingen, vermenigvuldigd met € 169,21.
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor scholen voor speciaal onderwijs die op 1 oktober 2001 werden bezocht door 50% of meer cumi-leerlingen, wordt verhoogd met een bedrag dat gelijk is aan de uitkomst van de berekening van (het aantal leerlingen vermenigvuldigd met het in de tabel onder B genoemde bedrag) plus (het aantal cumi-leerlingen vermenigvuldigd met € 133,52) plus (het aantal ambulant begeleide leerlingen vermenigvuldigd met € 28,94).
3. De onder A en B genoemde bedragen zijn afhankelijk van de onderwijssoort.
Onderwijssoort | SO | VSO |
---|---|---|
a. Dove kinderen | € 1.028,80 | € 1.028,80 |
b. Slechthorende kinderen | € 774,14 | € 872,13 |
c. Kinderen met ernstige spraak moeilijkheden | € 757,81 | n.v.t. |
f. Lichamelijk gehandicapte kinderen | € 898,14 | € 996,11 |
h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap | € 757,81 | € 855,81 |
h. 2e Langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap | € 774,14 | € 855,81 |
j. Zeer moeilijk lerende kinderen | € 757,81 | € 774,14 |
k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen | € 774,14 | € 855,81 |
m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut | € 774,14 | € 855,81 |
n. Meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie: | ||
a + j (doof en zmlk) | € 1.452,26 | € 1.452,26 |
a + blind (doof en blind) | € 1.913,92 | € 1.913,92 |
b + j (sh en zmlk) | € 979,81 | € 996,11 |
f + j (lg en zmlk) | € 1.103,78 | € 1.120,10 |
Onderwijssoort | SO en VSO |
---|---|
a. Dove kinderen | € 124,71 |
b. Slechthorende kinderen | € 73,36 |
c. Kinderen met ernstige spraak moeilijkheden | € 73,36 |
f. Lichamelijk gehandicapte kinderen | € 124,71 |
h. 1e Langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap | € 73,36 |
h. 2e Langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap | € 73,36 |
j. Zeer moeilijk lerende kinderen | € 73,36 |
k. Zeer moeilijk opvoedbare kinderen | € 73,36 |
m. Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut | € 73,36 |
n. Meervoudig gehandicapte kinderen met de combinatie: | |
a + j (doof en zmlk) | € 205,41 |
a + blind (doof en blind) | € 282,29 |
b + j (sh en zmlk) | € 124,71 |
f + j (lg en zmlk) | € 176,07 |
4. Voor de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid wordt het aantal leerlingen vastgesteld overeenkomstig artikel 118 van de WEC of artikel 3a, zevende lid, van het Besluit bekostiging WEC.
1. De bekostiging, bedoeld in artikel 24, wordt voor scholen uit deze paragraaf verhoogd met € 2.029,06 per school en € 34,19 per leerling.
2. De verhoging wordt per school rekenkundig en op hele euro’s afgerond.
1. Het bedrag per leerling respectievelijk het vermenigvuldigingsbedrag, bedoeld in artikel 117, tiende lid, van de WEC is
a. € 1.117,65 en
b. € 50,63
2. Het bedrag, bedoeld in artikel 117, vierde lid, van de WEC is per instelling weergegeven in onderstaande tabel.
(Bedrag per instelling visueel gehandicapte leerlingen) | Instelling | Bedrag |
---|---|---|
Visio Onderwijsinstellingen Noord | 25GP | € 2.088.471,07 |
Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen | 25GR | € 6.353.422,90 |
Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtzienden en Blinden | 25HD | € 3.860.253,49 |
Onderwijsinstelling Sensis | 25HE | € 8.008.509,61 |
De bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid voor instellingen, bestaat uit het in onderstaande tabel opgenomen bedrag per instelling.
(Bedrag per instelling visueel gehandicapte leerlingen) | Instelling | Bedrag |
---|---|---|
Visio Onderwijsinstellingen Noord | 25GP | € 79.377,10 |
Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen | 25GR | € 287.249,39 |
Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtzienden en Blinden | 25HD | € 178.551,56 |
Onderwijsinstelling Sensis | 25HE | € 324.733,02 |
1. De bekostiging, bedoeld in artikel 27, wordt voor instellingen verhoogd met € 2.029,06 per instelling en € 34,19 per leerling op de teldatum.
2. De verhoging wordt per instelling rekenkundig en op hele euro’s afgerond.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2010 wordt bezocht door 3 of meer kinderen in de eerste 4 verblijfsjaren op een reguliere basisschool en die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf 3 ingeschreven schipperskinderen de in de onderstaande tabel opgenomen bedragen die worden gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
Aantal schipperskinderen | Bedrag personeel | Bedrag MI |
---|---|---|
3 tot en met 6 | € 12.014,80 | € 374,04 |
7 tot en met 10 | € 17.865,05 | € 561,15 |
11 tot en met 14 | € 23.720,82 | € 748,07 |
15 tot en met 18 | € 29.571,07 | € 935,18 |
En vervolgens telkens in een bandbreedte van 4 leerlingen, te beginnen vanaf 19 leerlingen, te verhogen met | € 5.850,25 | € 187,11 |
3. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend ingediend bij CFI door middel van het formulier nummer CFI 69102, te downloaden via www.cfi.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. de datum waarop de kinderen zijn of worden toegelaten tot de school;
c. het totaal aantal schipperskinderen dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;
d. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;
e. de school of scholen waarvan de kinderen afkomstig zijn, onder vermelding van de betreffende schoolsoort met vermelding van het aantal verblijfsjaren.
4. Van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een afschrift gezonden aan de Inspectie van het onderwijs waaronder de school ressorteert.
5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
6. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
7. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2010.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 april 2010 wordt bezocht door 4 of meer leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
2. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend ingediend bij CFI door middel van het formulier nummer CFI 69102, te downloaden via www.cfi.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. het aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en de Sinti en hun leerlinggewicht(en) dat op het telformulier van 1 oktober 2008 is opgegeven;
c. het totaal aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;
d. de periode waarvoor bijzondere en aanvullende bekostiging wordt gevraagd;
3. Van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een afschrift gezonden aan de Inspectie van het onderwijs waaronder de school ressorteert.
4. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
5. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
6. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien het een aanvraag betreft voor de periode na 1 april 2010.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder schoolgewicht mede verstaan: schoolgewicht zoals dat is vastgesteld op basis van teldatum 1 oktober 2008, aangevuld met de compensatiehoeveelheid schoolgewicht, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Regeling vaststelling van de drempel en de compensatieregeling bij de gewichtenregeling voor het schooljaar 2009–2010 van 11 maart 2009, kenmerk PO/OO 101528.
2. Het bevoegd gezag van een basisschool waar
a. leerlingen zijn ingeschreven die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend of leerlingen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden als bedoeld in het Besluit trekkende bevolking WPO, waarvoor als gevolg van de wijziging van de gewichtenregeling een lager gewicht is vastgesteld dan het geval zou zijn geweest indien de gewichtenregeling was toegepast, zoals deze luidde voor 1 augustus 2006, en
b. het schoolgewicht daardoor lager is vastgesteld,
ontvangt op aanvraag die voor 1 oktober 2009 is ontvangen, bijzondere bekostiging.
3. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend ingediend bij CFI door middel van het formulier, nummer CFI 69102, te downloaden via www.cfi.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. het aantal 4- tot en met 9-jarige leerlingen op 1 oktober 2008 waarvoor het gewicht 0,4 zou zijn vastgesteld, indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk voor deze leerlingen is vastgesteld;
c. het aantal 4- tot en met 9-jarige leerlingen op 1 oktober 2008 waarvoor het gewicht 0,7 zou zijn vastgesteld, indien dit van toepassing was gebleven, onder vermelding van het gewicht dat daadwerkelijk voor deze leerlingen is vastgesteld.
4. Van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een afschrift gezonden aan de Inspectie van het onderwijs waaronder de school ressorteert.
5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool, waar gedurende een periode van maximaal één jaar voorafgaand aan de aanvraag ten minste 10 leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’ zijn ingeschreven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
2. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend ingediend bij CFI door middel van het formulier nummer CFI 69102, te downloaden via www.cfi.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. een overzicht van het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht met de data van in- en uitschrijving;
c. de ingangsdatum en de einddatum van de door het bevoegd gezag gekozen periode van maximaal 12 maanden, bedoeld in onderdeel b.
3. Van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een afschrift gezonden aan de Inspectie van het onderwijs waaronder de school ressorteert.
4. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
5. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoekerskind: vreemdeling die in het bezit is van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet, onderscheidenlijk een vreemdeling van wie tenminste één van de ouders of voogden in het bezit is van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en deze heeft verkregen op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet, en die ingeschreven staat op een school en deze geregeld bezoekt.
2. Het bevoegd gezag van een basisschool waar op 1 augustus 2009 het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen minimaal 10 meer bedraagt dan het aantal ingeschreven asielzoekerskinderen op 1 oktober 2008, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
3. Het bevoegd gezag van een basisschool die aanvullende bekostiging ontvangt in verband met groei, bedoeld in artikel 29, van het Besluit bekostiging WPO, en waarbij sprake is van een toename met minimaal 10 asielzoekerskinderen ten opzichte van het aantal asielzoekerskinderen op de datum van de laatste toekenning op basis van dit artikel in het schooljaar 2009–2010, dan wel bij gebreke daarvan, op 1 oktober 2008, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
4. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het tweede lid, wordt uitsluitend ingediend bij CFI door middel van het formulier, nummer CFI 69102, te downloaden via www.cfi.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. het aantal asielzoekerskinderen op 1 oktober 2008;
c. het aantal asielzoekerskinderen op 1 augustus 2009.
5. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, wordt uitsluitend ingediend bij CFI door middel van het formulier, nummer CFI 69102, te downloaden via www.cfi.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. het aantal asielzoekerskinderen op 1 oktober 2008;
c. de datum met ingang waarvan aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, is toegekend;
d. het aantal asielzoekerskinderen op de datum van de groeitelling.
6. Van de aanvraag, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt een afschrift gezonden aan de Inspectie van het onderwijs waaronder de school ressorteert.
7. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
8. Indien de aanvraag, bedoeld in het tweede lid, geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van 1 augustus 2009. Indien de aanvraag, bedoeld in het derde lid, geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de datum, waarop aanvullende bekostiging in verband met groei is toegekend.
9. De in het tweede en derde lid bedoelde bekostiging bedraagt per ingeschreven asielzoekerskind € 1.229,60 voor personeel en € 38,37 voor materiële instandhouding, welke bedragen worden gedeeld door 12 en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
leerling die ingeschreven staat op een school, die de school geregeld bezoekt en die door de Minister van Justitie in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, onderscheidenlijk van wie tenminste één van de ouders of voogden door de Minister van Justitie in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000, en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland;
bekostigde school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of een bekostigde school of instelling als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vreemdeling mede verstaan: leerling die ingeschreven staat op een school, die de school geregeld bezoekt en van wie uit het paspoort of ander identiteitsbewijs blijkt dat hij zelf of één van zijn ouders of voogden burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, en die op grond van het EG-verdrag in Nederland verblijft en aantoonbaar nog geen jaar woonachtig is in Nederland.
3. Het bevoegd gezag van een school waar de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor tenminste 4 vreemdelingen die korter dan 1 jaar in Nederland verblijven, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
4. De bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, heeft betrekking op een periode van vier maanden, met als peildata:
a. 1 oktober voor de periode augustus tot en met november;
b. 1 februari voor de periode december tot en met maart;
c. 1 juni voor de periode april tot en met juli.
Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de bijzondere en aanvullende bekostiging een aanvraag in die binnen vier weken na de peildatum door CFI moet zijn ontvangen.
5. Een school die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen verzorgde, komt in aanmerking voor een eenmalige aanvulling op de bijzondere bekostiging van € 9.928.
6. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, wordt uitsluitend ingediend bij CFI door middel van het formulier, nummer CFI 69102, te downloaden via www.cfi.nl en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a. naam, brinnummer, postcode en plaats van de school;
b. het aantal vreemdelingen op de peildatum, die korter dan 1 jaar in Nederland zijn;
c. de periode waarvoor de bekostiging wordt gevraagd;
d. in geval van toepassing van het vijfde lid, een verklaring dat de school niet eerder de eerste opvang van vreemdelingen heeft verzorgd.
7. Van de aanvraag wordt een afschrift gezonden aan de Inspectie van het onderwijs waaronder de school ressorteert.
8. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
9. De in het derde lid bedoelde bekostiging bedraagt per ingeschreven vreemdeling € 2.459,20 voor personeel en € 76,74 voor materiële instandhouding welke bedragen worden vermenigvuldigd met 4/12.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool waaraan een visueel gehandicapte leerling is ingeschreven die begeleiding ontvangt van een instelling voor visueel gehandicapte kinderen en waarvoor geen leerlinggebonden budget beschikbaar is als bedoeld in artikel 70a van de WPO, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding.
2. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend ingediend door middel van formulier nummer CFI 69102, te downloaden via www.cfi.nl. Het aanvraagformulier gaat vergezeld van een verklaring van ambulante begeleiding die is ingevuld door de instelling voor visueel gehandicapten die de ambulante begeleiding verzorgt.
3. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per leerling de in de tabel opgenomen bedragen die worden gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
Soort handicap | Bijzondere bekostiging voor personeel | Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding |
---|---|---|
Blinde leerling | € 12.014,80 | € 1.180,18 |
Slechtziende leerling | € 5.850,25 | € 993,25 |
4. Van de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt een afschrift gezonden aan de Inspectie van het onderwijs waaronder de school ressorteert.
5. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
6. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder schoolgewicht: schoolgewicht zoals dat is vastgesteld op basis van teldatum 1 oktober 2008, aangevuld met de compensatiehoeveelheid schoolgewicht bedoeld artikel 3, tweede lid, van de Regeling vaststelling van de drempel en de compensatieregeling bij de gewichtenregeling voor het schooljaar 2009–2010 van 11 maart 2009, kenmerk PO/OO 101528, van een school in een samenwerkingsverband.
2. Aan het bestuur van de centrale dienst van een samenwerkingsverband dan wel, indien een bevoegd gezag alle scholen in een samenwerkingsverband in stand houdt, het bevoegd gezag, waarvan de som der schoolgewichten van de scholen binnen het samenwerkingsverband 140 of meer is, wordt een bedrag van € 67,63 per schoolgewicht toegekend.
1. Het bevoegd gezag van een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, waar onderwijs wordt verzorgd aan leerlingen van een residentiële instelling, niet zijnde een justitiële jeugdinrichting of een instelling voor gesloten jeugdzorg, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel vanaf 1 augustus 2009 tot 1 augustus 2010, indien het aantal ingeschreven leerlingen van die school op 1 augustus 2009 met tenminste twee maal de kleinste factor N, bedoeld in de tabel in artikel 14 van het Besluit bekostiging WEC die op de school van toepassing is, is gegroeid ten opzichte van de teldatum 1 oktober 2008, dan wel, indien artikel 37 van het Besluit bekostiging WEC van toepassing is, ten opzichte van 16 januari 2009. Indien de in de eerste volzin bedoelde school op grond van artikel 38 van het Besluit bekostiging WEC met ingang van 1 januari 2010 aanvullende bekostiging ontvangt, wordt de bijzondere bekostiging per die datum verminderd met de aanvullende bekostiging.
2. Het bevoegd gezag van een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, waar onderwijs wordt verzorgd aan leerlingen van een residentiële instelling, niet zijnde een justitiële jeugdinrichting of een instelling voor gesloten jeugdzorg, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel vanaf 1 januari 2010 tot 1 augustus 2010, indien het aantal ingeschreven leerlingen van die school op 16 januari 2010 met tenminste twee maal de kleinste factor N, bedoeld in de tabel in artikel 14 van het Besluit bekostiging WEC die op de school van toepassing is, is gegroeid ten opzichte van de teldatum 1 oktober 2008, dan wel, indien artikel 37 van het Besluit bekostiging WEC van toepassing is, ten opzichte van 16 januari 2009, dan wel, indien het eerste lid van dit artikel van toepassing is, ten opzichte van 1 augustus 2009, dan wel indien artikel 38 van het Besluit bekostiging WEC van toepassing is, ten opzichte van 1 oktober 2009.
3. Het bevoegd gezag van een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs, waar onderwijs wordt verzorgd aan leerlingen van een residentiële instelling, niet zijnde een justitiële jeugdinrichting of een instelling voor gesloten jeugdzorg, ontvangt op aanvraag bijzondere bekostiging voor personeel vanaf 1 maart 2010 tot 1 augustus 2010, indien het aantal ingeschreven leerlingen van die school op 1 maart 2010 met tenminste twee maal de kleinste factor N, bedoeld in de tabel in artikel 14 van het Besluit bekostiging WEC die op de school van toepassing is, is gegroeid ten opzichte van de teldatum 1 oktober 2008, dan wel, indien artikel 37 van het Besluit bekostiging WEC van toepassing is, ten opzichte van 16 januari 2009, dan wel, indien het eerste lid van dit artikel van toepassing is, ten opzichte van 1 augustus 2009, dan wel, indien artikel 38 van het Besluit bekostiging WEC van toepassing is, ten opzichte van 1 oktober 2009, dan wel, indien het tweede lid van dit artikel van toepassing is, ten opzichte van 16 januari 2010.
4. De aanvraag voor de bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, dient binnen 14 dagen na het van toepassing zijnde groeimoment te zijn ontvangen door CFI. Indien de datum, genoemd in het eerste, tweede of derde lid, valt op een dag waarop geen onderwijs wordt gegeven, worden op de eerstvolgende schooldag de leerlingen geteld die op die datum stonden ingeschreven. Melding van groei is uitsluitend mogelijk door middel van een formulier dat op aanvraag door CFI wordt toegezonden.
5. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt het verschil tussen:
de berekende bekostiging, bedoeld in artikel 117, eerste lid, van de WEC op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober 2008, dan wel, indien artikel 37 van het Besluit bekostiging WEC van toepassing is, op basis van het aantal leerlingen op 16 januari 2009, en
de berekende bekostiging, bedoeld in artikel 117, eerste lid, van de WEC op basis van het aantal leerlingen op 1 augustus 2009. De uitkomst wordt gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
6. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het tweede lid, bedraagt het verschil tussen:
de berekende bekostiging, bedoeld in artikel 117, eerste lid van de WEC, op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober 2008, dan wel, indien artikel 37 van het Besluit bekostiging WEC van toepassing is, op basis van het aantal leerlingen op 16 januari 2009, dan wel, indien het eerste lid van dit artikel van toepassing is, op basis van het aantal leerlingen op 1 augustus 2009, dan wel, indien artikel 38 van het Besluit bekostiging WEC van toepassing is, op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober 2009, en
de berekende bekostiging, bedoeld in artikel 117, eerste lid van de WEC op basis van het aantal leerlingen op 16 januari 2010. De uitkomst wordt gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
7. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het derde lid, bedraagt het verschil tussen:
de berekende bekostiging, bedoeld in artikel 117, eerste lid van de WEC, op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober 2008, dan wel, indien artikel 37 van het Besluit bekostiging WEC van toepassing is, op basis van het aantal leerlingen op 16 januari 2009, dan wel, indien het eerste lid van dit artikel van toepassing is, op basis van het aantal leerlingen op 1 augustus 2009, dan wel, indien artikel 38 van het Besluit bekostiging WEC van toepassing is, op basis van het aantal leerlingen op 1 oktober 2009, dan wel, indien het tweede lid van dit artikel van toepassing is, op basis van het aantal leerlingen op 16 januari 2010, en
de berekende bekostiging, bedoeld in artikel 117, eerste lid van de WEC op basis van het aantal leerlingen op 1 maart 2010. De uitkomst wordt gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.
8. Voor de toepassing van dit artikel worden leerlingen op vestigingen van scholen waaraan justitiële jeugdinrichtingen zijn verbonden buiten beschouwing gelaten.
1. Het bevoegd gezag van een school voor voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen met een vestiging die fungeert als gesloten justitiële inrichting waarbinnen het onderwijs georganiseerd moet worden, dan wel is verbonden aan een instelling voor gesloten jeugdzorg, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel.
2. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per vestiging € 29.778,12 en € 447,14 per leerling van de vestiging. Het aantal leerlingen van de vestiging is gelijk aan de door de Minister van Justitie toegekende capaciteit als het een justitiële jeugdinrichting betreft, en is de door de Minister voor Jeugd en Gezin toegekende capaciteit als het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft.
3. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding, indien er op de eerste van de maand door de Minister van Justitie, indien het een justitiële jeugdinrichting betreft, en door de Minister voor Jeugd en Gezin, indien het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft, meer capaciteit, uitgedrukt in leerlingen, aan de vestiging is toegekend dan het aantal leerlingen van de vestiging op grond waarvan de personele bekostiging voor het schooljaar is bepaald. Onder personele bekostiging, bedoeld in de eerste volzin, wordt mede verstaan, de aanvullende bekostiging op grond van de artikelen 37 en 38 van het Besluit bekostiging WEC, en, indien dit artikel reeds eerder is toegepast, de bijzondere bekostiging op grond van dit artikel.
4. De bijzondere bekostiging respectievelijk aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, bedraagt het verschil tussen de capaciteit, uitgedrukt in leerlingen, en het aantal leerlingen waarvoor personele bekostiging is toegekend, vermenigvuldigd met € 12.354,67 voor personeel en € 1.265,95 voor materiële instandhouding, gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal resterende maanden van het schooljaar waarvoor de bekostiging is toegekend.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool waaraan een zeer moeilijk lerende leerling is ingeschreven waarvoor een leerlinggebonden budget beschikbaar is als bedoeld in artikel 70a van de WPO, ontvangt bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding indien de leerling is geplaatst in groep 3 of hoger.
2. De aanvraag voor de bijzondere en aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend ingediend voor een geïndiceerde zmlk-leerling die met ingang van het schooljaar vanuit groep 2 wordt geplaatst in groep 3 door middel van een per leerling volledig ingevuld formulier nummer CFI 66007, te downloaden via www.cfi.nl.
3. De toekenning van de bijzondere bekostiging voor personeel en aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding wordt na de eerste toekenning elk schooljaar automatisch toegekend zolang de leerling op de school staat ingeschreven.
4. Indien de leerling wordt teruggeplaatst naar groep 2 stopt de toekenning met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand van terugplaatsing. Het bevoegd gezag meldt deze terugplaatsing direct aan CFI.
5. De bijzondere bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 6.159,03 per leerling en de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 290,00 per leerling.
Regionale expertisecentra ontvangen ten behoeve van de opvang en begeleiding van leerlingen met autisme bijzondere bekostiging welke is gebaseerd op de toekenning voor het schooljaar 2006–2007 en aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren, onderwijsondersteunend personeel en van de schoolleiding van scholen voor speciaal, voortgezet speciaal en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 18, vierde lid.
1. Het bedrag bedoeld in artikel 3, eerste lid, genoemd bij C en artikel 3, tweede lid, en artikel 4, tweede lid, van de Regeling vaststelling van de drempel en de compensatieregeling bij de gewichtenregeling voor het schooljaar 2009–2010 van 11 maart 2009, kenmerk PO/OO 101528, is € 3.107,09.
2. De drempel als bedoeld bij H in artikel 4, eerste lid van de Regeling vaststelling van de drempel en de compensatieregeling bij de gewichtenregeling voor het schooljaar 2009–2010 van 11 maart 2009, kenmerk PO/OO 101528, bedraagt 2.
1. Het bevoegd gezag van een basisschool die met ingang van 1 augustus is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige basisscholen, ontvangt het eerste schooljaar na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding, berekend op grond van het derde en vierde lid.
2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede schooljaar na de samenvoeging
a. de helft van de bijzondere bekostiging, berekend op grond van het derde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen, en
b. de bijzondere bekostiging berekend op grond van het vierde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van basisscholen.
3. De bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan X–Y, waarin:
X = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van de artikelen 23, 24, 25 en 28 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en
Y = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van de artikelen 23, 24, 25 en 28 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.
4. De bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van de schoolleiding is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan Xs–Ys, waarin:
Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en
Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.
1. Het bevoegd gezag van een speciale school voor basisonderwijs die met ingang van 1 augustus is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige speciale scholen voor basisonderwijs, ontvangt het eerste schooljaar na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van de schoolleiding berekend op grond van het derde lid.
2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede schooljaar na de samenvoeging de bijzondere bekostiging berekend op grond van het derde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van speciale scholen voor basisonderwijs.
3. De bijzondere bekostiging voor schoolleiding is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan Xs–Ys, waarin:
Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en
Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 26 van het Besluit bekostiging WPO in het schooljaar na de samenvoeging.
1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs die met ingang van 1 augustus is ontstaan uit samenvoeging van twee of meer zelfstandige scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, ontvangt het eerste schooljaar na de samenvoeging bijzondere bekostiging voor de personeelskosten van leraren en die van de schoolleiding berekend op grond van het derde en vierde lid.
2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, ontvangt in het tweede schooljaar na de samenvoeging
a. de helft van de bijzondere bekostiging berekend op grond van het derde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, en
b. de bijzondere bekostiging berekend op grond van het vierde lid, aangepast aan de ontwikkeling van de genormeerde gemiddelde personeelslasten van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs.
3. De bijzondere bekostiging voor leraren is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan X–Y, waarin:
X = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en
Y = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 32 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging.
4. De bijzondere bekostiging voor schoolleiding is voor het eerste schooljaar na de samenvoeging gelijk aan Xs–Ys, waarin:
Xs = de som van de bekostiging van alle bij de samenvoeging betrokken scholen, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden, en
Ys = de som van de bekostiging van de samengevoegde school, berekend op grond van artikel 35 van het Besluit bekostiging WEC in het schooljaar na de samenvoeging.
1. De gewogen gemiddelde leeftijd op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, is de betrekkingsomvang aan de desbetreffende school van elke leraar op de school, vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren op de school. Voor leraren ouder dan 50 jaar wordt voor de toepassing van de eerste volzin de leeftijd op 50 jaar vastgesteld. Indien de uitkomst van de berekening van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in de eerste volzin, lager is dan 30 wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op 30. De in de eerste volzin bedoelde gewogen gemiddelde leeftijd wordt afgerond op 2 decimalen.
2. Onder leraar als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: elk personeelslid dat is aangesteld in een onderwijsgevende functie als bedoeld in artikel 151 van Rechtspositiebesluit WPO/WEC, zoals dat luidde op 31 juli 2005, met uitzondering van: leraren in opleiding als bedoeld in artikel 191, onderdeel a, van dat besluit en personeelsleden die in dienst zijn of van wie de betrekkingsomvang is uitgebreid in verband met vervanging, voor zover de kosten van deze dienstbetrekking of uitbreiding van de betrekkingsomvang ten laste komen van de in artikel 183 van de WPO of artikel 169 van de WEC bedoelde rechtspersoon.
3. In geval van een samenvoeging is de gewogen gemiddelde leeftijd de som van de betrekkingsomvang van elke leraar van alle bij de samenvoeging betrokken scholen vermenigvuldigd met diens leeftijd en vervolgens gedeeld door de som van de betrekkingsomvang van alle leraren van alle bij de samenvoeging betrokken scholen. De tweede tot en met de laatste volzin van het eerste lid is van toepassing.
4. De geraamde landelijk gewogen gemiddelde leeftijd wordt vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde leeftijd van de scholen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar.
5. Indien voor de mededeling van de gewogen gemiddelde leeftijd, bedoeld in artikel 11a van het Besluit bekostiging WPO en artikel 10b van het Besluit bekostiging WEC, gebruik wordt gemaakt van een geautomatiseerd systeem voor de salarisverwerking, wordt de gewogen gemiddelde leeftijd vastgesteld op basis van de gegevens die in november voorafgaande aan die mededeling door dat systeem zijn verwerkt.
1. Tenzij in deze regeling anders is bepaald worden de bekostigingsbedragen, bedoeld in deze regeling, uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang.
2. De maandelijkse betaling van de bekostigingsbedragen voor personeelskosten bedoeld in de artikelen 2, 3, 6, 10a, eerste en tweede lid, 11, 12, 13, 14, tweede lid, 18, 19, 20, tweede lid, 21, 22 en 26 vindt plaats op grond van de volgende percentages:
Augustus | 6,91% | |
September | 6,91% | |
Oktober | 6,91% | |
November | 6,91% | |
December | 6,91% | |
Januari | 10,25% | |
Februari | 9,20% | |
Maart | 9,20% | |
April | 9,20% | |
Mei | 9,20% | |
Juni | 9,20% | |
Juli | 9,20% |
De drempelwaarden, bedoeld in artikel VIII, vierde lid, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs (Stb. 423), bedragen de volgende percentages:
Schooljaar | Drempelwaarde | |
---|---|---|
Onderdeel a | Onderdeel b | |
2006–2007 | 0% | 0% |
2007–2008 | 1% | 1,15% |
2008–2009 | 2% | 2,4% |
2009–2010 | 3% | 5% |
Het vermenigvuldigingsbedrag, bedoeld in artikel 3 van het Besluit vaststelling doelstelling en bekostiging onderwijsachterstandenbeleid 2006–2010, voor het schooljaar 2009–2010 bedraagt € 1.855 per eenheid schoolgewicht.
1. De bedragen, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit W.V.O. worden met ingang van 1 augustus 2009 aangepast volgens de onderstaande tabel.
Toelaatbaar verklaard tot voortgezet speciaal onderwijs aan/van: (Onderwijssoort) | Bedrag LWOO /PRO exclusief her te besteden bedragen | Bedrag Overig VO exclusief her te besteden bedragen | Her te besteden bedrag Personele bekostiging | Her te besteden bedrag Materiële bekostiging |
---|---|---|---|---|
a. dove kinderen | € 2.388,65 | € 3.099,58 | € 5.063,67 | € 559 |
b. slechthorende kinderen | € 1.535,56 | € 3.099,58 | € 3.275,13 | € 216 |
c. lichamelijk gehandicapte kinderen | € 1.564,00 | € 3.099,58 | € 5.063,67 | € 469 |
d. langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap | € 1.535,56 | € 3.099,58 | € 3.275,13 | € 274 |
e. zeer moeilijk lerende kinderen | € 1.535,56 | € 3.099,58 | € 3.275,13 | € 149 |
f. meervoudig gehandicapte kinderen | € 1.535,56 | € 3.099,58 | € 3.275,13 | € 274 |
g. cluster 4 | € 1.535,56 | € 3.099,58 | € 3.275,13 | € 274 |
2. De bedragen, genoemd in het eerste lid, in de eerste twee kolommen met bedragen, worden in de maand augustus 2010 uitbetaald.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
2. Deze regeling heeft betrekking op het schooljaar 2009–2010 en vervalt met ingang van 1 augustus 2019, met dien verstande dat deze van toepassing blijft voor het tijdvak waarvoor zij gelding had.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S.A.M. Dijksma.
Sinds het schooljaar 2006–2007 vindt in het primair onderwijs de bekostiging van het personeel plaats op basis van lumpsumbekostiging. De basis voor deze nieuwe vorm van bekostiging is de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van ondermeer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs (Stb. 2005, 423), hierna te noemen lumpsumwet.
In deze regeling is de omrekening van fre’s naar bedragen zoals opgenomen in de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling aanpassing bekostiging personeel PO 2006–2007, niet meer opgenomen. Uitgangspunt hierbij is dat de omrekening naar geld heeft plaatsgevonden en dat de aldus bepaalde bedragen nu jaarlijks kunnen worden bijgesteld op basis van de in de regeling vastgestelde ontwikkeling van de personele lasten van leraren.
In de memorie van toelichting van de lumpsumwet is aangegeven dat het de intentie is wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Met de onderwijsorganisaties is dan ook afgesproken dat de bedragen voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid in eerste instantie in maart/april voorafgaande aan het schooljaar worden vastgesteld. Daarna kan vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing van de bedragen vastgesteld worden in juli voorafgaande aan het schooljaar. De eventueel noodzakelijke aanpassing van de bedragen gedurende het schooljaar worden daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve vaststelling tegen het einde van het schooljaar.
Tevens is in de lumpsumwet het voornemen aangekondigd om tot een clustering van alle bekostigingsregelingen te komen zodat het aantal tot een minimum wordt beperkt. In de onderhavige regeling worden naast de lumpsum bedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld. Ook het vermenigvuldigingsbedrag ten behoeve van de specifieke uitkering aan gemeenten, bestemd voor het bestrijden van onderwijsachterstanden en de bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs voor het schooljaar 2009–2010 worden in deze regeling aangepast.
Tot aan de invoering van de lumpsumbekostiging kon de minister op grond van de wet aanvullende formatie toekennen aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. De minister publiceerde jaarlijks een aantal omstandigheden op grond waarvan aanvullende formatie kon worden aangevraagd. In de nieuwe lumpsumwet is dit de ‘bijzondere bekostiging personeelskosten’ gaan heten. In de praktijk zijn de gepubliceerde bijzondere omstandigheden jaarlijks hetzelfde zoals bijvoorbeeld schipperskinderen en kinderen van zigeuners. Deze standaard bijzondere omstandigheden zijn opgenomen in deze regeling.
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC een verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere situaties kunnen zich voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere omstandigheden die niet zijn geregeld in hoofdstuk 2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als klemmend zullen worden aangemerkt.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:
• Uitgangspunt bij het toekenningsbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens het Besluit bekostiging WPO respectievelijk het Besluit bekostiging WEC een op hun situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend en dat slechts in uitzonderlijke situaties bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding zal worden toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar dan er voor het voorgaande schooljaar aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl de omstandigheden gelijk zijn gebleven, zullen in elk geval voor het meerdere worden afgewezen.
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten worden ontleend voor het schooljaar 2009–2010.
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door CFI te bepalen termijn zijn aangevuld, zullen buiten behandeling worden gelaten.
• Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een beschikking.
• Aanvragen die na 1 juli 2009 worden ontvangen zullen worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het schooljaar waarop de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden aangemerkt.
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met de aanwezigheid van nevenvestigingen omdat deze reeds worden bekostigd op grond van de WPO.
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
• Groei van het aantal leerlingen: behalve voor de omschreven groeisituatie in artikel 37 van deze regeling, wordt de groeiregeling in de artikelen 37 en 38 van het Besluit bekostiging WEC geacht te voorzien in de behoefte aan bekostiging.
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf juist de oorzaak van dat zij een bepaalde indicatie voor een (v)so-onderwijssoort krijgen. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120, tweede lid, van de WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode van 1 augustus 2008 tot 1 augustus 2009 bijzondere bekostiging wordt toegewezen in verband met personeelskosten van extra leraren, zullen met inachtneming van artikel 116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking komen voor een aanvulling op de vergoeding materiële instandhouding. Voor zover deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling, wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1.859,95 per fte op jaarbasis. Het aantal fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde gemiddelde personeelslasten van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van deze regeling en de uitkomst na deling door de factor 1,0811 af te ronden op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover de bijzondere bekostiging zal worden toegekend en naar rato van de berekende fte’s.
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet, kan een gemotiveerd verzoek indienen bij CFI/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder geval worden vermeld:
• het brinnummer van de school;
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het lumpsumbudget ontoereikend is;
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum en kenmerk van die beschikking;
• bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband met de privacygevoeligheid.
Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door het bevoegd gezag ondertekend formulier met nummer CFI 69102. Dit formulier is te downloaden via www.cfi.nl.
In hoofdstuk 1 worden per schoolsoort zowel de lumpsumbedragen vastgesteld als de bedragen voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. In hoofdstuk 2 worden de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging vastgesteld en in hoofdstuk 3 wordt het betaalritme bekend gemaakt. In hoofdstuk 4 worden de drempelwaarden van de overgangsregeling in verband met de invoering van de lumpsumbekostiging bekend gemaakt. Hoofdstuk 5 bevat het aangepaste bedrag ten behoeve van het toekennen van de specifieke uitkering aan gemeenten, bestemd voor het bestrijden van onderwijsachterstanden en hoofdstuk 6 de aangepaste bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs schooljaar 2009–2010.
Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, de bedragen en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling, het aantal leerlingen op de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd, kan per school het lumpsumbudget worden berekend.
Naast de vaststelling van de bekostigingsbedragen worden in deze regeling de drempelwaarden vastgesteld zoals die de komende jaren zullen gelden voor de toepassing van de overgangsregeling en wordt het maandelijkse betaalritme vastgesteld. In de Regeling aanpassing bekostiging personeel 2006–2007 is nader op deze zaken ingegaan.
In de aanloop naar lumpsumbekostiging is de systematiek ervan op diverse momenten en plaatsen zeer uitvoerig toegelicht. Daarom wordt voor een nadere toelichting volstaan met een verwijzing naar de vindplaatsen van die uitvoerige toelichtingen: www.lumpsumportaal.nl; www.cfi.nl.
Gezien de gevolgen van de volgende maatregelen zijn de bedragen voor het schooljaar 2009–2010 gewijzigd:
• CAO: de nog niet opgenomen doorwerking van de salarismaatregelen 2008
• CAO: het ongedaan maken van het effect van de éénmalige uitkering in november 2008
• De doorwerking van het actieplan LeerKracht
• Verlaging van de opslag voor het Vf en Pf
De onderdelen van het actieplan LeerKracht die opgenomen zijn in de prijsaanpassing betreffen:
– doorwerking van de verkorting van de carrièrepatronen onderwijzend personeel per 1 januari 2009;
– doorwerking van de toekenning van een schaal-uitloopbedrag bij het bereiken van het maximum voor onderwijzend personeel per 1 januari 2009;
– vanaf 1 januari 2009 toekenning van € 275 per maand aan directeuren.
Ten opzichte van de voorlopig vastgestelde prijzen 2008/2009 komt hiermee de aanpassing per 1 augustus 2009 voor het onderwijzend personeel op –0,29%. Voor de directie en het onderwijsondersteunend personeel komt deze aanpassing op –0,87%. De toekenning van € 275 aan directeuren is echter niet meegenomen in dit percentage maar is verwerkt door een verhoging van de toevoeging tot totaal € 4688 aan de eerste directietoeslag.
De opslag voor het vervangingsfonds is per 1 augustus 2009 vastgesteld op 4,75% van de loonkosten. De opslag voor het participatiefonds is vastgesteld op 1,00% van de loonkosten.
Omdat de doorwerking in de prijzen als gevolg van wijzigingen van de sociale lasten en pensioenen per 1 januari 2009 afhankelijk zijn van de besluitvorming van het Kabinet over de voorjaarsnota zijn deze aanpassingen nog niet opgenomen. Dit zal naar verwachting leiden tot vaststelling van aangepaste prijzen in juli 2009.
Ook de gevolgen van het actieplan LeerKracht van Nederland per 1 januari 2010 voor de GPL bedragen zijn nog niet verwerkt.
Het budget voor personeels- en arbeidsmarkt beleid kende voor het schooljaar 2008–2009 een éénmalige verhoging. Daarvoor is dus nu weer gecorrigeerd en daarnaast is voor het basisonderwijs dit budget nog gecorrigeerd als dekking voor de bekostiging van het godsdienst onderwijs in het openbaar basisonderwijs.
De negatieve bijstelling van de GPL voor leraren wordt veroorzaakt door het ongedaan maken van het effect van de éénmalige uitkering in 2008 en de verlaging van de opslag voor het Vf en Pf. Daartegen staat een kleine verhoging in verband met de doorwerking van eerdere maatregelen. Per saldo is de (voorlopige) prijsaanpassing dan –0,29%. Omdat van de onderdelen uit het actieplan LeerKracht voor de schoolleiding de verkorting van de carrièrepatronen en de toekenning van een schaal-uitloopbedrag niet van toepassing zijn, wordt de gemiddelde personeelslast van de schoolleiding aangepast met –0,87%.
Toegevoegd is de vaststelling van het bedrag per gewichtenleerling in een impuls gebied. Alleen de gewichtenleerlingen op basis van de nieuwe regeling (dus de 0,3 en 1,2 leerlingen) tellen mee bij de vaststelling van de bekostiging op basis van artikel 28a van het besluit bekostiging WPO.
Ten behoeve van de toekenning van € 275 per maand aan de directeur van de school is de toeslag voor de schoolleiding extra verhoogd met een vast bedrag.
De prijzen voor het budget voor personeels- en arbeidsmarkt (P&A-budget) zijn voor 2008–2009 éénmalig extra verhoogd met 0,44%. Deze aanpassing is nu weer gecorrigeerd. Per saldo zijn de prijzen met –0,73% aangepast. In verband met de dekking van de bekostiging van het godsdienstonderwijs voor het openbaar basisonderwijs is het bedrag per leerling met € 7,73 verlaagd.
Het bedrag voor schoolbegeleiding is voor het schooljaar 2009–2010 € 47,72.
Mede in verband met de herijking van de gewichtenregeling zijn de bedragen voor scholen, die in aanmerking komen voor de in het derde lid bedoelde verhoging voor scholen die op 1 oktober 2001 werden bezocht door 70% of meer 0.9 leerlingen, zoals reeds aangekondigd in de regeling voor het schooljaar 2007–2008, met 2/3 verlaagd. De vrijvallende middelen worden ingezet in het achterstandsbeleid.
Voor het schooljaar 2009–2010 zijn de bedragen ten behoeve van bestuur en management aangepast met –0,29%.
De negatieve bijstelling van de GPL voor leraren wordt veroorzaakt door het ongedaan maken van het effect van de éénmalige uitkering in 2008 en de verlaging van de opslag voor het Vf en Pf. Daartegen staat een kleine verhoging in verband met de doorwerking van eerdere maatregelen. Per saldo is de (voorlopige) prijsaanpassing dan –0,29%. Omdat van de onderdelen uit het actieplan LeerKracht voor de schoolleiding de verkorting van de carrièrepatronen en de toekenning van een schaal-uitloopbedrag niet van toepassing zijn, wordt de gemiddelde personeelslast van de schoolleiding aangepast met –0,87%.
Ten behoeve van de toekenning van € 275 per maand aan de directeur van de school is de toeslag voor de schoolleiding extra verhoogd met een vast bedrag.
De prijzen voor het budget voor personeels- en arbeidsmarkt (P&A-budget) zijn voor 2008–2009 éénmalig extra verhoogd met 0,44%. Deze aanpassing is nu weer gecorrigeerd. Per saldo zijn de prijzen met –0,73% aangepast.
Het bedrag voor schoolbegeleiding is voor het schooljaar 2009–2010 € 47,72.
Mede in verband met de herijking van de gewichtenregeling zijn de bedragen voor scholen die in aanmerking komen voor de in het derde lid bedoelde verhoging voor scholen die op 1 oktober 2001 werden bezocht door 50% of meer cumi-leerlingen, zoals reeds aangekondigd in de regeling voor het schooljaar 2007–2008, met 2/3 verlaagd. Wat er met de vrijvallende middelen zal gebeuren is nog niet beslist.
Voor het schooljaar 2009–2010 zijn de bedragen ten behoeve van bestuur en management aangepast met –0,29%.
De negatieve bijstelling van de GPL voor leraren wordt veroorzaakt door het ongedaan maken van het effect van de éénmalige uitkering in 2008 en de verlaging van de opslag voor het Vf en Pf. Daartegen staat een kleine verhoging in verband met de doorwerking van eerdere maatregelen. Per saldo is de (voorlopige) prijsaanpassing dan –0,29%.
Omdat van de onderdelen uit het actieplan LeerKracht voor het onderwijsondersteunend personeel en voor de schoolleiding de verkorting van de carrièrepatronen en de toekenning van een schaal-uitloopbedrag niet van toepassing zijn, wordt de gemiddelde personeelslast van het onderwijsondersteunend personeel en van de schoolleiding aangepast met –0,87%.
Ten behoeve van de toekenning van € 275 per maand aan de directeur van de school is de toeslag voor de schoolleiding extra verhoogd met een vast bedrag.
De prijzen voor het budget voor personeels- en arbeidsmarkt (P&A-budget) zijn voor 2008–2009 éénmalig extra verhoogd met 0,44%. Deze aanpassing is nu weer gecorrigeerd. Per saldo zijn de prijzen met –0,73% aangepast.
Het bedrag voor schoolbegeleiding is voor het schooljaar 2009–2010 € 47,72.
Mede in verband met de herijking van de gewichtenregeling zijn de bedragen voor scholen die in aanmerking komen voor de in het derde lid bedoelde verhoging voor scholen die op 1 oktober 2001 werden bezocht door 50% of meer cumi-leerlingen, zoals reeds aangekondigd in de regeling voor het schooljaar 2007–2008, met 2/3 verlaagd. Wat er met de vrijvallende middelen zal gebeuren is nog niet beslist.
Voor het schooljaar 2009–2010 zijn de bedragen ten behoeve van bestuur en management aangepast met –0,29%.
In 1995 is voor het onderwijs aan leerlingen met een visuele handicap (cluster 1) gekozen voor budgetfinanciering. Aanleiding hiervoor was een dalend leerlingenaantal en de noodzaak om expertise te garanderen. De omvang van de bekostiging wordt elke vijf jaar geëvalueerd. In verband met de invoering van de lumpsumfinanciering is de evaluatie uitgesteld en is deze afgelopen jaar van start gegaan. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat het aantal leerlingen met een visuele handicap dat een beroep doet op de instellingen cluster 1, zowel voor plaatsing in het (voortgezet) speciaal onderwijs als voor begeleiding in het regulier onderwijs is gestegen. Gelet hierop is de bekostiging van de instellingen voor cluster 1 verhoogd. Per 1 augustus 2009 is de totale verhoging € 2.000.000.
De verdeling van het beschikbare budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid voor instellingen kan in overleg met de betrokken instellingen nog gewijzigd worden.
Voor het schooljaar 2009–2010 zijn de bedragen ten behoeve van bestuur en management aangepast met –0,29%.
De bedragen die worden gebruikt voor de vaststelling van de omvang van deze bijzondere bekostiging zijn aangepast aan de ontwikkeling van gemiddelde personele lasten van leraren van basisscholen.
Deze bijzondere bekostiging is afhankelijk van het aantal zigeunerleerlingen waarvoor deze bekostiging wordt aangevraagd. Hierbij wordt rekening gehouden met de eventuele bekostiging in 2009–2010 als gevolg van het meetellen van de gewichten van de op 1 oktober 2008 aanwezige zigeunerkinderen.
Op 1 augustus 2006 is de gewichtenregeling gewijzigd. Hierdoor komen de aparte gewichten (0,4 en 0,7) voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden, te vervallen. Ter compensatie hiervan is het mogelijk om op grond van dit artikel bijzondere bekostiging aan te vragen. Bij de vaststelling ervan wordt rekening gehouden met de eventueel aan de school toegekende compensatie hoeveelheid schoolgewicht.
De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt uitsluitend bepaald op basis van het aantal nieuw ingeschreven leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De toe te kennen bijzondere bekostiging wordt vanaf 10 leerlingen gebaseerd op 0,2 fte (exclusief adv) en voor iedere 10 leerlingen meer, 0,1 fte extra.
Met het Besluit onderwijs aan vreemdelingen werden aan gemeenten extra middelen toegekend voor de eerste opvang van vreemdelingen die korter dan een jaar in Nederland zijn. Dit besluit is geëxpireerd op 1 augustus 2007.
Er heeft overleg plaatsgevonden met de VNG, CFI, het LOWAN (de belangenorganisatie voor onderwijs aan asielzoekerkinderen) en de Vos/Abb (het merendeel van de kinderen van asielzoekers zit op openbare scholen). Inzet van de besprekingen is geweest na te gaan of de middelen op een andere wijze aan scholen kunnen worden toegekend. Daar is uit naar voren gekomen dat de middelen voor PO rechtstreeks via een bijzondere bekostiging aan de scholen ten goede kunnen komen. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren van gemeenten die problemen hebben met de uitvoering van de huidige regeling eerste opvang; de extra middelen komen thans daar terecht waar uitvoering wordt gegeven aan de eerste opvang.
Voor het vaststellen of een leerling korter dan 1 jaar in Nederland verblijft is de feitelijke datum van binnenkomst in Nederland bepalend.
Vanuit diverse scholen en gemeenten is de afgelopen periode de melding gekomen dat de middelen niet voldoende zijn op te zorgen voor een adequate opvang. De staatssecretaris heeft gehoor gegeven aan deze wens. Met ingang van 1 april 2009 zijn de middelen dan ook verdubbeld.
Op basis van de Regeling impuls schoolmaatschappelijk werk primair onderwijs in het kader van veiligheid en opvang risicoleerlingen, hebben samenwerkingsverbanden WSNS voor de schooljaren 2005–2006 en 2006–2007 een bedrag toegekend gekregen, indien de som der schoolgewichten van de basisscholen binnen het samenwerkingsverband op 1 oktober 2004, 200 of meer bedroeg.
Met ingang van het schooljaar 2007–2008 worden deze middelen op basis van dit artikel toegekend, met als grondslag 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, aangevuld met de eenheden schoolgewicht die in het kader van de compensatieregeling bij de gewichtenregeling aan basisscholen binnen een samenwerkingsverband zijn toegekend. In verband met de wijziging van de gewichtenregeling per 1 augustus 2006, is het macro-schoolgewicht aangevuld met de eenheden schoolgewicht in het kader van de compensatieregeling (exclusief de aanvullende compensatie) zodanig gedaald, dat aanpassing van de drempel noodzakelijk is om te voorkomen dat samenwerkingsverbanden de drempel niet meer halen.
Bij de Wet van 27 september 2007 tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met het wegnemen van enkele knelpunten bij leerlinggebonden financiering en het opheffen van de landelijke commissie toezicht indicatiestelling (Stb. 445) is ondermeer de bekostigingssystematiek van de residentiële plaatsen gewijzigd, met dien verstande dat de bekostiging wordt geharmoniseerd met de reguliere bekostiging, te weten t-1 op basis van het aantal leerlingen op de teldatum.
De datum van inwerkingtreding van deze wet is bepaald op 1 augustus 2008. Afgesproken is dat bij inwerkingtreding van deze wet, het in deze regeling mogelijk moet worden gemaakt om bij een aanzienlijke toename van het aantal leerlingen bijzondere bekostiging aan te vragen. Door middel van dit artikel is deze afspraak gestand gedaan.
Het eerste lid regelt de bijzondere bekostiging bij groei op 1 augustus. Omdat de bestaande groeiregeling in artikel 38 van het Besluit bekostiging WEC er voor zorgt dat bij groei op 1 oktober (van tenminste N) er aanvullende bekostiging wordt toegekend per 1 januari, dient de bijzondere bekostiging per die datum, ter voorkoming van dubbele bekostiging, te worden aangepast.
Het tweede lid regelt bijzondere bekostiging bij groei per januari; het derde lid regelt bijzondere bekostiging bij groei per 1 maart.
Omdat in artikel 38 is geregeld dat voor de vestigingen, verbonden aan een justitiële jeugdinrichting, de volledige capaciteit wordt bekostigd, blijven deze bij de bepaling van de groei buiten beschouwing.
In artikel 38 is ook geregeld dat voorzieningen voor gesloten jeugdzorg ook bekostigd worden op basis van plaatsen waarvan de capaciteit wordt bepaald door de Minister voor Jeugd en Gezin. Ook deze blijven bij deze bepaling van de groei buiten beschouwing.
Afgesproken is dat voor de justitiële jeugdinrichtingen, verbonden aan scholen ook na de inwerkingtreding van de wet, bedoeld in de toelichting op artikel 37, de onbezette plaatsen van de betrokken vestiging bekostigd blijven.
Daarom zijn aan dit artikel de leden drie tot en met vijf toegevoegd. Hierbij wordt het mogelijk gemaakt bijzondere bekostiging te ontvangen wanneer het aantal leerlingen van de vestiging op teldatum 1 oktober 2007 dan wel 16 januari 2008 minder is dan de toegekende capaciteit voor het schooljaar 2008–2009 (de zogenaamde onbezette plaatsen). Het recht op bijzondere bekostiging bestaat tot einde van het schooljaar en zolang er sprake is van minder bekostigde leerlingen op de vestiging dan de toegekende capaciteit.
Met ingang van 1 januari 2008 zijn er voorzieningen voor gesloten jeugdzorg gekomen. Afgesproken is dat deze voorzieningen op dezelfde wijze worden bekostigd als de JJI’s. De capaciteit van de plaatsen wordt bepaald door de Minister voor Jeugd en Gezin. Vanwege de identieke wijze van bekostigen zijn deze voorzieningen aan dit artikel toegevoegd.
Op 1 augustus 2006 is de gewichtenregeling gewijzigd. In de Regeling vaststelling van de drempel en van de compensatieregeling bij de gewichtenregeling 2009–2010 van 11 maart 2009, kenmerk PO/OO 101528 is aangekondigd, dat in onderhavige regeling het bedrag per compensatiehoeveelheid schoolgewicht, het omrekenbedrag en de drempel voor de aanvullende compensatie wordt vastgesteld.
Teneinde de wijze van opgave van de jaarlijkse gemiddelde leeftijd van de leraren op de scholen te continueren, waren in de regeling van 5 april 2007 voor het schooljaar 2007–2008 in dit artikel, vooruitlopend op de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC op basis van het Besluit informatievoorziening, de voorschriften voor het aanleveren van de gewogen gemiddelde leeftijd leraren opgenomen. Voor de duidelijkheid zijn deze voorschriften in de onderhavige regeling gehandhaafd. De voorschriften zijn gelijk aan de voorschriften in bijlage 4 onder 2.3.5 van de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC.
De lumpsumbekostiging voor de personele kosten wordt per maand betaald. De bedragen zijn niet elke maand even hoog. De manier waarop de bedragen over de maanden zijn verdeeld is voor alle scholen en besturen hetzelfde. De momenten van betaling en de verdeling van de bedragen over de maanden wordt het betaalritme genoemd. Het betaalritme is zo goed mogelijk afgestemd op de betalingsverplichtingen van de besturen (nettoloon, afdracht premies en loonbelasting, vakantiegeld, eindejaarsuitkering etcetera).
Uit het verleden en rekening houdend met de wijzigingen in 2006, blijkt dat besturen gemiddeld over de maanden augustus tot en met december 40,67% van de totale bekostiging nodig hebben om aan de betalingsverplichting te kunnen voldoen. De besturen ontvangen over de eerste vijf maanden 5 × 6,91 = 34,55% en ze hebben in de eerste 7 maanden 2007 6,12% meer ontvangen dan op dat moment nodig was. In totaal ontvangt een bestuur dus 34,55 + 6,12 = 40,67% van de totale personele vergoeding. Daarmee kan aan de betalingsverplichtingen worden voldaan.
In de periode januari tot en met juli heeft een bestuur 59,33% van de jaarlijkse vergoeding aan personele kosten nodig om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Het bestuur ontvangt in diezelfde periode 65,45%. Men houdt dus 6,12% over. Wat overgehouden wordt heeft men echter weer nodig als aanvulling op het betaalritme in de periode augustus tot en met december van het volgende schooljaar.
Overige vergoedingen op grond van deze regeling worden uitgekeerd in twaalf gelijke maandelijkse termijnen.
Ondanks alle maatregelen die zijn genomen om de financiële gevolgen van de overgang van het declaratiestelsel naar het lumpsumstelsel zoveel mogelijk te beperken, blijven er herverdeeleffecten bestaan. Deze herverdeeleffecten kunnen voor individuele schoolbesturen verschillend uitpakken. Om de schoolbesturen na de invoering van lumpsumbekostiging in staat te stellen het beleid af te stemmen op de nieuwe bekostiging, is in eerdergenoemde lumpsumwet een overgangsregeling opgenomen. De overgangsregeling compenseert tijdelijk de herverdeeleffecten van een bestuur, zowel in positieve als in negatieve zin. Hoeveel en hoelang een bestuur gecompenseerd wordt, is afhankelijk van de omvang van het herverdeeleffect van dat bestuur.
Op basis van gegevens uit het meetjaar en een vergelijking met wat schoolbesturen zouden hebben ontvangen als in dat meetjaar al zou zijn bekostigd op basis van lumpsumsystematiek, is het herverdeeleffect per schoolbestuur uitgedrukt in een percentage van de bekostiging. Dat deel van dat herverdeelpercentage van een bestuur dat buiten de in deze regeling vastgestelde drempelwaarden valt, wordt door de overgangsregeling gecompenseerd. In het eerste jaar geldt een drempelwaarde van 0% en wordt het correctiepercentage volledige toepast. Dus een bestuur dat op basis van het gemeten herverdeeleffect een correctiepercentage heeft van vijf procent (achteruitgang), krijgt in het eerste jaar vijf procent extra bekostigd. In de jaren daarna wordt een bandbreedte gehanteerd, waarboven of waaronder wordt gecorrigeerd. Dus in het tweede jaar krijgt het bestuur met een correctiepercentage van vijf procent, nog 4 procent extra bekostigd. Het blijkt dat veruit de meeste besturen kleine herverdeeleffecten hebben. Bij een bandbreedte van 0%, 2%, 4% en 6% ontvangen na twee jaar (dus in het derde jaar van de overgangsregeling) nog maar 67 besturen met een negatief herverdeeleffect een compensatie. Daarom is er voor gekozen om het correctiepercentage volledig toe te passen in 2006–2007 en een grenspercentage van 1% in 2007–2008, 2% in 2008–2009 en 3% in 2009–2010 voor de positieve compensatie, dus voor de negatieve herverdeeleffecten.
De percentages voor de positieve herverdeeleffecten kunnen wat sneller oplopen, zodat de besturen met de positieve herverdeeleffecten iets minder worden gekort. De percentages voor de correctie van positieve herverdeeleffecten bedroegen 0% in 2006–2007, 1,15% in 2007–2008, 2,4% in 2008–2009 en bedraagt 5% in 2009–2010.
Omdat besturen bij de invoering van lumpsumbekostiging bestedingsvrijheid krijgen, is het niet mogelijk de omvang van de herverdeeleffecten later te herijken. Er is dan namelijk geen vergelijking meer mogelijk tussen de lumpsumbekostiging en de bekostiging die een bestuur zou hebben ontvangen volgens de declaratiebekostiging. De overgangsregeling is daarom gebaseerd op de gegevens van het meetjaar. Na het meetjaar kunnen de omstandigheden die bepalend zijn voor de verschillen tussen de declaratiebekostiging en de lumpsumbekostiging wijzigen. Daardoor compenseert de overgangsregeling niet de verschillen die na het meetjaar optreden.
In verband met mogelijke wijzigingen als fusies, splitsing en dergelijke, wordt het percentage van een bestuur jaarlijks opnieuw bepaald, maar steeds op basis van de gegevens uit het meetjaar. Dus als de samenstelling van een bestuur niet verandert, blijft ook het correctiepercentage gedurende de gehele overgangsregeling gelijk.
De in deze tabel opgenomen her te besteden bedragen voor de personele bekostiging werden voor de invoering van de lumpsum toegekend in de vorm van formatierekeneenheden. Na invoering van de lumpsum zijn deze omgerekend naar formatie-afhankelijke bedragen en zijn dus afhankelijk van de GPL ontwikkeling. Deze bedragen zijn daarom nu ook aangepast aan de nieuwe prijzen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S.A.M. Dijksma.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2009-5519.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.