Wet van 27 september 2007 tot wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met het wegnemen van enkele knelpunten bij leerlinggebonden financiering en het opheffen van de landelijke commissie toezicht indicatiestelling

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om onder meer enkele onvolkomenheden in de wetgeving over en praktische knelpunten bij leerlinggebonden financiering weg te nemen, de landelijke commissie toezicht indicatiestelling op te heffen en het toezicht op de regionale expertisecentra bij uitsluiting te beleggen bij de Inspectie van het onderwijs;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 vervalt.

B

Artikel 8a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «verzorgd» ingevoegd: of tot een onderwijssoort die behoort tot hetzelfde cluster als de onderwijssoort die door de eerstbedoelde school wordt verzorgd.

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt «basisschool» vervangen door «basisschool of speciale school voor basisonderwijs», wordt in onderdeel b, «basisschool als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs» vervangen door «basisschool of speciale school voor basisonderwijs» en wordt «school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «school voor voortgezet onderwijs».

C

Artikel 24, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Een deel van een schoolplan kan voor zover het betrekking heeft op speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, worden uitgevoerd door een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs of een instelling voor educatie en beroepsonderwijs.

D

In artikel 28a wordt «, 28d en 28e» vervangen door: en 28d.

E

In artikel 28b, achtste lid, vervalt na «artikel 28c, eerste en tweede lid,» het woord «en» en wordt na «het derde lid van genoemd artikel» ingevoegd «, betreffende een beslissing van die commissie op grond van artikel 70b, eerste en tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en betreffende een beslissing van die commissie op grond van artikel 77b, eerste en tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs».

F

Artikel 28c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na «indien de leerling wordt» ingevoegd: dan wel is.

2. In het tweede lid wordt na «bepaald aantal schooljaren» ingevoegd: , waarbij kan worden bepaald dat van dat aantal wordt afgeweken op grond van leerlingkenmerken.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het verzoek, bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt bij de commissie voor de indicatiestelling ingediend onder overlegging van een volledig ingevuld aanmeldingsformulier dat door die commissie wordt verstrekt. Het aanmeldingsformulier bevat in elk geval de adresgegevens van de leerling en zijn ouders, de naam en de geboortedatum van de leerling, de onderwijssoort waarvoor indicatie wordt gevraagd, en indien eerder een indicatie is verkregen, de onderwijssoort dan wel het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder d, waartoe de leerling toelaatbaar was verklaard. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke gegevens en verklaringen bij het aanmeldingsformulier dienen te worden gevoegd en de wijze waarop zij dienen te worden aangeleverd. In voorkomend geval informeert de commissie voor de indicatiestelling de ouders welke gegevens en verklaringen ontbreken en op welke wijze zij zijn te verkrijgen.

4. In het vijfde lid wordt «de gegevens en verklaringen» vervangen door «een weergave van de gegevens en verklaringen» en wordt «de landelijke commissie toezicht indicatiestelling, bedoeld in artikel 28e» vervangen door «de inspectie».

5. In het zesde lid wordt «en het toezicht daarop door de landelijke commissie toezicht indicatiestelling» vervangen door: en het toezicht daarop door de inspectie.

6. In het elfde lid vervalt: en de aanwijzingen van de landelijke commissie toezicht indicatiestelling, bedoeld in artikel 28e, tweede lid,.

G

In artikel 28d, eerste lid, wordt na «bedoeld in artikel 28c, eerste en tweede lid,» toegevoegd: artikel 70b van de Wet op het primair onderwijs en artikel 77b van de Wet op het voortgezet onderwijs.

H

Artikel 28e vervalt.

I

In artikel 28f en in het opschrift daarvan wordt «de artikelen 28b, 28c en 28e» telkens vervangen door: de artikelen 28b en 28c.

J

In artikel 39, vierde lid, eerste volzin, wordt «artikel 40, derde lid en zevende lid» vervangen door: artikel 40, derde lid en achtste lid.

K

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «het tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid» vervangen door: het tweede tot en met het achtste lid.

2. In het derde lid wordt «artikel 117, zesde of achtste lid» vervangen door «artikel 117, vijfde of zevende lid» en wordt «artikel 117, achtste lid» vervangen door «artikel 117, zevende lid».

3. Onder vernummering van het vierde tot en met het tiende lid tot vijfde tot en met elfde lid, wordt een nieuw vierde lid ingevoegd, dat luidt:

  • 4. Het derde lid, eerste volzin, is niet van toepassing indien met instemming van de ouders het bevoegd gezag van een school in overleg met het bevoegd gezag van een basisschool, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs waarbij een leerling is ingeschreven, de leerling toelaat gedurende een periode van korter dan een schooljaar ter oriëntatie of een orthopedagogische en orthodidactische benadering nodig is. De leerling blijft gedurende die periode ingeschreven bij de basisschool, de speciale school voor basisonderwijs of de school voor voortgezet onderwijs.

4. In het achtste lid (nieuw) wordt «vijfde lid» vervangen door: zesde lid.

5. In het negende lid (nieuw) wordt «of zevende lid» vervangen door: , zevende of achtste lid.

6. In het tiende lid (nieuw) wordt «zesde of zevende lid» vervangen door: zevende of achtste lid.

7. In het elfde lid (nieuw) wordt «Het derde, het vierde en het zevende lid» vervangen door: Het derde, het vijfde en het achtste lid.

L

Artikel 40a vervalt.

M

In artikel 41a, vierde lid, wordt «bedoeld in artikel 117, achtste lid,» vervangen door: bedoeld in artikel 117, zevende lid,.

N

In artikel 61, tweede lid, wordt «artikel 40, eerste en vijfde lid» telkens vervangen door «artikel 40, eerste lid en zesde lid» en wordt «onverminderd het vijfde lid» vervangen door «onverminderd het zesde lid».

O

In artikel 71a, tweede lid, wordt «het aantal leerlingen aan» vervangen door «het aantal leerlingen ten behoeve van» en wordt na «artikel 28c, eerste lid,» ingevoegd « dan wel op grond van artikel 70b, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs dan wel op grond van artikel 77b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs».

P

Artikel 71c komt als volgt te luiden:

Artikel 71c. Bekostiging leerlingen residentiële instellingen

  • 1. Het bevoegd gezag dat op zijn school niet zijnde een instelling, onderwijs verzorgt aan leerlingen van een residentiële instelling wordt in aanmerking gebracht voor bekostiging op grond van artikel 112 en artikel 117, zevende lid, indien het bevoegd gezag met die residentiële instelling een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten.

  • 2. Onder een residentiële instelling als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan een instelling voor gehandicaptenzorg, jeugdhulpverlening of jeugdgezondheidszorg dan wel een justitiële jeugdinrichting, waarbij behandeling of opvang en onderwijs vanuit één plan noodzakelijk is vanwege de aard of de duur van de behandeling of opvang.

  • 3. Het bevoegd gezag doet Onze minister binnen een maand na de totstandkoming van de overeenkomst dan wel beëindiging ervan een afschrift toekomen van de overeenkomst dan wel deelt de datum waarop de overeenkomst is beëindigd mee.

Q

In artikel 75 wordt onder vernummering van het derde lid tot vierde lid het tweede lid vervangen door twee leden, luidende:

  • 2. Tot een bij de wet te bepalen datum kan Onze minister op verzoek van het bevoegd gezag, onder door hem te stellen voorwaarden, een school voor bekostiging in aanmerking brengen indien:

    a. de school is gelegen in een gebied waarin sprake is van een uitzonderlijke bevolkingstoename,

    b. sprake is van een verandering van de plaats van vestiging van een reeds bekostigde school,

    c. sprake is van omzetting van een bekostigde bijzondere school in een gelijksoortige openbare school of omgekeerd,

    d. sprake is van omzetting van een bekostigde bijzondere school in een gelijksoortige bijzondere school van een andere richting,

    e. sprake is van uitbreiding van het onderwijs aan een school met onderwijs van een of meer andere richtingen, of

    f. sprake is van uitbreiding van het onderwijs aan een school voor speciaal onderwijs met onderwijs voor voortgezet speciaal onderwijs, niet zijnde het onderwijs bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder n.

  • 3. Het verzoek, bedoeld in het tweede lid, is met redenen omkleed en gaat vergezeld van de gegevens, genoemd in artikel 81, tweede lid. Indien sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met e, willigt Onze minister het verzoek slechts in indien de school bij toepassing van artikel 83, eerste en derde lid, op grond van het eerste lid van dat artikel in een door provinciale staten of Onze minister vast te stellen plan van nieuwe scholen zou worden opgenomen. Indien sprake is van uitbreiding als bedoeld in het tweede lid, onder f, willigt Onze minister het verzoek slechts in indien de school bij toepassing van artikel 83, eerste, tweede en derde lid, op grond van het eerste lid dan wel het tweede lid van dat artikel in een door provinciale staten of Onze minister vast te stellen plan van nieuwe scholen zou worden opgenomen.

R

Artikel 76a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «in het tweede lid bedoelde plan» vervangen door: in het derde lid bedoelde plan.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met het zesde lid tot derde tot en met zevende lid, wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, dat luidt:

  • 2. Indien binnen een regionaal expertisecentrum de onderwijssoort, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel h, subonderdeel 1, niet voorkomt, kan in afwijking van het eerste lid, het verzoek, bedoeld in het eerste lid, ook betrekking hebben op het toelaten van leerlingen die door een commissie voor de indicatiestelling toelaatbaar zijn verklaard tot genoemde onderwijssoort, tot een andere onderwijssoort binnen het cluster.

3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 3. Voor 1 augustus volgend op de in het eerste lid genoemde datum stelt het regionaal expertisecentrum op basis van de in het eerste en het tweede lid bedoelde verzoeken een plan vast met betrekking tot de vestiging van nevenvestigingen en tot het toelaten van leerlingen tot scholen van een andere onderwijssoort dan waarvoor de leerlingen toelaatbaar zijn verklaard.

4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «in het derde lid bedoelde overeenstemming» vervangen door: in het vierde lid bedoelde overeenstemming.

5. In het zesde lid (nieuw), laatste volzin, vervalt «binnen het cluster».

6. In het zevende lid (nieuw) vervalt «binnen het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, dan de onderwijssoort die door de school wordt verzorgd».

S

Artikel 117 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «welk laatstbedoeld bedrag wordt» vervangen door: welke bedragen worden.

2. In het zevende lid wordt «uit de residentiële instelling, bedoeld in artikel 71c, tweede lid» vervangen door: aan wie onderwijs wordt verzorgd op basis van een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in artikel 71c, eerste lid.

3. In het tiende lid wordt na «het bedrag» ingevoegd «per school en» en wordt «het vermenigvuldigingsbedrag» vervangen door «de vermenigvuldigingsbedragen».

4. In het twaalfde lid wordt na «is» ingevoegd: voor wat betreft het bedrag per leerling.

5. In het dertiende lid wordt «De bekostigingsbedragen, bedoeld in het tiende lid,» vervangen door: Het bedrag per school, het vermenigvuldigingsbedrag van de verhoging voor wat betreft het bedrag per school, en de bekostigingsbedragen, bedoeld in het tiende lid,.

T

Aan artikel 118 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidend:

  • 5. Voor de bekostiging die scholen ontvangen op grond van artikel 71c zijn het eerste lid, het tweede lid en het derde lid van overeenkomstige toepassing.

U

Aan artikel 146a wordt een vierde lid toegevoegd, luidend:

  • 4. Het eerste tot en met het derde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de kwaliteit van de uitoefening van de taken van het regionaal expertisecentrum, met dien verstande dat onder het bevoegd gezag van een school, het bevoegd gezag en het bestuur van de instelling wordt verstaan het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 28b, vijfde lid.

V

In het tweede lid van artikel 161 wordt na «bedoeld in artikel 158» ingevoegd «, naar eventuele wijziging van de criteria, bedoeld in artikel 28c, achtste lid, en naar eventuele wijziging van de procedure, bedoeld in artikel 28c van deze wet, artikel 70b van de Wet op het primair onderwijs en artikel 77b van de Wet op het voortgezet onderwijs» en wordt na «het regionaal expertisecentrum» ingevoegd « onderscheidenlijk de commissie voor de indicatiestelling».

ARTIKEL II

De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 70a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «die leerling wordt ingeschreven bij een school,» ingevoegd «dan wel indien een dergelijk budget beschikbaar komt voor een leerling die al staat ingeschreven bij een school,» en wordt na «die inschrijving» ingevoegd «, respectievelijk het beschikbaar komen van een leerlinggebonden budget voor de desbetreffende leerling,».

2. In het tweede lid wordt in de eerste volzin na «voor wie een leerlinggebonden budget beschikbaar is,» ingevoegd «dan wel indien een leerlinggebonden budget beschikbaar komt voor een leerling die al staat ingeschreven bij een school,», wordt na «volgend op de inschrijving» ingevoegd «, respectievelijk het beschikbaar komen van het leerlinggebonden budget,».

In het tweede lid wordt de tweede volzin vervangen door: De omvang van het leerlinggebonden budget is afhankelijk van de onderwijssoort waarvoor de leerling toelaatbaar is verklaard, waarbinnen onderscheid kan worden gemaakt op grond van leerlingkenmerken.

In het tweede lid wordt in de derde volzin na «wordt» ingevoegd «, dan wel blijft,» en wordt na «de reden voor inschrijving» ingevoegd «, respectievelijk het ingeschreven blijven,».

3. In het vierde lid wordt aan de eerste volzin toegevoegd: of van de soort die behoort tot hetzelfde cluster als de onderwijssoort waarvoor de leerling toelaatbaar is verklaard.

4. In het zesde lid wordt na «het leerlinggebonden budget bij inschrijving» ingevoegd: , dan wel het ingeschreven blijven,.

B

Na artikel 70a wordt ingevoegd artikel 70b, luidend:

Artikel 70b. Indicatiestelling op verzoek van bevoegd gezag

  • 1. De commissie voor de indicatiestelling, bedoeld in artikel 28c van de Wet op de expertisecentra, beoordeelt, indien de ouders van een leerling niet overgaan tot een verzoek als bedoeld in artikel 28c, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, op verzoek van het bevoegd gezag van de school van een leerling, die zijn woonplaats heeft in het gebied van het regionaal expertisecentrum dat de desbetreffende commissie voor de indicatiestelling in stand houdt, of een leerling op basis van de in het achtste lid van artikel 28c van de Wet op de expertisecentra bedoelde criteria:

    a. in aanmerking komt voor een leerlinggebonden budget indien de leerling wordt dan wel is ingeschreven bij een school alsmede

    b. toelaatbaar is tot het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder d, van de Wet op de expertisecentra, waarvoor de commissie voor de indicatiestelling werkzaam is.

  • 2. Het tweede, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste, tiende en elfde lid van artikel 28c van de Wet op de expertisecentra zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het bevoegd gezag informeert de ouders van de desbetreffende leerling schriftelijk over zijn voornemen om tot een verzoek als bedoeld in het eerste lid over te gaan en stelt hen daarbij in de gelegenheid binnen ten minste vier weken na dagtekening van de informatieve mededeling aan te geven of zij zelf tot een verzoek overgaan. Bij het aanmeldingsformulier, bedoeld in artikel 28c, vierde lid, geeft het bevoegd gezag de reactie van de ouders weer.

ARTIKEL III

De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 77a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «die leerling wordt ingeschreven bij een school,» ingevoegd «dan wel indien een dergelijk budget beschikbaar komt voor een leerling die al staat ingeschreven bij een school,» en wordt na «die inschrijving» ingevoegd «, respectievelijk het beschikbaar komen van een leerlinggebonden budget voor de desbetreffende leerling,».

2. In het tweede lid wordt in de eerste volzin na «voor wie een leerlinggebonden budget beschikbaar is,» ingevoegd «dan wel indien een leerlinggebonden budget beschikbaar komt voor een leerling die al staat ingeschreven bij een school,» en wordt na «volgend op de inschrijving» ingevoegd «, respectievelijk het beschikbaar komen van het leerlinggebonden budget,».

In het tweede lid wordt in de tweede volzin na «afhankelijk van de onderwijssoort waarvoor de leerling toelaatbaar is verklaard» ingevoegd: , waarbinnen onderscheid kan worden gemaakt op grond van leerlingkenmerken,.

3. In het vierde lid wordt aan de eerste volzin toegevoegd: of van de soort die behoort tot hetzelfde cluster als de onderwijssoort waarvoor de leerling toelaatbaar is verklaard.

B

Na artikel 77a wordt ingevoegd artikel 77b, luidend:

Artikel 77b. Indicatiestelling op verzoek van bevoegd gezag

  • 1. De commissie voor de indicatiestelling, bedoeld in artikel 28c van de Wet op de expertisecentra, beoordeelt, indien de ouders van een leerling niet overgaan tot een verzoek als bedoeld in artikel 28c, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, op verzoek van het bevoegd gezag van de school van een leerling, die zijn woonplaats heeft in het gebied van het regionaal expertisecentrum dat de desbetreffende commissie voor de indicatiestelling in stand houdt, of een leerling op basis van de in het achtste lid van artikel 28c van de Wet op de expertisecentra bedoelde criteria:

    a. in aanmerking komt voor een leerlinggebonden budget indien de leerling wordt dan wel is ingeschreven bij een school alsmede

    b. toelaatbaar is tot het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder d, van de Wet op de expertisecentra waarvoor de commissie voor de indicatiestelling werkzaam is.

  • 2. Het tweede, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste, tiende en elfde lid van artikel 28c van de Wet op de expertisecentra zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het bevoegd gezag informeert de ouders van de desbetreffende leerling schriftelijk over zijn voornemen om tot een verzoek als bedoeld in het eerste lid over te gaan en stelt hen daarbij in de gelegenheid binnen ten minste vier weken na dagtekening van de informatieve mededeling aan te geven of zij zelf tot een verzoek overgaan. Bij het aanmeldingsformulier, bedoeld in artikel 28c, vierde lid, geeft het bevoegd gezag de reactie van de ouders weer.

ARTIKEL IV

De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel g wordt ingevoegd onderdeel h, luidend:

h. regionaal expertisecentrum: regionaal expertisecentrum als bedoeld in artikel 28b van de Wet op de expertisecentra, waaronder begrepen de commissie voor de indicatiestelling die door het regionaal expertisecentrum in stand wordt gehouden,.

2. In onderdeel i wordt na «school of instelling,» toegevoegd: en met dien verstande dat waar het het toezicht op de uitoefening van de taken van het regionaal expertisecentrum betreft hieronder wordt verstaan het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 28b, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra,.

B

Het tweede lid van artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na «kwaliteit van het onderwijs» ingevoegd: en van de kwaliteit van de uitoefening van de taken van het regionaal expertisecentrum.

2. In onderdeel b wordt na «kwaliteit van het onderwijs» ingevoegd «en van de kwaliteit van de uitoefening van de taken van het regionaal expertisecentrum» en wordt na «instelling» ingevoegd « dan wel van het regionaal expertisecentrum».

3. In onderdeel c wordt na «ontwikkeling van het onderwijs» ingevoegd: en van de uitoefening van de taken van het regionaal expertisecentrum.

C

Na Hoofdstuk 3 wordt onder vernummering van Hoofdstuk 3a tot Hoofdstuk 3b, en van de artikelen 15a en 15b tot 15e en 15f, een hoofdstuk ingevoegd, luidend:

HOOFDSTUK 3a. TOEZICHT REGIONAAL EXPERTISECENTRUM

Artikel 15a. Reikwijdte

Dit hoofdstuk is van toepassing op het toezicht op de uitoefening van de taken van het regionaal expertisecentrum.

Artikel 15b. Taken en bevoegdheden bij het toezicht

Artikel 4 en artikel 8 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15c. Uitoefening van het toezicht
  • 1. Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de inspectie het onderzoek tevens verricht aan de hand van aspecten van kwaliteit, te weten:

    a. coördinatie van de ambulante begeleiding,

    b. ondersteuning van de ouders,

    c. organisatie van de commissie voor de indicatiestelling door het regionaal expertisecentrum,

    d. onafhankelijkheid van de commissie voor de indicatiestelling,

    e. duur van de indicatieprocedure en

    f. toepassing van de indicatiecriteria, bedoeld in artikel 28c, achtste lid, van de Wet op de expertisecentra, door de commissie voor de indicatiestelling.

  • 2. De artikelen 12, 13, 14 en 15 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15d. Vaststelling en openbaarmaking van inspectierapporten

De artikelen 20 en 21 zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL V

De Wet van 28 november 2002 tot wijziging van de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de invoering van leerlinggebonden financiering en de vorming van regionale expertisecentra (Stb. 2002, 631) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel V, eerste lid, wordt «artikel 40, eerste, vijfde, achtste en negende lid» vervangen door: artikel 40, eerste, zesde, negende en tiende lid.

B

In artikel VII, vierde lid, vervalt: en over de gehanteerde criteria aan de landelijke commissie toezicht indicatiestelling, bedoeld in artikel 28e, van de Wet op de expertisecentra.

C

Na artikel VII wordt een artikel ingevoegd, luidend:

ARTIKEL VIIA. EXPERTISEBEKOSTIGING VOOR SCHOLEN BEHOREND TOT HET CLUSTER, BEDOELD IN ARTIKEL 2, VIERDE LID, ONDER B, VAN DE WET OP DE EXPERTISECENTRA

  • 1. Het bevoegd gezag, dan wel de directe opvolger daarvan, waarvan op 31 juli 2003 een school behorend tot het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder b, van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet onderwijs uitging, welke school voor voortgezet onderwijs door dat bevoegd gezag per 1 augustus 2005 is opgeheven, ontvangt expertisebekostiging ten behoeve van de scholen behorend tot het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder b, van de Wet op de expertisecentra.

  • 2. Het bevoegd gezag, dan wel de directe opvolger daarvan, waarvan op 31 juli 2003 een school voor voortgezet speciaal onderwijs behorend tot het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder b, van de Wet op de expertisecentra uitging waarvoor ten behoeve van het in 1984 toegestane geïntegreerd VBO voor alle dove leerlingen aanvullende formatie voor vakonderwijs en taakrealisatie werd ontvangen, ontvangt expertisebekostiging ten behoeve van de scholen behorend tot het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder b, van de Wet op de expertisecentra.

  • 3. Bij beschikking wordt door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap expertisebekostiging vastgesteld uitgaande van de bekostiging in het schooljaar 2002–2003 van de per 1 augustus 2005 door het in de eerste lid bedoelde bevoegde gezag opgeheven school voor het voortgezet onderwijs dan wel op basis van de aanvullende formatie bedoeld in het tweede lid in het schooljaar 2002–2003.

  • 4. Het bevoegd gezag van de school, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder b, van de Wet op de expertisecentra, ten behoeve waarvan expertisebekostiging wordt vastgesteld, gebruikt de expertisebekostiging voor het voortgezet onderwijs.

  • 5. Het bevoegd gezag rapporteert jaarlijks over de besteding van de expertisebekostiging aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

ARTIKEL VI

  • 1. De samenwerkingsafspraken, bedoeld in artikel 71c, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, zoals dat luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel P, die tot een aanspraak tot bekostiging hebben geleid, worden, voor zover zij gelden na het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd onderdeel, aangemerkt als een samenwerkingsovereenkomst in de zin van artikel 71c van de Wet op de expertisecentra.

  • 2. Binnen twee weken na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel P, zendt het bevoegd gezag aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een opgave van het aantal leerlingen op 1 oktober 2007 dat afkomstig is van een residentiële instelling. Voor zover van toepassing zendt het bevoegd gezag eveneens, overeenkomstig de eerste volzin, een opgave van het desbetreffende aantal leerlingen op 16 januari 2008 ten behoeve van een aanvullende bekostiging voor personeelskosten bij aanzienlijke tussentijdse toename van het aantal leerlingen op grond van het Besluit bekostiging WEC. De in de eerste en tweede volzin bedoelde opgave geschiedt ten behoeve van de bekostiging voor het schooljaar dat het genoemde onderdeel voor het eerst van toepassing is.

ARTIKEL VII

De in artikel I, onderdelen P, S, voor wat betreft artikel 117, zevende lid, van de Wet op de expertisecentra, en T, opgenomen wijzigingen zijn voor de eerste maal van toepassing op de bekostiging van het schooljaar 2008–2009.

ARTIKEL VIII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen, onderdelen of leden van onderdelen van de verschillende artikelen, verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

’s-Gravenhage, 27 september 2007

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Uitgegeven de twintigste november 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 956

Naar boven