Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 20 maart 2009, nr. TRCJZ/2009/549, houdende wijzing van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006, de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB en de Regeling superheffing 2008

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EG) Nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

Gelet op de artikelen 15, 19 en 23 van de Landbouwwet;

Gelet op:

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling GLB-inkomenssteun 2006 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel e komt te luiden:

  • e. verordening 73/2009: Verordening (EG) Nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);

2. In de onderdelen i en j wordt ‘verordening 1782/2003’ telkens vervangen door: verordening 73/2009.

3. In onderdeel k vervalt ‘melkpremieaanvraag,’ en wordt ’verordening 1782/2003’ vervangen door: verordening 73/2009.

4. Onderdeel n komt te vervallen.

5. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel v door een puntkomma worden de volgende onderdelen toegevoegd:

  • w. verordening 834/2007: Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU L 189);

  • x. verordening 889/2008: Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU L250);

  • y. verordening 885/2006: Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het ELFPO (PbEU L 171);

  • z. minister: minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van eerste lid, wordt ‘verordening 1782/2003’ vervangen door: verordening 73/2009.

2. In onderdeel 1 van het eerste lid wordt de zinsnede ‘en braakleggingstoeslagrechten’ vervangen door: op grond van artikel 33, eerste lid, onderdeel b, onder ii en iv, van verordening 73/2009.

C

In artikel 3 wordt de zinsnede ‘de artikelen 3 en 4 van de in verordening 1782/2003 bedoelde beheerseisen’ vervangen door: de artikelen 4 en 5 van de in verordening 73/2009 bedoelde beheerseisen.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt de zinsnede ‘artikel 5, eerste lid, van verordening 1782/2003’ vervangen door: artikel 6, eerste lid, van verordening 73/2009.

2. In onderdeel a wordt ‘sub a en e, 8 en 26’ vervangen door: sub a en b en 8.

E

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘in het kader van de bedrijfstoeslagregeling’ vervangen door: en deze percelen in aanmerking wil laten komen voor een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 2, onder a,.

2. De onderdelen b tot en met d in het eerste lid vervallen en onderdeel e wordt verletterd tot onderdeel b.

3. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

F

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a van het eerste lid wordt de zinsnede ‘verordening (EEG) nr. 2092/91’ vervangen door: verordening 834/2007 en verordening 889/2008.

2. Het tweede lid, alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid, vervallen.

G

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘op grond van artikel 10 van Verordening 1782/2003’ vervangen door: conform het bepaalde in artikel 7 van verordening 73/2009.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De minister past in voorkomend geval de lineaire verlaging toe, bedoeld in artikel 8, eerste lid, laatste volzin, van verordening 73/2009.

H

De artikelen 10 tot en met 12 vervallen.

I

Artikel 12a komt te luiden:

Artikel 12a

  • 1. Het referentiebedrag zoals dat overeenkomstig artikel 37, eerste lid, van Verordening (EG) Nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PbEU L 271) voor suiker wordt berekend of aangepast voor respectievelijk de jaren 2006, 2007, 2008 en voor 2009, uitgedrukt in euro, is het bedrag zoals berekend op basis van de in bijlage 4, punt 1, bij deze regeling opgenomen formule.

  • 2. Ten aanzien van de 1 op 5-telers als bedoeld in artikel 7 van het Suikersysteem 2006 geldt dat het referentiebedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend op de in het eerste lid bedoelde wijze, met dien verstande dat het bedrag zoals dat volgt uit die berekening wordt gedeeld door 5.

J

Artikel 12b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede ‘en volgende jaren’.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

K

Artikel 13 vervalt.

L

Artikel 14 komt te luiden:

Artikel 14

De nationale reserve, bedoeld in artikel 41 van verordening 73/2009, omvat het bedrag dat voortvloeit uit:

  • a. het verschil bedoeld in artikel 41 van verordening 73/2009;

  • b. de ongebruikte toeslagrechten, bedoeld in artikel 42 van verordening 73/2009;

  • c. in voorkomend geval, de lineaire verlaging van de toeslagrechten, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van verordening 73/2009.

M

Artikel 15 vervalt.

N

Artikel 16 komt te luiden:

Artikel 16

  • 1. Voor toewijzing van toeslagrechten uit de nationale reserve komen uitsluitend in aanmerking:

    • a. landbouwers die overeenkomstig een van de in artikel 20 van verordening 795/2004 genoemde wijzen een bedrijf of een deel van een bedrijf in bezit hebben gekregen dat in de jaren 2000 tot en met 2002 was verhuurd, indien ten genoegen van de minister wordt aangetoond dat zij de betrokken grond in bezit hebben gekregen;

    • b. landbouwers die overeenkomstig artikel 22 van verordening 795/2004 grond hebben gehuurd of aangekocht, indien ten genoegen van de minister wordt aangetoond dat zij deze grond uiterlijk op 15 mei 2004 hebben gehuurd respectievelijk gekocht;

    • c. landbouwers die overeenkomstig artikel 23bis van verordening 795/2004 op grond van een gerechtelijke uitspraak of bestuursrechtelijke uitspraak recht hebben op toewijzing van toeslagrechten of op verhoging van de waarde daarvan.

  • 2. De landbouwer dient de aanvraag tot vaststelling van toeslagrechten uit de nationale reserve uiterlijk in op 15 mei van het eerste kalenderjaar van gebruik van deze toeslagrechten.

O

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

Het referentiebedrag, bedoeld in de artikelen 20, eerste lid, en 22, eerste lid, van verordening 795/2004, wordt vastgesteld op een bedrag van € 150,– per hectare:

  • a. indien de landbouwer, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, de grond in bezit heeft gekregen na 31 december 2004;

  • b. indien de verhuur, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, afloopt na 31 december 2004.

P

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘onderdeel b’ vervangen door: onderdeel a.

2. In de leden 3 en 4 wordt ‘onderdeel d’ telkens vervangen door: onderdeel b.

3. Onder vernummering van het derde en het vierde lid van artikel 18 tot het tweede en het derde lid, vervalt het tweede lid.

Q

In artikel 19 wordt de zinsnede ‘artikel 43 van verordening 1782/2003’ vervangen door: artikel 41, derde lid, van verordening 73/2009.

R

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20

  • 1. Voor betalingen op basis van toeslagrechten komen uitsluitend in aanmerking landbouwers die:

    • a. hun toeslagrechten activeren als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van verordening 73/2009 en daartoe subsidiabele hectaren aangeven, overeenkomstig artikel 35, eerste lid, van deze verordening,

    • b. deze subsidiabele hectaren tot hun beschikking hebben op 15 mei van enig jaar,

    • c. deze subsidiabele hectaren gebruiken in overeenstemming met artikel 39 van verordening 73/2009 indien het de productie van hennep betreft.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 49, tweede lid, van verordening 796/2004, worden toeslagrechten in een zodanige volgorde uitbetaald, dat het behoud van toeslagrechten zoveel mogelijk voorgaat op uitbetaling van toeslagrechten met de hoogste waarde.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 49, tweede lid, van verordening 796/2004, vindt de betaling op basis van toeslagrechten, in afwijking van het tweede lid, op verzoek van de landbouwer plaats volgens een door hem bepaalde volgorde, welke hij uiterlijk op 15 mei kenbaar maakt.

  • 4. De minimumoppervlakte, bedoeld in artikel 14, vierde lid, van verordening 796/2004 bedraagt 0,01 ha.

S

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a van het eerste lid komt te luiden:

  • a. beschikken over bijzondere toeslagrechten waarop artikel 44 van verordening 73/2009 van toepassing is;

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Als bijzondere toeslagrechten als bedoeld in het eerste lid, onder a, worden overgedragen kan de verkrijger slechts in aanmerking komen voor het bepaalde in het eerste lid, indien:

    • a. de bijzondere toeslagrechten in 2009, 2010 of 2011 worden overgedragen, en

    • b. alle bijzondere toeslagrechten van de vervreemder worden overgedragen.

T

Na artikel 21 wordt een nieuw artikel ingevoegd luidende:

Artikel 21a

  • 1. Heide en natuurlijk grasland worden als subsidiabele hectare als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van verordening 73/2009 in aanmerking genomen indien deze percelen gedurende het betreffende premiejaar door gemiddeld minimaal 0,15 GVE per hectare worden begraasd door schapen, geiten of runderen.

  • 2. Overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van verordening 796/2004 worden met bomen beplante oppervlakten binnen een perceel landbouwgrond, met een plantdichtheid van meer dan 50 bomen per hectare, niet voor steun in aanmerking genomen.

  • 3. Onder hakhout met een korte omlooptijd als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder a, van verordening 73/2009 wordt verstaan woudbomen met omlooptijd van maximaal 10 jaar en bestemd voor de energieproductie.

U

Artikel 22 wordt komt te luiden:

Artikel 22

  • 1. Overdracht van toeslagrechten geschiedt met inachtneming van artikel 43 van verordening 73/2009 en de artikelen 25 en 27 van verordening 795/2004.

  • 2. Onverminderd de in verordening 73/2009, verordening 795/2004, verordening 796/2004 en verordening 1973/2004 aan de betaling op basis van toeslagrechten gestelde voorwaarden kan aanspraak op betaling in enig premiejaar op basis van overgedragen toeslagrechten slechts worden gemaakt indien:

    • a. de cedent DR uiterlijk op 31 maart van het desbetreffende premiejaar in kennis stelt van de overdracht, en

    • b. DR vóór 15 mei geen bezwaar heeft gemaakt tegen de overdracht wegens strijdigheid met verordening 73/2009 of verordening 795/2004.

V

De artikelen 23 tot en met 38a, alsmede de opschriften van de paragrafen 5, 5.1, 5.2 en 5.3, van Hoofdstuk 2, vervallen.

W

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Een landbouwer die noten produceert komt uitsluitend in aanmerking voor subsidie op grond van de areaalbetaling voor noten als bedoeld in artikel 2, indien de percelen landbouwgrond, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van verordening 1973/2004:

    • a. een oppervlakte hebben van ten minste 0,3 hectare;

    • b. voldoen aan het minimum aantal bomen genoemd in artikel 15, derde lid, van verordening 1973/2004.

2. Onder vernummering van het derde lid tot het tweede lid, vervalt het tweede lid.

X

Artikel 40 komt te luiden:

Artikel 40

  • 1. Een landbouwer die energiegewassen teelt komt uitsluitend in aanmerking voor subsidie op grond van de areaalbetaling voor energiegewassen als bedoeld in artikel 2, indien:

    • a. het perceel een oppervlakte van ten minste 0,3 ha heeft;

    • b. de landbouwer niet meer dan één leveringscontract per landbouwgrondstof sluit;

    • c. per soort landbouwgrondstof ten minste 3 ha landbouwgrond is ingezaaid.

  • 2. Indien een hoeveelheid landbouwgrondstof die door de landbouwer aan de verwerker is geleverd niet overeenkomt met de representatieve opbrengst, bedoeld in artikel 40d, wordt hij geacht niet aan zijn verplichtingen ten aanzien van de voor energiedoeleinden gebruikte percelen te hebben voldaan voor een oppervlakte die wordt berekend door de beteelde oppervlakte die hij overeenkomstig de subsidievoorwaarden heeft gebruikt voor de productie van de landbouwgrondstof, te vermenigvuldigen met het verhoudingsgetal dat aangeeft welk deel van die landbouwgrondstof ontbreekt.

  • 3. De aanvrager doet, ingeval van eenjarige gewassen, de in artikel 27, tweede lid, van Verordening 1973/2004 bedoelde aangifte uiterlijk op 1 maart van het kalenderjaar volgend op het jaar van aanvraag. Ingeval van tweejarige gewassen doet de aanvrager de in artikel 27, tweede lid, van Verordening 1973/2004 bedoelde aangifte uiterlijk op 1 maart van het tweede kalenderjaar na het jaar van aanvraag.

  • 4. Uiterlijk binnen 40 werkdagen na ontvangst van de door de aanvrager geleverde grondstof doet de eerste verwerker dan wel inzamelaar van energiegewassen de aangifte, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van verordening 1973/2004.

Y

In artikel 40a wordt ‘artikel 25’ vervangen door: artikel 33.

Z

In artikelen 40b vervallen, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel d en onderdeel g tot onderdeel e, de onderdelen d en f.

AA

Na artikel 40c wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 40d

Voor 2009 worden de volgende representatieve referentiehoeveelheden als bedoeld in artikel 26 van verordening 1973/2004 vastgesteld:

  • a. voor tarwe, bestemd voor gebruik bij de productie van energieproducten, voor kleigronden die als zodanig zijn aangeduid op de kaarten die zijn opgenomen als bijlage I bij het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet: 8.800 kilogram per hectare en voor overig Nederland: 6.330 kilogram per hectare;

  • b. voor koolzaad, bestemd voor gebruik bij de productie van energieproducten: 2.630 kilogram per hectare;

  • c. voor maïs, bestemd voor gebruik bij de productie van energieproducten: 12,9 ton droge stof per hectare.

AB

In artikel 42 wordt de zinsnede ‘overeenkomstig artikelen 93 en 94 van verordening 1782/2003’ vervangen door: overeenkomstig de artikelen 77 en 78 van verordening 73/2009.

AC

Artikel 43a vervalt.

AD

In artikel 44 wordt de zinsnede ‘Overeenkomstig verordening 1782/2003, verordening 1973/2004’ vervangen door: Overeenkomstig artikel 116 van verordening 73/2009, Afdeling 5 van Hoofdstuk 13 van verordening 1973/2004.

AE

In artikel 48 wordt ‘artikel 130’ telkens vervangen door: artikel 116, en wordt ‘verordening 1782/2003’ telkens vervangen door: verordening 73/2009.

AF

In artikel 50, derde lid, vervalt de zinsnede ‘aanhef en ’.

AG

De artikelen 54a en 54b, alsmede het opschrift van Hoofdstuk 4a, vervallen.

AH

In artikel 55, eerste lid, wordt ‘artikel 2, tweede lid,’ vervangen door: artikel 2, eerste lid, onder 2,.

AI

Artikel 56 komt te luiden:

Artikel 56

Bewijsstukken als bedoeld in artikel 55, vierde lid, overlegt de landbouwer schriftelijk voor zover deze niet elektronisch overgelegd kunnen worden.

AJ

In artikel 57 wordt de zinsnede ‘De landbouwer is verplicht het betrokken betaalorgaan op diens verzoek’ vervangen door: De landbouwer is verplicht op verzoek van DR, het HPA en de PVE.

AK

In het eerste lid van artikel 58 wordt de zinsnede ‘door het betaalorgaan’ vervangen door: door DR, het HPA en de PVE.

AL

Artikel 59 komt als volgt te luiden:

Artikel 59

  • 1. Indien een bedrijf volledig wordt overgedragen nadat een verzamelaanvraag of een slachtpremieaanvraag is ingediend en voordat aan alle voorwaarden voor het verstrekken van subsidie is voldaan, of indien een bedrijf volledig wordt overgedragen nadat de voor de toekenning van de steun vereiste handelingen zijn begonnen, maar voordat aan alle voorwaarden voor de toekenning van de steun is voldaan, wordt de aangevraagde subsidie overeenkomstig het tweede en derde lid verstrekt aan de overnemer, bedoeld in artikel 74 van verordening 796/2004, dan wel aan de oorspronkelijke aanvrager.

  • 2. De desbetreffende aangevraagde subsidie wordt verstrekt aan de overnemer indien:

    • a. DR de schriftelijke melding van de overdracht uiterlijk op de laatste dag van de in artikel 55, derde lid, bedoelde termijn voor het indienen van de verzamelaanvraag ontvangt van de overnemer,

    • b. de overnemer het betrokken betaalorgaan uiterlijk op de laatste dag van de in artikel 55, derde lid, bedoelde termijn verzoekt om betaling van de door de wederpartij aangevraagde subsidie,

    • c. de overnemer alle door DR verlangde bewijsstukken overlegt, en

    • d. wordt voldaan aan alle voorwaarden voor de verstrekking van de steun.

  • 3. De desbetreffende aangevraagde subsidie wordt verstrekt aan de oorspronkelijke aanvrager indien:

    • a. DR de in het tweede lid, onder a, bedoelde melding niet of na de in artikel 55 derde lid bedoelde termijn van de overnemer heeft ontvangen,

    • b. wordt voldaan aan alle voorwaarden voor de verstrekking van de steun, en

    • c. de oorspronkelijke aanvrager alle door DR verlangde bewijsstukken overlegt.

AM

Het eerste lid van artikel 60 komt te luiden:

  • 1. Indien verordening 73/2009 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde Commissieverordeningen een beroep op overmacht of uitzonderlijke omstandigheden mogelijk maken in verband met het niet nakomen van voorwaarden of verplichtingen, meldt de landbouwer een geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig artikel 72 van verordening 796/2004 schriftelijk aan DR met betrekking tot de in artikel 63, eerste lid, bedoelde regelingen, aan het HPA met betrekking tot de in artikel 64, eerste lid, bedoelde regelingen en aan de PVE met betrekking tot de in de in artikel 65, eerste lid, bedoelde regeling binnen 10 werkdagen na de dag vanaf welke dit voor hem mogelijk is.

AN

In artikel 60 wordt ‘verordening 1782/2003’ vervangen door: verordening 73/2009.

AO

Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede ‘de onverschuldigd betaalde subsidie en de rente over dat bedrag’ vervangen door: dit bedrag en de rente daarover.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien het bedrag, bedoeld in het eerste lid, niet meer bedraagt dan € 100,– exclusief rente, wordt overeenkomstig artikel 5 bis van verordening 885/2006 afgezien van terugvordering.

3. Het vierde lid vervalt.

AP

Artikel 62 komt te luiden:

Artikel 62

DR, het HPA en de PVE, alsmede de instanties die belast zijn met het toezicht op de naleving van de in artikel 3 tot en met 8 bedoelde voorwaarden wisselen de gegevens uit betreffende aanvragers die relevant zijn in het kader van bedoeld toezicht. DR, het HPA en de PVE wisselen tevens de gegevens uit die relevant zijn voor de in artikel 9 bedoelde modulatie.

AQ

Artikel 63 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt komma aan het slot van het eerste lid, onderdeel e, door een punt vervallen de onderdelen f en g.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

AR

Artikel 64 komt te luiden:

Artikel 64

  • 1. Het HPA is belast met de uitvoering van:

    • a. de steun voor zetmeelaardappeltelers, bedoeld in artikel 77 van verordening 73/2009;

    • b. de steun voor zaaizaad van vezelvlas, bedoeld in artikel 87 van verordening 73/2009.

  • 2. Het HPA is de bevoegde instantie voor de verwerkers van energiegewassen als bedoeld in Hoofdstuk 8 van Verordening 1973/2004.

  • 3. Het HPA regelt, met inachtneming van verordening 73/2009, verordening 796/2004 en verordening 1973/2004 en zo nodig de aanwijzingen van de minister, al hetgeen voor een goede uitvoering van de in het eerste lid bedoelde steunregelingen is vereist.

AS

Artikel 65 komt te luiden:

Artikel 65

  • 1. De PVE zijn belast met de uitvoering van het onderdeel slachtpremie voor kalveren van de rundvleesbetalingen.

  • 2. De PVE regelen, met inachtneming van verordening 73/2009, verordening 796/2004 en verordening 1973/2004 en zo nodig de aanwijzingen van de minister, al hetgeen voor een goede uitvoering van de in het eerste lid bedoelde steunregeling is vereist.

AT

In artikel 67 wordt de zinsnede ‘in de artikelen 23 en 25 van verordening 1782/2003’ vervangen door: in de artikelen 20 en 22 van verordening 73/2009.

AU

In artikel 69 wordt ‘verordening 1782/2003’ vervangen door: verordening 73/2009, en wordt de zinsnede ‘door het betrokken betaalorgaan’ vervangen door: door DR met betrekking tot de in artikel 63, eerste lid, bedoelde regelingen, het HPA met betrekking tot de in artikel 64, eerste lid, bedoelde regelingen en de PVE met betrekking tot de in de in artikel 65, eerste lid, bedoelde regeling.

AV

Na artikel 71 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 71a

De Regeling GLB-inkomenssteun 2006 zoals die luidde vóór 1 januari 2009 blijft van toepassing op aanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2009.

AW

Bijlage 1 wordt vervangen door bijlage 1 bij deze regeling.

AX

Bijlage 3 vervalt.

ARTIKEL II

In de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB wordt de bijlage vervangen door Bijlage 2 bij deze regeling.

ARTIKEL III

Artikel 5 van de Regeling superheffing 2008 komt te luiden:

Artikel 5

Het quotum dat de producent beschikbaar heeft op 1 april 2009, wordt met ingang van die datum verhoogd met 1 procent.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking op 1 april 2009 en werkt, voor zover het betreft de artikelen I en II, terug tot en met 1 januari 2009.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

BIJLAGE 1

Milieu

  • 1. Artikel 8, artikel 9 in samenhang met artikel 31, eerste lid, artikel 10, in samenhang met artikel 31, tweede lid, en artikel 11, 12,14, van de Flora- en faunawet.

  • 2. Artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998.

  • 3. Artikel 25 van het Lozingenbesluit bodembescherming.

  • 4. Artikel 1b, eerste lid, in samenhang met artikel 1b, derde lid, eerste alinea en artikel 1c, eerste lid, artikel 1b, eerste lid, in samenhang met artikel 1b, derde lid, onderdeel a, artikel 1b, eerste lid, in samenhang met artikel 1b, derde lid, onderdeel b en vierde lid, artikel 1d van het Besluit gebruik meststoffen.

  • 5. Artikel 2, 3, 3a, 3b, 4, 4a, 4b, 5, 6, 6a, 6b, 6c, 6d en 8a, van het Besluit gebruik meststoffen.

  • 6. Artikel 16 in samenhang met artikel 13, van het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij.

  • 7. Artikel 7 in samenhang met artikel 8 onder a en b, 9 en 10, van de Meststoffenwet in samenhang met artikel 24 tot en met 27 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.

  • 8. Artikel 28 in samenhang met artikel 27, 29 en 30, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in samenhang met artikel 36 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet.

Volksgezondheid, diergezondheid en gezondheid van planten

  • 9. Artikel 2 in samenhang met artikel 4 en 7 van de Regeling identificatie en registratie voor dieren.

  • 10. Artikel 8, eerste, tweede en vierde lid, van de Regeling identificatie en registratie voor dieren, in samenhang met artikel 4, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1760/2000 en artikel 12 van de Regeling identificatie en registratie voor dieren.

  • 11. Artikel 5, eerste lid, onder a, richtlijn 2008/71/EG, artikel 4, tweede en derde lid, van verordening 1760/2000 en artikel 4, eerste en vierde lid, van verordening (EG) nr. 21/2004.

  • 12. Artikel 19, eerste lid, artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 10 in samenhang met artikel 11, 34a en 34b van de Regeling identificatie en registratie voor dieren.

  • 13. Artikel 31, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en derde lid, 36, eerste lid, tot aan het woord ‘alsmede’ en tweede en vierde lid, van de Regeling identificatie en registratie voor dieren, artikel 7, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1760/2000 in samenhang met artikel 19, eerste lid, tot en met ‘verordening 1760/2000’, en tweede tot en met vijfde lid, van de Regeling identificatie en registratie voor dieren.

  • 14. Artikel 7, eerste lid, tweede gedachtestreepje, van verordening (EG) nr. 1760/2000.

  • 15. De artikelen 20 en 22 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.z.

  • 17. Artikel 2 van de Kaderwet diervoeders in samenhang met artikel 15, 17, eerste lid en 20 van verordening (EG) nr. 178/2002, artikel 4, derde lid, van de Kaderwet diervoeders.

  • 18. Artikel 2, eerste lid, van de Kaderwet diervoeders in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder b, van de Regeling diervoeders.

  • 19. Artikel 68 en 74 van de Regeling diervoeders in samenhang met artikel 15 van verordening (EG) nr. 178/2002.

  • 20. Artikel 2, tiende lid, Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen in samenhang met artikel 19 van verordening (EG) nr. 178/2002.

  • 21. Artikel 73a, van de Regeling diervoeders in samenhang met artikel 5, eerste lid, in samenhang met Bijlage I, deel A, onder I, onder 4e en 4g, en onder II, onder 2a, 2b en 2e, artikel 5, vijfde lid in samenhang met Bijlage III, onder 1, eerste alinea, eerste zin en derde alinea, en onder 2, derde zin, en artikel 5, zesde lid, van Verordening (EG) nr. 183/2005.

  • 22. Artikel 2, eerste lid van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen in samenhang met artikel 4, eerste lid, in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 4g, 4h, 5f en 5h, m.u.v. de zinsnede ‘gewasbeschermingsmiddelen en’, onder 6, en onder III, onder 8a, 8d, 8e, 9a en 9c van Verordening (EG) nr. 852/2004.

  • 23. Artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen in samenhang met artikel 4, eerste lid, in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 4j van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met artikel 6, derde lid, en artikel 7, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet.

  • 24. Artikel 40, tweede lid, van de Diergeneesmiddelenwet in samenhang met artikel 4, eerste lid, en de Bijlage I, deel A, onder III, onderdeel 8b, van Verordening (EG) nr. 852/2004 in samenhang met artikel 91 en 92, van de Diergeneesmiddelenregeling.

  • 25. Artikel 2, tweede lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen in samenhang met artikel 3, eerste lid, in samenhang met Bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, onderdeel I, onder 1b, 1c, 1d, 1e, 2a, 2b, 2c, 3a, 3b, 3c, 4 en 5 en onderdeel II, onder A onder 1, 2, 3, 4, en onder B onder 1a, 1d, 2, 4a en 4b, sectie X, hoofdstuk I onder 1, m.u.v. de zinsnede ‘en tot op het moment van verkoop aan de consument’ van Verordening (EG) nr. 853/2004.

  • 26. Artikel 2, eerste lid en 44, van de Diergeneesmiddelenwet in samenhang met artikel 82 van de Diergeneesmiddelenregeling.

  • 27. Artikel 46 van het Diergeneesmiddelenbesluit in samenhang met artikel 81, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenregeling.

  • 28. Artikel 2, eerste lid, onder a en c, en 3, eerste lid, onder a, van de Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten.

  • 29. Artikel 2, eerste lid, onder a, van Verordening PVV Verbod op gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede bèta-agonisten 1997 (2005-I).

Dierenwelzijn

  • 30. Artikel 4 in samenhang met bijlage, onder 1 tot en met 4, onder 6, onder 8, onder 9, onder 11 en onder 13 tot en met 15, van de Richtlijn 91/629/EEG.

  • 31. Artikel 3, artikel 4, eerste en tweede lid, en artikel 5 tot en met 9, van het Kalverenbesluit

  • 32. Artikel 3, eerste lid, onder a;

    Artikel 3, tweede lid, onder a en b, in samenhang met negende lid;

    Artikel 3, vierde lid, onder a en b, in samenhang met negende lid;

    Artikel 3, zesde lid;

    Bijlage, eerste hoofdstuk, onder 5, tweede zin;

    Bijlage, eerste hoofdstuk, onder 8, eerste zin, tweede gedachtenstreepje, in samenhang met bijlage, tweede alinea, onder 8;

    Bijlage, eerste hoofdstuk, onder 8, derde alinea, tweede zin van Richtlijn 91/630/EEG.

  • 33. Bijlage, eerste hoofdstuk, onder 8, eerste zin tot en met het eerste gedachtenstreepje, van Richtlijn 91/630/EEG, in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder q, van het Ingrepenbesluit.

  • 34. Bijlage, eerste hoofdstuk, onder 8, eerste zin, vierde gedachtenstreepje, van Richtlijn 91/630/EEG in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder l, van het Ingrepenbesluit.

  • 35. De artikelen 2aa, 2b, eerste lid, onderdeel b en d, en tweede lid, 3, 4a, eerste lid, tweede lid, onderdelen c en d. derde lid, 5, zesde en zevende lid, 9, 10, 11, tweede lid, 12, 13, 15 en 16 van het Varkensbesluit.

  • 36. Artikel 3, eerste lid, onder b, eerste volzin, van Richtlijn 91/630/EEG in samenhang met artikel 4, vierde lid, van het Varkensbesluit, in samenhang met artikel 3, negende lid, van Richtlijn 91/630/EEG.

  • 37. Artikel 2 in samenhang met artikel 7, tweede lid, onder c, van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

  • 38. Artikel 3 tot en met 6, van het Besluit welzijn productiedieren.

  • 39. Artikel 34 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, in samenhang met het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren.

  • 40. Artikel 40 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, in samenhang met het Ingrepenbesluit.

  • 41. Artikel 55 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, in samenhang met het Besluit voortplantingstechnieken bij dieren.

BIJLAGE 2

Bijlage De beheerseisen en de GLMC-eisen op grond van de artikelen 3 en 6 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006

 

EU-wetgevingskader

Nederlands wetgevingskader

Artikel(en)

Onderwerp van controle

Randvoorwaardenterrein

Ernst

Omvang

Permanent karakter

Initiële korting

Opzet op basis van de criteria in artikel 8, tweede lid

Milieu

1 Vogelrichtlijn (richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979, artikel 3, leden 1 en 2, onder b, art. 4 leden 1, 2 en 4, art. 5, onderdelen a, b en d)

1.1

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Natuurbeschermingswet 1998

art.19d

Het verbod om zonder geldige vergunning een project of handeling uit te voeren in een aangewezen Vogelrichtlijngebied of in strijd met de vergunningvoorwaarden te handelen

milieu

3

1

0

3%

 

1.2

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.9 in samenhang met art.31, eerste lid

Het verbod op doden, verwonden, vangen, bemachtigen of met het oog daarop opsporen van beschermde inheemse vogels

milieu

3

1

1

5%

Ja, voor wat betreft het vangen van beschermde inheemse vogels

1.3

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.10 in samenhang met art.31, tweede lid

Het verbod op het opzettelijk verstoren van beschermde inheemse vogels

milieu

2

1

0

3%

ja

1.4

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.11

Het verbod op het verstoren of vernielen van nesten van beschermde inheemse vogels

milieu

3

1

1

5%

 

1.5

Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG)

Flora- en faunawet

art.14

Het verbod op het uitzetten van vogels en eieren in de vrije natuur

milieu

3

1

1

5%

 

2. Grondwaterbescherming (Richtlijn 80/68/EEG van 17 december 1979, art.4 en 5)

2.1

Grondwaterbescherming (Richtlijn 80/68/EEG)

Lozingenbesluit Bodembescherming

art.25

Het verbod op het lozen van niet huishoudelijk afvalwater of koelwater in of op de bodem zonder geldige vergunning

milieu

3

1

1

5%

 

3. Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG van 12 juni 1986, art.3)

3.1

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.1b, eerste lid in samenhang artikel 1b, derde lid, eerste alinea, en artikel 1c, eerste lid

De verplichting om bij gebruik van zuiveringsslib op landbouwgrond, te voldoen aan toetsingswaarden na bemonstering en analyse

milieu

3

0

1

3%

 

3.2

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 1b, eerste lid in samenhang met artikel 1b, derde lid, onderdeel a

Het verbod op het gebruik van vloeibaar zuiveringsslib als de maximaal toegestane hoeveelheid droge stof per hectare wordt overschreden

milieu

2

0

1

3%

 

3.3

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art. 1b, eerste lid, in samenhang met artikel 1b, derde lid, onderdeel b, en vierde lid

Het verbod op het gebruik van steekvast zuiveringsslib als de maximaal toegestane hoeveelheid droge stof per hectare wordt overschreden alsmede de verplichting om voor het betreffende aantal hectaren gedurende bepaalde perioden het grondgebruik ongewijzigd te laten

milieu

2

0

1

3%

 

3.4

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.1b, eerste lid

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op andere grond dan landbouwgrond

milieu

3

0

1

3%

 

3.5

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.3

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op bevroren of besneeuwde grond

milieu

3

1

1

5%

 

3.6

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.1d

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib als dit de gezondheid van dieren en mensen schaadt

milieu

3

1

1

5%

 

3.7

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.3a

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib indien de bovenste bodemlaag met water verzadigd is

milieu

2

1

1

3%

 

3.8

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.3b

Het verbod op het gebruik zuiveringsslib tegelijkertijd met het beregen of bevloeien of infiltreren van de grond.

milieu

2

1

1

3%

 

3.9

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.4

Het verbod op het gebruik zuiveringsslib van 1 september t/m 31 januari

milieu

3

1

1

5%

ja

3.10

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.5

De verplichting om zuiveringsslib emissiearm aan te wenden

milieu

2

1

1

3%

 

3.11

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6

De verplichting om zuiveringsslib gelijkmatig over het perceel te verspreiden

milieu

2

0

1

3%

 

3.12

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6a

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op steile hellingen (> 7%) met geulenerosie (geulen > 30 cm diep)

milieu

2

1

1

3%

 

3.13

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6b

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer

milieu

2

1

1

3%

 

3.14

Zuiveringsslib (Richtlijn 86/278/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6d

Het verbod op het gebruik van zuiveringsslib op bouwland of braakland met een hellingspercentage van 18% of meer

milieu

2

1

1

3%

 

4. Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG van 12 december 1991, art.4 en art.5)

4.1

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.2

Het verbod op gebruik van dierlijke meststoffen op natuurterrein en op andere grond dan landbouwgrond of natuurterrein

milieu

3

1

1

5%

 

4.2

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.3

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest op bevroren of besneeuwde grond

milieu

3

1

1

5%

 

4.3

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.3a

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest op natte of ondergelopen grond (waterverzadigde grond)

milieu

3

1

1

5%

 

4.4

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.3b

Het verbod op het gebruik van dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest tegelijkertijd met het beregen of bevloeien of infiltreren van de grond

milieu

3

1

1

5%

 

4.5

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.4

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest van 1 september t/m 31 januari

milieu

3

1

1

5%

ja

4.6

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.4a

Het verbod op het gebruik van stikstofkunstmest van 16 september t/m 31 januari

milieu

3

1

1

5%

 

4.7

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.4b

Het verbod om op grasland de graszode te vernietigen

milieu

3

1

1

5%

ja

4.8

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.5

De verplichting om de dierlijke mest emissiearm aan te wenden

milieu

3

1

1

5%

ja

4.9

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6

De verplichting om de dierlijke mest of stikstofkunstmest gelijkmatig over het perceel te verspreiden

milieu

3

1

1

5%

 

4.10

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6a

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest of stikstofkunstmest op steile hellingen (> 7%) met geulenerosie (geulen > 30 cm diep)

milieu

3

1

1

5%

 

4.11

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6b

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer

milieu

3

1

1

5%

 

4.12

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6c

Het verbod op het gebruik van stikstofkunstmest op niet beteelde gronden met een hellingspercentage van 7% of meer

milieu

3

1

1

5%

 

4.13

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.6d

Het verbod op het gebruik van dierlijke mest of stikstofkunstmest op bouwland of braakland met een hellingspercentage van 18% of meer

milieu

3

1

1

5%

 

4.14

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Besluit gebruik meststoffen

art.8a

De verplichting omtrent de volgteelt van maïs op zand- en lössgronden

milieu

3

1

1

5%

 

4.15

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Lozingenbesluit open teelt en veehouderij

art.16 in samenhang met art.13

Het verbod op toepassing van meststoffen in de mestvrije zone of de mestvrije zone is niet gelijk aan de teeltvrije zone

milieu

3

1

1

5%

 

4.16

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Meststoffenwet

art.7 in samenhang met art.8 onder a en b, 9 en 10 en in samenhang met art.24, 25, 26 en 27 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Het verbod in enig kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, tenzij de stikstofgebruiksnormen in acht zijn genomen

milieu

3

1

1

5%

 

4.17

Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG)

Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet

art.28 in samenhang met art.27, 29, 30 en in samenhang met art.36 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

De verplichting voldoende opslagcapaciteit voor dierlijke mest op het bedrijf te hebben die in de periode september t/m februari wordt geproduceerd

milieu

1

0

0

1%

 

5. Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992, art.6 en 13, eerste lid, onder a)

5.1

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Natuurbeschermingswet 1998

art.19d

Het verbod om zonder geldige vergunning een project of handeling uit te voeren in een aangewezen Habitatrichtlijngebied of in strijd met de vergunningvoorwaarden te handelen

milieu

3

1

0

3%

 

5.2

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.8

Het verbod op plukken, vernielen, in bezit hebben, verkopen, etc. van beschermde inheemse planten

milieu

3

1

1

5%

 

5.3

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.9 in samenhang met art.31, eerste lid

Het verbod op doden, verstoren, in bezit hebben, verkopen etc. van beschermde inheemse diersoorten

milieu

3

1

1

5%

 

5.4

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.10 in samenhang met art.31, tweede lid

Het verbod op het opzettelijk verstoren van beschermde inheemse diersoorten

milieu

2

1

0

3%

ja

5.5

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.11

Het verbod op het verstoren of vernielen van rustplaatsen of holen van beschermde inheemse dieren

milieu

3

1

1

5%

 

5.6

Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG)

Flora- en faunawet

art.12

Het verbod op het rapen of bezitten van eieren van beschermde inheemse diersoorten.

milieu

3

1

1

5%

 

Gezondheid (mens, dier en plant)

6. I&R varkens (Richtlijn 2008/71/EG van 15 juli 2008, art 3, 4 en 5)

6.1

I & R Varkens (Richtlijn 2008/71/EG)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art.2, lid 1 tot en met 5, in samenhang met artikel 4

De verplichting correct te zijn geregistreerd als houder van varkens en wijzigingen in de gegevens tijdig te melden.

gezondheid

3

1

0

3%

 

6.2

I & R Varkens (Richtlijn 2008/71/EG)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art.8, lid 2, in samenhang met artikel 12

De verplichting alleen toegelaten identificatiemiddelen voor varkens te gebruiken en deze te verkrijgen zoals toegestaan.

gezondheid

3

1

0

3%

 

6.3

I & R Varkens (Richtlijn 2008/71/EG)

Richtlijn 2008/71/EG,

art.5, lid 1, onder a

De verplichting varkens binnen een bepaalde termijn te voorzien van identificatiemiddelen.

gezondheid

3

0

0

3%

 

6.4

I & R Varkens (Richtlijn 2008/71/EG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 104, tweede lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in samenhang met art.10 en 11 Regeling I&R

Het verbod op het merken of hermerken van varkens, tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften.

gezondheid

2

0

0

3%

 

6.5

I & R Varkens (Richtlijn 2008/71/EG)

Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 31, lid 1, aanhef en onderdelen a en b, eerste tot en met zesde gedachtestreepje, en lid 3

De verplichting tot het hebben van een bedrijfsregister en voorschriften wat er in het bedrijfsregister vermeld moet worden en termijnen die moeten worden aangehouden.

gezondheid

3

0

0

3%

 

7. I&R runderen (Verordening (EG) 1760/2000 van 17 juli 2000, art.4 en 7)

7.1

I & R Runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art.2, lid 1 tot en met 4, in samenhang met artikel 4

De verplichting correct te zijn geregistreerd als houder van runderen en wijzigingen in de gegevens tijdig te melden.

gezondheid

3

1

0

3%

 

7.2

I & R Runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Regeling identificatie en registratie van dieren en Verordening (EG) 1760/2000

art.8, lid 1, in samenhang met artikel 4, eerste lid, Vo. 1760/2000 en artikel 12 Regeling I& R

De verplichting alleen toegelaten identificatiemiddelen voor runderen te gebruiken en deze te verkrijgen zoals toegestaan.

gezondheid

3

1

0

3%

 

7.3

I & R Runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Verordening (EG) 1760/2000

artikel 4, lid 2 en 3

De verplichting runderen binnen een bepaalde termijn te voorzien van identificatiemiddelen.

gezondheid

3

0

0

3%

 

7.4

I & R Runderen (Verordening (EG) 1760/2000)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 104, tweede lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en art.10 in samenhang met artikel 11 Regeling I&R

Het verbod op het merken of hermerken van runderen, tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften.

gezondheid

2

0

0

3%

 

7.5

I & R Runderen (Verordening (EG) 911/2004, Verordening (EG) 1760/2000)

Regeling identificatie en registratie van dieren, Verordening (EG) 1760/2000

artikel 7, lid 1, verordening 1760/2000 in samenhang artikel 19, eerste lid, tot en met ‘verordening 1760/2000, en tweede tot en met vijfde lid, Regeling I&R

De verplichting tot het hebben van een bedrijfsregister en voorschriften wat er in het bedrijfsregister vermeld moet worden en termijnen die moeten worden aangehouden.

gezondheid

3

0

0

3%

 

7.6

I&R runderen (Verordening (EG) 1760/2000

Verordening (EG) 1760/2000

art. 7, lid 1, tweede gedachtestreepje

De verplichting ten aanzien van runderen tot het centraal melden van mutaties aan het I&R gegevensbestand

gezondheid

3

1

0

3%

 

8. I&R schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004 van 17 december 2003, art.3, 4 en 5)

8.1

I & R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art.2, lid 1 tot en met 4 en lid 6, in samenhang met artikel 4 en 7

De verplichting correct te zijn geregistreerd als houder van schapen en geiten en wijzigingen in de gegevens tijdig te melden.

gezondheid

3

1

0

3%

 

8.2

I & R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Regeling identificatie en registratie van dieren

art.8 lid 4, in samenhang met artikel 12 Regeling I& R

De verplichting alleen toegelaten identificatiemiddelen voor schapen en geiten te gebruiken en deze te verkrijgen zoals toegestaan.

gezondheid

3

1

0

3%

 

8.3

I & R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Verordening (EG) 21/2004

artikel 4, lid 1 en 4

De verplichting schapen en geiten binnen een bepaalde termijn te voorzien van identificatiemiddelen.

gezondheid

3

0

0

3%

 

8.4

I & R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 104, tweede lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, en art.10 in samenhang met artikel 11, 34a en 34b Regeling I&R

Het verbod op het merken of hermerken van schapen en geiten tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften.

gezondheid

2

0

0

3%

 

8.5

I & R Schapen en geiten (Verordening (EG) 21/2004)

Regeling identificatie en registratie van dieren

artikel 36, eerste lid tot aan het woord ‘alsmede’ en tweede en vierde lid

De verplichting tot het hebben van een bedrijfsregister en voorschriften wat er in het bedrijfsregister vermeld moet worden en termijnen die moeten worden aangehouden.

gezondheid

3

0

0

3%

 

9. Gewasbescherming (Richtlijn 91/414/EEG van 15 juli 1991, art.3, eerste en derde lid)

9.1

Gewas- bescherming (Richtlijn 91/414/EEG)

Wet gewasbeschermings-middelen en biociden

art. 20

Het is verboden een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel te gebruiken, voorhanden of in voorraad te hebben.

gezondheid

3

1

1

5%

ja, voor wat betreft het gebruik van een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel

9.2

Gewas- bescherming (Richtlijn 91/414/EEG)

Wet gewasbeschermings-middelen en biociden

art. 22

Het verbod op handelen in strijd met gebruiksvoorschriften die bij toelating zijn vastgesteld

gezondheid

3

1

1

5%

 

9.3

Gewas- bescherming (Richtlijn 91/414/EEG)

Besluit gewasbeschermings-middelen en biociden

Artikel 26, eerste en tweede lid

De verplichting te beschikken over een gewasbeschermingsplan en de voorschriften met betrekking tot goede gewasbeschermingspraktijken en geïntegreerde bestrijding toe te passen

gezondheid

2

0

0

3%

 

10. General Food Law (Verordening (EG) 178/2002 van 28 januari 2002, art.15, 17 lid 1, 19 en 20)

10.1

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Kaderwet diervoeders

art.2 in samenhang met art. 15, 17, eerste lid, en 20 van Verordening (EG) 178/2002

Het verbod onveilige diervoeders, toevoegingsmiddelen en voormengsels te bereiden, te be- of verwerken, te verpakken, te etiketteren, voorhanden of in voorraad te hebben, te vervoeren of in het verkeer te brengen en de verplichting dat alle diervoeders in alle stadia van de productie traceerbaar zijn, alsmede de verplichting onveilige diervoeders terug te halen.

gezondheid

3

1

0

3%

 

10.2

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Kaderwet diervoeders

art.4, lid 3

Het verbod diervoeders – met andere dan bij communautaire maatregel aangewezen bijzondere voedingsdoelen – voorhanden of in voorraad te hebben of in het verkeer te brengen

gezondheid

3

1

0

3%

 

10.3

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Regeling diervoeders

art. 74 in samenhang met art. 15 Verordening (EG) 178/2002

Het verbod om onveilige diervoeders te voederen aan landbouwhuisdieren

gezondheid

3

1

1

5%

 

10.4

General Food Law (Verordening (EG) 178/2002)

Warenwetbesluit bereiding en behandeling van levensmiddelen

artikel 2, lid 10 in samenhang met art. 19 van Verordening (EG) 178/2002

Het verbod eet- en drinkwaren in de handel te brengen en de verplichting dat alle eet- en drinkwaren in alle stadia van de productie traceerbaar zijn, alsmede de verplichting onveilige eet- en drinkwaren terug te halen.

gezondheid

3

1

0

3%

 

11 Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005 van 12 januari 2005)

11.1

Diervoeder- hygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders

art.73a in samenhang met art.5 lid 1 van Verordening (EG) 183/2005 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder I onder 4e en 4g van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor exploitanten van diervoederbedrijven afval en gevaarlijke stoffen apart en veilig op te slaan en rekening te houden met de resultaten van analyses van monsters van primaire producten of andere monsters die van belang zijn voor de voederveiligheid

gezondheid

3

1

0

3%

 

11.2

Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders

art.73a in samenhang met art.5 lid 1 van Verordening (EG) 183/2005 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II onder 2a, 2b en 2e van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor exploitanten van diervoederbedrijven een registratie bij te houden van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, het gebruik van genetisch gemodificeerd zaai- en pootgoed en de bron en hoeveelheid van elk diervoeder dat het bedrijf binnenkomt en de bestemming en hoeveelheid van elk diervoeder dat het bedrijf verlaat

gezondheid

2

0

0

3%

 

11.3

Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders

art.73a in samenhang met art.5 lid 5 van Verordening (EG) 183/2005 in samenhang met Bijlage III, onder 1, 1e alinea, 1e zin en 3e alinea van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor veehouders diervoeder gescheiden op te slaan van chemische stoffen en andere voor diervoeder verboden producten en gemedicineerde en niet-gemedicineerde diervoeders zo op te slaan dat het risico van vervoedering aan dieren waarvoor zij niet zijn bestemd, wordt beperkt

gezondheid

3

1

0

3%

 

11.4

Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders

art.73a in samenhang met art.5 lid 5 van Verordening (EG) 183/2005 in samenhang met Bijlage III, onder 2, 3e zin van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor veehouders om niet-gemedicineerde diervoeders gescheiden te hanteren van gemedicineerde diervoeders

gezondheid

3

1

1

5%

 

11.5

Diervoederhygiëne (Verordening (EG) 183/2005)

Regeling diervoeders

art.73a in samenhang met art.5 lid 6 van Verordening (EG) 183/2005

De verplichting voor exploitanten van diervoederbedrijven en veehouders alleen diervoeders te gebruiken van veevoederbedrijven die zijn geregistreerd en/of erkend

gezondheid

3

1

0

3%

 

12 Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004 van 29 april 2004)

12.1

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 1 in samenhang met art.4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 4g, 4h en 5f van Verordening (EG) 852/2004

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven afval en gevaarlijke stoffen apart op te slaan en voorzorgsmaatregelen te nemen de insleep en verspreiding van besmettelijke, via levensmiddelen op de mens overdraagbare ziekten te voorkomen

gezondheid

3

1

0

3%

 

12.2

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 1 in samenhang met art.4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 4j en 5h, m.u.v. zinsnede ‘gewasbeschermingsmiddelen en’ van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met art.6 lid 3 en art.7 lid 1 van de Diergeneesmiddelenwet

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven toevoegingsmiddelen voor diervoeders en geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik en biociden correct toe te passen

gezondheid

3

1

1

5%

 

12.3

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 1 in samenhang met art.4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder II, onder 6 van Verordening (EG) 852/2004

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven om passende herstelmaatregelen nemen als tijdens officiële controles hygiëneproblemen zijn vastgesteld

gezondheid

3

0

0

3%

 

12.4

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 1 in samenhang met art.4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder III, onder 8a, 8d en 8e van Verordening (EG) 852/2004

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven om registers bij te houden over de aard en de oorsprong van aan de dieren gevoerde diervoeders, de resultaten van analyses van bij de dieren genomen monsters of van andere monsters voor diagnosedoeleinden en alle toepasselijke controles van dieren of producten van dierlijke oorsprong

gezondheid

2

0

0

3%

 

12.5

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 1 in samenhang met art.4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 in samenhang met Bijlage I, deel A, onder III, onder 9a en 9c van Verordening (EG) 852/2004

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven een registratie bij te houden van alle gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en van biociden en van alle resultaten van voor de volksgezondheid relevante analyses van bij planten genomen monsters of van andere monsters

gezondheid

2

0

0

3%

 

12.6

Levensmiddelenhygiëne (Verordening (EG) 852/2004)

Diergeneesmiddelenwet

art.40 lid 2 in samenhang met art.4 lid 1 van Verordening (EG) 852/2004 en in samenhang met Bijlage I, deel A, onder III, onder 8b van Verordening (EG) 852/2004 en in samenhang met art.91 en 92 van de Diergeneesmiddelen- regeling

De verplichting voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven een registratie bij te houden van de ontvangst, de toepassing of de vervoedering van diergeneesmiddelen en gemedicineerde voeders, evenals andere behandelingen die de dieren hebben ondergaan, data van toediening of behandeling en wachttijden

gezondheid

2

0

0

3%

 

13 Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004 van 29 april 2004

13.1

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 1b, 1c, 1d en 1e van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting bij de productie van rauwe melk de algemene gezondheidsvoorschriften in acht te nemen

gezondheid

2

0

0

3%

 

13.2

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 2a, 2b en 2c en in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 3a, 3b en 3c van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting bij de productie van rauwe melk de gezondheidsvoorschriften m.b.t. tuberculose en/of brucellose in acht te nemen

gezondheid

3

1

0

3%

 

13.3

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 4 van Verordening (EG) 853/2004

Het verbod om rauwe melk van dieren die niet voldoen aan de (algemene) gezondheidsvoorschriften, in het bijzonder dieren die individueel positief hebben gereageerd op de preventieve test op tuberculose of op brucellose, voor menselijke consumptie te (laten) gebruiken

gezondheid

3

1

1

5%

 

13.4

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel I, 5 van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting om dieren die besmet zijn of waarvan vermoed wordt dat zij besmet zijn met een ziekte, op doeltreffende wijze worden geïsoleerd om negatieve gevolgen voor de melk van andere dieren te vermijden

gezondheid

3

0

0

3%

 

13.5

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel II, onder A, onder 1, 2, 3 en 4 van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting om melkinstallaties en de lokalen waar melk wordt opgeslagen zo te bouwen, in te richten en te onderhouden dat verontreiniging van de melk zoveel mogelijk wordt beperkt

gezondheid

3

1

0

3%

 

13.6

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie IX, Hoofdstuk I, onderdeel II, onder B, onder 1a, 1d, 2, 4a en 4b van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting het melken onder hygiënische omstandigheden te verrichten en de melk onmiddellijk gekoeld op te slaan, behalve als koeling niet noodzakelijk is i.v.m. (snelle) verwerkingsmethoden

gezondheid

2

0

0

3%

 

13.7

Specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening (EG) 853/2004)

Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen

art.2 lid 2 in samenhang met art.3 lid 1 van Verordening (EG) 853/2004 in samenhang met Bijlage III, sectie X, Hoofdstuk I, onder 1 m.u.v. de zinsnede ‘en tot op het moment van verkoop aan de consument’ van Verordening (EG) 853/2004

De verplichting eieren op het bedrijf schoon, droog en vrij van vreemde geuren te houden en op afdoende wijze te beschermen tegen schokken en rechtstreeks zonlicht.

gezondheid

2

0

0

3%

 

13a Gebruik diergeneesmiddelen (verordening 2377/90 van 26 juni 1990; art 5)

13a.1

Gebruik diergeneesmiddelen (verordening (EG) 2377/90)

Diergeneesmiddelenwet

art.2 lid 1

Het verbod een niet geregistreerd diergeneesmiddel te bereiden, voorhanden of in voorraad te hebben, af te leveren of bij dieren toe te passen

gezondheid

3

1

1

5%

 

13b residuen gewasbeschermingsmiddelen (verordening 396/2005 van 23 februari 2005; art 18, eerste lid)

13b.1

Residuen gewasbeschermingsmiddelen (verordening (EG) 396/2005)

Kaderwet diervoeders

art.2 lid 1 in samenhang met artikel 2,eerste lid, onder b, van de Regeling diervoeders

Het verbod om diervoeders te vervoederen die te hoge residuen van gewasbeschermingsmiddelen bevatten.

gezondheid

3

1

0

3%

 

14 Hormonen & bèta-agonisten (richtlijn 96/22 van 29 april 1996, art.3, onder a en b, 4 en 5)

14.1

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Diergeneesmiddelenwet

art.2 lid 1

Het verbod een niet geregistreerd diergeneesmiddel te bereiden, voorhanden of in voorraad te hebben, af te leveren of bij dieren toe te passen

gezondheid

3

1

1

5%

ja

14.2

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Diergeneesmiddelenwet

art.44 in samenhang met art.82 Diergeneesmiddelen- regeling

Het verbod om door de minister aangewezen substanties voorhanden of in voorraad te hebben

gezondheid

2

1

0

3%

ja

14.3

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Diergeneesmiddelenbesluit

art.46 in samenhang met art.81 lid 1 Diergeneesmiddelenregeling

Het verbod om genoemde substanties (o.a. met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking of bèta-agonisten) toe te dienen aan landbouwhuisdieren of aquacultuurdieren

gezondheid

3

1

1

5%

ja

14.4

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten*

art.2 lid 1 onder a

Het verbod om landbouwhuisdieren, waaraan op enigerlei wijze stoffen met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß-agonisten zijn toegediend, op het bedrijf te houden

gezondheid

3

1

0

3%

ja

14.5

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten*

art.3 lid 1, onder a

De verplichting om alleen landbouwhuisdieren op het bedrijf te houden die zijn behandeld volgens de regels van de Diergeneesmiddelenwet

gezondheid

3

1

0

3%

 

14.6

Hormonen & bèta-agonisten Richtlijn 96/22)

Verordening PVV Verbod op gebruik van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede bèta-agonisten 1997 (2005-I)*

art.2, eerste lid, onder a

Het verbod om landbouwhuisdieren, verwerkte producten of vlees van dieren waaraan op enigerlei wijze stoffen met thyreostatische, oestrogene, androgene of gestagene werking alsmede ß-agonisten zijn toegediend, in de handel te brengen

gezondheid

3

1

0

3%

ja

15 Kennisgeving van ziekten: MKZ (Richtlijn 2003/85/EEG van 29 september 2003 (vervangt Richtlijn 85/511/EEG), art.3), Varkenspest (Richtlijn 92/119/EEG van 17 december 1992, art.3) BSE (Verordening (EG) 999/2001 van 22 mei 2001, art.11) en Bluetongue (Richtlijn 2000/75/EEG van 20 november 2000, art.3)

15.1

MKZ (Richtlijn 2003/85/EEG), Varkenspest (Richtlijn 92/119/EEG), BSE (Verordening (EG) 999/2001), Bluetongue (Richtlijn 2000/75/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art.19 lid 1

De verplichting (het vermoeden van) de aanwezigheid van een besmettelijke dierzieke terstond te melden

gezondheid

3

1

1

5%

 

16 BSE (Verordening (EG) 999/2001 van 22 mei 2001, art.7, eerste en tweede lid, 12 en 13 )

16.1

BSE (Verordening (EG) 999/2001)

Regeling diervoeders

art.68

Het verbod om eiwitten of daarvan afgeleide producten afkomstig van zoogdieren, aan herkauwers te voeren evenals het verbod om gesmolten vet van herkauwers aan herkauwers te voeren.

gezondheid

3

1

1

5%

 

Dierenwelzijn

17 Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG van 19 november 1991, art.3 en art.4)

17.1

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 1

De verplichting bij de bouw van de stallen en met name voor de boxen en de uitrusting materialen te gebruiken die niet schadelijk zijn voor de kalveren en moeten grondig kunnen worden gereinigd en ontsmet

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

17.2

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 2

De verplichting elektrische leidingen en apparatuur zo te installeren dat de kalveren geen elektrische schokken kunnen krijgen

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

17.3

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 3

De verplichting te zorgen voor een zodanige isolatie, verwarming en ventilatie van de stal dat deze niet schadelijk is voor de kalveren

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

17.4

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 4

De verplichting alle electrische en mechanische apparatuur dagelijks te controleren en het mechanische ventilatiesysteem te voorzien van een alarmsysteem dat regelmatig wordt getest

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

17.5

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 6

De verplichting kalveren een goede verzorging te geven

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

17.6

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 8

Het verbod op het aangebonden houden van kalveren

dierenwelzijn

3

0

0

3%

ja

17.7

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 9

De verplichting lokalen, hokken, uitrusting en gereedschap voor kalveren op passende wijze te reinigen en te ontsmetten

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

17.8

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 11

De verplichting kalveren te laten beschikken over op hun leeftijd en gewicht afgestemd voederen dat beantwoordt aan de met hun gedrag samenhangende en hun fysiologische behoeften

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

17.9

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 13

De verplichting kalveren te voorzien van voldoende vers water van passende kwaliteit

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

17.10

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 14

De verplichting voeder- en drinkinstallaties zo te ontwerpen, bouwen, plaatsen en onderhouden dat gevaar voor verontreiniging van voer en water wordt beperkt

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

17.11

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Richtlijn 91/629

art.4 in samenhang met Bijlage onder 15

De verplichting kalveren zo spoedig mogelijk na hun geboorte en in elk geval binnen zes uur koebiest te geven

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

17.12

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.3

Het verbod kalveren te huisvesten in eenlingboxen indien de kalveren ouder zijn dan 8 weken

dierenwelzijn

3

0

0

3%

ja

17.13

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.4 lid 1

De verplichting te voldoen aan de minimale afmetingen van eenlingboxen voor kalveren

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

17.14

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.4 lid 2

De verplichting te voldoen aan de minimale vloeroppervlakte per kalf in andere huisvestingssystemen dan eenlingboxen

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

17.15

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.5

De verplichting dat als kalveren zijn gehuisvest in een stal met ligboxen, het aantal ligboxen ten minste gelijk is aan het aantal kalveren

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

17.16

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.6

De verplichting te voldoen aan de inrichtingseisen m.b.t. voedersystemen voor kalveren

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

17.17

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.7

De verplichting dat kalveren naast elkaar gehouden in eenlingboxen, elkaar kunnen zien en aanraken

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

17.18

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.8

De verplichting te voldoen aan de minimale ligruimte per kalf in andere huisvestingssystemen dan eenlingboxen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

17.19

Minimumnormen kalveren (Richtlijn 91/629/EEG)

Kalverenbesluit

art.9

De verplichting te zorgen voor voldoende dag- of kunstlicht voor kalveren

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18 Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG van 19 november 1991, art.3 en art.4 lid 1)

18.1

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 1 onder a

De verplichting te voldoen aan de minimale vrije vloerruimte per gespeend varken of gebruiksvarken

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.2

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 1 onder b eerste volzin in samenhang met art.4 lid 4 van het Varkensbesluit en in samenhang met art.3 lid 9 van Richtlijn 91/630/EEG

De verplichting te voldoen aan de minimale vrije vloerruimte per gelte na dekking en per zeug wanneer gelten en/of zeugen in groep gehouden worden

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.3

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 2 onder a in samenhang met art.3 lid 9

De verplichting te voldoen aan de minimale afmetingen van gedeeltelijk dichte vloeren voor gelten na dekking en drachtige zeugen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.4

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 2 onder b in samenhang met art.3 lid 9

De verplichting om, ingeval betonnen roostervloeren worden gebruikt voor varkens die in groepen worden gehouden, te voldoen aan bepaalde minimale afmetingen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.5

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 4 onder a in samenhang met art.3 lid 9

De verplichting zeugen en gelten in groepen te houden vanaf vier weken na het dekken tot één week vóór de verwachte werpdatum

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.6

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 4 onder b in samenhang met art.3 lid 9

De verplichting dat zeugen en gelten zich gemakkelijk kunnen draaien indien zij – bij uitzondering – apart gehouden mogen worden

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.7

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

art.3 lid 6

De verplichting er voor te zorgen dat ieder dier voldoende voedsel tot zich kan nemen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.8

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 5, 2e zin

De verplichting dat vloeren stevig, vlak en stabiel zijn en aangepast aan het gewicht en de grootte van de dieren

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.9

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 8, 1e zin t/m het 1e gedachtenstreepje en in samenhang met art.2 lid 1 onder q van het Ingrepenbesluit

De verplichting te voldoen aan de regels m.b.t. het verkleinen van tanden van biggen en beren

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.10

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 8, 1e zin met 2e gedachtenstreepje in samenhang met Bijlage, onder 8, 2e alinea

De verplichting te voldoen aan de regels m.b.t. het couperen van de staart

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.11

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 8, 1e zin met 4e gedachtenstreepje in samenhang met art.2 lid 1 onder l van het Ingrepenbesluit

De verplichting te voldoen aan de regels m.b.t. het aanbrengen van neusringen bij mannelijke varkens

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.12

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Richtlijn 91/630

Bijlage, Hoofdstuk I, onder 8, 3e alinea, 2e zin

De verplichting het castreren en couperen van de staart bij dieren ouder dan zeven dagen onder anesthesie en met aanvullende langdurige analgesie uitsluitend te laten uitvoeren door een dierenarts

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.13

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art. 2b, eerste lid, onderdeel d, en tweede lid

De verplichting dat dieren die apart gehouden worden i.v.m. agressie, verwondingen of ziekte zich gemakkelijk kunnen draaien

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.14

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.3 lid 1

Het verbod op het aangebonden houden van gelten of zeugen

dierenwelzijn

3

0

0

3%

ja

18.15

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.3 lid 2

de verplichting om varkensstallen op een bepaalde manier in te richten

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.16

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.5 lid 7

De verplichting vloeren van de stal zo te ontwerpen, bouwen of onderhouden dat bij de varkens geen letsel of pijn kan worden veroorzaakt

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.17

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.9 lid 1

De verplichting te zorgen voor voldoende en adequaat ligmateriaal in de stal voor een beer of een zeug met biggen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.18

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.9 leden 2 en 3

De verplichting te zorgen dat varkens permanent beschikken over voldoende en niet-schadelijk onderzoek- en speelmateriaal

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.19

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.10 lid 1

De verplichting de stal te voorzien van voldoende dag- of kunstlicht

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.20

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.10 lid 2

Het verbod op een te hoog geluidsniveau of plotseling lawaai in de stal

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.21

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.11 lid 2

De verplichting te zorgen dat bij een individueel of niet-ad libitum voersysteem alle varkens tegelijkertijd kunnen eten

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.22

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.13 lid 1

De verplichting alle varkens ten minste eenmaal per dag te voeren

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.23

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.13 lid 2

De verplichting alle varkens ouder dan twee weken permanent van vers water te voorzien

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.24

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.13 lid 3

De verplichting om aan guste en drachtige zeugen en gelten voldoende bulk- of vezelrijk en energierijk voer te verstrekken

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

18.25

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Varkensbesluit

art.15

De verplichting het castreren van mannelijke varkens, die ouder zijn dan zeven dagen, uitsluitend te laten uitvoeren onder anesthesie en met aanvullende langdurige analgesie en uitsluitend door een dierenarts

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

18.26

Minimumnormen varkens (Richtlijn 91/630/EEG)

Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde

art.2 in samenhang met art.7 lid 2 onder c

Het verbod op het castreren van mannelijke biggen anders dan door een dierenarts of door een bevoegde houder van de dieren

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19 Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG van 20 juli 1998, art.4)

19.1

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.3 lid 1

Het verbod op het zo ver beperken van de bewegingsruimte van een dier dat het onnodig lijdt of letsel wordt toegebracht

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.2

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.3 lid 2

De verplichting dieren indien aangebonden voldoende ruimte te laten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.3

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.3 lid 3

De verplichting dieren indien buiten gehouden te beschermen tegen slechte weersomstandigheden, roofdieren en gezondheidsrisico’s

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.4

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.4 lid 1

De verplichting dieren te laten verzorgen door personen die beschikken over voldoende kennis en vaardigheden of vakbekwaam zijn

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

19.5

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.4 lid 2

De verplichting een gehouden dier regelmatig dan wel tenminste dagelijks te controleren

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.6

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.4 lid 3

De verplichting dieren die ziek of gewond lijken onmiddellijk op passende wijze te verzorgen of een dierenarts te raadplegen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

19.7

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.4 lid 4

De verplichting een dier voldoende, gezond en geschikt voer te geven

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.8

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.4 lid 5

De verplichting erop toe te zien dat door het voer, het drinken of de wijze van toediening het dier niet onnodig lijdt of letsel wordt toegebracht

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.9

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.4 lid 6

De verplichting een dier te voederen met tussenpozen die bij zijn fysiologische behoeften passen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

19.10

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 1

De verplichting te zorgen voor voldoende verlichting voor een grondige controle van het dier op elk willekeurig tijdstip

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

19.11

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 2

De verplichting een ziek of gewond dier zo nodig af te zonderen in een passend onderkomen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

19.12

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 3

De verplichting voor de behuizing materiaal te gebruiken dat niet schadelijk is voor het dier en grondig gereinigd en ontsmet kan worden

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

19.13

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 4

De verplichting behuizingen en inrichtingen voor de beschutting van een dier zo te ontwerpen, maken en onderhouden dat het dier zich niet kan verwonden

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.14

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 5

Het verbod op een luchtcirculatie, stofgehalte van de lucht, temperatuur, relatieve luchtvochtigheid en gasconcentraties in de omgeving van het dier die schadelijk zijn voor het dier

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.15

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 6

Het verbod om dieren die in een gebouw worden gehouden permanent in het donker of permanent in kunstlicht te houden

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.16

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 7

De verplichting kunstmatig ventilatiesystemen te voorzien van een noodsysteem zodat als hoofdsysteem uitvalt een alarmsysteem in werking treedt en het alarmsysteem regelmatig te testen

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.17

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 8

De verplichting een dier voldoende schoon water te geven of anderszins aan zijn behoefte aan water te voldoen

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.18

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 9

De verplichting een voeder- of drinkinstallatie zo te ontwerpen, bouwen en plaatsen dat verontreiniging van voeder en water wordt voorkomen

dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

19.19

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.5 lid 10

De verplichting automatische of mechanische apparatuur ten minste eenmaal per dag te controleren en defecten onmiddellijk te herstellen

dierenwelzijn

1

0

0

1%

 

19.20

Bescherming landbouwhuis- dieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.6 lid 1

De verplichting een register bij te houden van alle medische zorg en het aantal sterfgevallen en het register ten minste drie jaar te bewaren

Dierenwelzijn

2

0

0

3%

 

19.21

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Besluit welzijn productiedieren

art.6 lid 2

Het verbod om stoffen aan dieren toe te dienen of te voeren die schadelijk zijn voor de gezondheid of het welzijn van een dier

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.22

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art.34 in samenhang met het Besluit aanwijzing voor productie te houden dieren

Het verbod om niet-aangewezen dieren voor landbouwdoeleinden te houden

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.23

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art.40 in samenhang met het Ingrepenbesluit

Het verbod een of meer lichamelijke ingrepen bij een dier te verrichten, tenzij dit onder voorwaarden is toegestaan

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

19.24

Bescherming landbouwhuisdieren (Richtlijn 98/58/EEG)

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

art.55 in samenhang met het Besluit voortplantingstechnieken bij dieren

De verplichting om alleen gebruik te maken van toegestane methoden van fokken met dieren

dierenwelzijn

3

0

0

3%

 

Goede landbouw- en milieuconditie (GLMC)

20 Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003 van 29 september 2003, art.5 juncto Annex-IV)

20.1

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg 2008** en Verordening PT bestrijding erosie Zuid-Limburg 2009**

art.3

De verplichting een meer dan normale erosie te melden onder aangeving van de meest geschikte (combinatie van) landbouwkundige maatregelen om deze adequaat te bestrijden

GLMC

2

1

1

3%

 

20.2

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg 2008** en Verordening PT bestrijding erosie Zuid-Limburg 2009**

art.4

De verplichting tot uitvoering van maatregelen:

• gerichte grondbewerking na elke oogst ter voorkoming van bodemerosie;

• wissen trekkersporen bij inzaaien bieten of maïs;

• verplichte inzaai groenbemester op bouwland na teelt maïs en granen;

• waterremmende voorziening realiseren aan onderzijde percelen

GLMC

2

1

1

3%

 

20.3

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg 2008** en Verordening PT bestrijding erosie Zuid-Limburg 2009**

art.5

Het verbod op:

• het telen van een erosiebevorderend gewas op hellingen met hellingspercentage van 2% of meer, tenzij met toepassing van specifieke voorschriften;

• andere exploitatie van de grond dan als grasland op hellingen met hellingspercentage van meer dan 18%

GLMC

3

1

1

5%

 

20.4

Bodemerosie (Verordening (EG) 1782/2003)

Verordening PA erosiebestrijding Zuid-Limburg 2008** en Verordening PT bestrijding erosie Zuid-Limburg 2009**

art.6 in samenhang met het Besluit HPA voorschriften bedrijfserosieplan 2003 en art.6 in samenhang met het Besluit PT voorschriften bedrijfserosieplan 2003

De verplichting uitvoering te geven aan een goedgekeurd bedrijfserosieplan, indien een ondernemer daarover beschikt. Bepaalde onderdelen van art. 4 en art. 5 zijn dan niet van toepassing

GLMC

3

1

1

5%

 

21 Bodemstructuur en organisch stofgehalte (Verordening (EG) 1782/2003 van 29 september 2003, art. 5 juncto Annex-IV)

21.1

Bodemstructuur en organisch stofgehalte (Verordening (EG) 1782/2003)

Regeling GLB-inkomenssteun 2006

art.7 lid 1 sub a en e in samenhang met art.8 en 26

De verplichting een groenbemester te hebben op percelen die uit productie zijn genomen in het kader van de bedrijfstoeslagregeling (inzaaien voor 31 mei en niet voor 31 augustus vernietigen)

GLMC

2

0

0

3%

 

21.2

Organische stof in de bodem, stoppelbeheer op bouwland (Verordening (EG) 1782/2003)

Regeling GLB-inkomenssteun 2006

art. 8a

Het verbod om gewasresten op bouwland na de oogst te verbranden, tenzij de landbouwer beschikt over een ontheffing.

GLMC

1

0

0

1%

 

22 Minimaal onderhoud en voorkomen achteruitgang habitats (Verordening (EG) 1782/2003 van 29 september 2003, art. 5 juncto Annex-IV)

22.1

Minimaal onderhoud en achteruitgang van habitats voorkomen (Verordening (EG) 1782/2003)

Boswet

art. 2 in samenhang met art. 1, derde en vierde lid en art. 5

Het verbod om bepaalde houtopstanden te (doen) vellen, anders dan bij wijze van dunning, zonder dat een voorafgaande tijdige kennisgeving aan de Minister is gedaan.

GLMC

3

1

1

5%

 

22.2

Minimaal onderhoud en achteruitgang van habitats voorkomen (Verordening (EG) 1782/2003)

Boswet

art. 3 in samenhang met art. 1, derde en vierde lid, en art. 5 en het koninklijk besluit van 20 juni 1962, houdende regelen ten aanzien van de verplichting tot herbeplanting, bedoeld in artikel 3 van de Boswet (Stb. 220)

De verplichting om bepaalde houtopstanden die, anders dan bij wijze van dunning, geveld zijn of op andere wijze tenietgegaan binnen 3 jaar na velling of het tenietgaan te herbeplanten overeenkomstig het bepaalde in het koninklijk besluit

GLMC

3

1

0

3%

 

22.3

Minimaal onderhoud en achteruitgang van habitats voorkomen (Verordening (EG) 1782/2003)

Boswet

art. 13 in samenhang met art. 1, derde en vierde lid

Een verbod op het (doen) vellen, anders dan bij wijze van dunning, van bepaalde bij besluit van de de ministers van OCW en LNV aangewezen bossen of andere houtopstanden.

GLMC

3

1

1

5%

 

* In geval de PVV-verordening niet (langer) van kracht is, gelden de bepalingen van de Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten: ze zijn elkaars vangnet.

** Deze verordeningen zijn van toepassing op land- en tuinbouwgronden voorzover deze geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in de navolgende gemeenten:

Eijsden, Maastricht, Meerssen, Stein, Sittard-Geleen, Beek, Schinnen, Nuth, Voerendaal, Simpelveld, Vaals, Gulpen-Wittem, Margraten, Valkenburg aan de Geul, Onderbanken, Brunssum, Landgraaf, Heerlen, Kerkrade.

Ze zijn echter niet van toepassing op de hiervoor bedoelde land- en tuinbouwgronden, voor zover deze gronden zijn gelegen:

– in het watervoerend en waterbergend winterbed in het Maasdal;

– in de inundatiegebieden van de rivier de Geul;

– ten noorden van de wegen Sittard-Wehr en Sittard-Urmond.

– in de inundatiegebieden van de rivier de Geul;

– ten noorden van de wegen Sittard-Wehr en Sittard-Urmond.

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

De onderhavige regeling wijzigt de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 (hierna: de Regeling), de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB en de Regeling superheffing 2008.

De wijziging van de Regeling houdt verband met de implementatie van het zogenaamde Health Check-akkoord. De Health Check is een tussentijdse evaluatie door de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de Raad van Ministers van de Europese Unie van alle onderdelen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Op 20 november 2008 heeft de Raad van Ministers van de Europese Unie overeenstemming bereikt over een groot aantal beleidsaanpassingen in drie hoofddomeinen: directe inkomenssteun, markt- en prijsbeleid en plattelandsbeleid. Voor wat betreft de directe inkomenssteun is de juridische vertaling van de afspraken neergelegd in Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 (Verordening 73/2009). Verordening (EG) nr. 1782/2003 (de vorige verordening over directe inkomenssteun) is hiermee ingetrokken.

Voor een aantal onderdelen van de Regeling is het noodzakelijk dat zij aan verordening 73/2009 worden aangepast.

Hetzelfde geldt voor de wijziging van de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB. In de bijlage bij deze beleidsregels is een overzicht opgenomen van de toepasselijke beheerseisen en GLMC-eisen. Dit overzicht wordt aangepast in overeenstemming met de wijzigingen in bijlage 1 bij de Regeling.

In Artikel III wordt de Regeling superheffing 2008 gewijzigd.

De enige wijziging betreft de generieke verhoging van de individuele quota. Het quotum, waarover de producenten beschikken per 1 april 2009, wordt verhoogd met 1%.

De wijziging houdt verband met de implementatie van een afspraak uit eerdergenoemd Health Check-akkoord. Deze afspraak betreft de verruiming van de nationale quota gedurende 5 jaar vanaf quotumjaar 2009/2010, ieder jaar met 1%. Dit is uitgewerkt in Bijlage I bij Verordening 72/2009 van de Raad van 19 januari 2009 houdende wijzigingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid door wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 320/2006, (EG) nr. 1405/2006, (EG) nr. 1234/2007, (EG) nr. 3/2008 en (EG) nr. 479/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 1883/78, (EEG) nr. 1254/89, (EEG) nr. 2247/89, (EEG) nr. 2055/93, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 2596/97, (EG) nr. 1182/2005 en (EG) nr. 315/2007.

De uitbreiding van het nationale quotum voor het heffingsjaar 2009/2010 zal evenredig over alle bestaande quotumhouders worden verdeeld.

2. Belangrijkste wijzigingen in de Regeling

Voor 2009 heeft het Health Check-akkoord met name op de volgende onderwerpen gevolgen:

  • 1) de braakverplichting is afgeschaft.

  • 2) De non food non feed regeling is afgeschaft.

  • 3) De zogenaamde extra steun is afgeschaft.

Ad 1)

Tot 2008 gold dat landbouwers 10% van hun landbouwareaal, bestemd voor akkerbouwgewassen, verplicht moesten braak leggen. Op deze percelen konden bij de introductie van het systeem van toeslagrechten in 2006 zogenaamde braakleggingstoeslagrechten worden toegekend. De braakverplichting was een marktinstrument om de productie van graan terug te dringen en zo de overschotten tegen te gaan. In verband met veranderde marktomstandigheden was voor het jaar 2008 al bepaald dat voor de verzilvering van de braakleggingstoeslagrechten niet langer de verplichting gold dat landbouwgrond braak moest worden gelegd. De braakleggingstoeslagrechten als zodanig werden nog niet afgeschaft en om ze te kunnen verzilveren moest wel nog worden voldaan aan de definitie akkerland in artikel 54, tweede lid, en aan het vierde lid van artikel 54 van Verordening 1782/2003.

In het Health Check-akkoord is de braakverplichting definitief afgeschaft. In de Regeling zijn daarom alle bepalingen die verband houden met de verplichte braak komen te vervallen.

Het vorenstaande betekent overigens niet dat landbouwers hun land niet vrijwillig braak zouden mogen leggen. Een landbouwer die hiertoe besluit kan zulke percelen echter slechts in aanmerking brengen voor verzilvering van zijn toeslagrechten indien hij deze percelen inzaait met een groenbemester. In verband met deze vrijwillige braak blijven enkele bepalingen in de Regeling bestaan (zie de nieuwe artikelen 7 tot en met 8a).

Ad 2)

De non food non feed regeling hangt nauw samen met de braakregeling en kan, nu de braakverplichting niet meer geldt, eveneens worden afgeschaft.

De non food non feed regeling hield in dat landbouwers, in afwijking van het verbod om op braakgelegde percelen productie te leveren, deze percelen toch mochten gebruiken voor de productie van grondstoffen, namelijk voor de vervaardiging van producten die niet voor voeding of vervoedering zijn bestemd. Deze regeling werd vooral benut ten behoeve van de productie van bio-brandstof.

Ad 3)

De extra steun is een begrip dat nauw samenhangt met de term modulatie. Modulatie is het overhevelen van gelden die bestemd zijn voor de directe inkomenssteun ten behoeve van het budget voor plattelandsontwikkeling.

In artikel 12 van Verordening 1782/2003 was geregeld dat iedere landbouwer het bedrag dat in verband met modulatie werd ingehouden over ontvangen rechtstreekse betalingen onder € 5000,–, terugkreeg door middel van een extra betaling achteraf.

In het Health Check akkoord is deze constructie van een extra betaling aan landbouwers die minder dan € 5000,– aan rechtstreekse betalingen ontvingen, vervangen door een nieuwe constructie. In deze variant wordt geen bedrag meer ‘na-betaald’ maar wordt pas vanaf het moment dat het bedrag aan rechtstreekse betalingen boven de € 5000,– komt, de modulatiekorting toegepast. Per saldo verandert er voor de landbouwers op dit punt dus niets.

Van de gelegenheid is voorts gebruik gemaakt om een aantal technische aanpassingen en actualisaties in de Regeling door te voeren. De wijzigingen komen in de artikelsgewijze paragraaf van deze toelichting nader aan de orde.

3. Administratieve lasten (AL)

Ten opzichte van de uitvoering van de Regeling GLB-Inkomenssteun 2006 in 2007 is een AL-reductie, verband houdend met de afschaffing van de non food non feed regeling, berekend van € 30.360,–. Bij de berekening van dit bedrag is uitgegaan van 2000 deelnemers in 2007. De afschaffing van de non food non feed regeling levert ieder een half uur tijdswinst op en het uurtarief is vastgesteld op € 30,36.

In 2008 is het aantal deelnemers aan de non food non feed regeling 11 geweest. Dit grote verschil ten opzichte van 2007 houdt verband met de afschaffing van de braakverplichting voor 2008. De non food non feed regeling kon namelijk worden toegepast op braakgelegde percelen. Doordat de braakverplichting niet meer gold hebben verreweg de meeste landbouwers besloten op die percelen te produceren in plaats van gebruik te maken van de non food non feed regeling.

De AL-reductie is ten opzichte van 2008 verwaarloosbaar te noemen.

De afschaffing van de braakverplichting levert ten opzichte van 2008 geen AL-reductie op. De afschaffing heeft geen invloed op de tijdsbesteding omdat de landbouwer de bewuste percelen, om de toeslagrechten erop te laten verzilveren, nog altijd moet aangeven in de Verzamelaanvraag.

De wijzigingen in de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB en de Regeling superheffing 2008 zijn technisch van aard en hebben geen gevolgen voor de AL.

4. Afwijking Vaste Verandermoment

Deze regeling treedt in werking op 1 april 2009 en werkt, voor wat betreft de wijzigingen in de Regeling en de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB, terug tot en met 1 januari 2009. Daarmee wordt afgeweken van de LNV-uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving die inhouden dat nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli ingaan en minimaal drie maanden daaraan voorafgaand publicatie van de nieuwe regels plaatsvindt. Dit beleid is neergelegd in de brief van ondergetekende van 28 april 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2007–2008, 29 515 en 31 201, nr. 243). Reden voor deze afwijking is gelegen in implementatie van recente wijzigingen die voortvloeien uit Europese regelgeving, zoals in de inleiding is uiteengezet. Omdat de aanvraagperiode voor het premiejaar 2009 op 1 april begint, is het noodzakelijk de nu bekende wijzigingen nu te implementeren en niet te wachten tot 1 juli, zijnde het volgende vaste inwerkingtredingsmoment.

Voor wat betreft de wijziging van de Regeling superheffing 2008 sluit de inwerkingtreding op 1 april 2009 direct aan bij de start van het nieuwe quotumjaar 2009/2010. Gelet hierop en gelet op het feit dat de besluitvorming in de Health Check bepalend was voor een eventuele verruiming van de quota, was een afwijking van de VVM ook voor deze wijziging noodzakelijk.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel E en F

In de onderdelen E en F van Artikel I worden de artikelen 7 en 8 van de Regeling gewijzigd. De wijziging houdt verband met het afschaffen van het verbod om op braakgelegde percelen te produceren. Voor het geval dat een landbouwer percelen vrijwillig braak legt en deze percelen in aanmerking wil laten komen voor uitbetaling van zijn toeslagrechten blijven enkele voorwaarden niettemin noodzakelijk. Het gaat om de voorwaarde dat hij de percelen inzaait met een groenbemester en om de voorwaarde dat hij deze groenbemester niet vóór 31 augustus door enigerlei vorm van bewerking vernietigt. Deze voorwaarden houden verband met het in goede landbouw- en milieuconditie houden van de grond. Een landbouwer die zich niet aan deze voorwaarden houdt, houdt de grond niet in goede landbouw- en milieuconditie en oefent dus geen landbouwactiviteit uit als bedoeld in artikel 2, onder c, van verordening 73/2009. Een dergelijk perceel is ingevolge artikel 34, tweede lid, van verordening 73/2009 dan niet subsidiabel. Een landbouwer die zijn vrijwillig braakgelegde percelen in aanmerking wil laten komen voor verzilvering van zijn toeslagrechten, dient derhalve aan de in artikel 7 gestelde voorwaarden te voldoen. De uitzondering hierop (artikel 8) blijft onverminderd van toepassing. Het tweede lid van artikel 8 kan vervallen (Artikel I, onderdeel F). De in dit lid vervatte plicht tot het overleggen van een verklaring is thans, gelet op het afschaffen van de braakverplichting, een overbodige administratieve last.

Artikel I, onderdeel G

In dit artikel is het tweede lid geschrapt. In dit artikellid werd de extra steun geregeld. Zoals hiervoor al is toegelicht is de extra steun afgeschaft zodat dit lid kan vervallen.

Artikel I, Onderdelen N, O en P

De artikelen 16 tot en met 18 van de Regeling gaan over de toewijzing van toeslagrechten uit de nationale reserve. Van de oorspronkelijke 5 categorieën landbouwers die ingevolge artikel 16 in aanmerking konden komen voor deze rechten, zijn er inmiddels 2 uitgewerkt. Het betreft 1) de melkveehouders op wie artikel 19 van verordening 795/2004 van toepassing is (voormalig onderdeel a van artikel 16 eerste lid) en 2) de landbouwers die vóór 15 mei 2004 hebben geïnvesteerd en waarvan de vruchten van die investering pas in het jaar ná die investering zichtbaar zijn geworden (voormalig onderdeel c van artikel 16, eerste lid).

In artikel I, onderdelen N tot en met O worden de artikelen 16 tot en met 18 aan deze situatie aangepast. Inhoudelijk is er voor de overgebleven categorieën landbouwers niets veranderd.

Artikel I, onderdeel R

Aan artikel 21 is een vierde lid toegevoegd. Op grond van artikel 14, vierde lid, van verordening 796/2004 dient elke lidstaat de minimumoppervlakte van de percelen landbouwgrond waarvoor een aanvraag kan worden ingediend, vast te stellen. Dit was tot nu toe in Nederland niet gebeurd. Deze omissie wordt door middel van deze wijziging hersteld. De minimumoppervlakte is bepaald op 1 are. Dit is ook het minimum dat de landbouwer bij de Gecombineerde Opgave kan invullen. Inhoudelijk verandert voor de landbouwer derhalve niets.

Artikel I, Onderdeel S

Het vierde lid van artikel 21 kan worden geschrapt. Dit artikel gaat over de berekening van het aantal GVE ingeval van het inzakken van de melkpremie en de extra betalingen in de bedrijfstoeslagregeling en is niet langer actueel nu de melkpremie en de extra betalingen in Nederland in 2007 in de bedrijfstoeslagregeling zijn geïntegreerd.

In de plaats van dit lid is een nieuw vierde lid opgenomen. Dit lid bepaalt dat – ingeval van overdracht – de verkrijger van bijzondere rechten slechts gebruik kan maken van de vrijstelling van de plicht voldoende subsidiabele hectaren op te geven indien de overdracht plaatsvindt in de jaren 2009, 2010 of 2011 én indien álle bijzondere rechten van de vervreemder in één keer overgaan naar de verkrijger. Vanaf 2012 kunnen bijzondere rechten nog wel worden overgedragen maar de verkrijger kan dan niet meer gebruik maken van deze vrijstelling. Dit vloeit voort uit artikel 44, derde lid, van verordening 73/2009.

Voor de goede orde zij opgemerkt dat onder bijzondere toeslagrechten moet worden verstaan de rechten die op grond van titel III, Hoofdstuk 3, Afdeling 2, van verordening 1782/2003 zijn vastgesteld. Tot nu toe stonden deze rechten bekend als ‘toeslagrechten met speciale voorwaarden’. De wijziging in benaming vloeit voort uit artikel 44, eerste lid, van verordening 73/2009 en heeft inhoudelijk geen gevolgen voor de landbouwers.

Artikel I, onderdeel T

In het nieuwe artikel 21a wordt de subsidiabiliteit van twee soorten percelen nader verduidelijkt. Het gaat om percelen heide en natuurlijk grasland en om percelen met daarop meer dan 50 bomen per hectare. Voorts wordt omschreven wat precies verstaan wordt hakhout met een korte omlooptijd, als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder a, van verordening 73/2009.

Om een toeslagrecht te verzilveren dient een landbouwer te beschikken over een subsidiabele hectare. Uit artikel 34, tweede lid, van verordening 73/2009 blijkt dat hieronder (in beginsel) alle ‘landbouwgrond’ moet worden verstaan. Volgens artikel 2, onderdeel h, van genoemde verordening is landbouwgrond gedefinieerd als: ‘om het even welke grond die wordt gebruikt als bouwland, blijvend grasland of voor de teelt van blijvende gewassen’.

In de praktijk is meestal snel duidelijk wanneer wel of niet sprake is van landbouwgrond. De afgelopen jaren is echter gebleken dat behoefte bestaat te verduidelijken wanneer percelen heide en natuurlijk grasland waarop dieren grazen en wanneer percelen waarop bomen staan, als subsidiabele grond in de zin van artikel 34, tweede lid, van verordening 73/2009 kunnen worden aangemerkt. Dit is nu gebeurd in het nieuwe artikel 21a.

Voor wat betreft heide en natuurlijk grasland is het nodig gebleken aanvullende eisen te stellen zodat landbouwers ook kunnen aantonen dat er sprake is van landbouwkundig gebruik. Aangezien deze percelen normaliter begraasd worden door runderen, schapen of geiten is gekozen een begrazingsnorm in de vorm van een minimale veebezetting (GVE) als aanvullende eis te stellen. De begrazingsnorm is gebaseerd op de praktijk die gehanteerd wordt bij het begrazen van terreinen. In artikel 21a, eerste lid, is nader bepaald dat de begrazingsnorm gemiddeld 0,15 GVE per hectare is.

In artikel 8 van verordening 796/2004 is een algemene regel neergelegd die bepaalt hoe de lidstaten dienen om te gaan met percelen waarop bomen staan. In dit artikel is als uitgangspunt genomen dat een perceel met bomen subsidiabel is zolang ‘het op dat perceel mogelijk is landbouwactiviteiten of, indien van toepassing, de voorgenomen productie op soortgelijke wijze te beoefenen als op percelen zonder bomen in dezelfde regio’. De Europese Commissie heeft deze algemene norm in zogenaamde richtsnoeren nader uitgewerkt door te kiezen voor een grens van 50 bomen per hectare. Deze richtsnoeren zijn, hoewel door de Europese Commissie consequent toegepast, niet bindend. Omwille van de duidelijkheid voor de landbouwer en vanwege het feit dat deze norm eenvoudig controleerbaar is, is ervoor gekozen deze 50 bomen-norm nu in de nationale regelgeving op te nemen (artikel 21a, tweede lid). Artikel 8 van verordening 796/2004 biedt deze ruimte ook. Het criterium dat dit artikel hanteert, is dermate algemeen dat een nadere invulling hiervan omwille van de duidelijkheid en uitvoerbaarheid is gerechtvaardigd.

In het derde lid van het nieuwe artikel 21a is nader verduidelijkt dat onder hakhout met een korte omlooptijd, als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder a, van verordening 73/2009 moet worden verstaan woudbomen met een omlooptijd van maximaal 10 jaar en bestemd voor de energieproductie. Het criterium van 10 jaar is gekozen om te verduidelijken wat onder ‘korte omlooptijd’ moet worden verstaan. Het andere criterium, namelijk dat de woudbomen bestemd moeten zijn voor de energieproductie, is geïntroduceerd om te voorkomen dat natuurlijke houtopstanden in het kader van de bedrijfstoeslagregeling in aanmerking worden gebracht.

Artikel I, onderdeel V

In dit artikelonderdeel vervallen alle artikelen die te maken hadden met de braakleggingstoeslagrechten (artikelen 24 tot en met 28a) en die te maken hadden met de non food non feed regeling (artikelen 29 tot en met 38a). Zoals in het algemene deel is uiteengezet zijn deze regelingen in het kader van de Health Check afgeschaft zodat deze artikelen overbodig zijn geworden.

Artikel I, onderdelen X en AA

Op grond van artikel 26, eerste lid, van verordening 1973/2004 is iedere lidstaat verplicht elk jaar de representatieve opbrengsten vast te stellen die voor elke soort van grondstoffen moet worden verkregen. Hieraan is in het nieuwe artikel 40d uitvoering gegeven (Artikel I, onderdeel AA). Inhoudelijk zijn dit dezelfde waarden als voor 2008.

In verband hiermee zijn het tweede en het derde lid van artikel 40 overbodig geworden. Deze artikelleden kunnen derhalve vervallen (Artikel I, onderdeel X). De overige wijzigingen in artikel 40 van de Regeling betreffen technische aanpassingen.

Artikel I, onderdeel Z

In artikel 40b waren 2 onderdelen opgenomen waaraan de landbouwer moet voldoen om steun te ontvangen voor het verbouwen van bepaalde energiegewassen met het oogmerk om deze zelf te gebruiken dan wel zelf te verwerken. Deze onderdelen gaan over het stellen van een zekerheid. Sinds de wijziging van verordening 1973/2004 door Verordening (EG) nr. 270/2007, van de Commissie van 13 maart 2007 (PbEU L75) is de verplichting tot het stellen van een zekerheid voor landbouwers die energiegewassen met genoemd oogmerk verbouwen, vervallen. Hiermee zijn de onderdelen d en f eveneens overbodig geworden en kunnen dientengevolge worden geschrapt.

Artikel I, onderdelen AQ, AR en AS

De oorspronkelijke tweede leden van de artikelen 63 tot en met 65 kunnen vervallen. In deze leden werd omschreven voor welke taken DR, het HPA, onderscheidenlijk de PVE verantwoordelijk zijn.

De keuze om dit zo te regelen stamt nog uit de tijd dat DR, het HPA en de PVE ieder nog de Europese betaalorgaanstatus bezaten. Het was derhalve dienstig te bepalen voor welke taken ieder betaalorgaan zorg diende te dragen. Inmiddels is DR aangewezen als betaalorgaan voor deze regelingen en zijn het HPA en de PVE zogenoemde ‘delegated bodies’. DR is derhalve als betaalorgaan verantwoordelijk voor het vaststellen van de kortingen en de uitsluitingen die voortvloeien uit verordening 73/2009, verordening 795/2004 en verordening 796/2004.

In de eerste leden van artikel 64 en 65 is bepaald met welke taken het HPA en de PVE zijn belast. Dit is de grondslag voor de uitvoering in medebewind van deze taken.

De tweede leden zijn op grond van het bovenstaande achterhaald en overbodig geworden.

Artikel I, onderdeel AW en artikel II

Bijlage 1 bij de Regeling en de bijlage bij de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB worden integraal vervangen door nieuwe bijlagen. De nieuwe bijlagen bevatten wijzigingen die noodzakelijk waren om de bijlagen in overeenstemming te brengen met verordening 73/2009. De verplichtingen, genoemd in Bijlage II en III van verordening 73/2009 zijn slechts van toepassing indien zij betrekking hebben op een landbouwactiviteit of de landbouwgrond van de aanvrager, aldus artikel 4, eerste lid, van verordening 73/2009. Op basis van deze bepaling is besloten de beheerseisen die niet gericht zijn op een landbouwactiviteit, maar bijvoorbeeld gericht op het in de handel brengen van producten, niet langer op te nemen in het nationale normenkader randvoorwaarden.

Daarnaast zijn de veranderingen in bijlage II van verordening 73/2009 ten opzichte van bijlage III van verordening 1782/2003, verwerkt.

Artikel IV

Deze regeling treedt in werking op 1 april 2009 en werkt, voor wat betreft de wijzigingen in de Regeling en de Beleidsregels normenkader randvoorwaarden GLB, terug tot en met 1 januari 2009. De terugwerkende kracht vloeit voort uit de datum van inwerkingtreding van verordening 73/2009, eveneens 1 januari 2009. Nu deze verordening rechtstreeks doorwerkt in de Nederlandse rechtsorde en de wijzigingen in deze regeling direct verband houden met deze verordening, is het nodig ook deze wijzigingen per 1 januari 2009 in werking te laten treden.

De regeling treedt voor wat betreft de wijziging in de Regeling superheffing 2008 in werking per 1 april 2009. Deze datum sluit namelijk direct aan bij de start van het nieuwe quotumjaar 2009/2010.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven