ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt
als volgt gewijzigd:
A
Artikel 35a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt ‘uiterlijk
1 december 2008’ vervangen door: uiterlijk 15 april 2009.
2. Er wordt een lid toegevoegd,
luidende:
B
Artikel 35b wordt als volgt gewijzigd:
1. In eerste lid, onderdeel a, wordt
‘overeenkomstig artikel 35a, derde tot en met vijfde lid’ vervangen door:
overeenkomstig artikel 35a, derde tot en met zesde lid.
2. In eerste lid, onderdeel d, wordt
‘uiterlijk 1 december 2008’ vervangen door: uiterlijk 15 april 2009.
C
In artikel 35d, tweede lid, wordt ‘de op grond
van artikel 35a, vierde en vijfde lid, overgelegde gegevens en beschrijvingen’
vervangen door: de op grond van artikel 35a, vierde tot en met zesde lid,
overgelegde gegevens en beschrijvingen.
D
Na artikel 59 wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 59a
1. Artikel 53, tweede lid, artikel 54, eerste lid, voor zover
dat lid betrekking heeft op de automatische bemonsterings- en
verpakkingsapparatuur, artikel 55, tweede lid, aanhef in samenhang met de
onderdelen b en c, en artikel 56, eerste lid, voor zover dat lid betrekking
heeft op het vastleggen van de in artikel 55, tweede lid, onderdeel b, bedoelde
gegevens, zijn niet van toepassing op het vervoer van dierlijke meststoffen,
indien de dierlijke meststoffen worden afgevoerd van een bedrijf ten aanzien
waarvan ontheffing is verleend van de artikelen 76, eerste lid, en 77 en
rechtstreeks, zonder tussenopslag, worden vervoerd naar een bedrijf ten aanzien
waarvan eveneens ontheffing is verleend van de artikelen 76, eerste lid, en 77
onder de volgende voorwaarden:
a. de afvoer vindt plaats op basis van een schriftelijke
overeenkomst tussen de leverancier en de afnemer die is afgesloten voordat het
vervoer van de desbetreffende vracht plaatsvond;
b. de hoeveelheid van de desbetreffende vracht meststoffen
wordt bepaald overeenkomstig de aan de ontheffing verbonden voorschriften;
en
c. het op de vracht betrekking hebbende vervoersbewijs
dierlijke meststoffen is overeenkomstig artikel 66, vierde lid, onderdeel a,
ingevuld.
2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de vracht
dierlijke meststoffen op grond van de voorschriften die zijn verbonden aan de
aan de leverancier van de desbetreffende vracht verleende ontheffing wordt
vervoerd overeenkomstig de artikelen 48 en 49 van het Uitvoeringsbesluit en de
artikelen 53 tot en met 56.
E
In artikel 62, onderdeel d, wordt ‘onderdeel 3b
van het vervoersbewijs dierlijke meststoffen’ vervangen door: onderdeel 3c van
het vervoersbewijs dierlijke meststoffen.
F
Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt ‘in
afwijking van artikel 64’ vervangen door: in afwijking van artikel 63.
2. In het derde lid, onderdeel b, wordt ‘in
afwijking van artikel 65, eerste lid’ vervangen door: in afwijking van artikel
64, eerste lid.
3. Het volgende lid wordt
toegevoegd:
G
Onder vernummering van het derde lid tot het
vierde lid, wordt in artikel 82, een lid ingevoegd, luidende:
3. In het in artikel 59a, eerste lid, bedoelde geval, wordt
het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte van de desbetreffende vracht
dierlijke meststoffen, in afwijking van artikel 77, bepaald door de leverancier
overeenkomstig de voorschriften die zijn verbonden aan de aan hem verleende
ontheffing van de artikelen 76, eerste lid, en 77.
H
In Bijlage F, onderdeel B, wordt na de
omschrijving ‘keten paardenmest – substraat – champost’ met ‘code 37’ de
volgende omschrijving en code ingevoegd: vervoer spoor 2 met code 38.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
In de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna:
Uitvoeringsregeling) zijn nadere regels gesteld ter uitvoering van het
gebruiksnormenstelsel zoals dat is neergelegd in de Meststoffenwet en in het
Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet. Deze betreffen onder meer het onderzoek naar
de landbouwkundige en milieukundige effecten van de grootschalige productie, de
afzet en het gebruik van hoogwaardig mineralenconcentraat, dat gedurende de
jaren 2009 en 2010 wordt uitgevoerd. Voorts betreffen deze regels de wijze
waarop het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de op een bedrijf of
intermediaire onderneming aan- en afgevoerde hoeveelheden dierlijke meststoffen
worden vastgesteld.
a. Onderzoek mineralenconcentraat
In de bij regeling van 14 november 2008 (Stcrt. 223) in de
Uitvoeringsregeling opgenomen paragraaf 5 was voorzien dat producenten van het
zogenoemde mineralenconcentraat zich uiterlijk 1 december 2008 konden aanmelden
voor deelname aan bovenvermeld onderzoek. Voorwaarde voor deelname aan het
onderzoek was onder meer dat de installatie waar het mineralenconcentraat wordt
geproduceerd, uiterlijk 1 december 2009 volledig operationeel moest zijn. Op
basis van de aanmeldingen heb ik vier producenten van mineralenconcentraat
aangewezen als deelnemer. Ten aanzien van een aantal producenten die zijn
afgewezen, omdat zij nog niet op 1 december 2008 beschikten over een volledig
operationele installatie, bestaat de verwachting dat de desbetreffende
installaties binnen afzienbare tijd wel volledig operationeel zullen zijn.
Omdat er binnen het onderzoek ruimte is voor tien deelnemende producenten, heb
ik besloten overeenkomstig mijn toezegging aan de Tweede Kamer tijdens het
algemeen overleg op 2 oktober 2008 (Kamerstukken II 2007–2008,
28 385, nr.
119), voor de resterende zes plaatsen, producenten een tweede
mogelijkheid voor aanmelding te bieden. Onderhavige wijzigingsregeling voorziet
hiertoe in de mogelijkheid dat producenten zich uiterlijk 15 april 2009 kunnen
aanmelden voor deelname aan het onderzoek (artikel I, onderdelen A tot en met
C). In aansluiting op deze nieuwe aanmelddatum is thans aan deelname aan het
onderzoek de voorwaarde verbonden dat de installatie waar het
mineralenconcentraat wordt geproduceerd uiterlijk 15 april 2009 volledig
operationeel moet zijn. Ik heb voor deze datum gekozen om enerzijds zo veel
mogelijk producenten in de gelegenheid te stellen zich aan te melden voor het
onderzoek, terwijl anderzijds voor de afnemers van het concentraat een
voldoende deel van het bemestingsseizoen resteert om het mineralenconcentraat
te gebruiken.
Direct na de uiterste aanmelddatum zal aan de hand van de
overeenkomstig artikel 35a overgelegde gegevens en beschrijvingen worden
beoordeeld of wordt voldaan aan de in artikel 35b opgenomen voorwaarden. In
alle gevallen zullen de installaties van potentiële deelnemers door middel van
bedrijfsbezoeken fysiek worden gecontroleerd.
In verband met de in overleg met de Europese Commissie
vastgestelde voorwaarde dat bij het onderzoek ten hoogste tien producenten
betrokken kunnen zijn, geldt op grond van artikel 35c dat ten hoogste tien
producenten worden aangewezen. Omdat er – zoals in het voorgaande is aangegeven
– al vier producenten zijn aangewezen, betekent dit voor deze ‘tweede
openstelling’ dat er ten hoogste zes producenten aangewezen kunnen worden. In
de situatie dat meer dan zes producenten aan de voorwaarden voor deelname
voldoen, zal de aanwijzing zodanig plaatsvinden dat er – met inbegrip van de
vier reeds aangewezen producenten – een zo groot mogelijke variatie aan
verwerkingstechnieken en te verwerken mestsoorten in het onderzoek wordt
betrokken. Ook zal bij de aanwijzing gelet worden op de variatie van de omvang
van de jaarlijkse productie en, in verband met de verschillende afzetmarkt, op
de vestigingsplaats van de installatie.
b. ‘Spoor 2’
Voorts zijn in de Uitvoeringsregeling de generieke verplichtingen
opgenomen ten aanzien van de hoeveelheidbepaling en de verantwoording van
meststromen, in het spraakgebruik ook wel aangeduid als ‘spoor 1’, neergelegd.
Dit regime houdt in dat het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in dierlijke
meststoffen – behoudens de in de artikelen 84 tot en met 91a van de
Uitvoeringsregeling opgenomen uitzonderingen – wordt vastgesteld door middel
van bemonstering en analyse van iedere vracht dierlijke meststoffen. Bij
drijfmest moet de bemonstering worden verricht met automatische
bemonsteringsapparatuur die op naam van de vervoerende intermediair is
geregistreerd. De bemonsteringsgegevens moeten met de overige gegevens van het
vervoer worden vastgelegd met automatische gegevensregistratie (AGR) en GPS en
ieder transport moet administratief worden verantwoord door middel van het
vervoersbewijs dierlijke meststoffen.
Voordat het gebruiksnormenstelsel werd ingevoerd, is in de
praktijk de wens geuit om – naast spoor 1 – te komen tot een alternatieve wijze
van verantwoording en borging van de mestdistributie, het zogenoemde spoor 2.
Om aan deze wens tegemoet te komen heeft de toenmalige minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit organisaties opgeroepen initiatieven voor
alternatieve verantwoordingssystemen aan te dragen. De ingediende initiatieven
zijn destijds beoordeeld door de zogenoemde commissie Welschen op de mate
waarin de handhaafbaarheid van het gebruiksnormenstelsel zou worden
gewaarborgd. Zoals is weergegeven in het rapport van de Commissie Welschen, dat
bij brief van 13 mei 2005 aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstukken II
2004/2005 28 385, nr.
50), was echter geen van de initiatieven praktijkklaar. In
overeenstemming met de aanbevelingen zijn voor een aantal initiatieven –
parallel aan spoor 1 – pilots uitgevoerd teneinde in de praktijk te beproeven
of de aanpak zich leent voor toepassing op grotere schaal. In de pilots werden
de aan- en afgevoerde hoeveelheden dierlijke meststoffen bepaald op basis van
bedrijfsforfaits die met een frequentie van één op de vijf vrachten werden
geijkt door controlebemonstering.
Zoals ik in mijn brief van 30 september 2008 aan de Tweede Kamer
heb meegedeeld (Kamerstukken II 2008–2009,
28 385, nr.
116), heeft de Animal Sciences Group (ASG) van Wageningen UR in het
kader van voornoemde pilots een onderzoek uitgevoerd naar de bruikbaarheid van
deze controlebemonstering voor bewaking van de juistheid van specifieke
bedrijfsforfaits. Op basis van het door ASG opgestelde rapport ‘Indicaties van
milieurisico’s en bruikbaarheid van controlebemonstering in Spoor 2’ lijkt er
wetenschappelijk gezien geen milieukundige belemmering te bestaan indien
bedrijven die veel mest met een homogene samenstelling afzetten, een
alternatieve bepalingswijze voor de aan- en afgevoerde hoeveelheden dierlijke
meststoffen hanteren. Dit onder de voorwaarde dat een minimum aantal
controlemonsters verplicht wordt gesteld.
In lijn met de bevindingen van het ASG heb ik bedrijven die
deelnemen aan het door Mestbureau West ontwikkelde ‘Regeling
Mineralenbedrijfsplan’ en de samenstelling van dierlijke meststoffen bepalen
overeenkomstig de daarin opgenomen voorschriften, vooralsnog tot 1 januari
2011, ontheffing verleend van de spoor 1 verplichtingen om de hoeveelheden aan-
en afgevoerde dierlijke meststoffen vast te stellen op basis van bemonstering
en analyse. Als voorwaarde is hieraan de eis verbonden dat bij 20 procent van
de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen de samenstelling moet
worden geverifieerd door middel van controlebemonstering, die overeenkomstig
het reguliere spoor 1 moet worden uitgevoerd. De ontheffing ziet tevens op het
vervoer van dierlijke meststoffen, uiteraard voor zover dat door de betrokken
veehouder of akkerbouwer wordt uitgevoerd. In dat verband is betrokkenen
ontheffing verleend van de in de artikelen 48 en 49 van het uitvoeringsbesluit
opgenomen verplichtingen dat het vervoer uitsluitend mag worden uitgevoerd door
een bij Dienst Regelingen geregistreerde intermediair met transportmiddelen die
zijn uitgerust met automatische bemonsteringsapparatuur, en zogenoemde AGR- en
GPS apparatuur. Deze ontheffing geldt alleen voor transporten over een afstand
die minder is dan 25 kilometer.
Transporten over een afstand van meer dan 25 kilometer moeten wel
door een bij de Dienst Regelingen geregistreerde intermediair worden
uitgevoerd. Omdat de desbetreffende vracht, voor zover het transport
rechtstreeks en zonder tussenopslag wordt uitgevoerd, niet volgens het
reguliere spoor 1 behoeft te worden bemonsterd, voorziet onderhavige regeling
in een vrijstelling van de desbetreffende bepalingen (artikel I, onderdelen D
en G) alsmede in een vrijstelling van de verplichting om de
bemonsteringsgegevens in te vullen op het vervoersbewijs dierlijke meststoffen
(artikel I, onderdelen F en H). De vrijstelling geldt ook in de situatie dat
deelnemende bedrijven het transport over een kleinere afstand dan 25 kilometer
door een intermediair laten uitvoeren. In verband met het aan de ontheffing
verbonden voorschrift dat bij 20 procent van de van een deelnemend bedrijf
afgevoerde hoeveelheden dierlijke meststoffen de samenstelling moet worden
bepaald door middel van bemonstering en analyse, zijn deze transporten
uitgezonderd van de vrijstelling (artikel I, onderdeel D, voor zover dat
onderdeel betrekking heeft op artikel 59a, tweede lid).
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A tot en met C
De in deze onderdelen opgenomen bepalingen voorzien, zoals in
paragraaf 1, onder a, is toegelicht, in een nieuwe openstelling voor de
aanmelding van producenten voor deelname aan het onderzoek naar de werking en
effecten van mineralenconcentraat. De uiterste datum van aanmelding en de
uiterste datum waarop de installatie van de producent operationeel moet zijn,
bedraagt thans 15 april 2009. De overige voorwaarden voor aanmelding zijn
ongewijzigd. Voor een toelichting op deze voorwaarden wordt verwezen naar de
toelichting bij de wijzigingsregeling van 14 november 2008 (Stcrt. 223).
Ten einde de administratieve lasten voor betrokken
producenten te minimaliseren, behoeven producenten die zich bij de vorige
gelegenheid hebben aangemeld, niet nogmaals de in artikel 35b bedoelde
beschrijvingen in te dienen. Deze verplichting bestaat alleen indien zich
daarin sindsdien wijzigingen hebben voorgedaan.
Onderdelen D en F, onder 3, en G
De in deze onderdelen opgenomen bepalingen voorzien, zoals in
paragraaf 1, onder b, is toegelicht, in een vrijstelling van de met
bemonstering samenhangende voorschriften, voor transporten die in het kader van
spoor 2 worden uitgevoerd.
Door middel van de in onderdeel D opgenomen wijziging wordt
artikel 59a in de Uitvoeringsregeling opgenomen. Artikel 59a bevat een
vrijstelling voor het rechtstreeks vervoer tussen twee bedrijven waaraan een
ontheffing is verleend van de spoor 1 verplichtingen. Ingevolge deze
vrijstelling behoeven vervoermiddelen bij dergelijke transporten niet te zijn
uitgerust met automatische bemonsterings- en verpakkingsapparatuur en hoeven de
bemonsteringsgegevens niet te worden vastgelegd in de zogenoemde
AGR-apparatuur.
De in onderdeel F opgenomen wijziging van artikel 66 voorziet
in een andere wijze waarop het vervoersbewijs dierlijke meststoffen moet worden
ingevuld. Omdat er geen bemonstering plaatsvindt, behoeven er geen gegevens
over bemonstering te worden ingevuld. Wel moet bij onderdeel 4 de specifiek op
het vervoer in het kader van spoor 2 betrekking hebbende opmerkingscode worden
ingevuld. Dit moet gebeuren bij het laden van het voertuig. Ook moet bij het
laden al de afnemer worden ingevuld. Ingevolge artikel 59a, onderdeel c, geldt
voornoemde vrijstelling voor het vervoer uitsluitend indien code en afnemer op
het vervoersbewijs zijn ingevuld voordat het vervoermiddel het bedrijf van de
leverancier verlaat. Hierdoor is verzekerd dat bij eventuele controles
gedurende het transport kenbaar is dat het een spoor 2 transport betreft.
Artikel 77 van de Uitvoeringsregeling ziet op de verplichting
dat het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte van op bedrijven of intermediaire
ondernemingen aan- en afgevoerde hoeveelheden dierlijke meststoffen moet worden
bepaald door middel van bemonstering en analyse. Aan bedrijven die deelnemen
aan een spoor 2 initiatief, is ontheffing verleend van onder meer artikel 77.
Zij kunnen de alternatieve bepalingswijze voor de aan- en afgevoerde
hoeveelheden dierlijke meststoffen hanteren, die is opgenomen in de aan de
ontheffing verboden voorschriften. Omdat de vervoermiddelen waarmee de
dierlijke meststoffen worden vervoerd tot de intermediaire onderneming behoren,
is het laden en lossen van die voertuigen aan te merken als aanvoer
onderscheidenlijk afvoer op of van de intermediaire onderneming. In de in
onderdeel G opgenomen wijziging van artikel 82, is expliciet tot uitdrukking
gebracht dat, in afwijking van artikel 77, ook voor deze aan- en afvoer op de
intermediaire onderneming dezelfde alternatieve bepalingswijze kan worden
gehanteerd als de leverancier en de afnemer van de desbetreffende dierlijke
meststoffen hanteren.
Onderdelen E en F, onder 1 en 2
De in deze onderdelen opgenomen wijzigingen betreffen
redactionele aanpassingen.
Onderdeel H
Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging wordt
aan bijlage F, onderdeel B, een opmerkingscode (38) voor vervoer in het kader
van spoor 2 toegevoegd. Deze opmerkingscode moet ingevolge artikel 59a, vierde
lid, onderdeel a, uiterlijk bij het laden van het vervoermiddel op het
vervoersbewijs dierlijke meststoffen worden ingevuld.
Artikel II
Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de
tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt
geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van mijn uitgangspunten van vaste
verandermomenten voor regelgeving die inhouden dat nieuwe regels slechts op
1 januari of 1 juli ingaan en dat minimaal drie maanden voorafgaand aan de
datum van inwerkingtreding publicatie van de nieuwe regels plaatsvindt.
Reden hiervoor is mijn toezegging aan de Tweede Kamer om in het
voorjaar te voorzien in een tweede openstelling.
De Minister van
Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit,
G. Verburg.