Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 maart 2009, nr. TRCJZ/2009/372, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 38, eerste lid, van de Meststoffenwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 35a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘uiterlijk 1 december 2008’ vervangen door: uiterlijk 15 april 2009.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Voor zover de in het vijfde lid bedoelde beschrijvingen zijn verstrekt op grond van de wet en niet zijn gewijzigd, behoeven deze niet opnieuw te worden verstrekt.

B

Artikel 35b wordt als volgt gewijzigd:

1. In eerste lid, onderdeel a, wordt ‘overeenkomstig artikel 35a, derde tot en met vijfde lid’ vervangen door: overeenkomstig artikel 35a, derde tot en met zesde lid.

2. In eerste lid, onderdeel d, wordt ‘uiterlijk 1 december 2008’ vervangen door: uiterlijk 15 april 2009.

C

In artikel 35d, tweede lid, wordt ‘de op grond van artikel 35a, vierde en vijfde lid, overgelegde gegevens en beschrijvingen’ vervangen door: de op grond van artikel 35a, vierde tot en met zesde lid, overgelegde gegevens en beschrijvingen.

D

Na artikel 59 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 59a

  • 1. Artikel 53, tweede lid, artikel 54, eerste lid, voor zover dat lid betrekking heeft op de automatische bemonsterings- en verpakkingsapparatuur, artikel 55, tweede lid, aanhef in samenhang met de onderdelen b en c, en artikel 56, eerste lid, voor zover dat lid betrekking heeft op het vastleggen van de in artikel 55, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gegevens, zijn niet van toepassing op het vervoer van dierlijke meststoffen, indien de dierlijke meststoffen worden afgevoerd van een bedrijf ten aanzien waarvan ontheffing is verleend van de artikelen 76, eerste lid, en 77 en rechtstreeks, zonder tussenopslag, worden vervoerd naar een bedrijf ten aanzien waarvan eveneens ontheffing is verleend van de artikelen 76, eerste lid, en 77 onder de volgende voorwaarden:

    • a. de afvoer vindt plaats op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de leverancier en de afnemer die is afgesloten voordat het vervoer van de desbetreffende vracht plaatsvond;

    • b. de hoeveelheid van de desbetreffende vracht meststoffen wordt bepaald overeenkomstig de aan de ontheffing verbonden voorschriften; en

    • c. het op de vracht betrekking hebbende vervoersbewijs dierlijke meststoffen is overeenkomstig artikel 66, vierde lid, onderdeel a, ingevuld.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de vracht dierlijke meststoffen op grond van de voorschriften die zijn verbonden aan de aan de leverancier van de desbetreffende vracht verleende ontheffing wordt vervoerd overeenkomstig de artikelen 48 en 49 van het Uitvoeringsbesluit en de artikelen 53 tot en met 56.

E

In artikel 62, onderdeel d, wordt ‘onderdeel 3b van het vervoersbewijs dierlijke meststoffen’ vervangen door: onderdeel 3c van het vervoersbewijs dierlijke meststoffen.

F

Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt ‘in afwijking van artikel 64’ vervangen door: in afwijking van artikel 63.

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt ‘in afwijking van artikel 65, eerste lid’ vervangen door: in afwijking van artikel 64, eerste lid.

3. Het volgende lid wordt toegevoegd:

  • 4. In het in artikel 59a, eerste lid, bedoelde geval en onder de in dat lid genoemde voorwaarden:

    • a. worden, in afwijking van artikel 61, eerste lid, uiterlijk bij het laden van de dierlijke meststoffen de onderdelen 1, 3a, met uitzondering van het CMR-nummer, 3b, met uitzondering van het combinatienummer en het tijdstip van het lossen, en 5 van het vervoersbewijs dierlijke meststoffen, ingevuld, wordt bij onderdeel 4 de opmerkingscode ‘38’ ingevuld en wordt het vervoersbewijs dierlijke meststoffen door de leverancier ondertekend;

    • b. wordt, in afwijking van artikel 61, tweede lid, uiterlijk bij het lossen van de dierlijke meststoffen, onderdeel 3b, voor zover dit betrekking heeft op het tijdstip van het lossen, van het op die vracht betrekking hebbende vervoersbewijs dierlijke meststoffen ingevuld en wordt het vervoersbewijs dierlijke meststoffen door de vervoerder ondertekend; en

    • c. bevatten de op grond van artikel 64, eerste lid, elektronisch in te dienen gegevens, in afwijking van artikel 64, tweede lid, de hoeveelheid dierlijke meststoffen die is vastgesteld overeenkomstig de voorschriften die zijn verbonden aan de aan de leverancier van de desbetreffende vracht verleende ontheffing van de artikelen 76, eerste lid, en 77.

G

Onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid, wordt in artikel 82, een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. In het in artikel 59a, eerste lid, bedoelde geval, wordt het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte van de desbetreffende vracht dierlijke meststoffen, in afwijking van artikel 77, bepaald door de leverancier overeenkomstig de voorschriften die zijn verbonden aan de aan hem verleende ontheffing van de artikelen 76, eerste lid, en 77.

H

In Bijlage F, onderdeel B, wordt na de omschrijving ‘keten paardenmest – substraat – champost’ met ‘code 37’ de volgende omschrijving en code ingevoegd: vervoer spoor 2 met code 38.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 24 maart 2009

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

Algemeen

In de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Uitvoeringsregeling) zijn nadere regels gesteld ter uitvoering van het gebruiksnormenstelsel zoals dat is neergelegd in de Meststoffenwet en in het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet. Deze betreffen onder meer het onderzoek naar de landbouwkundige en milieukundige effecten van de grootschalige productie, de afzet en het gebruik van hoogwaardig mineralenconcentraat, dat gedurende de jaren 2009 en 2010 wordt uitgevoerd. Voorts betreffen deze regels de wijze waarop het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in de op een bedrijf of intermediaire onderneming aan- en afgevoerde hoeveelheden dierlijke meststoffen worden vastgesteld.

a. Onderzoek mineralenconcentraat

In de bij regeling van 14 november 2008 (Stcrt. 223) in de Uitvoeringsregeling opgenomen paragraaf 5 was voorzien dat producenten van het zogenoemde mineralenconcentraat zich uiterlijk 1 december 2008 konden aanmelden voor deelname aan bovenvermeld onderzoek. Voorwaarde voor deelname aan het onderzoek was onder meer dat de installatie waar het mineralenconcentraat wordt geproduceerd, uiterlijk 1 december 2009 volledig operationeel moest zijn. Op basis van de aanmeldingen heb ik vier producenten van mineralenconcentraat aangewezen als deelnemer. Ten aanzien van een aantal producenten die zijn afgewezen, omdat zij nog niet op 1 december 2008 beschikten over een volledig operationele installatie, bestaat de verwachting dat de desbetreffende installaties binnen afzienbare tijd wel volledig operationeel zullen zijn. Omdat er binnen het onderzoek ruimte is voor tien deelnemende producenten, heb ik besloten overeenkomstig mijn toezegging aan de Tweede Kamer tijdens het algemeen overleg op 2 oktober 2008 (Kamerstukken II 2007–2008, 28 385, nr. 119), voor de resterende zes plaatsen, producenten een tweede mogelijkheid voor aanmelding te bieden. Onderhavige wijzigingsregeling voorziet hiertoe in de mogelijkheid dat producenten zich uiterlijk 15 april 2009 kunnen aanmelden voor deelname aan het onderzoek (artikel I, onderdelen A tot en met C). In aansluiting op deze nieuwe aanmelddatum is thans aan deelname aan het onderzoek de voorwaarde verbonden dat de installatie waar het mineralenconcentraat wordt geproduceerd uiterlijk 15 april 2009 volledig operationeel moet zijn. Ik heb voor deze datum gekozen om enerzijds zo veel mogelijk producenten in de gelegenheid te stellen zich aan te melden voor het onderzoek, terwijl anderzijds voor de afnemers van het concentraat een voldoende deel van het bemestingsseizoen resteert om het mineralenconcentraat te gebruiken.

Direct na de uiterste aanmelddatum zal aan de hand van de overeenkomstig artikel 35a overgelegde gegevens en beschrijvingen worden beoordeeld of wordt voldaan aan de in artikel 35b opgenomen voorwaarden. In alle gevallen zullen de installaties van potentiële deelnemers door middel van bedrijfsbezoeken fysiek worden gecontroleerd.

In verband met de in overleg met de Europese Commissie vastgestelde voorwaarde dat bij het onderzoek ten hoogste tien producenten betrokken kunnen zijn, geldt op grond van artikel 35c dat ten hoogste tien producenten worden aangewezen. Omdat er – zoals in het voorgaande is aangegeven – al vier producenten zijn aangewezen, betekent dit voor deze ‘tweede openstelling’ dat er ten hoogste zes producenten aangewezen kunnen worden. In de situatie dat meer dan zes producenten aan de voorwaarden voor deelname voldoen, zal de aanwijzing zodanig plaatsvinden dat er – met inbegrip van de vier reeds aangewezen producenten – een zo groot mogelijke variatie aan verwerkingstechnieken en te verwerken mestsoorten in het onderzoek wordt betrokken. Ook zal bij de aanwijzing gelet worden op de variatie van de omvang van de jaarlijkse productie en, in verband met de verschillende afzetmarkt, op de vestigingsplaats van de installatie.

b. ‘Spoor 2’

Voorts zijn in de Uitvoeringsregeling de generieke verplichtingen opgenomen ten aanzien van de hoeveelheidbepaling en de verantwoording van meststromen, in het spraakgebruik ook wel aangeduid als ‘spoor 1’, neergelegd. Dit regime houdt in dat het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte in dierlijke meststoffen – behoudens de in de artikelen 84 tot en met 91a van de Uitvoeringsregeling opgenomen uitzonderingen – wordt vastgesteld door middel van bemonstering en analyse van iedere vracht dierlijke meststoffen. Bij drijfmest moet de bemonstering worden verricht met automatische bemonsteringsapparatuur die op naam van de vervoerende intermediair is geregistreerd. De bemonsteringsgegevens moeten met de overige gegevens van het vervoer worden vastgelegd met automatische gegevensregistratie (AGR) en GPS en ieder transport moet administratief worden verantwoord door middel van het vervoersbewijs dierlijke meststoffen.

Voordat het gebruiksnormenstelsel werd ingevoerd, is in de praktijk de wens geuit om – naast spoor 1 – te komen tot een alternatieve wijze van verantwoording en borging van de mestdistributie, het zogenoemde spoor 2. Om aan deze wens tegemoet te komen heeft de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit organisaties opgeroepen initiatieven voor alternatieve verantwoordingssystemen aan te dragen. De ingediende initiatieven zijn destijds beoordeeld door de zogenoemde commissie Welschen op de mate waarin de handhaafbaarheid van het gebruiksnormenstelsel zou worden gewaarborgd. Zoals is weergegeven in het rapport van de Commissie Welschen, dat bij brief van 13 mei 2005 aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstukken II 2004/2005 28 385, nr. 50), was echter geen van de initiatieven praktijkklaar. In overeenstemming met de aanbevelingen zijn voor een aantal initiatieven – parallel aan spoor 1 – pilots uitgevoerd teneinde in de praktijk te beproeven of de aanpak zich leent voor toepassing op grotere schaal. In de pilots werden de aan- en afgevoerde hoeveelheden dierlijke meststoffen bepaald op basis van bedrijfsforfaits die met een frequentie van één op de vijf vrachten werden geijkt door controlebemonstering.

Zoals ik in mijn brief van 30 september 2008 aan de Tweede Kamer heb meegedeeld (Kamerstukken II 2008–2009, 28 385, nr. 116), heeft de Animal Sciences Group (ASG) van Wageningen UR in het kader van voornoemde pilots een onderzoek uitgevoerd naar de bruikbaarheid van deze controlebemonstering voor bewaking van de juistheid van specifieke bedrijfsforfaits. Op basis van het door ASG opgestelde rapport ‘Indicaties van milieurisico’s en bruikbaarheid van controlebemonstering in Spoor 2’ lijkt er wetenschappelijk gezien geen milieukundige belemmering te bestaan indien bedrijven die veel mest met een homogene samenstelling afzetten, een alternatieve bepalingswijze voor de aan- en afgevoerde hoeveelheden dierlijke meststoffen hanteren. Dit onder de voorwaarde dat een minimum aantal controlemonsters verplicht wordt gesteld.

In lijn met de bevindingen van het ASG heb ik bedrijven die deelnemen aan het door Mestbureau West ontwikkelde ‘Regeling Mineralenbedrijfsplan’ en de samenstelling van dierlijke meststoffen bepalen overeenkomstig de daarin opgenomen voorschriften, vooralsnog tot 1 januari 2011, ontheffing verleend van de spoor 1 verplichtingen om de hoeveelheden aan- en afgevoerde dierlijke meststoffen vast te stellen op basis van bemonstering en analyse. Als voorwaarde is hieraan de eis verbonden dat bij 20 procent van de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen de samenstelling moet worden geverifieerd door middel van controlebemonstering, die overeenkomstig het reguliere spoor 1 moet worden uitgevoerd. De ontheffing ziet tevens op het vervoer van dierlijke meststoffen, uiteraard voor zover dat door de betrokken veehouder of akkerbouwer wordt uitgevoerd. In dat verband is betrokkenen ontheffing verleend van de in de artikelen 48 en 49 van het uitvoeringsbesluit opgenomen verplichtingen dat het vervoer uitsluitend mag worden uitgevoerd door een bij Dienst Regelingen geregistreerde intermediair met transportmiddelen die zijn uitgerust met automatische bemonsteringsapparatuur, en zogenoemde AGR- en GPS apparatuur. Deze ontheffing geldt alleen voor transporten over een afstand die minder is dan 25 kilometer.

Transporten over een afstand van meer dan 25 kilometer moeten wel door een bij de Dienst Regelingen geregistreerde intermediair worden uitgevoerd. Omdat de desbetreffende vracht, voor zover het transport rechtstreeks en zonder tussenopslag wordt uitgevoerd, niet volgens het reguliere spoor 1 behoeft te worden bemonsterd, voorziet onderhavige regeling in een vrijstelling van de desbetreffende bepalingen (artikel I, onderdelen D en G) alsmede in een vrijstelling van de verplichting om de bemonsteringsgegevens in te vullen op het vervoersbewijs dierlijke meststoffen (artikel I, onderdelen F en H). De vrijstelling geldt ook in de situatie dat deelnemende bedrijven het transport over een kleinere afstand dan 25 kilometer door een intermediair laten uitvoeren. In verband met het aan de ontheffing verbonden voorschrift dat bij 20 procent van de van een deelnemend bedrijf afgevoerde hoeveelheden dierlijke meststoffen de samenstelling moet worden bepaald door middel van bemonstering en analyse, zijn deze transporten uitgezonderd van de vrijstelling (artikel I, onderdeel D, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op artikel 59a, tweede lid).

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A tot en met C

De in deze onderdelen opgenomen bepalingen voorzien, zoals in paragraaf 1, onder a, is toegelicht, in een nieuwe openstelling voor de aanmelding van producenten voor deelname aan het onderzoek naar de werking en effecten van mineralenconcentraat. De uiterste datum van aanmelding en de uiterste datum waarop de installatie van de producent operationeel moet zijn, bedraagt thans 15 april 2009. De overige voorwaarden voor aanmelding zijn ongewijzigd. Voor een toelichting op deze voorwaarden wordt verwezen naar de toelichting bij de wijzigingsregeling van 14 november 2008 (Stcrt. 223).

Ten einde de administratieve lasten voor betrokken producenten te minimaliseren, behoeven producenten die zich bij de vorige gelegenheid hebben aangemeld, niet nogmaals de in artikel 35b bedoelde beschrijvingen in te dienen. Deze verplichting bestaat alleen indien zich daarin sindsdien wijzigingen hebben voorgedaan.

Onderdelen D en F, onder 3, en G

De in deze onderdelen opgenomen bepalingen voorzien, zoals in paragraaf 1, onder b, is toegelicht, in een vrijstelling van de met bemonstering samenhangende voorschriften, voor transporten die in het kader van spoor 2 worden uitgevoerd.

Door middel van de in onderdeel D opgenomen wijziging wordt artikel 59a in de Uitvoeringsregeling opgenomen. Artikel 59a bevat een vrijstelling voor het rechtstreeks vervoer tussen twee bedrijven waaraan een ontheffing is verleend van de spoor 1 verplichtingen. Ingevolge deze vrijstelling behoeven vervoermiddelen bij dergelijke transporten niet te zijn uitgerust met automatische bemonsterings- en verpakkingsapparatuur en hoeven de bemonsteringsgegevens niet te worden vastgelegd in de zogenoemde AGR-apparatuur.

De in onderdeel F opgenomen wijziging van artikel 66 voorziet in een andere wijze waarop het vervoersbewijs dierlijke meststoffen moet worden ingevuld. Omdat er geen bemonstering plaatsvindt, behoeven er geen gegevens over bemonstering te worden ingevuld. Wel moet bij onderdeel 4 de specifiek op het vervoer in het kader van spoor 2 betrekking hebbende opmerkingscode worden ingevuld. Dit moet gebeuren bij het laden van het voertuig. Ook moet bij het laden al de afnemer worden ingevuld. Ingevolge artikel 59a, onderdeel c, geldt voornoemde vrijstelling voor het vervoer uitsluitend indien code en afnemer op het vervoersbewijs zijn ingevuld voordat het vervoermiddel het bedrijf van de leverancier verlaat. Hierdoor is verzekerd dat bij eventuele controles gedurende het transport kenbaar is dat het een spoor 2 transport betreft.

Artikel 77 van de Uitvoeringsregeling ziet op de verplichting dat het stikstofgehalte en het fosfaatgehalte van op bedrijven of intermediaire ondernemingen aan- en afgevoerde hoeveelheden dierlijke meststoffen moet worden bepaald door middel van bemonstering en analyse. Aan bedrijven die deelnemen aan een spoor 2 initiatief, is ontheffing verleend van onder meer artikel 77. Zij kunnen de alternatieve bepalingswijze voor de aan- en afgevoerde hoeveelheden dierlijke meststoffen hanteren, die is opgenomen in de aan de ontheffing verboden voorschriften. Omdat de vervoermiddelen waarmee de dierlijke meststoffen worden vervoerd tot de intermediaire onderneming behoren, is het laden en lossen van die voertuigen aan te merken als aanvoer onderscheidenlijk afvoer op of van de intermediaire onderneming. In de in onderdeel G opgenomen wijziging van artikel 82, is expliciet tot uitdrukking gebracht dat, in afwijking van artikel 77, ook voor deze aan- en afvoer op de intermediaire onderneming dezelfde alternatieve bepalingswijze kan worden gehanteerd als de leverancier en de afnemer van de desbetreffende dierlijke meststoffen hanteren.

Onderdelen E en F, onder 1 en 2

De in deze onderdelen opgenomen wijzigingen betreffen redactionele aanpassingen.

Onderdeel H

Door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging wordt aan bijlage F, onderdeel B, een opmerkingscode (38) voor vervoer in het kader van spoor 2 toegevoegd. Deze opmerkingscode moet ingevolge artikel 59a, vierde lid, onderdeel a, uiterlijk bij het laden van het vervoermiddel op het vervoersbewijs dierlijke meststoffen worden ingevuld.

Artikel II

Deze wijzigingsregeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van mijn uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving die inhouden dat nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli ingaan en dat minimaal drie maanden voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding publicatie van de nieuwe regels plaatsvindt.

Reden hiervoor is mijn toezegging aan de Tweede Kamer om in het voorjaar te voorzien in een tweede openstelling.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven