TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
Het Openstellingsbesluit innovatie groen onderwijs 2010 (hierna: het openstellingsbesluit) strekt tot openstelling van een
aanvraagperiode voor subsidies op grond van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs. Deze subsidies zijn
bestemd voor programma’s en projecten die bijdragen aan betere ontsluiting, verspreiding en benutting van beschikbare kennis
op het beleidsterrein van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Binnen de programma’s en de projecten werken
de instellingen van het groene onderwijs, onderzoeksinstellingen en ondersteunende instellingen aan dit gezamenlijke doel.
Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een paar wijzigingen aan te brengen in de Regeling kennisverspreiding en innovatie
groen onderwijs (hierna: de regeling).
Het openstellingsbesluit
Programma’s zorgen voor samenhang van werkzaamheden binnen één of meer hiervoor in het openstellingsbesluit aangewezen thema’s.
Een project kan binnen of buiten een programma worden uitgevoerd. In het eerste geval wordt gesproken van een programmaonderdeel,
in het laatste van een project, niet zijnde een programmaonderdeel. Wanneer in de regeling wordt gesproken over een project,
worden beide genoemde soorten bedoeld. Naast het budget voor programma’s en programmaonderdelen is een beperkt budget beschikbaar
voor de uitvoering van projecten, die buiten de reikwijdte van een programma vallen. Aan de instellingen is verzocht voorafgaande
aan deze openstelling in overleg te treden over de wijze waarop het beste invulling kan worden gegeven aan de doelstellingen
van de regeling. Hierbij was van belang dat een samenhangende set van programma’s werd ontwikkeld, die in voldoende mate een
afspiegeling zijn van de belangrijkste LNV-doelgroepen en -thema’s, innovatie van bestaande opleidingen en de systeemontwikkelingskwesties
van het groene kennissysteem. Dit overleg heeft plaatsgevonden binnen de reeds bestaande overlegstructuur, de Groene Kennis
Coöperatie (GKC). De GKC bestaat uit de groene onderwijsinstellingen en streeft naar het opzetten van een landelijk dekkend
en werkend netwerk van kenniscentra met het publieke kennissysteem.
In dit besluit staan de programma’s, evenals in het openstellingsbesluit voor 2009, centraal. Het grootste deel van het beschikbare
budget voor programma’s en programmaonderdelen wordt beschikbaar gesteld binnen de categorie kenniscirculatie. Ten einde die
kenniscirculatie en vraagsturing in deze openstelling te vergroten worden aanvragen getoetst op de wijze waarop aansluiting
is gezocht bij doelgroepen in de sector.
LNV zal in de kaderbrief Kennisverspreiding en Innovatie Groen Onderwijs 2010 opnieuw de nadruk leggen op verder versterken
van de samenhang van de programma-aanpak. Tevens zal LNV aandacht vragen voor het ontwikkelen van programma’s in en met de
regio.
De thema’s binnen de categorieën systeemontwikkeling en onderwijsvernieuwing dienen ter aanvulling op de thema’s binnen de
categorie kenniscirculatie. De reikwijdte van de eerstgenoemde categorieën komt deels overeen met de reikwijdte van de laatstgenoemde
categorie. Met die overlap wordt beoogd dwarsverbanden tussen de verschillende categorieën te bevorderen.
Aanvragen worden verder beoordeeld aan de hand van de criteria uit de regeling.
Bij aanvragen binnen de categorieën systeemontwikkeling en onderwijsvernieuwing zullen projecten (programmaonderdelen) alleen
in behandeling worden als zij onderdeel uitmaken van een programma. Bij de beoordeling van aanvragen binnen de categorieën
systeemontwikkeling en onderwijsvernieuwing zal er met name op gelet worden of de aanvragen actief verbinding leggen tussen
kenniscirculatie en de methodische vernieuwing, de relevantie voor de totale onderwijskolom (VMBO/MBO/HBO/WUR) en aantoonbaar
bijdragen aan de GKC-doelstellingen met betrekking tot aantrekkelijk onderwijs en gemotiveerde deelnemers.
Wijziging van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs
Met de regeling wordt de programmatische inzet van subsidiegelden bewerkstelligd.
Naar aanleiding van ervaringen met de werking van de regeling wordt een wijziging aangebracht. Het gaat om een aanpassing
van de eisen die aan tussenrapportages worden gesteld naar aanleiding van het advies van leden van de adviescommissie.
Vaste verandermomenten
In lijn met de LNV-uitgangspunten voor onderwijsregelgeving treedt dit besluit op 1 januari 2010 in werking en wordt het uiterlijk
3 maanden daarvoor gepubliceerd in de Staatscourant.
Artikelsgewijs
Artikel 2
Met de openstellingsperiode in 2009, bedoeld in artikel 2, wordt aansluiting gezocht bij de planningscyclus van de instellingen.
Artikel 3
In het kader van dit openstellingsbesluit kunnen programma’s en bijbehorende programmaonderdelen worden ingediend die zich
richten op de categorieën en thema’s, genoemd in de bijlage. De regeling bepaalt in artikel 3, derde lid, dat de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit thema’s kan groeperen binnen hoofdthema’s. Van die mogelijkheid is in deze openstelling
gebruik gemaakt. Subsidie voor projecten, die geen programmaonderdelen zijn, kan slechts worden verleend binnen de categorie
kenniscirculatie.
Op grond van artikel 9 en 10 van de regeling kunnen in het openstellingsbesluit nadere beoordelingscriteria worden vastgesteld.
Om de kenniscirculatie en de vraagsturing in de aanvragen te bevorderen worden aanvragen, gedaan binnen deze openstellingsperiode,
beoordeeld op de mate waarin de activiteiten binnen dat programma of project aansluiten bij doelgroepen behorende bij het
thema, waarop dat programma of project zich richt. Die doelgroepen zijn genoemd in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 4
Onderdeel a
In de aanvraag worden de aanleiding, het doel en de doelgroepen van het programma omschreven. Daarbij wordt aangegeven welke
relatie die factoren hebben met het doel van de regeling en het thema of de thema’s waarop het programma ziet.
Onderdeel b
Daarnaast wordt in de aanvraag de gezamenlijke visie van de aanvragende instellingen beschreven. Die visie geeft concrete
invulling aan de doelstellingen van de regeling. Bij de beschrijving van die visie wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van
concrete meetbare factoren.
Onderdeel c
In de omschrijving, bedoeld in onderdeel c, worden de lopende en voorgenomen activiteiten en programmaonderdelen beschreven.
Bij de activiteiten van het programma behoort de wijze van ontsluiting en verspreiding van de resultaten tijdens en na afloop
van de subsidieverlening. Daarnaast wordt aangegeven hoe het programma zich verhoudt tot de andere programma’s, waarvoor subsidieverlening
in het kader van deze regeling plaatsvindt, activiteiten bij doelgroepen en overige activiteiten binnen het groene onderwijs.
In de bovengenoemde documenten wordt waar mogelijk en relevant onderscheid gemaakt tussen de verschillende typen activiteiten,
te weten: verkennen, ontwikkelen, opschalen en verankeren, voor de activiteiten binnen het programma.
Onderdeel e
In de beschrijving van de programmaorganisatie wordt de relatie met publieke en private activiteiten binnen het groene onderwijs
nader gespecificeerd.
Onderdeel f
Op grond van artikel 6, tweede lid, van de regeling kan geen subsidie worden verstrekt indien een programma of project reeds
uit andere hoofde van rijkswege wordt bekostigd. De aanvrager geeft in de omschrijving, bedoeld in onderdeel f, aan op welke
wijze het programma, en activiteiten en projecten daarbinnen, naast de financiering op grond van deze openstelling, zal worden
bekostigd. Hierbij wordt de inzet van diverse LNV onderwijssubsidies en andere subsidiegelden, die ten behoeve van vernieuwing
in het gehele onderwijsstelsel worden verstrekt, en de inzet van andere middelen ten behoeve van onder meer beleidsondersteunend
onderzoek en ondersteuning omschreven.
In de aanvraag wordt omschreven op welke wijze voldaan wordt aan de verplichtingen tot verspreiding van de resultaten van
het programma of project, op grond van artikel 22 van de regeling.
Onderdeel h
Monitoring van het programma dient onder de verantwoordelijkheid van de aanvrager te worden uitgevoerd.
Artikel 5
In artikel 5 is bepaald welke eisen worden gesteld aan de aanvragen voor programmaonderdelen, en losse projecten die geen
deel uitmaken van programma’s. Er worden eisen gesteld aan de kwaliteit van de aanvragen met het oog op de samenhang met het
programma en moet er een positief advies van het programmateam aanwezig zijn.
Onderdeel a
In de beschrijving van het doel en van de doelgroep van het project wordt duidelijk gemaakt welke doelgroepen betrokken zijn
en welke doelgroepen op korte en langere termijn gebruik kunnen maken van de resultaten van het project.
Onderdeel b
De beoogde resultaten, bedoeld in onderdeel b, worden omschreven in meetbare termen. Daarbij wordt de verbinding met doelgroepen
en met het bestaande kennissysteem omschreven.
Onderdeel c
De aanvraag beschrijft de positionering van de activiteiten van het beoogde programmaonderdeel, ten opzichte van de overige
activiteiten binnen het groene onderwijs.
Onderdeel d
In de beschrijving, bedoeld in onderdeel d, wordt de relatie tussen de activiteiten in het kader van dat project en de thema’s
waarbinnen het project valt, omschreven.
Onderdeel f
In het activiteitenplan, bedoeld in onderdeel f, en de begroting, bedoeld in onderdeel i, worden de activiteiten, betrokkenheid
van doelgroepen en van betrokken partijen binnen het kennissysteem, de kostenposten, de begrote inkomsten uit subsidie en
de beoogde resultaten omschreven. Die omschrijving is concreet voor het gehele project. Hierbij wordt aansluiting gezocht
bij de gebruikelijke fasering van een project, te weten initiatie, definitie, ontwikkeling, uitvoering en nazorg.
Artikelen 6, 7 en 8
Het subsidieplafond voor subsidieverlening in de periode, bedoeld in artikel 2, bedraagt € 8 miljoen.
In artikel 6 wordt een nadere verdeling van het budget aangegeven tussen enerzijds programma’s, en programmaonderdelen en
anderzijds projecten, niet zijnde een programmaonderdeel.
In artikel 7 is de hoogte van het subsidiebedrag voor programma’s, programmaonderdelen en projecten, niet zijnde programmaonderdelen,
gegeven. Het maximum subsidiebedrag voor programma’s is onder meer afhankelijk van de duur van het programma. En verder is
het subsidiebedrag, voor het totaal van opeenvolgende aanvragen voor programma’s binnen een thema, aan een maximum van € 500.000
gebonden. Bij het bepalen van dit maximum wordt uitgegaan van de definitieve subsidiebedragen, voor aanvragen die zijn vastgesteld
op het moment van indiening van de nieuwe aanvraag en van de verleende subsidiebedragen voor nog lopende aanvragen.
Ten behoeve van de berekening van de subsidiabele kosten voor in te zetten onderwijspersoneel wordt het salaris van een medewerker
van een instelling vergeleken met de gemiddelden van de salarisschalen van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren
1984. Door middel van die vergelijking wordt bepaald in welke schaal die medewerker valt. Vervolgens wordt op grond van artikel
7 bepaald welk uurtarief voor die medewerker in rekening kan worden gebracht.
Artikel 9
Hierin wordt de maximale subsidieverleningsduur bepaald voor programmaonderdelen en projecten, niet zijnde programmaonderdelen.
Op grond van artikel 3a van de regeling is subsidieverlening voor programma’s per thema beperkt tot vier jaar.
Artikel 11
In artikel 6, tweede lid, van de regeling is bepaald dat wanneer voor een programma of project reeds een subsidie is verleend,
slechts beperkte cumulatie met subsidies verstrekt op grond van deze regeling, mogelijk is. In dit artikel worden de overheidsbijdragen,
voor wat betreft aanvragen ingediend in het kader van deze openstelling, vastgesteld.
Artikel 12
Op advies van leden van de adviescommissie zijn de eisen die aan tussenrapportages worden gesteld, aangepast in artikel 23,
derde lid, van de regeling.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.