Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2025, 5 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatsblad 2025, 5 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 5 november 2024, 2024-0000501151, directie Financiële Markten;
Gelet op Verordening (EU) 2024/1623 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft vereisten inzake kredietrisico, risico van aanpassing van de kredietwaardering, operationeel risico, marktrisico en de output floor en de artikelen 1:3a, vierde lid, 1:79, eerste lid, onderdeel b, 1:80, onderdeel b, en 1:81 van de Wet op het financieel toezicht;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 4 december 2024, nr. W06.24.00315/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 6 januari 2025, 2024-0000553192, directie Financiële Markten;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Bijlage 8 van het Besluit EU-verordeningen Wft wordt gewijzigd als volgt:
A
De tabel onder 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In «Deel een. Algemene bepalingen» in de kolom «Last onder dwangsom» en in de kolom «Artikelen» onder «Bestuurlijke boete» wordt «18, eerste, tweede en zevende lid» vervangen door «18, eerste en zevende lid».
2. In Deel twee. Eigen vermogen en in aanmerking komende passiva» vervallen de volgende rijen:
34 en 35 |
34 en 35 |
2 |
36, eerste lid |
36, eerste lid |
2 |
3. In «Deel twee. Eigen vermogen en in aanmerking komende passiva» worden in de numerieke volgorde de volgende rijen ingevoegd:
34, eerste en tweede lid |
34, eerste en tweede lid |
2 |
34, vierde lid (RTS) |
34, vierde lid (RTS) |
2 |
35 |
35 |
2 |
36, eerste en vijfde lid |
36, eerste en vijfde lid |
2 |
4. «Deel drie. Kapitaalvereisten» komt te luiden:
Last onder dwangsom |
Bestuurlijke boete |
|
---|---|---|
Artikelen |
Artikelen |
Boetecategorie |
92 tot en met 92 ter |
92 tot en met 92 ter |
3 |
93 |
93 |
3 |
94, eerste tot en met negende lid |
94, eerste tot en met negende lid |
3 |
94, tiende lid voor zover betrekking hebbende op het derde lid (RTS) |
94, tiende lid voor zover betrekking hebbende op het derde lid (RTS) |
3 |
94, tiende lid voor zover betrekking hebbende op artikel 273 bis, derde lid en 325 bis, tweede lid (RTS) |
94, tiende lid voor zover betrekking hebbende op artikel 273 bis, derde lid en 325 bis, tweede lid (RTS) |
2 |
95, eerste en tweede lid1 |
95, eerste en tweede lid |
3 |
961 |
96 |
3 |
97, eerste en derde lid1 |
97, eerste en derde lid |
3 |
97, vierde lid (RTS)1 |
97, vierde lid (RTS) |
3 |
981 |
98 |
3 |
102 en 103 |
102 en 103 |
2 |
104, eerste tot en met achtste lid |
104, eerste tot en met achtste lid |
2 |
104, negende lid (RTS) |
104, negende lid (RTS) |
2 |
104 bis, eerste tot en met vierde lid en zesde lid |
104 bis, eerste tot en met vierde lid en zesde lid |
2 |
104 ter |
104 ter |
2 |
104 quater, eerste en tweede lid |
104 quater, eerste en tweede lid |
2 |
104 quater, vierde lid (RTS) |
104 quater, vierde lid (RTS) |
2 |
105, eerste tot en met dertiende lid |
105, eerste tot en met dertiende lid |
2 |
105, veertiende lid (RTS) |
105, veertiende lid (RTS) |
2 |
106 |
106 |
2 |
107, eerste tot en met derde lid |
107, eerste tot en met derde lid |
2 |
109 |
109 |
3 |
110, eerste tot en met derde lid |
110, eerste tot en met derde lid |
2 |
110, vierde lid (RTS) |
110, vierde lid (RTS) |
2 |
110 bis |
110 bis |
2 |
111, eerste tot en met zevende lid |
111, eerste tot en met zevende lid |
3 |
111, achtste lid (RTS) |
111, achtste lid (RTS) |
3 |
112 en 113 |
112 en 113 |
3 |
122 bis, vierde lid (RTS) |
122 bis, vierde lid (RTS) |
3 |
124, vierde lid (RTS) |
124, vierde lid (RTS) |
3 |
124, elfde lid (RTS) |
124, elfde lid (RTS) |
3 |
124, veertiende lid (RTS) |
124, veertiende lid (RTS) |
3 |
128, eerste lid |
128, eerste lid |
3 |
129, derde lid |
129, derde lid |
2 |
132 bis, vierde lid (RTS) |
132 bis, vierde lid (RTS) |
3 |
135, eerste lid |
135, eerste lid |
2 |
138 |
138 |
2 |
139, eerste, tweede en vierde lid |
139, eerste, tweede en vierde lid |
2 |
140 en 141 |
140 en 141 |
2 |
143, tweede en derde lid |
143, tweede en derde lid |
3 |
143, vierde lid |
143, vierde lid |
1 |
143, vijfde lid (RTS) |
143, vijfde lid (RTS) |
3 |
146 |
146 |
2 |
147, eerste tot en met tiende lid |
147, eerste tot en met achtste lid, negende en tiende lid |
2 |
147, elfde en twaalfde lid (RTS) |
147, elfde en twaalfde lid (RTS) |
2 |
148, eerste en derde lid |
148, eerste en derde lid |
2 |
149, eerste en tweede lid |
149, eerste en tweede lid |
2 |
150, eerste lid |
150, eerste lid |
2 |
151 |
151 |
2 |
152, eerste tot en met vierde lid |
152, eerste tot en met vierde lid |
2 |
153, eerste tot en met achtste lid |
153, eerste tot en met achtste lid |
2 |
153, negende lid (RTS) |
153, negende lid (RTS) |
2 |
154 en 156 |
154 en 156 |
2 |
157, eerste tot en met derde lid |
157, eerste tot en met derde lid |
2 |
157, zesde lid (RTS) |
157, zesde lid (RTS) |
2 |
158 tot en met 160 |
158 tot en met 160 |
2 |
161, eerste en derde tot en met vijfde lid |
161, eerste en derde tot en met vijfde lid |
2 |
162 en 163 |
162 en 163 |
2 |
164, eerste en tweede lid, vierde, zevende en tiende lid |
164, eerste en tweede lid, vierde, zevende en tiende lid |
2 |
166 |
166 |
2 |
168 tot en met 172 |
168 tot en met 172 |
2 |
173, eerste en tweede lid |
173, eerste en tweede lid |
2 |
174 tot en met 177 |
174 tot en met 177 |
2 |
178, vierde en vijfde lid |
178, vierde en vijfde lid |
2 |
179 |
179 |
2 |
180, eerste en tweede lid |
180, eerste en tweede lid |
2 |
180, derde lid (RTS) |
180, derde lid (RTS) |
2 |
181, eerste en tweede lid |
181, eerste en tweede lid |
2 |
181, derde lid (RTS) |
181, derde lid (RTS) |
2 |
182, eerste tot en met derde lid |
182, eerste tot en met derde lid |
2 |
182, vierde lid (RTS) |
182, vierde lid (RTS) |
2 |
183, eerste tot en met vierde lid |
183, eerste tot en met vierde lid |
2 |
184, eerste lid |
184, eerste lid |
2 |
185 |
185 |
2 |
189 en 190 |
189 en 190 |
3 |
191 |
191 |
2 |
193 |
193 |
3 |
194, eerste, tweede, achtste en negende lid |
194, eerste, tweede, achtste en negende lid |
3 |
197, achtste lid (ITS) |
197, achtste lid (ITS) |
2 |
211 en 213 |
211 en 213 |
2 |
215 en 216 |
215 en 216 |
2 |
219 en 220 |
219 en 220 |
2 |
221, eerste tot en met zevende lid |
221, eerste tot en met zevende lid |
2 |
221, negende lid (RTS) |
221, negende lid (RTS) |
2 |
222 tot en met 224 |
222 tot en met 224 |
2 |
226 |
226 |
2 |
228 |
228 |
2 |
229, eerste en derde lid |
229, eerste en derde lid |
2 |
229, vierde lid (RTS) |
229, vierde lid (RTS) |
2 |
230, eerste, derde en vijfde lid |
230, eerste, derde en vijfde lid |
2 |
231 |
231 |
2 |
232, tweede en derde lid |
232, tweede en derde lid |
2 |
234 tot en met 239 |
234 tot en met 239 |
2 |
243 |
243 |
2 |
244, eerste tot en met vierde lid |
244, eerste tot en met vierde lid |
2 |
244, zesde lid (DA) |
244, zesde lid (DA) |
2 |
245, eerste tot en met vierde lid |
245, eerste tot en met vierde lid |
2 |
245, zesde lid (DA) |
245, zesde lid (DA) |
2 |
247 |
247 |
3 |
248 en 249 |
248 en 249 |
2 |
250, eerste tot en met derde lid |
250, eerste tot en met derde en vijfde lid |
3 |
251 en 252 |
251 en 252 |
2 |
253 |
253 |
3 |
254, eerste tot en met zevende lid |
254, eerste tot en met zevende lid |
3 |
255 tot en met 270 |
255 tot en met 270 |
2 |
270 bis, eerste lid |
270 bis, eerste lid |
2 |
270 bis, tweede lid (ITS) |
270 bis, tweede lid (ITS) |
2 |
270 ter |
270 ter |
3 |
270 quater en 270 quinquies |
270 quater en 270 quinquies |
2 |
270 sexies (ITS) |
270 sexies (ITS) |
2 |
271 |
271 |
2 |
273 tot en met 274 |
273 tot en met 274 |
2 |
276 en 277 |
276 en 277 |
2 |
279 bis, derde lid (RTS) |
279 bis, derde lid (RTS) |
2 |
280, 281 en 282 |
280, 281 en 282 |
2 |
283, vijfde en zesde lid |
283, vijfde en zesde lid |
2 |
284 |
284 |
2 |
286 tot en met 294 |
286 tot en met 294 |
2 |
297 en 299 |
297 en 299 |
2 |
301 en 303 |
301 en 303 |
2 |
306 |
306 |
2 |
307 |
307 |
3 |
308 en 309 |
308 en 309 |
2 |
312 en 313 |
312 en 313 |
3 |
314, eerste tot en met achtste lid |
314, eerste tot en met achtste lid |
3 |
314, negende lid (RTS) |
314, negende lid (RTS) |
3 |
314, tiende lid (ITS) |
314, tiende lid (ITS) |
3 |
315, eerste en tweede lid |
315, eerste en tweede lid |
2 |
315, derde lid (RTS) |
315, derde lid (RTS) |
2 |
316, eerste en tweede lid |
316, eerste en tweede lid |
2 |
316, derde lid (RTS) |
316, derde lid (RTS) |
2 |
317 |
317 |
3 |
318 en 319 |
318 en 319 |
2 |
320, derde lid (RTS) |
320, derde lid (RTS) |
2 |
321, eerste lid |
321, eerste lid |
2 |
321, tweede lid (RTS) |
321, tweede lid (RTS) |
2 |
322, eerste lid |
322, eerste lid |
2 |
323, eerste lid |
323, eerste lid |
2 |
323, tweede lid (RTS) |
323, tweede lid (RTS) |
2 |
325, eerste tot en met achtste lid |
325, eerste tot en met achtste lid |
2 |
325, negende lid (RTS) |
325, negende lid (RTS) |
2 |
325 bis |
325 bis |
2 |
325 ter, vierde lid |
325 ter, vierde lid |
2 |
325 quater, eerste tot en met zevende lid |
325 quater, eerste tot en met zevende lid |
2 |
325 quater, achtste lid (RTS) |
325 quater, achtste lid (RTS) |
2 |
325 undecies, zevende lid (RTS) |
325 undecies, zevende lid (RTS) |
2 |
325 duovicies, vijfde en zesde lid (RTS) |
325 duovicies, vijfde en zesde lid (RTS) |
2 |
325 quatervicies, achtste lid (RTS) |
325 quatervicies, achtste lid (RTS) |
2 |
325 terquadragies, derde lid (RTS) |
325 terquadragies, derde lid (RTS) |
2 |
325 terquinquagies, achtste en negende lid (RTS) |
325 terquinquagies, achtste en negende lid (RTS) |
2 |
325 sexquinquagies, zesde lid (RTS) |
325 sexquinquagies, zesde lid (RTS) |
2 |
325 septquinquagies, zevende lid (RTS) |
325 septquinquagies, zevende lid (RTS) |
2 |
325 octoquinquagies, derde lid (RTS) |
325 octoquinquagies, derde lid (RTS) |
2 |
325 novoquinquagies, negende en tiende lid (RTS) |
325 novoquinquagies, negende en tiende lid (RTS) |
2 |
325 sexagies, vierde lid (RTS) |
325 sexagies, vierde lid (RTS) |
2 |
325 quatersexagies, derde lid (RTS) |
325 quatersexagies, derde lid (RTS) |
2 |
325 novosexagies, twaalfde lid (RTS) |
325 novosexagies, twaalfde lid (RTS) |
2 |
326 tot en met 328 |
326 tot en met 328 |
2 |
329, eerste en tweede lid |
329, eerste en tweede lid |
2 |
329, derde lid (RTS) |
329, derde lid (RTS) |
2 |
330 tot en met 334 |
330 tot en met 334 |
2 |
336 tot en met 339 |
336 tot en met 339 |
2 |
341, eerste en tweede lid |
341, eerste en tweede lid |
2 |
341, derde lid (RTS) |
341, derde lid (RTS) |
2 |
342 en 343 |
342 en 343 |
2 |
345, tweede lid |
345, tweede lid |
1 |
346 en 348 |
346 en 348 |
2 |
351 |
351 |
2 |
352, eerste en derde tot en met vijfde lid |
352, eerste en derde tot en met vijfde lid |
2 |
352, zesde lid (RTS) |
352, zesde lid (RTS) |
2 |
355 |
355 |
2 |
356, tweede lid |
356, tweede lid |
1 |
358, vierde lid (RTS) |
358, vierde lid (RTS) |
1 |
359 en 360 |
359 en 360 |
2 |
361 |
361 |
2 |
378 en 379 |
378 en 379 |
2 |
382, eerste tot en met vijfde lid |
382. eerste tot en met vijfde lid |
2 |
382, zesde lid (RTS) |
382, zesde lid (RTS) |
2 |
382 bis, eerste, tweede, vierde en vijfde lid |
382 bis, eerste, tweede, vierde en vijfde lid |
2 |
383, derde lid |
383, derde lid |
2 |
383 bis, eerste tot en met derde lid |
383 bis, eerste tot en met derde lid |
2 |
383 bis, vierde en vijfde lid (RTS) |
383 bis, vierde en vijfde lid (RTS) |
2 |
383 ter en 384 |
383 ter en 384 |
2 |
386 |
386 |
2 |
De artikelen 95, eerste en tweede lid, tot en met 98 vervallen met ingang van 26 juni 2026: zie artikel 62, veertiende lid, van Verordening (EU) 2019/2033 (IFR).
5. In «Deel 7 bis. Rapportagevereisten» vervalt de volgende rij:
430 ter |
430 ter |
3 |
6. In «Deel 8. Openbaarmaking door instellingen» vervallen de volgende rijen:
432 tot en met 434 |
432 tot en met 434 |
2 |
435 tot en met 450 |
435 tot en met 450 |
2 |
7. In «Deel 8. Openbaarmaking door instellingen» worden in de numerieke volgorde de volgende rijen ingevoegd:
432 tot en met 433 quater |
432 tot en met 433 quater |
2 |
434, eerste en tweede lid |
434, eerste en tweede lid |
2 |
434 bis (ITS) |
434 bis (ITS) |
2 |
435 tot en met 449 |
435 tot en met 449 |
2 |
449 bis, eerste en tweede lid |
449 bis, eerste en tweede lid |
2 |
449 bis, derde lid (ITS) |
449 bis, derde lid (ITS) |
2 |
449 ter en 450 |
449 ter en 450 |
2 |
7. In «Deel 10. Overgangsbepalingen, verslagen, toetsingen en wijzigingen» worden in de numerieke volgorde de volgende rijen ingevoegd:
465, vijfde en negende lid |
465, vijfde en negende lid |
3 |
495 bis |
495 bis |
3 |
495 ter, eerste en derde lid |
495 ter, eerste en derde lid |
3 |
500 bis |
500 bis |
3 |
501 quinquies, tweede tot en met vierde lid en zesde lid |
501 quinquies, tweede tot en met vierde lid en zesde lid |
3 |
501 quinquies, vijfde lid (RTS) |
501 quinquies, vijfde lid (RTS) |
3 |
B
Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
Indien een Nederlandse bank onderdeel is van een groep met een Nederlandse moederbank, kan die Nederlandse bank het totaal van de risicoposten zonder ondergrens, bedoeld in artikel 92, vierde lid, van de verordening, gebruiken als totaal van de risicoposten, bedoeld in artikel 92, derde lid, eerste alinea, van de verordening, op voorwaarde dat de Nederlandse moederbank of, in het geval van een groep bestaande uit een centrale kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de wet en blijvend aangesloten banken, het geheel gevormd door de centrale kredietinstelling en de aangesloten banken, het totaal van de risicoposten op geconsolideerde basis berekent overeenkomstig artikel 92, derde lid, eerste alinea, van de verordening.
Indien door de Nederlandsche Bank, of de Europese Centrale Bank indien dit volgt uit de artikelen 4, 5 en 6 van de verordening bankentoezicht, is vastgesteld dat een bank voldoet aan alle vereisten, bedoeld in artikel 465, zesde tot en met achtste lid, onderdeel e, van de verordening kapitaalvereisten, kan de bank gebruik maken van de mogelijkheden geboden in artikel 465, vijfde en negende lid, van die verordening met betrekking tot de risicogewichten voor blootstellingen die gedekt worden door hypotheken op Nederlands niet-zakelijk onroerend goed, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 75, van die verordening.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 13 januari 2025
Willem-Alexander
De Minister van Financiën, E. Heinen
Uitgegeven de veertiende januari 2025
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Dit besluit strekt tot uitvoering van Verordening (EU) 2024/16231 (hierna: de verordening), door middel van wijziging van het Besluit EU-verordeningen Wft (BEUv). De verordening wijzigt de verordening kapitaalvereisten2 (CRR) welke reeds is opgenomen in bijlage 8 BEUv. Deze bijlage zal aangepast worden in lijn met de wijzigingen die de verordening doorvoert in de CRR.
De verordening wordt getrapt van toepassing: twintig dagen na publicatie van de verordening (op 9 juli 2024) zijn een aantal artikelen van toepassing geworden met betrekking tot onder meer retail- en wanbetalingsblootstellingen (artikelen 123 en 127), een tijdelijk raamwerk voor blootstellingen aan cryptoactiva (artikelen 5 bis, 430, 451 ter en 501 quinquies) en enkele aanpassingen aan artikelen die voorzagen in tijdelijke uitzonderingen met betrekking tot niet-gerealiseerde winsten en overheidsschuld in valuta’s van andere lidstaten (artikel 468 en 500 bis). Daarnaast werden op hetzelfde tijdstip een aantal artikelen van toepassing die zien op de bevoegdheid van de Europese toezichthoudende autoriteiten om technische regulerings- en uitvoeringsnormen op te stellen die door de Europese Commissie als gedelegeerde verordeningen kunnen worden aangenomen ter verdere aanvulling van de verordening, alsmede met betrekking tot rapporten die opgesteld moeten worden door de Europese Bankenautoriteit (EBA) of de Europese Commissie.
Het overgrote deel van de verordening treedt in werking op 1 januari 2025.
Naast aanpassing van de CRR is er ter implementatie van de mondiale Bazel-standaarden tevens een richtlijn3 ter wijziging van de richtlijn kapitaalvereisten4 (CRD) gepubliceerd. De implementatie van de wijzigingen in de CRD, die los staan van de uitvoering van de verordening, vindt plaats middels de in voorbereiding zijnde Implementatiewet kapitaalvereisten 2026. Voor implementatie van deze wijzigingsrichtlijn geldt een implementatietermijn die eindigt op 10 januari 2026. De artikelen uit de wijzigingsrichtlijn met betrekking tot derdeland bijkantoren hebben een implementatietermijn die eindigt op 10 januari 2027.
In paragraaf 2 worden allereerst kort de mondiale Bazel-afspraken besproken die aanleiding vormen voor aanpassing van de CRR. In paragraaf 3 worden de wijzigingen uit de verordening besproken inclusief de lidstaatopties. Paragraaf 4 beschrijft kort de inhoud van het onderhavige besluit. In paragraaf 5 wordt beschreven wat de financiële gevolgen en regeldrukkosten zijn. Paragraaf 6 bespreekt de uitvoering van dit besluit. Paragraaf 7 beschrijft de consultatie en de reacties daarop. Daarna volgt een artikelsgewijze toelichting op de wijzigingen in dit besluit. Als bijlage is een transponeringstabel bij de verordening opgenomen.
Omdat de bankensector een internationaal opererende sector is, zijn in internationaal verband afspraken over de prudentiële eisen voor banken gemaakt. Deze afspraken worden vastgesteld door het Bazels Comité. Dit Comité is een onafhankelijk internationaal gremium waaraan vertegenwoordigers van centrale banken en financiële toezichthouders op banken deelnemen. Het Comité formuleert uitgangspunten voor het prudentiële, op financiële soliditeit en stabiliteit gerichte, toezicht op banken. In drie akkoorden (van 1988, 2004 en 2010) zijn er mondiale afspraken gemaakt omtrent prudentiële eisen waaraan banken moeten voldoen.5 De Bazelstandaarden uit deze eerste drie akkoorden zijn in de Europese Unie opgenomen in de CRR en CRD en daarmee ook in Nederlandse wetgeving uitgevoerd en geïmplementeerd.
Het belangrijkste onderdeel uit de Bazelstandaarden zijn de kapitaalvereisten waaraan banken moeten voldoen. Kapitaalvereisten worden primair toegepast op basis van risicogewogen activa. Banken kunnen het risicogewicht van hun activa berekenen op basis van standaard voorgeschreven risicogewichten, oftewel de standaardbenadering, of risicogewichten die volgen uit interne modellen die banken op basis van beschikbare data zelf opstellen. Voor risicovollere blootstellingen volgt een hoger risicogewicht en moet een bank meer kapitaal aanhouden om eventuele verliezen op te vangen. Uit analyses van het Bazels Comité, EBA en de Europese Centrale Bank (ECB) is gebleken dat de kapitaalvereisten die berekend worden met behulp van interne modellen sterk van elkaar kunnen verschillen, ook in gevallen waarin de onderliggende risico’s niet verschillen.6
Op 7 december 2017 heeft het Bazels Comité een vierde akkoord gepresenteerd met daarin een set hervormingen die de afronding van het kapitaaleisenraamwerk Bazel 3 betekenen.7 Het voornaamste doel van deze finale Bazel 3-standaarden (ook wel Bazel 3,5 of Bazel 4 genoemd) is de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid van de op basis van interne modellen berekende kapitaalvereisten te verbeteren of in sommige gevallen het gebruik van interne modellen niet meer toe te staan en alleen nog te werken met de standaardbenadering. Daarnaast worden bepaalde onderdelen van de standaardbenadering aangepast om de onderliggende risico’s beter te reflecteren. Dit draagt eraan bij dat banken beter onverwachte verliezen op kunnen vangen en verkleint daarmee de kans op insolvabiliteit. Als banken beter gekapitaliseerd zijn, vergroot dat ook de stabiliteit van het financiële systeem.
De finale Bazel 3-standaarden worden middels het CRD-VI/CRR-III-pakket8 in de Europese en vervolgens ook Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het CRD-VI/CRR-III-pakket volgt op eerdere CRD/CRR-pakketten uit 2013 en 2019, die zijn geïmplementeerd in de Wet op het financieel toezicht (Wft), via onder meer de Implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten en de Implementatiewet kapitaalvereisten 2020. De hoofdlijnen van het CRD-VI/CRR-III-pakket zijn in een verslag van het onderhandelingsresultaat besproken.9
In paragraaf 3.1 worden de belangrijkste nieuwe onderdelen die de verordening toevoegt aan de CRR besproken. Deze nieuwe onderdelen leiden voor het grootste gedeelte niet tot wijzigingen in de Nederlandse wet vanwege de rechtstreekse werking van de verordening. Uitvoering is slechts nodig om te voorzien in de mogelijkheid van handhaving van nieuwe of gewijzigde artikelen in de CRR. In paragraaf 3.2 worden twee lidstaatopties uit de verordening besproken.
Het belangrijkste onderdeel van de finale Bazel-standaarden is de introductie van een kapitaalvloer, om de hiervoor omschreven variabiliteit van de kapitaalvereisten die volgt uit intern berekende risicogewichten te beperken. Dit gebeurt door een ondergrens vast te stellen voor de uitkomsten van interne modellen. Op grond van deze ondergrens dienen de totale risicogewogen activa, zoals berekend volgens de interne modellen van de betreffende bank, minimaal 72,5% te zijn van wat de risicogewogen activa van de bank volgens de standaardbenadering zouden moeten zijn. Deze kapitaalvloer wordt toegepast bij de berekening van alle geldende kapitaalvereisten voor banken die interne modellen gebruiken, waaronder ook voor specifieke Europese kapitaalvereisten die niet rechtstreeks voortvloeien uit de Bazelse standaarden. Om dubbeltelling in diverse kapitaalvereisten te voorkomen, worden toezichthouders opgeroepen om de procedure voor de prudentiële toetsing en evaluatie (Supervisory Review and Evaluation Process, SREP) waarmee bankspecifieke kapitaalvereisten worden vastgesteld te herijken. In de verordening is opgenomen dat de kapitaalvloer op elk niveau van consolidatie toegepast dient te worden. Lidstaten hebben echter de mogelijkheid om ervoor te kiezen om de kapitaalvloer alleen op het hoogste niveau van consolidatie van een bank binnen een lidstaat toe te passen. Van deze lidstaatoptie wordt in het onderhavige besluit gebruik gemaakt. Zie hiervoor paragraaf 3.2.
De kapitaalvloer wordt over de periode van 2025 tot 2030 ingefaseerd. Hierdoor wordt de impact van de kapitaalvloer op de kapitaalvereisten van banken in de tijd gespreid.
De verordening bevat ook een maatregel waardoor deze impact nog meer in de tijd gespreid wordt, waar het de risicowegingen voor blootstellingen op bedrijven zonder externe kredietbeoordeling betreft. De verordening bevat een tijdelijk gunstiger risicogewicht voor de berekening van de kapitaalvloer voor dit type blootstellingen. Gedurende deze tijdelijke uitzondering wordt door de Europese toezichtautoriteiten een rapport opgesteld dat in kaart moet brengen welke belemmeringen er zijn ten aanzien van de beschikbaarheid van externe kredietbeoordelingen in de EU.
Daarnaast bevat de verordening een lidstaatoptie die toelaat dat banken tot en met 31 december 2032 onder bepaalde voorwaarden voor sommige hypotheken gunstigere risicowegingen toe te kennen bij de berekening van de kapitaalvloer. Van deze lidstaatoptie wordt gebruik gemaakt, hetgeen eveneens wordt besproken in paragraaf 3.2.
De verordening heeft ook tot doel om de berekening van het kredietrisico op basis van de standaardbenadering te versterken, door dit meer in lijn te brengen met de aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van banken. Hierdoor worden de kapitaalvereisten voor banken die de standaardbenadering gebruiken meer risico-sensitief en worden banken gestimuleerd prudentere beheersingsmethoden te kiezen. Zo worden bijvoorbeeld nieuwe risicogewichten geïntroduceerd voor de financiering van objecten, zoals schepen, projecten, zoals windmolenparken, en de handel in grondstoffen. Deze nieuwe risicogewichten moeten de kredietrisico’s van dit type financiering beter reflecteren. Er wordt ook tijdelijk een lagere risicoweging geïntroduceerd voor objectfinanciering van hoge kwaliteit zonder externe kredietbeoordeling. Ook voor de investeringen in aandelen door banken worden nieuwe risicogewichten geïntroduceerd in lijn met een differentiatie uit de Bazelstandaarden en is risicoweging door middel van interne modellen niet langer toegestaan. Risicogewichten voor residentiële hypotheken worden meer gedifferentieerd dan nu het geval is, afhankelijk van de waarde van de blootstelling ten opzichte van de waarde van het onderpand, de zogeheten loan-to-value (LTV) ratio. Daarbij wordt de waarde van vastgoed als onderpand van een lening niet langer gewaardeerd op basis van de huidige marktwaarde, maar op basis van het zesjarig gemiddelde hiervan. Hierdoor wordt de procycliciteit van deze waarderingen beperkt.
Wanneer het gaat om de berekening en aanpassing van bepaalde typen tegenpartijrisico bij de kredietwaardering van derivaten, worden in de verordening de reeds bestaande uitzonderingen in het Europese raamwerk behouden. Hierdoor blijven bepaalde transacties uitgezonderd van de standaardberekening van dit type risico en kunnen banken in hun eigen berekening hiervan bijvoorbeeld bepaalde instrumenten ter afdekking van risico meenemen. Wel worden additionele rapportageverplichtingen geïntroduceerd om ook bij deze uitgezonderde typen transacties het tegenpartijrisico volgens de standaardberekening in kaart te brengen. Daarnaast zijn deze transacties niet uitgezonderd bij toepassing van de kapitaalvloer.
Het operationeel risico van een bank wordt gedefinieerd als het risico op verliezen als gevolg van ontoereikende of falende interne processen, mensen en systemen of door externe gebeurtenissen. De verordening stelt een volledig nieuwe manier van het berekenen van dit operationeel risico vast op basis van een nieuwe geharmoniseerde definitie. In deze berekening wordt alleen gekeken naar de omvang van de activiteiten van een bank en niet langer naar de historische verliezen van een bank. Grote banken worden wel verplicht om jaarlijks hun operationeel verlies te berekenen en hierover te rapporteren.
De wijzigingen op het gebied van marktrisico volgen uit de herziening van het handelsboek (Fundamental Review of the Trading Book, oftewel FRTB). Het handelsboek bevat de posities die een bank heeft genomen met de intentie om te handelen. De verordening zorgt voor adequatere kapitaalvereisten voor marktrisico en meer duidelijkheid over de toepassing daarvan, naast de al bestaande rapportage eis. De Commissie heeft echter vanaf het moment dat de verordening van toepassing wordt de mogelijkheid om tijdelijk de paramaters van de FRTB te herkalibreren of de invoering van de kapitaalseis tijdelijk uit te stellen, afhankelijk van de wijze waarop andere jurisdicties (zoals bijv. de VS) deze standaarden invoeren met het oog op een internationaal gelijk speelveld. De Commissie heeft een voorstel voor een gedelegeerde verordening gedaan om de invoering van de herziene FRTB eisen uit te stellen tot 1 januari 2026.10 De EBA wordt gevraagd om uiterlijk 24 maanden na ingang van de verordening een rapport op te leveren over mogelijke verschillen in de internationale implementatie van de FRTB-standaarden. De Europese Commissie kan op basis van deze analyse een wetgevend voorstel doen om de standaarden ook op de lange termijn aan te passen.
De verordening voegt twee lidstaatopties toe aan de CRR, waarvan in beide gevallen gebruik wordt gemaakt. Dit wordt hieronder toegelicht. Ter ondersteuning is advies ingewonnen bij DNB en zijn er gesprekken gevoerd met andere (direct) belanghebbenden, in het bijzonder de Nederlandse Vereniging voor Banken (NVB). De adviezen en inzichten zijn meegenomen en gewogen in de besluitvorming.
De Tweede Kamer is op 19 april 2024 geïnformeerd over het voorgenomen gebruik van één van beide lidstaatopties, respectievelijk het voornemen om de tweede lidstaatoptie niet te gebruiken.11 Naar aanleiding daarvan heeft de Tweede Kamer op 19 november 2024 een motie aangenomen die de regering verzoekt laatstgenoemde lidstaatoptie wel te gebruiken.12 Dit besluit geeft uitvoering aan deze motie.
De eerste lidstaatoptie uit artikel 92, derde lid, van de CRR betreft het niveau van toepassing van de kapitaalvloer op banken binnen een lidstaat. Dit geeft lidstaten de mogelijkheid om banken met een moederbank die in dezelfde lidstaat is gevestigd uit te zonderen van toepassing van de kapitaalvloer. Alleen de moederbank hoeft de kapitaalvloer dan toe te passen voor het berekenen van kapitaalvereisten. Er is gekozen om wel gebruik te maken van deze lidstaatoptie omdat dit Nederlandse banken extra flexibiliteit geeft in de allocatie en gebruik van kapitaal in hun risicomanagement. Dit kan de kosten van kapitaal beperken en bijdragen aan financiële stabiliteit. Bovendien past het bij de bedoeling van de kapitaalvloer om die alleen op het hoogste niveau van consolidatie binnen een lidstaat toe te passen.13 De kapitaalvloer limiteert risicogewichten van banken die interne modellen gebruiken namelijk ook op geaggregeerd niveau – en niet per portefeuille of type risico.
De tweede lidstaatoptie uit artikel 465, vijfde tot en met negende lid, van de CRR maakt het mogelijk om tot en met 2032 de verhoging van kapitaaleisen voor hypotheken met een laag risico, die berekend worden op basis van interne modellen, extra vertraagd in te faseren. Dit gebeurt door banken toe te staan bij de toepassing van de kapitaalvloer tijdelijk met lagere risicogewichten dan die uit de standaardbenadering te rekenen. Het gaat om risicogewichten voor blootstellingen die worden gedekt door niet-zakelijk onroerend goed, dat is gesitueerd in Nederland. Het risicogewicht waarmee gerekend mag worden hangt af van de gemiddelde verhouding van de uitstaande leningen ten opzichte van de woningwaardes en loopt vanaf 2030 geleidelijk op.14 Om met de lagere risicogewichten te mogen rekenen, moet een bank voldoen aan de voorwaarden uit artikel 465, achtste lid, CRR. Deze voorwaarden stellen een maximum aan de verliezen van een bank in elk van de afgelopen acht jaren op een deel van de hypotheekportefeuille en vergen dat er uitoefenbare rechten zijn in geval van wanbetaling of niet-betaling.15 De toezichthouder (DNB, of de ECB) moet zich ervan vergewist hebben dat aan de volwaarden is voldaan, alvorens een bank met de lagere risicogewichten uit artikel 465, vijfde en negende lid van de CRR, mag rekenen.
De verliezen op Nederlandse hypotheken zijn de afgelopen decennia laag zijn geweest, ook tijdens de financiële crisis. Maatregelen van voorgaande kabinetten, zoals de beperking van de hypotheekrenteaftrek tot annuïtaire hypotheken en de wettelijke introductie van leennormen, dragen bij aan mitigatie van risico’s in de Nederlandse huizenmarkt. Ook zijn banken weerbaarder geworden door mondiale hervormingen en beleid van toezichthouders. Daarentegen zijn er ook signalen die wijzen op verhoogde systeemrisico’s op de Nederlandse huizenmarkt, die naar het oordeel van DNB niet accuraat worden gereflecteerd in de risicogewichten die interne modellen van Nederlandse banken produceren. Om die reden past DNB, als onafhankelijke toezichthouder, de maatregel uit artikel 458 CRR toe, om een minimumvloer aan te brengen voor de risicoweging van de Nederlandse hypothecaire leningenportefeuilles van banken die interne modellen gebruiken.16 Zo zitten Nederlandse huizenprijzen – na een kortstondige daling – weer in de lift en zijn er klassieke indicatoren die wijzen op overgewaardeerde huizenprijzen, zoals de verhouding van huizenprijzen t.o.v. inkomen en huizenprijzen t.o.v. huurprijzen. Bij beide indicatoren is het verschil harder opgelopen dan voorafgaand aan de crisis van 2008. Ook lenen huishoudens meer om een huis te kunnen kopen: bij het afsluiten van een nieuwe hypotheek lenen huishoudens inmiddels 460% van hun inkomen, t.o.v. van 400% vijf jaar geleden. Daarbij hebben Nederlandse banken een grote blootstelling aan de woningmarkt, omdat hypotheken een groot aandeel op hun balans vormen: gemiddeld meer dan 20%. Ook diverse internationale organisaties wijzen op systeemrisico’s in de huizenmarkt.17 Daarbij laten stresstesten van EBA en DNB zien dat banken in een zwaarweerscenario forse verliezen zouden kunnen leiden. Het gebruik van de onderhavige lidstaatoptie laat onverlet dat DNB als macroprudentiële toezichthouder maatregelen kan nemen om voornoemde systeemrisico’s te adresseren en hiervoor ook de 458-maatregel kan inzetten, met inachtneming van de daarvoor geldende voorwaarden en procedures.
Naar verwachting heeft de extra vertraagde infasering van de kapitaalvloer ten aanzien van hypotheken, waarin de lidstaatoptie voorziet, beperkt effect op Nederlandse banken. Allereerst is er al sprake van een stapsgewijze infasering van de kapitaalvloer tussen 2025 en 2030, waardoor de kapitaalvloer naar verwachting in de komende jaren nog niet tot een kapitaalverhoging voor Nederlandse banken leidt. Uit berekeningen van de EBA en DNB blijkt ook dat alle Nederlandse banken al voldoende kapitaal hebben om volledig aan de nieuwe eisen te voldoen.18 Daarbij komt dat uitoefening van de lidstaatoptie de minimumvloer voor risicogewichten op de leningenportefeuilles van Nederlandse hypotheken van de 458-maatregel niet ongedaan maakt. Banken zijn op grond van die maatregel verplicht om extra kapitaal aan te houden. DNB heeft in het Overzicht Financiële Stabiliteit van oktober 2024 bekend gemaakt de maatregel met twee jaar te verlengen, tot 1 december 2026.19
Buitenlandse banken die Nederlandse hypotheken aanbieden moeten voor deze hypotheken aan dezelfde eisen voldoen als Nederlandse banken. Zij mogen voor die hypotheken met dezelfde risicogewichten te rekenen ten behoeve van de toepassing van kapitaalvloer, als hun blootstellingen ook voldoen aan de voorwaarden. Alle Europese banken moeten uiteindelijk, na 2032, aan de uniforme eisen uit de CRR voldoen, waarbij de lagere risicogewichten waarmee krachtens de lidstaatoptie gerekend mag worden niet meer van toepassing zijn.
Dit besluit past het BEUv aan zodat in bijlage 8 betreffende de CRR de tabel met handhaafbare artikelen aangepast kan worden. In bijlage 8 van het BEUv staan de bepalingen uit de CRR genoemd ten aanzien waarvan DNB handhavend kan optreden in geval van een overtreding hiervan. Middels deze aanpassing worden alle nieuwe en gewijzigde artikelen opgenomen in de tabel en wordt hier een boetecategorie aan gekoppeld. Hiermee wordt het mogelijk om een last onder dwangsom of bestuurlijke boete op te leggen voor deze nieuwe en gewijzigde artikelen.
Daarnaast wordt in de bijlage een onderdeel toegevoegd om aan te duiden dat gebruik wordt gemaakt van de lidstaatoptie met betrekking tot de kapitaalvloer uit artikel 92, derde lid, van de CRR.
Dit besluit geeft uitvoering aan de verordening en eventuele verplichtingen volgen rechtstreeks uit de verordeningen zelf. Het gebruik van de lidstaatoptie uit artikel 92, derde lid, van de CRR kan bijdragen aan het voorkomen van extra kosten voor banken aangaande het gebruik van kapitaal in de risicobeheersing.
Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (hierna: de ATR) is gevraagd om advies uit te brengen over het ontwerp uitvoeringsbesluit.20 De ATR heeft twee adviespunten waarmee rekening gehouden moet worden, alvorens het besluit kan worden vastgesteld.
Met betrekking tot de lidstaatoptie hypotheken vraagt de ATR om expliciete uitleg waarom niet gekozen wordt voor het minder belastende alternatief dat het gebruik van de lidstaatoptie hypotheken zou bieden. Daarnaast adviseert de ATR om conform de Rijksbrede methodiek in de regeldrukparagraaf in beeld te brengen welke regeldrukgevolgen voortvloeien uit het buiten toepassing laten van de mogelijkheid om tijdelijk met lagere risico-gewichten te rekenen.
Omdat na het advies van de ATR een motie in de Tweede Kamer is aangenomen die de regering verzoekt de lidstaatoptie wel te gebruiken21, en die motie wordt uitgevoerd in onderhavig besluit, is geen opvolging gegeven aan het advies om het niet gebruiken van de lidstaatoptie nader toe te lichten.
DNB heeft op verzoek een uitvoeringstoets uitgevoerd. In deze toets schrijft zij te verwachten dat de wijzigingen in de CRR in beperkte mate extra toezichtcapaciteit zal vereisen. Vooral de bepalingen omtrent ESG-vereisten en marktrisico betreffen nieuwe taken die enige extra capaciteit van DNB zullen vragen.
DNB is voornemens om de nieuwe taken, evenals de extra inzet voor de implementatie van de wijzigingen in haar toezicht, op te vangen door besparingen en het herprioriteren binnen de afgesproken kostenkaders.
Tot slot wijst DNB erop dat de uitvoeringstoets geen rekening houdt met de implementatie van de wijzigingsrichtlijn kapitaalvereisten. Hiervoor zal DNB een aparte uitvoeringstoets uitvoeren.
Van 19 juli 2024 tot en met 30 augustus 2024 is het ontwerp voor dit besluit ter consultatie voorgelegd via de website www.internetconsultatie.nl. In deze periode van publieke consultatie zijn er 3 reacties ontvangen. De reacties zijn afkomstig van de NVB en één particulier. Daarnaast heeft de ATR haar advies ook ingediend als consultatiereactie. Het advies van de ATR is reeds in paragraaf 5 besproken.
De reactie van de NVB valt uiteen in twee algemene opmerkingen en twee tekstuele suggesties tot aanpassing van het besluit.
De NVB vraagt zich ten eerste af waarom de nieuwe of gewijzigde artikelen uit de CRR die handhaafbaar worden gesteld niet een boetecategorie 1 hebben gekregen, maar alleen boetecategorie 2 of 3. De reden hiervoor is dat bij het bepalen van de boetecategorie voor de betreffende overtredingen rekening is gehouden met de aard en de ernst van de overtreding. Er is aangesloten bij de boetecategorie die passend is geacht voor overtreding van vergelijkbare bepalingen uit de (huidige) verordening. Zo zijn bijvoorbeeld met betrekking tot deel 3 van de CRR veel bepalingen ingedeeld in boetecategorie 2, omdat deze bepalingen een bepaalde wijze van berekening van de financiële posities van een bank voorschrijven. Bij overtreding van dergelijke technische voorschriften wordt indeling in boetecategorie 2 passend geacht, omdat overtreding daarvan uiteindelijk gevolgen kan hebben voor de weerbaarheid van de onderneming. Voor zware overtredingen die onder boetecategorie 3 vallen gaat het onder andere om bepalingen die de kern van het regime voor kapitaalvereisten in de verordening bevatten en waarvan overtreding direct kan leiden tot problemen voor de onderneming. Voorbeelden hiervan zijn de vereisten met betrekking tot het eigen vermogen in de artikelen 92 en 93 van de CRR. Boetecategorie 1 wordt alleen toegekend voor relatief lichte overtredingen, zoals overtreding van bepaalde rapportageverplichtingen. Naar aanleiding van de opmerking van de NVB is het besluit aangepast voor artikel 143, vierde lid, CRR met betrekking tot toestemming voor het gebruik van de interne ratingbenadering, waarvoor boetecategorie 1 passender is.
Ten tweede gaat de NVB in op het gebruik van de twee lidstaatopties uit de verordening. In het ontwerpbesluit dat ter consultatie is voorgelegd werd uitdrukking gegeven aan het aanvankelijke voornemen om geen gebruik te maken van de lidstaatoptie hypotheken, die hiervoor, in paragraaf 3.2.2, is toegelicht.
Met betrekking tot deze lidstaatopties merkt de NVB op dat zij, vanwege het behoud van het gelijke speelveld, geen voorstander is van de introductie van lidstaatopties. Nu de opties er echter wel zijn, vindt de NVB het belangrijk dat beide opties wel worden toegepast. De NVB is positief over de keuze om gebruik te maken van de lidstaatoptie uit artikel 92, derde lid, CRR voor het niveau van consolidatie van de kapitaalvloer in een lidstaat zoals opgenomen in dit besluit.
De consultatiereactie van de NVB ziet met name op het niet gebruiken van de lidstaatoptie voor de risicogewichten voor hypotheken. De NVB roept ertoe op dat DNB en het ministerie van Financiën tot een integrale visie komen voor kapitaaleisen voor Nederlandse hypotheken en tot die tijd gebruik maken van de lidstaatoptie. De NVB is van mening dat het niet toepassen van de lidstaatoptie een nationale kop betreft, nu er zwaardere eisen opgelegd worden aan Nederlandse banken. De NVB herkent de systeemrisico’s op de Nederlandse woningmarkt niet en merkt op dat het aanbod van hypotheken gediversifieerd is en dat risico’s meer gespreid zijn tussen banken en andere financiële instellingen, bijvoorbeeld verzekeraars en pensioenfondsen. De NVB stelt dat er al extra kapitaalmaatregelen gelden voor Nederlandse hypotheken, specifiek de contracyclische kapitaalbuffer en de 458-maatregel. Dit zou leiden tot stapeling van kapitaaleisen en dubbeltelling van risico’s. De 458-maatregel krijgt daarbij volgens de NVB een permanent karakter doordat DNB die wil verlengen na 1 december 2024. De NVB benoemt dat het niet toepassen van de lidstaatoptie Nederlandse banken benadeelt ten opzichte van niet-banken, zoals pensioenfondsen en verzekeraars. Daarnaast stelt de NVB dat buitenlandse banken, die in Nederland onderhevig zijn aan dezelfde eisen als Nederlandse banken, de Nederlandse hypotheekmarkt minder aantrekkelijk zullen vinden dan andere markten.
In het licht van de op 19 november 2024 aangenomen Kamermotie om wel gebruik te maken van de lidstaatoptie omtrent hypotheken, worden in dit besluit beide lidstaatopties toegepast. Om die reden is de relevantie om op elk van de afzonderlijke punten van de NVB te reageren, komen te vervallen.
De reactie van de particulier ziet op de vraag waarom deze regelgeving niet ook geldt voor Caribisch Nederland en de aldaar gevestigde banken. De reden hiervoor is dat de financiële sector in Caribisch Nederland nog altijd sterk verweven is met die in Curaçao en Sint Maarten, waarmee het tot de opheffing van het land Nederlandse Antillen in 2010 één geheel vormde. De in Caribisch Nederland actieve banken zijn bijna allemaal bijkantoren van banken in Curaçao. Bij de totstandkoming van de Wet financiële markten BES is daarom gekozen voor aansluiting bij de prudentiële wetgeving die door de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten wordt toegepast. Die wetgeving past beter bij de veel kleinere financiële sector in Caribisch Nederland, die ook aanzienlijk minder complex is dan de financiële sector in Europees Nederland.
Met de wijziging onder A wordt voorzien in wijzigingen van bijlage 8 BEUv die noodzakelijk zijn als gevolg van de wijzigingen waarin de verordening voorziet. De tabel onder 2 van bijlage 8 wordt aangepast om nieuw ingevoegde en gewijzigde bepalingen op te nemen. Vanwege de vele wijzigingen in deel drie van de CRR is het gedeelte van de tabel onder 2 dat de handhaafbare artikelen uit dat deel bevat opnieuw vastgesteld. Bij overtreding van de bepalingen die opgenomen zijn in de tabel onder 2 van bijlage 8, kan DNB een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opleggen nu DNB in bijlage 8, onder 1, van het besluit is aangewezen als bevoegde autoriteit. Bij de bestuurlijke boete is tevens een aanduiding van de boetecategorie opgenomen die de maximale boetehoogte bepaalt. De toezichthouder zal in een concreet geval een passende boete bepalen aan de hand van de omstandigheden van het geval volgens de systematiek die is opgenomen in de artikelen 1 tot en met 4 van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector. Daarnaast kan het standaard instrumentarium van toezicht en handhaving uit de Wft gebruikt worden door de toezichthouder zoals het geven van een aanwijzing (1:75, eerste en tweede lid, Wft), een tijdelijk verbod voor het bekleden van een functie bij een bank opleggen (1:87, eerste lid, Wft), de overtreding en de naam van de overtreder openbaar maken (1:94, eerste lid, onderdeel i, Wft), en bij ernstige overtredingen de vergunning intrekken (1:104 Wft).
In bijlage 8, onder 4, BEUv wordt de lidstaatoptie uit artikel 92, derde lid, tweede alinea, van de CRR opgenomen. Hierdoor kunnen Nederlandse dochterbanken van een Nederlandse moederbank gebruik maken van het totaal van de risicoposten zonder ondergrens om te berekenen wat hun eigenvermogensvereisten zijn.
Een bank berekent doorgaans op grond van artikel 92, derde lid, CRR, wat het totaal van de risicoposten is waarvoor op grond van artikel 92, eerste lid, CRR een bepaald percentage kapitaal voor moeten aanhouden. De berekening van dit totaal van de risicoposten wordt aangepast door de verordening, waardoor het totaal het maximum is van ofwel het totaal van de risicoposten berekend zonder toepassing van de kapitaalvloer, of het standaardtotaal van de risicoposten vermenigvuldigd met 72,5%. Over het algemeen zal bij banken die interne modellen gebruiken het totaal van de risicoposten zonder toepassing van de kapitaalvloer gemiddeld lager zijn dan 72,5% van het standaardtotaal.
De lidstaatoptie staat toe dat Nederlandse dochters van Nederlandse moederbanken alleen het totaal van de risicoposten zonder toepassing van de kapitaalvloer gebruiken om het totaal van de risicoposten als bedoeld in artikel 92, derde lid, CRR te berekenen. Omdat dit totaal minder groot is, zal de dochterbank minder kapitaal hoeven aan te houden in vergelijking met de situatie dat de kapitaalvloer wel zou worden toegepast op het niveau van de dochter. De voorwaarde daarvoor is dat de moeder van de Nederlandse dochter de eigenvermogensvereisten berekent met toepassing van de kapitaalvloer zoals bedoeld in artikel 92, derde lid, eerste alinea, CRR. Deze uitzondering geldt ook indien de dochterbank aangesloten is bij een centrale kredietinstelling als bedoeld in artikel 1:1 Wft mits de groep, bestaande uit de centrale kredietinstelling en de aangesloten banken, als geheel de eigenvermogensvereisten op geconsolideerd niveau berekent met een kapitaalvloer, zoals voorgeschreven in artikel 92, derde lid, eerste alinea, CRR. Hierdoor wordt er op het hoogste niveau van consolidatie binnen een lidstaat voldaan aan de kapitaalvereisten inclusief toepassing van kapitaalvloer, maar is er meer flexibiliteit om kapitaal binnen een Nederlandse bankengroep te alloceren en optimaal te gebruiken in het risicomanagement. Zie voor verdere toelichting paragraaf § 3.2.1 van het algemeen deel.
In bijlage 8, onder 5, BEUv wordt de lidstaatoptie uit artikel 465, vijfde tot en met negende lid, CRR opgenomen. Hierdoor kunnen banken, indien zij voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 465, achtste lid, CRR, met lagere risicogewichten rekenen voor blootstellingen gedekt door niet-zakelijk onroerend goed gesitueerd in Nederland. Hierbij is van belang om op te merken dat deze lidstaatoptie een ander bereik heeft dan de lidstaatoptie die onder 4 is opgenomen. Waar die lidstaatoptie ziet op in Nederland gevestigde banken, is voor de lidstaatoptie onder 5 juist niet de zetellocatie van de bank bepalend, maar de locatie van het niet-zakelijke onroerend goed dat een blootstelling dekt. Dat niet-zakelijke onroerend goed moet in Nederland gevestigd zijn om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid die de lidstaatoptie biedt om voor de blootstellingen op dat niet-zakelijk onroerend goed, door bijvoorbeeld een hypothecaire lening, minder hoge risicogewichten aan te houden.
Artikel 465, achtste lid, CRR bevat een aantal vereisten waaraan de bank moet voldoen om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid die de lidstaatoptie biedt. Dit betreft onder meer het vereiste dat dit blootstellingen zijn die geheel door hypotheken op niet-zakelijk onroerend goed worden gedekt (onderdeel a). Ook moet het gaan om blootstellingen waarvoor het kredietrisico via interne modellen wordt berekend (onderdeel b), moet het niet-zakelijke onroerend goed in Nederland staan (onderdeel c) en moeten de verliezen van de bank op blootstellingen gedekt door hypotheken op niet-zakelijk onroerend goed in elk van de afgelopen acht jaren zeer laag zijn (onderdeel d). Tot slot moet de bank in staat zijn bepaalde afdwingbare rechten uit te oefenen (onderdeel e). DNB of de ECB moet zich ervan vergewist hebben dat aan de voorwaarden die genoemd worden in artikel 465, achtste lid, CRR wordt voldaan, alvorens gebruik kan worden gemaakt door een bank van de lidstaatoptie. DNB en de ECB zullen deze controle betrekken in de uitoefening van hun toezicht. Indien een bank niet voldoet aan de vereisten uit artikel 465, achtste lid, CRR kan DNB handhavend optreden, nu artikel 465, vijfde en negende lid, CRR zijn opgenomen in de tabel onder 2.
De verordening wordt op 1 januari 2025 van toepassing. Om die reden is gekozen voor de inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2025. Indien het besluit later dan 31 december 2024 wordt gepubliceerd, treedt het besluit in werking met ingang van de dag na de publicatie van het Staatsblad waarin het besluit wordt geplaatst.
De Minister van Financiën, E. Heinen
Bepaling EU-regeling |
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling (Toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft) |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte |
---|---|---|---|
1–91 |
Artikel I, onderdeel A |
Waar nodig is een artikel(lid) toegevoegd of geschrapt van de lijst met handhaafbare artikelen in de tabel in bijlage 8, onder 2. |
|
92, derde lid |
Artikel I, onderdeel B |
Lidstaatoptie om de kapitaalvloer alleen op geconsolideerd niveau toe te passen in een lidstaat. |
Van deze lidstaatoptie is gebruik gemaakt. Zie de toelichting in § 3.2.1 |
93–465, vierde lid |
Artikel I, onderdeel A |
Waar nodig is een artikel(lid) toegevoegd of geschrapt van de lijst met handhaafbare artikelen in de tabel in bijlage 8, onder 2. |
|
465, vijfde lid |
Artikel I, onderdeel C |
Lidstaatoptie om de verhoging voor laagrisico hypotheken uit te stellen |
Van deze lidstaatoptie is gebruik gemaakt. Zie de toelichting in § 3.2.2 |
465, zesde lid–519 septies |
Artikel I, onderdeel A |
Waar nodig is een artikel(lid) toegevoegd of geschrapt van de lijst met handhaafbare artikelen in de tabel in bijlage 8, onder 2. |
Verordening (EU) 2024/1623 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft vereisten inzake kredietrisico, risico van aanpassing van de kredietwaardering, operationeel risico, marktrisico en de output floor.
Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176). CRR staat voor Capital Requirements Regulation.
Richtlijn (EU) 2024/1619 van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 2024 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU wat betreft toezichtsbevoegdheden, sancties, bijkantoren uit derde landen en ecologische, sociale en governancerisico’s.
Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176). CRD staat voor Capital Requirements Directive.
Zie bijvoorbeeld: Bazels Comité – Reducing variation in credit risk-weighted assets – constraints on the use of internal model approaches, https://www.bis.org/bcbs/publ/d362.pdf, maart 2016; Europese Bankenautoriteit – Progress report on IRB roadmap, https://www.eba.europa.eu/sites/default/files/documents/10180/2551996/c1eb68d4-a084-486a-9434-70cd9ae43723/Progress%20report%20on%20IRB%20roadmap.pdf, juli 2019; Europese Centrale Bank – Targeted Review of Internal Models, april 2021, https://www.bankingsupervision.europa.eu/ecb/pub/pdf/ssm.trim_project_report~aa49bb624c.en.pdf.
Zie de mededeling van de Europese Commissie over het bankenpakket: https://finance.ec.europa.eu/publications/banking-package_en, oktober 2021. CRD VI omdat dit inmiddels de vijfde grote wijziging is van de oorspronkelijke CRD evenals CRR III omdat dit de tweede grote wijziging is van de oorspronkelijke CRR.
Zie het advies van de Europese Centrale Bank van 24 maart 2022 inzake een voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013, p. 16.
Het zesde en zevende lid van dit artikel gaan tevens in op de situatie dat er hoger of gelijk gerangschikte pandrechten bestaan dan de pandrechten die de bank houdt.
Zie bijvoorbeeld ESRB aanbeveling 2019/7 van 27 juni 2019 over middellange termijn risico’s in de residentiële vastgoedmarkt in Nederland en de opvolging van dat rapport in februari 2024: https://www.esrb.europa.eu/pub/pdf/reports/esrb.report.vulnerabilitiesresidentialrealestatesectors202402~df77b00f9a.en.pdf?d862a6be57d42a021d79e3e16cfd305b. Zie tevens IMF Financial Sector Stability Assessment van april 2024 met betrekking tot de geschetste risico’s in de huizenmarkt https://www.imf.org/-/media/Files/Publications/CR/2024/English/1NLDEA2024003.ashx.
https://www.dnb.nl/algemeen-nieuws/achtergrond-2023/snelle-en-volledige-invoering-bazel-3-belangrijk-voor-europese-banken/. Dit is gebaseerd op door EBA uitgevoerde berekeningen over de impact van de finale Bazel 3 standaarden, in een rapport dat in september 2022 is gepubliceerd. In een eind 2023 geactualiseerd rapport van EBA blijkt dat de impact of banken lager uitvalt.
Het ATR advies kan worden geraadpleegd via de wetgevingskalender: https://wetgevingskalender.overheid.nl/Regeling/WGK026834/Download/92d5c414-9d59-4c3d-944a-df3455061cd6_1.pdf.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.