Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening | Staatsblad 2025, 424 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening | Staatsblad 2025, 424 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 17 september 2025, nr. 2025-0000412997;
Gelet op de artikelen 271, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, 10, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, 9, eerste lid, van de Wet basisregistratie ondergrond, 475da, zevende lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, 11, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag en 1, eerste lid, en 46, tweede lid, van de Woningwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 2025, nr. W04.25.00271/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 2 december 2025, nr. 2025-0000573248;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit basisregistratie ondergrond wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 2.2.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Met betrekking tot het registratieobject overheidsbesluit bodemverontreiniging binnen de categorie gebruiksrecht wordt als brondocument aangewezen een document met gegevens uit een besluit, een aantekening of andere schriftelijke vastlegging van het bevoegd gezag, of uit een melding of andere informatieverplichting in het kader waarvan gegevens of bescheiden zijn aangeleverd aan het bevoegd gezag, gericht op of verband houdend met het:
a. geschikt maken en houden van de bodemkwaliteit voor het gebruik van de bodem; of
b. graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit waarbij de werkzaamheden onder milieukundige begeleiding zijn uitgevoerd.
2. De in het eerste lid bedoelde besluiten, meldingen en andere informatieverplichtingen zijn gebaseerd op de voormalige Wet bodembescherming of op de Omgevingswet.
Artikel 4 van het Besluit beslagvrije voet wordt als volgt gewijzigd:
A
Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «de woonkosten met een hoogte vanaf de normhuur, bedoeld in onderdeel a» vervangen door «de woonkosten met een hoogte vanaf de kwaliteitskortingsgrens, bedoeld in onderdeel a» en wordt aan het slot «; en» vervangen door een puntkomma.
2. In onderdeel c wordt «de in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde rekenhuur» vervangen door «het in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag».
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. de woonkosten met een hoogte vanaf het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag, worden niet in aanmerking genomen».
B
Het tweede lid komt te luiden:
2. De ophoging is gelijk aan de op basis van het eerste lid in aanmerking genomen woonkosten verminderd met de basishuur, bedoeld in artikel 16 van de Wet op de huurtoeslag, en verminderd met de uitkomst van de formule, bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag.
Het Besluit huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8a, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, wordt «maximale huurprijs» vervangen door «maximale huurprijsgrens».
B
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
1. In Onderdeel A, onderdeel 11.4, wordt na «de bedragen, genoemd in 11.1.» ingevoegd «en de daarmee corresponderende bedragen in de toelichting» en wordt «de waardepeildata» vervangen door «de waardepeildata in 11.1. en in de toelichting».
2. In onderdeel 12 van de Toelichting behorende bij bijlage I, onder A, wordt «maximale huurprijs» telkens vervangen door «maximale huurprijsgrens».
In artikel 3, eerste en vierde lid, van het Besluit op de huurtoeslag wordt «Belastingdienst/Toeslagen» vervangen door «Dienst Toeslagen».
In artikel 1, onderdeel h, van het Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomst wordt «opvangcentrum» vervangen door «opvangvoorziening».
Het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, eerste zin, komt te luiden:
De bedragen, genoemd in het eerste lid, worden met ingang van 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd met de procentuele wijziging per 1 januari van het peiljaar, bedoeld in artikel 252a, tweede lid, onderdeel f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, van het bedrag, genoemd in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de huurtoeslag.
2. In het derde lid wordt «het Besluit van PM» vervangen door «het Besluit van 18 december 2024» en wordt «Stb. 2024, PM» vervangen door «Stb. 2024, 430».
B
Artikel 22, tweede lid, tweede zin, komt te luiden:
Het in de eerste zin genoemde bedrag wordt met ingang van 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd met de procentuele wijziging per 1 januari van het peiljaar, bedoeld in artikel 252a, tweede lid, onderdeel f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, van het bedrag, genoemd in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de huurtoeslag.
C
Artikel 56, tiende lid, komt te luiden:
10. De in bijlage 4 genoemde index l1 en index l2 worden bij ministeriële regeling vastgesteld en jaarlijks met ingang van 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd met de procentuele wijziging per 1 januari van het peiljaar, bedoeld in artikel 252a, tweede lid, onderdeel f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, van het bedrag, genoemd in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de huurtoeslag.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 4 december 2025
Willem-Alexander
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Uitgegeven de tiende december 2025
De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten
Dit besluit voorziet in een wijziging van het Besluit basisregistratie ondergrond (hierna: Besluit Bro, en in een aantal reparaties van het Besluit beslagvrije voet, het Besluit huurprijzen woonruimte (hierna: Bhw), het Besluit op de huurtoeslag, het Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomst en het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (hierna: BTIV).
De reparaties hangen deels samen met de aankomende wijzigingen van de Wet op de huurtoeslag per 1 januari 2026 en betreffen voor het overige herstel van omissies en verschrijvingen in enkele besluiten.
De wijziging van het Besluit Bro was eerder onderdeel van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit basisregistratie ondergrond in verband met het toevoegen van het registratieobject milieuhygiënisch bodemonderzoek. Omdat in het proces van dat ontwerpbesluit bleek dat meer afstemming nodig was op het onderdeel registratieobject overheidsbesluit bodemverontreiniging is dat onderdeel bij gelegenheid van het nader rapport over het genoemde ontwerpbesluit uit dat ontwerpbesluit gelicht. Het genoemde ontwerpbesluit is vervolgens als Besluit van 18 juni 2025 tot wijziging van het Besluit basisregistratie ondergrond in verband met het toevoegen van het registratieobject milieuhygiënisch bodemonderzoek in Staatsblad 2025, 167 geplaatst en op 1 juli 2025 in werking getreden.
Als onderdeel van het genoemde ontwerpbesluit is de nu in dit besluit opgenomen wijziging van het Besluit Bro voorgelegd aan verschillende partijen.
De VNG, het IPO en de UvW, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Rijkswaterstaat, en het standaardisatieteam BRO zijn vertegenwoordigd in de Domeinbegeleidingsgroep milieukwaliteit, de Programmabegeleidingsgroep van de BRO en de Programmastuurgroep BRO. Deze gremia adviseren positief over het opnemen van het registratieobject SLD in de BRO in onderhavige wijziging van het besluit en in de catalogus inzake het registratieobject SLD, die in de Regeling basisregistratie ondergrond wordt vastgesteld.
Voor bronhouders zijn in het najaar van 2024 zes openbare regiobijeenkomsten in het land georganiseerd, aangekondigd via Basisregistratieondergrond.nl. Naar aanleiding daarvan zijn belanghebbenden bij de basisregistratie kadaster-publiekrechtelijke beperkingen (hierna: BRK-PB) betrokken bij het advies om achtereenvolgens het ontwerpbesluit in werking te laten treden en de relaties BRO/SLD – BRK-PB door te ontwikkelen tot stelselrelaties
Omdat de overige onderdelen van dit besluit slechts zien op wetstechnische wijzigingen heeft het geen gevolgen voor de administratieve of bestuurlijke lasten.
Om die reden is ook afgezien van openbare internetconsultatie.
De wijziging van het Besluit Bro is in 2024 voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk als onderdeel van het hiervoor genoemde ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit basisregistratie ondergrond. Het Adviescollege heeft besloten dat ontwerpbesluit niet te selecteren voor een formeel advies, omdat het beperkte gevolgen voor de regeldruk had.
De wijzigingen van het Besluit beslagvrije voet, het Bhw, het Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomst en het BTIV zijn eveneens voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het Adviescollege adviseerde om de regeldrukeffecten van de wijziging van het Besluit beslagvrije voet en van de verkoopregels in het BTIV nader te specificeren.
Naar aanleiding van het advies van het Adviescollege is de toelichting op de wijzigingen van het Besluit beslagvrije voet aangevuld en aangescherpt en is besloten om de in het concept dat aan het Adviescollege is voorgelegd opgenomen wijzigingen van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 met betrekking tot de verkoopregels niet langer onderdeel te laten uitmaken van dit besluit.
Op grond van de artikelen 46 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, 271 lid 9 BW en 61s van de Woningwet zijn de wijzigingen van het Bhw, het Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomst, en het BTIV voorgehangen bij beide kamers der Staten-Generaal.
Met de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is een schriftelijk overleg gevoerd over het ontwerpbesluit (Kamerstukken II 2024/25, 27 926, nr. 396). Beide kamers hebben het ontwerpbesluit voor kennisgeving aangenomen.
Dit artikel regelt de aanwijzing van een nieuw registratieobject in het domein milieukwaliteit in Besluit Bro, namelijk het registratieobject overheidsbesluit bodemverontreiniging (Soil Legal Decision; SLD). De daadwerkelijke gegevensinhoud is opgenomen in de Catalogus SLD1 die als bijlage bij de Regeling basisregistratie ondergrond wordt vastgesteld.
Op 1 juli 2025 is het registratieobject milieuhygiënisch bodemonderzoek (Site Assessment Data; SAD) onder de werking van de basisregistratie ondergrond (hierna: BRO) gebracht. Door toevoeging van het registratieobject overheidsbesluit bodemverontreiniging aan het Besluit Bro wordt het registratiedomein milieukwaliteit voltooid. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de Tweede Kamermotie Ronnes-Van Gerven (Kamerstukken II 2018/19, 34 864, nr. 19).
Met voortschrijdend inzicht tijdens het wetgevingsproces is gebleken dat het registratieobject niet volledig past onder de definitie van de categorie uit de Wet Bro waarop het is gebaseerd, te weten de categorie «gebruiksrecht». De categorieën zijn een manier om verschillende soorten registratieobjecten te ordenen en om te bepalen welke gegevens binnen een bepaalde categorie authentieke gegevens betreffen. De definitie van «gebruiksrecht» zal met terugwerkende kracht worden verruimd met een wetswijziging, zodat ook het registratieobject overheidsbesluit bodemverontreiniging hier volledig onder past.
De uitbreiding van de BRO met dit registratieobject is tot stand gekomen op basis van advies van de Programmastuurgroep BRO, die bestaat uit een representatieve vertegenwoordiging van partijen uit het werkveld en op bestuurlijk niveau de minister adviseert over de realisatie van de BRO.
De belangrijkste reden om dit registratieobject aan de BRO toe te voegen is de grote potentie om deze gegevens te hergebruiken. Bij alle initiatieven waarbij in de grond wordt gegraven of gebouwd moet de milieukwaliteit worden aangetoond. Voorheen waren uitgevoerde bodemonderzoeken soms slechts tegen een vergoeding en in elk geval niet centraal en conform één standaard beschikbaar, en niet alle bodemonderzoeken waren online, op elk tijdstip beschikbaar. Om die reden werd voorheen in veel gevallen gekozen voor het verrichten van nieuw bodemonderzoek. Met SAD worden alle bodemonderzoeken centraal geregistreerd, waardoor veel bodemonderzoek niet meer nodig is, omdat men gebruik kan maken van reeds voorhanden gegevens.2 De toevoeging aan de BRO van het registratieobject SLD geeft additioneel inzicht in aard en risico’s van bodemverontreiniging, uitgevoerde saneringen en eventuele nazorgmaatregelen naar aanleiding van eerder uitgevoerd bodemonderzoek. SAD en SLD zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. SAD geeft de feitelijke verontreinigingssituatie weer nadat een onderzoek is uitgevoerd. SLD geeft informatie over welke activiteiten daarna op de locatie zijn ondernomen om de situatie te herstellen of te beheren. SLD interpreteert de feitelijke verontreiniging in de vorm van onder andere data van diepte en gebruikte methodiek van sanering of nazorg. De samenhang verschaft aan een belanghebbende het inzicht om te kunnen beoordelen of de aangetoonde milieukwaliteit is veranderd als gevolg van saneren of graven in de bodem.
Zoals hierboven aangegeven is de naam van het registratieobject «overheidsbesluit bodemverontreiniging». Hoewel niet alle gegevens in de Catalogus SLD afkomstig zijn uit een besluit of leiden tot een besluit, en niet een besluit zelf maar de gegevens uit een document (zoals een besluit) in het BRO-register van SLD staan, is aan de start van het voorbereidingstraject voor deze naam gekozen. In een latere fase van het regelgevingstraject is een kanttekening geplaatst bij de naam, omdat deze dus niet op alle gegevens in de SLD van toepassing is. Ook zijn onder de term «besluittype» categorieën gegevens opgenomen die geen besluit betreffen. Inmiddels is de naam vervlochten in het «afsprakenstelsel» (de catalogus, technisch ontwerp, de ICT-systemen en architectuurdocumentatie) en een bekende term in de praktijk, waardoor de afweging is gemaakt de naam toch te behouden.
Een SLD bestaat uit de gegevens uit besluiten, aantekeningen of andere schriftelijke vastleggingen van, of uit meldingen of andere bescheiden aan een bevoegd gezag bij de beoordeling en/of afhandeling van bodemverontreiniging. Tot 1 januari 2024 was hiervoor de Wet bodembescherming (hierna: Wbb) van toepassing. Deze wet is op deze datum opgegaan in de Omgevingswet, maar de Wbb blijft van toepassing als het overgangsrecht in de Aanvullingswet bodem Omgevingswet dit zo bepaalt.
Door de overgang van de Wbb naar de Omgevingswet zijn vanaf 1-1-2024 de volgende drie categorieën gegevens binnen SLD mogelijk, zoals artikel 2.2.2 van het Besluit Bro bepaalt.
• Ontstaan vóór 1-1-2024 onder het regime van de Wbb, afgesloten en daarmee statisch. Zo nodig worden deze gegevens overgedragen aan een bevoegd gezag van een gemeente, als het bevoegd gezag onder de Wbb gedeputeerde staten van een provincie was («warme overdracht»).
• Ontstaan vóór 1-1-2024 onder het regime van de Wbb, nog niet afgedaan en vervolg onder het overgangsrecht voor de overgang naar de Omgevingswet, opgenomen in de Aanvullingswet bodem Omgevingswet, onder het regime van de Wbb.
• Ontstaan na 1-1-2024 onder het regime van de Omgevingswet.
Bij het registratieobject overheidsbesluit bodemverontreiniging worden de volgende kenmerken (hierna wordt de technische term «attributen» gebruikt) vastgelegd (zie de Catalogus SLD,3 paragrafen 4.2.6 – 4.2.8):
• van Verontreinigd gebied: de status van de verontreiniging en vastgestelde verontreinigingscontour (Wbb);
• van Aangepakt gebied: sanerings- of ontgravingscontour (Wbb en Omgevingswet, mits sprake is van gewijzigde milieukwaliteit na graven);
• van Nazorggebied: zorgcontour met eventueel detailgegevens over opgelegde gebruiksbeperkingen (Wbb).
Op dit punt volgt de BRO de bodeminformatiesystemen van het bevoegd gezag door gebruiksbeperkingen te registreren onder een nazorgcontour. Dus ook bij gebruiksbeperkingen in een situatie waar geen sprake is van nazorg, zoals vastgesteld naar aanleiding van een verontreiniging, worden deze – datatechnisch – onder een nazorgcontour in een bodeminformatiesysteem geregistreerd. Vanuit deze bodeminformatiesystemen worden SLD-gegevens geleverd aan de BRO. Het gebruik van de bodeminformatiesystemen is al decennia gemeengoed onder het regime van de Wbb en wordt ook onder het regime van de Omgevingswet voortgezet. De samenstelling van deze gegevensset in het bodeminformatiesysteem is destijds in samenspraak met bevoegde overheden en gebruikers tot stand is gekomen en hing samen met onder andere de aanlevering van gegevens aan Bodemloket.nl, het landsdekkend beeld van bodemverontreiniging en de monitoring van de bodemsaneringsoperatie in Nederland. De SIKB101-standaard faciliteert de uitwisseling van deze gegevens. Forum Standaardisatie heeft deze standaard op de lijst van verplichte standaarden voor de publieke sector geplaatst.4
De Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (hierna: Wkpb) schrijft voor dat besluiten die bij of krachtens die wet als beperkingenbesluit zijn aangewezen, worden geregistreerd in de openbare registers. Doel hiervan is informatie te verschaffen bij bijvoorbeeld de overdracht van onroerend goed. Deze besluiten zijn voor eenieder toegankelijk via de BRK-PB door een selectie van gegevens. Een aantal van deze beperkingenbesluiten gaat over de bodem.
De registratie van gegevens uit hoofde van de SLD overlapt gedeeltelijk met de registratie die al plaatsvindt uit hoofde van de Wkpb. In het BRO-register van SLD staan niet besluiten, meldingen en bescheiden inzake bodemverontreiniging zelf, maar gestructureerde, inhoudelijke gegevens uit deze documenten vanwege de behoefte daaraan bij het werkveld: initiatiefnemers van activiteiten op of in de bodem. Doel hiervan is een beeld te schetsen van de actuele verontreinigingssituatie in aanvulling op het registratieobject milieuhygiënisch bodemonderzoek (SAD). De gegevens kunnen met de BRO conform één standaard via één landelijke online ingang, de BRO, rechtstreeks en op elk tijdstip worden hergebruikt in de applicaties van deze initiatiefnemers. Welke gegevens moeten worden aangeleverd staat in detail weergegeven in het figuur van het domeinmodel (paragraaf 6.2) en alle volgende paragrafen van hoofdstuk 6 van de Catalogus SLD, die in de Regeling Bro wordt vastgesteld.
Deze overlap betreft de volgende gegevens:
• Als voor de Wkpb een handmatig ingetekende geometrie wordt aangeleverd – alternatieven zijn kadastrale aanduiding of identificatie van het object – kan deze overlappen met de contour in de BRO;
• datum besluit, datum in werking en einddatum;
• bestuursorgaan (weergegeven wordt: rechtspersoon van dit bestuursorgaan).
De overlap van drie typen attributen in de BRO en de BRK-PB leidt materieel niet tot extra handelingen, noch bij het leveren van gegevens vanuit een bodeminformatiesysteem aan de BRO (zie voor een nadere toelichting hierop de tweede alinea van paragraaf 4.1 hieronder), noch bij het leveren van besluiten aan de openbare registers en hun gegevens daaruit en het registreren daarvan in de BRK-PB. Er kunnen discrepanties aan het licht komen door verschillen tussen SLD en de BRK-PB en vragen over wat de authentieke bron is. Het feit dat discrepanties in bovenstaande attributen over beperkingenbesluiten aan het licht kunnen komen biedt de kans om de kwaliteit van deze registraties te verbeteren. Echter, de overlap van de drie typen attributen staat wel op gespannen voet met het uitgangspunt in het stelsel van basisregistraties van eenmalig inwinnen, meervoudig gebruik.
Daarom wordt een stelselrelatie BRO/SLD – BRK-PB ontwikkeld onder aansturing van de programmaraad Zicht op Nederland Datafundament. Het Gebruiksoverleg BRK – van Kadaster, KNB, gemeenten, waterschappen, omgevingsdiensten, de Belastingdienst, RWS, makelaardij en andere afnemers – wordt hierbij betrokken.
Voor de bestuursorganen, bronhouders, zijn de regeldrukgevolgen beperkt.5 De systematiek van de Wet Bro blijft ongewijzigd, alleen zullen er gegevens over een nieuw registratieobject moeten worden aangeleverd. Bestuursorganen zullen deze levering, en het gebruik van deze gegevens, in hun werkprocessen en IT-systemen moeten implementeren, dan wel deze activiteiten machtigen aan opdrachtnemers. Het overgrote deel van de bronhouders heeft dat proces reeds gerealiseerd in het kader van de invoering van de eerste vier tranches en van het registratieobject milieuhygiënisch bodemonderzoek (SAD). Bij de uitbreiding met SLD moeten deze processen worden aangevuld of geactualiseerd.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijk Ordening ondersteunt de bronhouders doordat zij de softwareleverancier de opdracht gegeven heeft om de bodemapplicatie die bronhouders nu gebruiken, zodanig aan te passen dat zij daarmee gegevens over SLD kunnen leveren aan de BRO. De bronhouders (of hun dataleveranciers) gebruiken deze applicatie voor registratie van gegevens over milieukwaliteit uit bodemonderzoeken en uit besluitvorming over bodemverontreiniging. Aan deze bodemapplicatie zijn functionaliteit en koppelvlakken voor de gegevenslevering toegevoegd. Daardoor kan de bronhouder deze gegevens nu eenvoudig (laten) leveren aan de BRO. De BRO vereist geen extra vastlegging van gegevens maar gebruikt gegevens die nu al in de applicatie kunnen worden vastgelegd.
Voor het registratieobject overheidsbesluit bodemverontreiniging is er geen sprake van regeldruk voor bedrijven: het betreft hier uitsluitend gegevens die bestuursorganen genereren. Deze wijziging van het Besluit Bro kan juist de regeldruk verminderen, doordat initiatiefnemers van activiteiten op of in de bodem, gegevens conform één standaard via één landelijke online ingang, rechtstreeks en op elk tijdstip kunnen hergebruiken in de eigen applicaties. Dit zijn voordelen in vergelijking met de huidige situatie waarin de gegevens lokaal bij gemeenten zijn opgeslagen in hun eigen bodeminformatiesysteem.
Als gevolg van discrepanties die aan het licht kunnen komen tussen gegevens over beperkingenbesluiten in BRO/SLD en BRK-PB kunnen deze registraties verbeterd worden. Als dit leidt tot een verbetering van de BRO en de BRK-PB, dan kunnen afnemers daarvan profiteren.
Voor het registratieobject overheidsbesluit bodemverontreiniging er geen sprake van regeldruk voor burgers.6 Burgers zijn niet verplicht tot het leveren van gegevens; gegevenslevering vindt op basis van de Wet Bro immers alleen plaats door de aangewezen bronhouders. Evenmin zijn burgers verplicht tot het gebruik van de gegevens uit de BRO; deze verplichting uit de Wet Bro is uitsluitend bedoeld voor bestuursorganen. De burger kan gebruikmaken van de gegevens, waardoor zijn informatiepositie verbetert.
Met artikel 2.2.2 aan het Besluit Bro wordt het registratieobject overheidsbesluit bodemverontreiniging toegevoegd aan de BRO. De omschrijving daarvan is in lijn met de omschrijving van de andere registratieobjecten in het Besluit Bro.
Artikel 2.2.2 van het Besluit Bro bestaat uit twee leden. Het eerste lid geeft aan wat SLD inhoudt, alhoewel de daadwerkelijke gegevensinhoud pas wordt geregeld in de catalogus SLD die op het niveau van de ministeriële regeling wordt vastgesteld, en het tweede lid vormt de grondslag van de besluiten, meldingen en andere informatieverplichtingen.
In het Besluit beslagvrije voet wordt meermaals verwezen naar begrippen en grensbedragen uit de Wet op de huurtoeslag. Als gevolg van de wijzigingen van de Wet op de huurtoeslag per 1 januari 2026 behoeven die verwijzingen aanpassing.
Voorts regelt het Besluit beslagvrije voet compensatie van huurtoeslag in de berekening van de beslagvrije voet voor groepen die, gezien de aard van hun woning, geen recht hebben op huurtoeslag. Met de wijzigingen van de Wet op de huurtoeslag per 1 januari 2026 sloot de berekening in het besluit beslagvrije voet niet meer volledig aan op de wet. Om dubbeltelling in de compensatie te voorkomen wordt het Besluit beslagvrije voet gewijzigd. In artikel I van dit besluit wordt daarin voorzien.
De regeldruk effecten zijn verwaarloosbaar omdat, als gevolg van deze wijziging, geen nieuwe berekeningen hoeven worden uitgevoerd. Berekening van de compensatie vindt ongewijzigd plaats bij vaststelling of bij jaarlijkse herberekening van de beslagvrije voet. Als gevolg van de wijzigingen in de wet op de huurtoeslag wordt de, toch al specifieke, doelgroep voor deze compensatie nog kleiner. Dit komt doordat per 1 januari 2026 meer mensen in aanmerking voor huurtoeslag komen waardoor compensatie bij berekening van de beslagvrije voet niet langer nodig is.
Sinds 2003 is de gebruikelijke aanduiding van het wettelijk maximum voor de huurprijs die behoort bij een gegeven kwaliteit van een huurwoning «maximale huurprijsgrens». In de loop der tijd is in het Besluit huurprijzen woonruimte op enkele plaatsen, waaronder artikel 8a, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, de term «maximale huurprijs» toegepast waar «maximale huurprijsgrens» bedoeld is. Omwille van de eenduidigheid van de gebruikte begrippen wordt «maximale huurprijs» steeds vervangen door «maximale huurprijsgrens».
In de indexeringsbepaling in onderdeel 11.4 van bijlage I, onderdeel A, bij het Besluit huurprijzen woonruimte is niet voorzien in de mogelijkheid van indexering van de bedragen, genoemd in de toelichting bij onderdeel 11.4. Met deze wijziging is daarin alsnog voorzien. Hetzelfde is voorzien voor de waardepeildata in de toelichting bij onderdeel 11.4.
Sinds 2003 is de gebruikelijke aanduiding van het wettelijk maximum voor de huurprijs die behoort bij een gegeven kwaliteit van een huurwoning «maximale huurprijsgrens». In de loop der tijd is in het Besluit huurprijzen woonruimte op enkele plaatsen, waaronder onderdeel 12 van de Toelichting bij bijlage I, onder A, de term «maximale huurprijs» toegepast waar «maximale huurprijsgrens» bedoeld is. Omwille van de eenduidigheid van de gebruikte begrippen wordt «maximale huurprijs» steeds vervangen door «maximale huurprijsgrens».
Op 1 januari 2021 is de Belastingdienst/Toeslagen als zelfstandige organisatie verdergegaan onder de naam Dienst Toeslagen. Per 1 januari 2024 heeft de Fiscale Verzamelwet 2024 voorzien in wijziging van de vermeldingen in de Wet op de huurtoeslag. Tot op heden was de vermelding in het Besluit op de huurtoeslag niet aangepast. Dat geschiedt nu alsnog waarmee de vermelding weer in lijn is met de Wet op de huurtoeslag.
In artikel 1, onderdeel h, van het Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomst wordt «opvangcentrum» vervangen door «opvangvoorziening». Dit betreft het corrigeren van een technische omissie en is noodzakelijk omdat de term «opvangcentrum» opvangvoorzieningen zijnde een woning, hotel of pension, expliciet uitsluit. De uitzondering voor statushouders in het Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomst, heeft als doel druk op de asielopvang te verlichten en te bevorderen dat statushouders doorstromen van een COA-opvangvoorziening, naar de gemeente waar de vergunninghouder uiteindelijk gaat wonen. Als gevolg van de druk op de asielopvang maakt het COA in de praktijk gebruik van opvangvoorzieningen als bijvoorbeeld een hotel of pension. Het is niet de bedoeling van het besluit geweest de uitzondering in deze situatie niet te laten gelden.
In artikel 16, tweede lid, eerste zin, van het BTIV 2015 is bepaald dat de in artikel 16, eerste lid, genoemde bedragen jaarlijks worden gewijzigd met het percentage waarmee de referentie-inkomensijkpunten voor meerpersoonsouderenhuishoudens (artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag) worden gewijzigd. Die referentie-inkomensijkpunten worden op grond van artikel 27, vijfde lid, van de Wet op de huurtoeslag gewijzigd met de procentuele wijziging van de minimum-inkomensijkpunten voor meerpersoonsouderenhuishoudens (artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de huurtoeslag). Omdat artikel 18 van de Wet op de huurtoeslag vervalt (artikel III, onderdeel B, van de Wet van 18 december 2024 tot wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling (Stb. 2024, 426)) behoeft artikel 16, tweede lid, eerste zin, van BTIV 2015 aanpassing. Die aanpassing sluit aan bij de soortgelijke aanpassing van de artikelen 10, tweede lid, tweede zin, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en artikel 10, vijfde lid, van de Huisvestingswet 2014.
Per abuis zijn bij de plaatsing in het Staatsblad van het Besluit van 18 december 2024 tot wijziging van het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 in verband met aanpassingen met betrekking tot inbreng van vermogen in verbindingen, overcompensatie, de differentiatie van de inkomensgrens, verlening van administratieve diensten, inkomensbewijzen voor DAEB-toewijzing en novatie van basisrenteleningen (Stb. 2024, 430) in de tekst van het nieuwe artikel 16, derde lid, van het BTIV 2015 twee PM’s blijven staan. Die worden nu vervangen door de juiste gegevens.
In artikel 22, tweede lid, tweede zin, van het BTIV 2015 is bepaald dat de in artikel 22, tweede lid, eerste zin, genoemde bedragen jaarlijks worden gewijzigd met het percentage waarmee de referentie-inkomensijkpunten voor meerpersoonsouderenhuishoudens (artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag) worden gewijzigd. Die referentie-inkomensijkpunten worden op grond van artikel 27, vijfde lid, van de Wet op de huurtoeslag gewijzigd met de procentuele wijziging van de minimum-inkomensijkpunten voor meerpersoonsouderenhuishoudens (artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de huurtoeslag). Omdat artikel 18 van de Wet op de huurtoeslag vervalt (artikel III, onderdeel B, van de Wet van 18 december 2024 tot wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling (Stb. 2024, 426)) behoeft artikel 22, tweede lid, derde zin, van BTIV 2015 aanpassing. Die aanpassing sluit aan bij de soortgelijke aanpassing van de artikelen 10, tweede lid, tweede zin, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en artikel 10, vijfde lid, van de Huisvestingswet.
In artikel 56, tiende lid, van het BTIV 2015 is bepaald dat de in bijlage 4 bij het BTIV 2015 genoemde indexen jaarlijks worden gewijzigd met het percentage waarmee de referentie-inkomensijkpunten voor meerpersoonsouderenhuishoudens (artikel 18, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag) worden gewijzigd. Die referentie-inkomensijkpunten worden op grond van artikel 27, vijfde lid, van de Wet op de huurtoeslag gewijzigd met de procentuele wijziging van de minimum-inkomensijkpunten voor meerpersoonsouderenhuishoudens (artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de huurtoeslag). Omdat artikel 18 van de Wet op de huurtoeslag vervalt (artikel III, onderdeel B, van de Wet van 18 december 2024 tot wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling (Stb. 2024, 426)) behoeft artikel 56, tiende lid van BTIV 2015 aanpassing. Die aanpassing sluit aan bij de soortgelijke aanpassing van de artikelen 10, tweede lid, tweede zin, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en artikel 10, vijfde lid, van de Huisvestingswet.
De wijzigingen van het Besluit beslagvrije voet, het Bhw, het Besluit specifieke groepen tijdelijke huurovereenkomst en het BTIV treden in werking met ingang van 1 januari 2026.
Die wijzigingen zijn alle technisch van aard en hebben geen direct gevolg voor burger, bedrijven of overheden. Om die reden wordt voor de inwerkingtreding afgeweken van de minimale invoeringstermijnen.
Ook de wijziging van het Bro treedt in werking met ingang van 1 januari 2026. Vanaf dat moment moeten bronhouders SLD-gegevens aanleveren aan de BRO. Hiermee is voldaan aan de eis van de vaste verandermomenten voor regelgeving maar niet aan het vereiste van de minimale invoeringstermijn.
De bronhouders van de BRO rekenen op inwerkingtreding op 1 januari 2026 en zijn daar reeds geruime tijd op voorbereid.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Definitieve rapportage bodemverontreinigingsgegevens BRO, VKA & DoorGrond advies, 16 september 2019; en
Eindrapport Vervolgonderzoek «Milieuhygiënische bodemkwaliteitsgegevens in de Basisregistratie Ondergrond», SIKB, DoorGrond advies & VKA, 15 februari 2021 (zie Basisregistratieondergrond.nl).
Definitieve rapportage bodemverontreinigingsgegevens BRO, VKA & DoorGrond advies, 16 september 2019.
Definitieve rapportage bodemverontreinigingsgegevens BRO, VKA & DoorGrond advies, 16 september 2019.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-424.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.