Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening | Staatsblad 2025, 167 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening | Staatsblad 2025, 167 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 20 december 2024, nr. 2024-0000929315;
Gelet op artikel 9, eerste lid, van de Wet basisregistratie ondergrond;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 12 februari 2025, nr. W04.24.00357/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van 16 juni 2025, nr. 2025-0000034707;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit basisregistratie ondergrond wordt als volgt gewijzigd:
B
In § 2. Milieukwaliteit (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 18 juni 2025
Willem-Alexander
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Uitgegeven de dertigste juni 2025
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Dit besluit regelt de aanwijzing van een nieuw registratieobject in het domein milieukwaliteit in het Besluit basisregistratie ondergrond (hierna: Bro).
De Wet Bro is op 1 januari 2018 in werking getreden. Deze wet regelt de basisregistratie ondergrond (hierna: BRO). In deze basisregistratie worden gegevens opgenomen over de geologische en bodemkundige opbouw van de ondergrond die voortvloeien uit verkenningen, over ondergrondse constructies, over gebruiksrechten en over authentieke modellen in relatie tot de ondergrond van Nederland met inbegrip van het continentaal plat.1 Thans is de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (hierna: VRO) verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer en ziet toe op het gebruik van de BRO. De Nederlandse Organisatie voor toegepast- natuurwetenschappelijk onderzoek (hierna: TNO) verricht in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de minister van VRO de feitelijke werkzaamheden met betrekking tot de inrichting en het beheer van de BRO.2
De Wet Bro bepaalt dat gegevens in de BRO worden opgenomen doordat bestuursorganen zogenoemde brondocumenten moeten leveren aan de minister. De brondocumenten worden volgens de Wet Bro aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. Het Besluit Bro voorziet in de aanwijzing van deze brondocumenten en regelt daarmee de feitelijke gegevensinhoud van de BRO. De aanwijzing van brondocumenten vindt plaats in verschillende tranches. Vanaf 1 januari 2018 tot 1 juli 2022 zijn in vier tranches in totaal 23 registratieobjecten onder de werking van de BRO gebracht. Daarmee is de BRO zoals die in 2018 was voorzien, inmiddels voltooid.
Deze «oorspronkelijke» BRO omvatte nog geen gegevens over milieukwaliteit. Ten tijde van de invoering van de BRO liep er namelijk een apart initiatief voor een centrale registratie van bodemkwaliteitsgegevens (bekend onder de naam BIDON), dat op termijn zou aansluiten op de BRO. Dit initiatief heeft echter niet tot een concreet resultaat geleid. De Tweede Kamer heeft vervolgens bij motie uitgesproken dat dit wel gewenst is (motie Ronnes-Van Gerven.3 De minister voor Milieu en Wonen heeft in januari 2020 in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat de gevraagde toevoeging mogelijk is,4 maar dat nader onderzoek nodig is naar de scope en de financiering van deze uitbreiding. Dit onderzoek is eind 2020 afgerond. Op grond van de uitkomsten heeft de minister besloten tot een doorstart van BRO met een Fase 2, waarbinnen de uitbreiding met gegevens over milieukwaliteit vormgegeven zal worden.5
Dit besluit geeft invulling aan de uitbreiding van de BRO door het aanwijzen van een nieuw registratieobject dat bestuursorganen in de vorm van brondocumenten aan de BRO moeten leveren. Het betreft het registratieobject milieuhygiënisch bodemonderzoek (Site Assessment Data; SAD) in het domein milieukwaliteit. Dit object valt onder de categorie Verkenningen. Het plan is om in een later stadium het registratieobject overheidsbesluit bodemverontreiniging (Soil Legal Decision; SLD) aan de BRO toe te voegen. Samen vormen deze twee registratieobjecten het registratiedomein milieukwaliteit. In een eerdere versie van dit besluit, tevens de versie waar de Raad van State haar advies over heeft uitgebracht, waren de twee registratieobjecten gezamenlijk opgenomen. Voor het registratieobject overheidsbesluit bodemverontreiniging is echter meer tijd nodig voordat het in werking kan treden. Er is voor gekozen om dit registratieobject milieuhygiënisch bodemonderzoek wel zoals gepland op 1 juli 2025 in werking te laten treden, omdat de afstemming hierover is afgerond en het werkveld gereed is voor inwerkingtreding.
De uitbreiding van de BRO met dit registratieobject is tot stand gekomen op basis van advies van de Programmastuurgroep BRO, die bestaat uit een representatieve vertegenwoordiging van partijen uit het werkveld en op bestuurlijk niveau de minister adviseert over de realisatie van de BRO.
De belangrijkste reden om dit registratieobject aan de BRO toe te voegen is de grote potentie om deze gegevens te hergebruiken. Bij alle initiatieven waarbij in de grond wordt gegraven of gebouwd moet de milieukwaliteit worden aangetoond. Door een centrale registratie van alle eerder uitgevoerde bodemonderzoeken zal naar verwachting veel bodemonderzoek niet nodig zijn, omdat men gebruik kan maken van reeds voorhanden gegevens.6
In dit werkveld worden voor het generieke domein verschillende termen gehanteerd, zoals bodemonderzoek, bodemverontreiniging, bodemkwaliteit, milieuhygiënisch bodemonderzoek en milieukwaliteit. In het standaardisatietraject is vastgesteld dat de term «milieukwaliteit» het registratiedomein het nauwkeurigst beschrijft. Daarom wordt deze terminologie gevolgd in het besluit en in deze toelichting. Dit dekt daarmee ook de bodemverontreinigingen zoals aangegeven in de motie Ronnes-Van Gerven.
Met de milieuhygiënische bodemonderzoeken wordt de bodem (grond en grondwater) onderzocht op de aanwezigheid van verontreinigende chemische stoffen. Dit domein bevat alleen informatie over de landbodem en drogere oevergebieden. De waterbodem en grondverzet vallen buiten de reikwijdte.
Het registratieobject milieuhygiënisch bodemonderzoek wordt hierna toegelicht.
Het registratieobject milieuhygiënisch bodemonderzoek (Site Assessment Data; SAD) gaat over het kwantitatieve onderzoek naar de aard en gehalten van verontreinigde stoffen in de bodem. In sommige gevallen worden dergelijke onderzoeken verricht met als expliciet doel vast te stellen of er sprake is van bodemverontreiniging of met als doel vast te stellen of de bodemkwaliteit kan leiden tot risico’s voor mens en milieu tijdens de voorgenomen activiteit (bouwen, graven enz.) of gepland bodemgebruik op de locatie.
De redenen voor het uitvoeren van milieuhygiënische bodemonderzoeken zijn heel divers. In het kader van de Wet bodembescherming (hierna: Wbb), die met de komst van de Omgevingswet is komen te vervallen, zijn in de afgelopen decennia honderdduizenden onderzoeken uitgevoerd door (of in opdracht van) provincies, gemeenten en andere bestuursorganen of bij hen ingediend in hun rol als bevoegd gezag.
Voorts hebben netbeheerders eveneens honderdduizenden onderzoeken uitgevoerd in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet om een veilige werkomgeving voor de uitvoerende graafbedrijven te kunnen creëren. Bestuursorganen laten bodemonderzoeken uitvoeren bij het voornemen tot aankoop of verkoop van grond. En in het kader van bestemmingsplanvoorbereiding wordt vaak bodemonderzoek verricht om inzicht te krijgen in mogelijkheden en beperkingen bij de inrichting van de ruimte. Er zijn nog legio andere redenen dat bestuursorganen bodemonderzoeken (laten) uitvoeren. Ook ontvangen bestuursorganen milieuhygiënische onderzoeksinformatie van derden in het kader van bouwaanvragen en vergunningaanvragen in het kader van de Wbb (nu Omgevingswet). De wettelijke kaders voor deze onderzoeken zijn zeer divers, de resulterende informatie evenzeer. Bij de aanwijzing van het milieuhygiënisch bodemonderzoek als registratieobject voor de BRO is daarom gekozen voor een generieke omschrijving, die niet is begrensd door verwijzingen naar specifieke wettelijke bepalingen waarbij dergelijke bodemonderzoeken een rol spelen. Uiteraard is de Wbb een belangrijke grondslag, maar zoals beschreven niet de enige. In essentie komt het erop neer dat een bestuursorgaan dat de beschikking krijgt over een milieuhygiënisch bodemonderzoek, om welke reden dat ook is uitgevoerd, de gegevens inzake dit onderzoek aan de BRO levert.
Dit houdt in dat de bodemonderzoeken in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet voor het overgrote deel buiten de BRO zullen blijven: deze gegevens worden verzameld in opdracht van een netbeheerder en niet (door)geleverd aan een bestuursorgaan. Als een bestuursorgaan zelf graafwerkzaamheden laat uitvoeren (bijvoorbeeld een gemeentelijke rioolbeheerder), dan is het wel verplicht om de resultaten aan de BRO te leveren. Met de netbeheerders is het gesprek aangegaan om hen bij de BRO te betrekken, om ook deze milieuhygiënische bodemonderzoeken binnen de BRO te krijgen. Er was ten tijde van het opstellen van dit besluit nog geen zicht op een passende oplossing voor deze kwestie. Om die reden is het aandeel aan milieuhygiënische bodemonderzoeken dat berust bij netbeheerders buiten beschouwing gelaten. Als er te zijner tijd overeenstemming is met de netbeheerders over een passende constructie, zal alsdan de benodigde regelgeving tot stand worden gebracht om deze bodemonderzoeken in de BRO te krijgen. De meerwaarde van dit besluit is dat bestuursorganen wel alvast hun rol als bronhouder van gegevens in het domein milieukwaliteit oppakken. Ook hebben zij de plicht terug te melden als zij gerede twijfel hebben over de juistheid van een gegeven of over het ontbreken daarvan in de BRO, waardoor de kwaliteit van de BRO wordt gewaarborgd. De gegevens zijn ten slotte makkelijker te vinden, doordat alles via één landelijke ingang toegankelijk is. Dus ook zonder de gegevens van de netbeheerders, zijn de gegevens in het domein milieukwaliteit van de huidige bronhouders een waardevolle aanvulling voor de BRO.
Ten tijde van de inwerkingtreding van dit besluit is de regelgeving inzake milieuhygiënische bodemonderzoeken sterk gewijzigd. Deze regelgeving is opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal), een besluit onder de Omgevingswet. Dit verandert overigens niets aan de in dit besluit opgenomen definitie, die is in de kern niet afhankelijk van een specifiek wettelijk kader. In het Bal worden milieubelastende activiteiten genoemd, die elk voor zich kunnen meebrengen dat de milieukwaliteit wordt aangetoond met een milieuhygiënisch bodemonderzoek. Daarnaast wordt een wijziging van de Omgevingsregeling voorbereid. De milieusector werkt al jaren met een vrijwillige digitale standaard voor het uitwisselen van milieugegevens, SIKB0101. Forum Standaardisatie heeft deze standaard op de lijst van verplichte standaarden voor de publieke sector geplaatst.7 De gewijzigde Omgevingsregeling gaat verplichten tot levering van SAD-gegevens conform deze standaard, waardoor bronhouders deze gegevens kunnen doorleveren aan de BRO. Gemeenten kunnen deze verplichting ook opnemen in hun omgevingsplan.
Jaarlijks worden er in Nederland naar schatting 30.000 milieuhygiënische bodemonderzoeken uitgevoerd, die bestuursorganen genereren of ontvangen, zo blijkt uit een inzage in de beheersystemen van stakeholders. Bij niet-bestuursorganen (vooral netbeheerders) gaat het, naar een grove raming, om additioneel 50.000 onderzoeken per jaar, die voor het merendeel buiten zicht van bestuursorganen blijven vanwege de doelbinding met de Arbeidsomstandighedenwet, zoals hierboven is toegelicht.
Voor de goede orde zij vermeld, dat uit een milieuhygiënisch bodemonderzoek kan blijken dat er géén sprake is van verminderde bodemkwaliteit. Ook dit soort uitkomsten zal in de BRO worden geregistreerd. Dit is relevant voor een toekomstige grondroerder op diezelfde locatie, die daarmee dubbel werk kan vermijden. In de catalogus SAD8, die in de Regeling Bro wordt vastgesteld, wordt nader uitgewerkt welke gegevens precies aangeleverd moeten worden.
Ingevolge het verdrag van Aarhus en Richtlijn 2003/4 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (hierna: de richtlijn) rust op overheidsinstanties de verplichting om milieu-informatie beschikbaar te stellen aan het publiek.
Via het BRO-loket9 en het Nationaal Georegister worden milieugegevens beschikbaar gesteld aan het publiek.
Dankzij het opnemen van gegevens in het domein milieukwaliteit in de BRO worden er milieugegevens publiek toegankelijk gemaakt, hetgeen inderdaad uitvoering geeft aan verplichtingen op grond van het Verdrag van Aarhus en de richtlijn.
In het algemeen geldt ten aanzien van de verplichtingen op grond van het Verdrag van Aarhus en de richtlijn dat aan deze verplichtingen uitvoering wordt gegeven in sectorspecifieke wetgeving, waarin bepalingen zijn opgenomen die verplichten milieu-informatie actief openbaar te maken. Dit kan gaan om bepalingen die al bestonden in het nationale recht, maar ook om nieuwe bepalingen die ter implementatie van het Verdrag van Aarhus en de richtlijn in het nationale recht zijn opgenomen en invulling geven aan deze verplichting.
Ter voorbeeld, voor een drinkwaterbedrijf (een netbeheerder) geldt dat dergelijke verplichtingen zijn opgenomen in artikel 17 van de EU-Drinkwaterrichtlijn, welke bepaling is omgezet in de Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit.
Voor de bestuursorganen zijn de regeldrukgevolgen beperkt. De systematiek van de Wet Bro blijft ongewijzigd, alleen zullen er gegevens over een nieuw registratieobject moeten worden aangeleverd. Bestuursorganen zullen deze levering, en het gebruik van deze gegevens, in hun werkprocessen en IT-systemen moeten implementeren, dan wel deze activiteiten machtigen aan opdrachtnemers. Het overgrote deel van de bronhouders heeft dat proces reeds gerealiseerd in het kader van de invoering van de eerste vier tranches. Bij de uitbreiding met milieuhygiënisch bodemonderzoek moeten deze processen worden aangevuld of geactualiseerd.
Levering van de gegevens over milieukwaliteit aan de BRO wordt gefaciliteerd, doordat de bodemapplicaties die bestuursorganen nu gebruiken in opdracht van de minister van VRO worden aangepast voor de levering van gegevens over SAD. De bronhouders (of hun dataleveranciers) gebruiken applicaties van drie verschillende softwareleveranciers voor registratie van gegevens over milieukwaliteit uit bodemonderzoeken en uit besluitvorming over bodemverontreiniging. Aan deze applicaties zijn functionaliteit en koppelvlakken voor de gegevenslevering toegevoegd. Daardoor kan de bronhouder deze gegevens nu eenvoudig (laten) leveren aan de BRO. De BRO vereist geen extra vastlegging van gegevens maar gebruikt gegevens die nu al in de bodemapplicaties zijn vastgelegd.
Het ministerie betaalt de softwareleveranciers voor het in de periode 2025–2026 ondersteunen van de bronhouders voor de initiële doorlevering van bestaande gegevens uit de bodemapplicaties naar de BRO.
De uitbreiding van de BRO met het registratieobject SAD zal in eerste instantie alleen relevant zijn voor de huidige bronhouders, de bestuursorganen, en hun dataleveranciers. Het streven is dat op termijn ook alle netbeheerders hun relevante dossiers gaan leveren, maar daarover is nog geen overeenstemming bereikt (zie paragraaf 3.2).
De huidige praktijk is dat in de regel opdrachtnemers (zoals adviesbureaus en milieulaboratoria) de milieuonderzoeken uitvoeren en de resultaten aan het bestuursorgaan leveren, en dat het bestuursorgaan deze gegevens in een eigen bodeminformatiesysteem opslaat.
Bij de implementatie van dit besluit kan een bestuursorgaan een bedrijf in het kader van een onderzoeksopdracht de opdracht geven om gegevens over milieuhygiënisch bodemonderzoek rechtstreeks aan de BRO te leveren (als dataleverancier namens het bestuursorgaan). Een bestuursorgaan kan de gegevens van een bedrijf ook zelf leveren aan de BRO. In beide gevallen moet een bedrijf voldoen aan de eisen van de BRO. De eenmalige regeldruk komt met name voort uit het aanpassen van werkprocessen, het realiseren van de benodigde software, het koppelen van de verschillende softwaresystemen en het leveren van de bestaande gegevens aan de BRO. Structurele regeldruk komt voort uit het leveren van gegevens, het onderhouden van de softwaresystemen en het onderzoeken van terugmeldingen. Naar verwachting kost het bodemonderzoek een extra inspanning van 10 minuten per uitgevoerd onderzoek om de gegevens te leveren aan de BRO.
De effecten van dit besluit op het bedrijfsleven zijn door onderzoeksbureau Ecorys in kaart gebracht op basis van het Handboek Meting Regeldrukkosten. Dit onderzoek heeft geresulteerd in het rapport Milieuhygiënische bodemkwaliteitsgegevens in de BRO.10 In het rapport wordt een totale regeldruk becijferd van €495.700 incidenteel en €607.100 structureel. Het rapport van Ecorys heeft overigens betrekking op de hele groep potentiële leveranciers aan de BRO, dus inclusief de netbeheerders en hun opdrachtnemers. Het Ecorys-rapport geeft wel een onderverdeling naar de regeldruk naar actoren. Voor de netbeheerders sec bedraagt de incidentele regeldruk €345.700 en de structurele regeldruk €363.000 jaarlijks. Dan resteert een lastendruk voor de overige betrokken bedrijfssectoren van €150.000 incidenteel en €245.000 structureel. Anderzijds, nu de netbeheerders – voorlopig – geen bronhouder worden van de BRO wordt (nog) geen positief effect – vanwege de herbruikbaarheid van de gegevens in het domein milieukwaliteit – van 9 miljoen euro per jaar voor de netbeheerders verwacht. Opgemerkt wordt dat de lastendruk voor de overige bedrijfssectoren maar weinig wordt beïnvloed door het feit dat de netbeheerders nog niet meedoen. Zowel de incidentele lastendruk (aanpassing van software en processen) als de structurele lastendruk (levering van data aan de BRO) moeten toch al plaatsvinden ten behoeve van bestuursorganen.
Dit besluit heeft geen regeldrukgevolgen voor burgers. Burgers zijn niet verplicht tot het leveren van gegevens; gegevenslevering vindt op basis van de Wet Bro immers alleen plaats door de aangewezen bronhouders. Evenmin zijn burgers verplicht tot het gebruik van de gegevens uit de BRO; deze verplichting uit de Wet Bro is uitsluitend bedoeld voor bestuursorganen.
Het ontwerpbesluit is van 5 september 2023 tot en met 30 oktober 2023 gepubliceerd geweest op www.internetconsultatie.nl. Daarop zijn geen reacties ontvangen.
De koepels van decentrale bestuursorganen, de VNG, IPO en UvW, zijn op 4 september 2023 individueel uitgenodigd om hun zienswijze op het ontwerpbesluit kenbaar te maken. Zij hebben geen reactie ingediend. Echter, deze koepels, het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en standaardisatieteam BRO zijn vertegenwoordigd in de Domeinbegeleidingsgroep, de Programmabegeleidingsgroep van de BRO milieukwaliteit en Programmastuurgroep BRO. Deze gremia adviseren positief over het opnemen van het registratieobject SAD in de BRO in onderhavige wijziging van het besluit en in de catalogus inzake het registratieobject SAD, die de Regeling Bro vaststelt.
In december 2023 is 1 juli 2025 gecommuniceerd als datum van inwerkingtreding van het domein milieukwaliteit.11 Voor bronhouders zijn in het najaar van 2024 zes regiobijeenkomsten in het land georganiseerd.
Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) heeft op 25 oktober 2023 haar dictum uitgebracht over de toevoeging van het registratieobject milieuhygiënisch bodemonderzoek (SAD). ATR constateert dat in paragraaf 3.2 in de Nota van toelichting een situatie wordt beschreven waarin ook alle netbeheerders leveren aan de BRO. Die participatie is echter nog niet geformaliseerd waardoor het voorliggende voorstel alleen van toepassing zal zijn voor bestuursorganen. ATR geeft aan dat de beschreven regeldruk dient te wordt beperkt tot de bedrijven die werken in opdracht van de bestuursorganen. Paragraaf 3.2 is dienovereenkomstig aangepast.
Bij voorstellen voor nieuwe wet- en regelgeving dient een mkb-toets te worden uitgevoerd, als de verwachting is dat de verplichtingen in de nieuwe regeling tot substantiële regeldrukgevolgen voor het mkb kunnen leiden. Dit is bij dit besluit niet het geval.
In het Besluit Bro was al eerder een paragraaf 2 Bodemkwaliteit opgenomen. De titel van de paragraaf is in onderdeel A gewijzigd in «Milieukwaliteit». Dit is een term die het desbetreffende domein het beste beschrijft. Zie ook paragraaf 3.1 van het algemeen deel van deze toelichting.
Deze paragraaf wordt thans gevuld met het aanwijzen van brondocumenten voor een nieuw registratieobject. De omschrijving daarvan is in lijn met de omschrijving van de andere brondocumenten/registratieobjecten in het Besluit Bro, met dien verstande dat gekozen is voor een functionele omschrijving en zonder verwijzing naar specifieke wetsartikelen. Voor een toelichting daarop en op overige inhoudelijke aspecten zie paragrafen 3.1 tot en met 3.2 van het algemeen deel van deze toelichting.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Definitieve rapportage bodemverontreinigingsgegevens BRO, VKA & DoorGrond advies, 16 september 2019; Eindrapport Vervolgonderzoek «Milieuhygiënische bodemkwaliteitsgegevens in de Basisregistratie Ondergrond», SIKB, DoorGrond advies & VKA, 15 februari 2021 (zie Basisregistratieondergrond.nl).
Basisregistratieondergrond.nl/actueel/nieuws/nieuws/2023/december/planning-milieukwaliteit-2024/
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-167.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.