Besluit van 25 maart 2024 tot technische aanpassing van diverse algemene maatregelen van bestuur in verband met de Wet seksuele misdrijven;

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 7 februari 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5213695;

Gelet op artikel 8, tweede lid, van de Alcoholwet, de artikelen 27b, zesde lid, 55d, eerste lid, 61a, derde lid, 126nba, eerste lid, onderdeel c, 126uba, eerste lid, onderdeel c, 126zpa, eerste lid, onderdeel c, 151a, achtste lid, en 6:4:8, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, de artikelen 2:54e, tweede lid, 3:5, vierde lid, 3:9, derde lid, 3:99, derde lid, en 4:10, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht, artikel 6 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, onderdeel a, 9, eerste lid, en 16, tweede lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, de artikelen 5.18, eerste lid, en 5.39, aanhef en onder a, van de Omgevingswet, artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet politiegegevens, de artikelen 25, tweede lid, en 30, derde lid, van de Woningwet, artikel 10, zesde lid, van de Wet toezicht trustkantoren 2018, artikel 106, negende lid, van de Pensioenwet, artikel 110c, negende lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, artikel 37, vijfde lid, van de Wet op de rechtsbijstand, artikel 30d, vierde lid, onderdeel a, van de Wet op de Kansspelen, en artikel 23h, zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 maart 2024, nr. W16.24.00039/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 22 maart 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5288534;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 3.4, eerste lid, onderdeel c, van het Alcoholbesluit wordt «240b» vervangen door «151f».

ARTIKEL II

Het Besluit Buitengewoon Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel 2°, wordt «242–250, 250ter» vervangen door «241, 243, 245–250».

B

In artikel 21 wordt «249» vervangen door «254, eerste lid, onderdeel b, onder 1°».

ARTIKEL III

In artikel 18, vierde lid, van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken wordt «de artikelen 240b tot en met 250» vervangen door «de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 253».

ARTIKEL IV

In de bijlagen bij het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit reikwijdtebepalingen Wft, het Besluit toezicht trustkantoren 2018 en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, en in Bijlage C bij het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, Bijlage A bij het Besluit prudentiële regels Wft en Bijlage 2 bij het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 komt in subonderdeel 2.1 onder «Wetboek van Strafrecht:» het achtste gedachtestreepje telkens als volgt te luiden:

  • seksuele misdrijven (artikelen 241, 243, 245 tot en met 253 en 254ba);

ARTIKEL V

In artikel 6, vierde lid, van het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden wordt «de artikelen 240b tot en met 250» vervangen door «de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 253».

ARTIKEL VI

Artikel 3 van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «de artikelen 240b, 242 tot en met 250» vervangen door «de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 250 en 251 tot en met 253».

2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «de artikelen 240 tot en met 240b, 242, 244 tot en met 246, 248a, 248d» vervangen door «de artikelen 151d, 151e, 241, 243, 245 tot en met 250, 251 en 252».

3. In het tweede lid wordt «240a, 240b» vervangen door «151e, 252».

4. In het vijfde lid wordt «de artikelen 240 tot en met 240b, 242, 244 tot en met 246, 248a, 248d» vervangen door «de artikelen 151d, 151e, 241, 243, 245 tot en met 250, 251 en 252».

ARTIKEL VII

Het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, tweede lid, onderdeel d, vervalt, onder verlettering van de onderdelen e tot en met w tot d tot en met v.

B

In artikel 11a, eerste lid, onderdeel a, onder 1º, wordt «240b, 242 tot en met 247, 248a tot en met 248e, 249, 250, 250a (oud), 252, tweede en derde lid, 273a (oud)» vervangen door «151f, tweede en derde lid, 241, 243, 245 tot en met 253».

C

In de artikelen 17, tweede lid, 30, tweede lid, en 44 wordt «misdrijven tegen de zeden» telkens vervangen door «seksuele misdrijven».

D

In artikel 35, derde lid, wordt «de artikelen 240b, 242 tot en met 250» vervangen door «de artikelen 241, 243, 245 tot en met 250 en 251 tot en met 253».

ARTIKEL VIII

In de artikelen 8.74t, tweede lid, onderdeel e, 8.74w, tweede lid, onderdeel e, en 8.104, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt «242 tot en met 247, 248f, 249, 250» vervangen door «241, 243, 245 tot en met 250».

ARTIKEL IX

In artikel 2 van het Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers wordt na «141, » ingevoegd «151f, tweede en derde lid, » en wordt «242 tot en met 247, 248f, 249, 250, eerste lid, onderdeel 1º, en tweede lid, 252, tweede en derde lid» vervangen door «241, 243, 245 tot en met 250».

ARTIKEL X

In artikel 2 van het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk wordt «240b, eerste lid, 247, 248a, 248e» vervangen door «241, eerste lid, 245, eerste lid, 251, 252».

ARTIKEL XI

In artikel 3:1, onderdeel b, van het Besluit politiegegevens, wordt «de artikelen 240b, 247, 248a, 248b, 249, 250» vervangen door «241, 245, eerste lid, en 252».

ARTIKEL XII

In artikel 4:14, tweede lid, van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen wordt «239 tot en met 253» vervangen door «239 tot en met 254ba».

ARTIKEL XIII

In subonderdeel 2.1 van Bijlage 1 bij het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 wordt «misdrijven tegen de zeden (artikelen 242 tot en met 250, 250ter);» vervangen door «seksuele misdrijven (artikelen 241, 243, 245 tot en met 253 en 254ba);»

ARTIKEL XIV

In artikel 4d, vierde lid, van het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek wordt «de artikelen 240b tot en met 250 van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door «de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 253 van het Wetboek van Strafrecht».

ARTIKEL XV

Het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 23a, eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden «3 punten, indien er sprake is van een verdenking van:».

2. Het derde gedachtestreepje komt als volgt te luiden:

  • een seksueel misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf is gesteld van acht jaar of meer, het feit strafbaar gesteld in artikel 245, eerste lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafrecht, of een in de artikelen 251 tot en met 253 van die wet omschreven feit waarbij de strafverzwaringsgrond van artikel 254, eerste lid, onderdeel d, van toepassing is omdat het is begaan onder de in artikel 245, eerste lid, onderdeel a, omschreven omstandigheden;

B

In de bijlage wordt in rij A34 «Geweld- en zedenmisdrijf met ernstig letsel» vervangen door «Geweldsmisdrijf met ernstig letsel en seksueel misdrijf met ernstig letsel».

ARTIKEL XVI

In artikel 4, vierde lid, onderdeel c, van het Speelautomatenbesluit 2000 wordt «240b, 250ter» vervangen door «151f».

ARTIKEL XVII

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 20 maart 2024 seksuele misdrijven (Stb. 2024, 59) in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 maart 2024

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Uitgegeven de zevenentwintigste maart 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Algemeen

Dit besluit wijzigt verschillende besluiten in verband met de Wet seksuele misdrijven (Stb. 2024, 59). Dit is nodig omdat een aantal artikelen uit het Wetboek van Strafrecht een ander artikelnummer heeft gekregen en omdat de terminologie is gewijzigd. Verwijzingen in de diverse algemene maatregelen van bestuur naar artikelnummers uit de Titel XIV Misdrijven tegen de zeden worden met dit besluit vervangen door verwijzingen naar de artikelnummers in de nieuwe Titel XIV Seksuele misdrijven. Daarnaast is de term «zedenmisdrijf» of «misdrijf tegen de zeden» waar nodig vervangen door de term «seksueel misdrijf».

De Wet seksuele misdrijven bevat een aantal nieuwe strafbaarstellingen, waaronder van schuldaanranding en -verkrachting (artikelen 240 en 242 Sr), opzetaanranding en -verkrachting (artikelen 241 en 243 Sr), en sexchatting (artikel 251, eerste lid, onderdeel a, Sr). Daarnaast is de formulering van een aantal strafbaarstellingen gewijzigd, zijn de delicten pornografie (artikel 151d Sr; artikel 240 Sr (oud)), het vertonen van een schadelijke afbeelding aan een persoon beneden de leeftijd van zestien jaar (artikel 151e Sr; artikel 240a Sr (oud)) en het toedienen van bedwelmende drank (artikel 151f Sr; artikel 252 Sr (oud)) ondergebracht in Titel V Misdrijven tegen de openbare orde en is de strafbaarstelling van misbruik van seksueel beeldmateriaal (artikel 254ba Sr; artikel 139h Sr (oud)) uit deze titel overgeheveld naar Titel XIV Seksuele misdrijven.

Dit besluit sluit inhoudelijk zoveel mogelijk aan bij de huidige regeling in de verschillende besluiten. Vóór de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven was de strafbaarheid wegens aanranding en verkrachting beperkt tot opzettelijk handelen (opzetdelicten). Daarom zijn de verwijzingen naar beide delicten in de verschillende besluiten telkens vervangen door verwijzingen naar respectievelijk opzetaanranding en -verkrachting. Voor de nieuwe delicten schuldaanranding en -verkrachting gelden immers lagere schuldeisen en andere wettelijke kwalificaties met lagere strafmaxima. Daarmee wordt voorkomen dat onderdelen van besluiten die nu alleen toepassing vinden bij de ernstigste generieke zedenmisdrijven en zedenmisdrijven die zijn gepleegd tegen kinderen, zich ook zullen uitstrekken tot schuldaanranding en -verkrachting. Dit wordt onwenselijk geacht. Zo zou de toevoeging van deze schulddelicten aan bijvoorbeeld artikel 18, vierde lid, van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken meebrengen dat voor de DNA-profielen van verdachten of veroordeelden van schuldaanranding en -verkrachting de afwijkende bewaartermijn van tachtig jaar zou gelden – die aanvangt nadat in de zaak een einduitspraak is gedaan – in plaats van de reguliere bewaartermijn van twintig jaar. Dit wordt niet proportioneel geacht.

Aan de besluiten die verwijzen naar reeds bestaande strafbare vormen van seksuele benadering van minderjarigen (artikelen 248d en 248e Sr (oud)) zijn de misdrijven sexchatting (artikel 251, eerste lid, onderdeel a, Sr) en seksuele benadering van kinderen tussen zestien en achttien jaar onder bepaalde omstandigheden (artikel 251, tweede lid, Sr) toegevoegd. Daarnaast is de vernummering van de strafbaarstelling van misbruik van seksueel beeldmateriaal (artikel 254ba Sr; artikel 139h Sr (oud)) verwerkt. De reikwijdte van de desbetreffende regelingen is in beperkte mate veranderd vanwege de wijzigingen die de Wet seksuele misdrijven aanbrengt in het Wetboek van Strafrecht. Waar in andere gevallen sprake is van een inhoudelijke wijziging ten opzichte van de oorspronkelijke regeling, worden deze wijzigingen in het artikelsgewijze deel van deze nota nader toegelicht.

2. Adviezen

Over het ontwerp van dit besluit is advies gevraagd aan de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, het College van procureurs-generaal (openbaar ministerie), de politie, de Koninklijke marechaussee, het Platform Bijzondere Opsporingsdiensten, de Nederlandse Orde van Advocaten en de Autoriteit Persoonsgegevens. Daarnaast is het ontwerpbesluit in internetconsultatie gegeven.

De politie heeft gevraagd waarom verwijzingen naar de strafbaarstelling van aanranding en verkrachting zijn vervangen door verwijzingen naar de strafbaarstelling van opzetaanranding en -verkrachting, en waarom de delicten schuldaanranding en -verkrachting niet zijn meegenomen in de wijzigingen die worden voorgesteld in bijvoorbeeld het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden en het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek. In paragraaf 1 van deze toelichting is aangegeven waarom die keuze is gemaakt. De politie heeft daarnaast opmerkingen gemaakt over de aanpassing van het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk, het Besluit politiegegevens en het Speelautomatenbesluit 2000. Hierop wordt in de artikelsgewijze toelichting ingegaan.

Het openbaar ministerie heeft de vraag opgeworpen of de inhoudelijke wijzigingen die met de Wet seksuele misdrijven worden aangebracht in het Wetboek van Strafrecht ook zouden moeten leiden tot een inhoudelijke doordenking van het toepassingsbereik van de besluiten. De gemaakte keuzen, zo wordt naar aanleiding hiervan opgemerkt, zijn in paragraaf 1 van deze toelichting toegelicht. Het openbaar ministerie heeft verder verzocht in ieder geval het toepassingsbereik van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht en het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk uit te breiden met nieuwe delicten. In reactie hierop is in de artikelsgewijze toelichting verduidelijkt waarom aan dit advies geen opvolging is gegeven. Tot slot heeft het openbaar ministerie gevraagd te verduidelijken in hoeverre de oude algemene maatregelen van bestuur nog van toepassing zijn na de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven.

De adviezen van de politie en het openbaar ministerie hebben geleid tot aanvulling van de nota van toelichting. De overige instanties waaraan advies is gevraagd over dit besluit hebben geen opmerkingen gemaakt.

Naar aanleiding van de internetconsultatie van het ontwerp van dit besluit is een reactie ontvangen van een respondent die van mening is dat de term «zeden» moet worden behouden omdat deze duidelijk maakt dat seksuele misdrijven ook strijdig zijn met de zeden. De Wet seksuele misdrijven heeft de oude Titel XIV Misdrijven tegen de zeden vervangen door een nieuwe Titel XIV Seksuele misdrijven. De nieuwe naamgeving van deze titel brengt beter tot uitdrukking wat de kern is van de strafbare gedragingen die daarin strafbaar zijn gesteld: het gaat daarbij om strafbare gedragingen die raken aan de lichamelijke en seksuele integriteit. Met dit besluit is de verwijzing naar de misdrijven die in deze titel strafbaar zijn gesteld in lijn gebracht.

3. Gevolgen van het besluit

Dit besluit brengt geen andere uitvoeringsconsequenties met zich mee dan die welke in de memorie van toelichting bij de Wet seksuele misdrijven zijn aangekondigd (zie Kamerstukken II 2022/23, 36 222, nr. 3).

4. Gegevensbescherming

Voor zover de wijzigingen in dit besluit hebben geleid tot aanpassing van de reikwijdte van de bestaande besluiten, kan dit tot gevolg hebben dat over meer verdachten, daders en slachtoffers gegevens worden verwerkt gedurende een bepaalde periode. Dit kan in het bijzonder spelen bij de wijziging van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden, het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek, het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Het is niet nodig aanvullende maatregelen te treffen voor de verwerking van deze persoonsgegevens omdat ook voor die verwerkingen de bestaande waarborgen op grond van de genoemde besluiten passend en toereikend zijn.

5. Overgangsrecht

Dit besluit kent evenals de Wet seksuele misdrijven geen specifieke overgangsrechtelijke regeling. Dit brengt mee dat algemene uitgangspunten van overgangsrecht van toepassing zijn en dat de wijzigingen in dit besluit dus onmiddellijke werking hebben.

Het openbaar ministerie heeft gevraagd te verduidelijken in hoeverre de oude besluiten nog van toepassing zijn na de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven. Daarbij is gevraagd of op het moment dat de oude strafbaarstellingen worden toegepast ook de besluiten waarin wordt verwezen naar de oude strafbaarstellingen nog van kracht zijn en of elk strafbaar feit waarbij de oude strafbaarstellingen worden toegepast dubbel moeten worden gekwalificeerd. Dit besluit nummert verwijzingen naar de bepalingen uit de oude Titel XIV Misdrijven tegen de zeden in verschillende besluiten om naar de bepalingen uit de nieuwe Titel XIV Seksuele misdrijven. Daarbij zijn steeds de rechtsopvolgers van de oude bepalingen vermeld. In de omgenummerde verwijzingen in de artikelen die met dit besluit worden gewijzigd dienen de oude strafbaarstellingen te worden ingelezen (vgl. ten aanzien van omnummeringen in wettelijke regelingen als gevolg van de Wet seksuele misdrijven: Kamerstukken I 2023/24, 36 222, C, p. 37). Daarmee zijn de besluiten ook van toepassing op elk strafbaar feit waarop de oude strafbaarstellingen van toepassing zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I (Alcoholbesluit)

Een leidinggevende van een slijtersbedrijf mag binnen de laatste vijf jaar niet onherroepelijk veroordeeld zijn tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wegens een misdrijf (artikel 3.3, eerste lid, Alcoholbesluit). Artikel 3.4, eerste lid, onderdeel c, van het Alcoholbesluit, voegt daaraan toe dat een leidinggevende in de laatste vijf jaar niet vaker dan één maal onherroepelijk mag zijn veroordeeld tot een in die bepaling genoemde hoofdstraf wegens het begaan van een daar genoemd specifiek misdrijf. Onder deze strafbare feiten vallen de delicten kinderpornografie en het toedienen van bedwelmende drank. Deze artikelen zijn met de Wet seksuele misdrijven omgenummerd tot artikel 252 Sr respectievelijk artikel 151f Sr. Met de onderhavige wijziging is de aanduiding van die feiten ook in het Alcoholbesluit aangepast.

Artikel II (Besluit Buitengewoon Strafrecht)

Onderdeel A (Wijziging artikel 1)

Artikel 1, onderdeel 2, van het Besluit Buitengewoon Strafrecht noemt de artikelen van het Wetboek van Strafrecht waarin de misdrijven zijn omschreven waarop het besluit van toepassing is, mits zij zijn begaan in de Tweede Wereldoorlog. In plaats van verwijzing naar de artikelen 242 tot en met 250 Sr (oud) worden nu vermeld de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 250 Sr. Voor deze selectie is gekozen omdat aanranding en verkrachting van volwassenen en kinderen onder bepaalde omstandigheden ook al strafbaar waren in de Tweede Wereldoorlog. Andere seksuele misdrijven uit de Titel XIV Seksuele misdrijven zijn pas later strafbaar gesteld. De verwijzing naar artikel 250ter Sr (oud) in artikel 1, onderdeel 2°, van het Besluit Buitengewoon Strafrecht is geschrapt. Dit artikel is vervallen per 1 oktober 2000 (Stb. 1999, 464 en Stb. 2000, 38).

Onderdeel B (Wijziging artikel 21)

Bij een aantal strafbare feiten is het feit dat deze worden begaan door een persoon in de hoedanigheid van ambtenaar bepalend voor de strafbaarheid of van invloed op het op dat feit gestelde strafmaximum. Artikel 21 van het Besluit Buitengewoon Strafrecht verwijst naar een aantal van de artikelen uit het Wetboek van Strafrecht waarbij dat het geval is en stelt de term «ambtenaar» in de genoemde artikelen gelijk aan ambtenaren die werkzaam zijn voor het burgerlijk of militair gezag van een vijandelijke mogendheid. Artikel 249, tweede lid, onderdeel 1°, Sr (oud) stelt strafbaar het plegen van ontucht door een ambtenaar met een persoon aan zijn gezag onderworpen of aan zijn waakzaamheid toevertrouwd of aanbevolen. In de Wet seksuele misdrijven vormt de genoemde gezagsrelatie een strafverzwaringsgrond die van toepassing is op de verschillende delictsvormen van aanranding en verkrachting (artikel 254, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, Sr). De verwijzing naar het artikel in het Besluit Buitengewoon Strafrecht is hiermee in lijn gebracht.

Artikelen III, V en XIV (Diverse besluiten)

De gegevens van verdachten en veroordeelden (DNA-profiel, gegevens in de strafrechtsketendatabank en handpalmafdrukken) van nader aangeduide seksuele misdrijven worden na tachtig jaar vernietigd. Dat volgt uit artikel 18, vierde lid, van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, artikel 6, vierde lid, van het Besluit identiteitsvaststelling verdachten en veroordeelden en artikel 4d, vierde lid, van het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek. De verwijzing naar de artikelen 240b tot en met 250 Sr (oud) is omgenummerd naar de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 253 Sr.

Artikelen IV en XIII (Diverse besluiten)

De bijlagen bij de besluiten Markttoegang financiële ondernemingen, reikwijdtebepalingen Wft, toezicht trustkantoren 2018, uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, prudentiële regels Wft en het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 noemen de antecedenten die in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van de betrouwbaarheid van een persoon die een bepaalde functie voornemens is te vervullen of vervult. De in deze artikelen opgenomen wijzigingen betreffen ten eerste een terminologische aanpassing: de term «misdrijven tegen de zeden» is vervangen door de term «seksuele misdrijven». Ten tweede zijn de desbetreffende artikelen omgenummerd. Gelet op het feit dat veroordelingen voor misdrijven strafbaar gesteld in de artikelen 251 (het seksueel benaderen van kinderen) en 253 Sr (het bijwonen van een kinderpornografische voorstelling) worden betrokken bij de beoordeling omtrent de betrouwbaarheid, zijn ook veroordelingen vanwege voorbereidingshandelingen met het oog op het plegen van seksueel misbruik met kinderen (artikel 250a Sr) en kinderpornografie (artikel 252 Sr) toegevoegd. Veroordelingen voor het maken van misbruik van seksueel beeldmateriaal (artikel 254ba Sr; oud artikel 139h Sr) waren onder een andere categorie opgenomen, namelijk onder openbare orde en discriminatie. Vanwege de overheveling van dit delict naar de Titel XIV Seksuele misdrijven is artikel 254ba door deze wijzigingen in de opsomming van seksuele misdrijven opgenomen. Ten slotte is de verwijzing naar artikel 250ter Sr (oud) geschrapt, omdat dit artikel is vervallen per 1 oktober 2000 (Stb. 1999, 464 en Stb. 2000, 38).

Artikel VI (Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht)

Nederland is op grond van verschillende verdragen van de Raad van Europa verplicht te voorzien in extraterritoriale rechtsmacht voor specifieke strafbare feiten. Artikel 3 van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht voorziet hierin: dit artikel verklaart de Nederlandse strafwet van toepassing op personen die zich buiten Nederland schuldig maken aan de in dit artikel genoemde feiten. In het eerste lid, onderdeel b, is de verwijzing naar de artikelen 240b en 242 tot en met 250 Sr (oud) vervangen door vermelding van de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 250 en 251 tot en met 253 Sr. De bepaling geeft uitvoering aan het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Verdrag van Lanzarote).

In artikel 3, eerste lid, onderdeel c, en het vijfde lid, van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht wordt verwezen naar de misdrijven die vallen onder de omschrijvingen in de artikelen 33 tot en met 40 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanboel). De verwijzing naar de artikelen 240 tot en met 242, 244 tot en met 246, 248a en 248d Sr (oud) in deze rechtsmachtvoorzieningen is vervangen door vermelding van de artikelen 151d, 151e, 241, 243 en 245 tot en met 250, 251 en 252 Sr.

Het openbaar ministerie heeft gevraagd naar de gevolgen die de Wet seksuele misdrijven heeft voor het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht. Het openbaar ministerie acht het ook waarschijnlijk dat de strafbaarstellingen van onder meer schuldaanranding (artikel 240 Sr) en schuldverkrachting (artikel 242 Sr), en de strafbaarstelling van misbruik van seksueel beeldmateriaal (artikel 254ba Sr) vallen onder de omschrijvingen van de gedragingen in de artikelen 33 tot en met 40 van het Verdrag van Istanboel. Tot strafbaarstelling van deze gedragingen verplicht dit verdrag echter niet. Zo strekt artikel 36 van dit verdrag – dat verplicht tot strafbaarstelling van het zonder wederzijds goedvinden verrichten van seksuele handelingen met een persoon – zich uit tot opzettelijke gedragingen en daarmee alleen tot de opzet- en de gekwalificeerde variant van aanranding en verkrachting. Dat betekent dat er ook geen verplichting is om voor de door het openbaar ministerie genoemde strafbaarstellingen in extraterritoriale rechtsmacht te voorzien. Deze delicten zijn daarom niet toegevoegd aan deze bepaling.

Artikel 3, tweede lid, van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht bepaalt dat de Nederlandse strafwet toepasselijk is op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een van de misdrijven die valt onder de omschrijving van de artikelen 2 tot en met 10 van het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken (Verdrag van Budapest). De in dat artikellid opgenomen verwijzing naar de artikelen 240a en 240b Sr (oud) is vervangen door vermelding van de artikelen 151e en 252 Sr.

Artikel VII (Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens)

Onderdeel A (Wijziging artikel 4)

Omdat Titel VI Overtredingen betreffende de zeden van het Derde Boek van het Wetboek van Strafrecht is vervallen, schrapt dit onderdeel ook artikel 4, tweede lid, onderdeel d, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens waarin werd verwezen naar deze titel.

Onderdeel B (Wijziging artikel 11a)

In artikel 11a, eerste lid, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt bepaald over welke personen de minister justitiële gegevens kan verstrekken aan de burgemeester of de door hem aangewezen ambtenaar ten behoeve van de handhaving van de openbare orde in verband met de terugkeer van de betrokkene in de maatschappij. Het gaat onder andere om personen die onherroepelijk zijn veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf of maatregel ter zake van een nader aangeduide seksuele misdrijven. De daarbij opgenomen verwijzing naar de artikelen 240b, 242 tot en met 247, 248a tot en met 248e, 249, 250, 250a, 252, tweede en derde lid, en 273a (oud) Sr (oud) vervangt dit onderdeel door vermelding van de artikelen 151f, tweede en derde lid, 241, 243 en 245 tot en met 253 Sr. Het onlangs ingevoerde delict voorbereidingshandelingen met het oog op het plegen van seksueel misbruik met kinderen (artikel 250a Sr) wordt daarmee toegevoegd.

Onderdeel C (Wijziging van de artikelen 17, 30 en 44)

Deze wijzigingen hebben de terminologie van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in overeenstemming gebracht met het Wetboek van Strafrecht doordat de term «misdrijven tegen de zeden» vervangen is door «seksuele misdrijven».

Onderdeel D (Wijziging artikel 35)

In artikel 35, derde lid, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens is bepaald dat justitiële gegevens die betrekking hebben op een aantal nader aangewezen misdrijven desgevraagd worden doorgezonden aan de centrale autoriteit van een andere lidstaat ten behoeve van een procedure die verband houdt met het aannemen van personeel voor activiteiten waarbij rechtstreeks contact is met kinderen. Het gaat daarbij om procedures zoals de aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag in Nederland. Dit artikel is tot stand gekomen naar aanleiding van de richtlijn 2011/93/EU van het Europees parlement en de Raad ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PbEU L 335) op grond waarvan lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat aan een persoon die veroordeeld is voor bepaalde strafbare feiten, een verbod kan worden opgelegd dat ten minste betrekking heeft op het uitoefenen van een beroep waarbij hij rechtstreeks in contact komt met kinderen. De verwijzing naar de artikelen 240b tot en met 250 Sr (oud) is vervangen door vermelding van de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 250 en 251 tot en met 253 Sr.

Artikel VIII (Besluit kwaliteit leefomgeving)

Onderdelen A, B en C (Wijzigingen van de artikelen 8.74t, 8.74w en 8.104)

Om in aanmerking te komen voor een omgevingsvergunning voor een jachtgeweer- of een valkeniersactiviteit mag de aanvrager van deze vergunning in de acht jaar voorafgaand aan de verlening van de vergunning niet zijn veroordeeld voor bepaalde misdrijven. Na het verlenen van de vergunning is het veroordeeld zijn voor deze misdrijven een verplichte grond voor intrekking van de vergunning. De wijziging betreft de vervanging van de vermelding van de artikelen 242 tot en met 247, 248f, 249 en 250 Sr (oud) door de artikelen 241, 243 en 245 tot en met 250 Sr.

Artikel IX (Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers)

Artikel 2 van het Besluit middelenonderzoek bij geweldplegers noemt de geweldsmisdrijven waarvoor een onderzoek naar het gebruik van alcohol, amfetamine, cocaïne of methamfetamine kan worden ingezet omdat die middelen tot gewelddadig gedrag kunnen leiden. De verwijzing naar de geweldsmisdrijven genoemd in de artikelen 242 tot en met 247, 248f, 249, 250, eerste lid, onder 1°, en tweede lid, en 252, tweede en derde lid, Sr (oud) is vervangen door vermelding van de artikelen 151f, tweede en derde lid, 241, 243 en 245 tot en met 250 Sr.

Artikel X (Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk)

In artikel 2 van het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk worden de misdrijven genoemd waarvoor de officier van justitie, naast de misdrijven waarop een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, kan bevelen dat een opsporingsambtenaar binnendringt in een geautomatiseerd werk dat bij de verdachte in gebruik is. De verwijzing naar de misdrijven strafbaar gesteld in de artikelen 240b, eerste lid, 247, 248a en 248e Sr (oud) is vervangen door vermelding van de artikelen 241, eerste lid, 245, eerste lid, 251 en 252 Sr.

De politie heeft gevraagd waarom aanranding van een kind in de leeftijdscategorie twaalf tot zestien jaar (artikel 247, eerste lid, Sr) en aanranding van een kind jonger dan twaalf jaar (artikel 249, eerste lid, Sr) niet zijn opgenomen. Vermelding van deze delicten in artikel 2 van het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk is niet langer noodzakelijk om toepassing van de in dat artikel genoemde bevoegdheden mogelijk te maken, omdat toepassing van deze bevoegdheden al op grond van de verhoogde strafmaxima voor deze delicten mogelijk is (respectievelijk acht en tien jaar gevangenisstraf).

Daarnaast heeft de politie aangegeven het wenselijk te vinden dat de strafbaarstellingen van het bijwonen van een kinderpornografische voorstelling (artikel 253) en van misbruik van seksueel beeldmateriaal (artikel 254ba Sr) worden toegevoegd omdat deze delicten veelal online plaatsvinden of een online component hebben. Ook het openbaar ministerie heeft gevraagd artikel 254ba Sr op te nemen. Deze adviezen zijn vooralsnog niet opgevolgd. Bij brief van 7 december 2023 is de eerste evaluatie van de Wet computercriminaliteit III (Kamerstukken II 2023/24, 34 372, nr. 31, p. 15) aan de Tweede Kamer aangeboden. In deze beleidsreactie is aangegeven dat wordt ingezet op een uitbreiding van de lijst met misdrijven in het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk. Daarbij zal ook opname van nog niet vermelde strafbaarstellingen uit de Wet seksuele misdrijven in artikel 2 van het besluit worden overwogen.

Artikel XI (Besluit politiegegevens)

Artikel 3:1 van het Besluit politiegegevens noemt de misdrijven, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de Wet Politiegegevens, die gezien hun aard of samenhang met andere door de betrokkene begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. Politiegegevens kunnen gericht worden verwerkt met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij het beramen of plegen van deze misdrijven. Het gaat om de meer permanente vormen van gegevensverwerking, waarbij de gegevensverwerking een proactieve functie heeft. In de genoemde bepaling is de verwijzing naar de gedragingen omschreven in de artikelen 240b, 247, 248a, 248b, 249 en 250 Sr (oud) vervangen door vermelding van de artikelen 241, 245, eerste lid, en 252 Sr.

De politie heeft gevraagd de strafbaarstelling van seksuele benadering van kinderen (artikel 251 Sr) op te nemen in artikel 3:1, onderdeel b, van het Besluit politiegegevens omdat de ervaring van de politie leert dat eerdere meldingen en signalen van deze delicten van belang kunnen zijn. Artikel 10 van de Wet politiegegevens betreft de gerichte verwerking van politiegegevens met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij het beramen of plegen van ernstige misdrijven. Het gaat om de misdrijven die zijn omschreven en genoemd in artikel 10, eerste lid, onder a, sub 1 en 2, en de in artikel 3:1 van het Besluit politiegegevens aangewezen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (artikel 67, eerste lid, Sv) en die gezien hun aard of samenhang met andere door de betrokkene begane misdrijven een «ernstige inbreuk op de rechtsorde» opleveren. Daaronder valt het delict seksuele benadering niet te rubriceren.

Artikel XII (Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

Als een veroordeelde voor een misdrijf niet of niet volledig binnen acht maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis of het arrest een schadevergoedingsmaatregel heeft voldaan, keert de staat het resterende bedrag uit aan het slachtoffer (artikel 6:4:2, zevende lid, Sv). Artikel 4:14, tweede lid, van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen bepaalt het maximaal uit te keren resterende bedrag. Dit maximum gold niet in geval van een veroordeling ter zake van een van de misdrijven omschreven in de Titel XIV Misdrijven tegen de zeden van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht (oud), uitgezonderd de artikelen 254 en 254a waarin het plegen van ontucht met een dier en dierenpornografie strafbaar zijn gesteld. Dit uitgangspunt is gehandhaafd: de genoemde voorschotregeling geldt voor alle misdrijven die zijn opgenomen in de nieuwe Titel XIV Seksuele misdrijven, met uitzondering van de artikelen 254c en 254d Sr waarin dierenpornografie en het verrichten van seksuele handelingen met een dier strafbaar zijn gesteld. Daartoe zijn de artikelen 239 tot en met 254ba Sr vermeld. Dit betekent dat onder andere ook de misdrijven schuldaanranding en -verkrachting (artikelen 240 en 242 Sr), sexchatting (artikel 251, eerste lid, onderdeel a, Sr) en misbruik van seksueel beeldmateriaal (artikel 254ba Sr) onder het bereik van de niet-gemaximeerde voorschotregeling zijn gebracht. Enkele misdrijven uit de Titel XIV (oud) van het wetboek vallen niet meer onder de reikwijdte van deze regeling, omdat die misdrijven in de Wet seksuele misdrijven zijn verplaatst naar Titel V Misdrijven tegen de openbare orde. Het gaat om pornografie (artikel 151d Sr; artikel 240 Sr (oud)), een schadelijke afbeelding vertonen aan een persoon beneden de leeftijd van zestien jaar (artikel 151e Sr; artikel 240a Sr (oud)) en het toedienen van bedwelmende drank (artikel 151f Sr; artikel 252 Sr (oud)).

Artikel XV (Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000)

Onderdeel A (Wijziging artikel 23a)

In artikel 23a, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 wordt geregeld bij verdenking van welke misdrijven een extra vergoeding van drie punten wordt toegekend voor rechtsbijstand in een piketzaak tijdens een (politie)verhoor. De vergoeding van drie punten geldt onder andere in geval van een verdenking van een seksueel misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf is gesteld van acht jaar of meer of bij een verdenking van een seksueel misdrijf waarbij de strafverzwaringsgrond van artikel 248, tweede lid, Sr (oud) van toepassing is. De bedoelde strafverzwaringsgrond hield in dat er sprake is geweest van seksueel misbruik gepleegd tegen een eigen kind, een kind over wie het gezag wordt uitgeoefend, een kind dat verzorgd of opgevoed wordt als behorend tot het gezin, een pupil, een aan de zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of de minderjarige bediende of ondergeschikte. De Wet seksuele misdrijven voorziet in een aparte strafbaarstellingen van aanranding en verkrachting van een kind tussen de zestien en achttien jaar onder deze omstandigheden (artikelen 245, eerste lid, onderdeel a, en 246, eerste lid, onderdeel a, Sr). Daarnaast is die situatie als strafverzwarende omstandigheid aangemerkt bij de misdrijven begaan tegen kinderen jonger dan zestien jaar, strafbaar gesteld in de artikelen 247 tot en met 253 Sr (artikel 254, eerste lid, onderdeel d, Sr). De onderhavige wijziging voorziet erin dat de extra puntenvergoeding blijft gelden voor seksuele misdrijven waarop een maximale gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld en voor de seksuele misdrijven die worden begaan tegen een eigen kind, een kind over wie het gezag wordt uitgeoefend, een kind dat verzorgd of opgevoed wordt als behorend tot het gezien, een pupil, een aan de zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of de minderjarige bediende of ondergeschikte.

De term «zedenmisdrijf» is in artikel 23a, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 vervangen door «seksueel misdrijf», waardoor de terminologie van het artikel overeenkomt met het Wetboek van Strafrecht.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een correctie aan te brengen in de aanhef van het eerste lid, onderdeel a. Daarin staat abusievelijk tweemaal «een verdenking van».

Onderdeel B (Wijziging bijlage)

In de bijlage bij het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 wordt bepaald welk aantal punten wordt toegekend per rechtsgebied of soort zaak. Deze wijziging brengt de terminologie van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in overeenstemming met het Wetboek van Strafrecht, doordat de term «zedenmisdrijf» vervangen is door «seksueel misdrijf».

Artikel XVI (Speelautomatenbesluit 2000)

Artikel 4 van het Speelautomatenbesluit 2000 regelt de gevallen waarin geen aanwezigheidsvergunning voor een hoogdrempelige inrichting of een speelautomatenhal wordt verleend. Een dergelijke vergunning wordt niet verleend als de aanvrager is veroordeeld voor de feiten genoemd in het vierde lid, onderdeel c. De verwijzing naar de artikelen 240b en 252 Sr (oud) is vervangen door vermelding van de artikelen 151f en 252 Sr. Daarnaast is de verwijzing naar artikel 250ter Sr (oud) geschrapt, omdat dit artikel is vervallen per 1 oktober 2000 (Stb. 1999, 464 en Stb. 2000, 38).

De politie heeft gevraagd of artikel 252 Sr niet ontbreekt in de wijzigingsopdracht voor artikel 4 van het Speelautomatenbesluit. Artikel 252 Sr wordt daarin inderdaad niet genoemd. Dat is ook niet nodig omdat artikel 252 Sr (oud) daarin al werd genoemd en deze vermelding niet is geschrapt. De rechtsopvolger van artikel 252 Sr (oud) – te weten artikel 151f Sr – is aan het artikel toegevoegd.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Naar boven