Besluit van 14 februari 2024 tot vaststelling van een beperkingengebied voor de buitenlandse burgerluchthaven Weeze en de in dat gebied geldende regels en wijzigingen Besluit activiteiten leefomgeving en Omgevingsbesluit (Besluit beperkingengebied Weeze en wijzigingen Besluit activiteiten leefomgeving en Omgevingsbesluit)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 24 augustus 2023, nr. IENW/BSK-2023/227512, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op bijlage 14 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, artikel 8a.54, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet luchtvaart en de artikelen 2.24, eerste lid, 4.3, eerste en derde lid, 5.11, eerste lid, 5.12, derde lid, 16.15, eerste lid, en 16.16, eerste lid, van de Omgevingswet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 oktober 2023, nr. W17.23.00262/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 30 januari 2024, nr. IenW/BSK-2023/386608, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

bedrijfswoning:

woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, slechts bestemd voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

gebouw:

gebouw als bedoeld in de bijlage bij de Omgevingswet;

geluidgevoelig gebouw:

geluidgevoelig gebouw als bedoeld in bijlage I, onder A, bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;

Lden:

geluidbelasting van luchtvaartuigen, uitgedrukt in Lden dB(A) en berekend op de wijze, bedoeld in artikel 3, vierde lid, aanhef en onder a, van het Besluit burgerluchthavens;

obstakel:

object dat zich boven het maaiveld bevindt en zich niet voortbeweegt;

omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een omgevingsplanactiviteit bestaande uit het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;

omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een omgevingsplanactiviteit bestaande uit een bouwactiviteit;

woning:

gebouw dat geheel of gedeeltelijk voor bewoning is bestemd, een woonboot of woonwagen.

Artikel 2. Reikwijdte

Dit besluit heeft betrekking op het beperkingengebied van de buitenlandse burgerluchthaven Weeze.

HOOFDSTUK 2. REGELS OMTRENT DE RUIMTELIJKE INDELING

Artikel 3. Beperkingen in verband met de geluidbelasting

  • 1. De Lden-contouren ter aanduiding van de geluidbelasting van 56 dB(A) Lden en 48 dB(A) Ldenzijn aangegeven op de kaarten in de bijlagen 1a en 1b bij dit besluit.

  • 2. In het gebied dat is gelegen op of binnen de contour van 56 dB(A) Lden is nieuwbouw van een woning of een geluidgevoelig gebouw niet toegestaan.

  • 3. In afwijking van het tweede lid:

    • a. is nieuwbouw van een bedrijfswoning toegestaan; en

    • b. kan een verklaring van geen bezwaar, bedoeld in artikel 8a.58, tweede lid, in verbinding met artikel 8.9, tweede lid, van de Wet luchtvaart, slechts worden afgegeven voor een woning of een geluidgevoelig gebouw in het gebied dat is gelegen op of binnen de contour van 56 dB(A) Lden die:

      • 1°. een open plek in de bestaande bebouwing opvult;

      • 2°. zal dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing; of

      • 3°. binnen het desbetreffende gebied wordt verplaatst naar een locatie waar de geluidbelasting ten gevolge van het luchthavenluchtverkeer minder is.

  • 4. Het derde lid, onderdeel b, aanhef en onder 3°, wordt niet eerder toegepast dan nadat de oude woning of het oude geluidgevoelige gebouw aan de bestemming is onttrokken.

Artikel 4. Hoogtebeperkingen in verband met de vliegveiligheid

  • 1. In de gebieden met hoogtebeperkingen in verband met de vliegveiligheid is geen obstakel toegestaan dat hoger is dan de op de kaarten in de bijlagen 2a tot en met 2f bij dit besluit aangegeven waarden.

  • 2. Het eerste lid geldt niet indien:

    • a. het obstakel is opgericht, geplaatst of aangelegd overeenkomstig een omgevingsvergunning voor het bouwen of een omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit; of

    • b. vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit voor het obstakel een omgevingsvergunning voor het bouwen of een omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit is verleend.

  • 3. Het is verboden in de gebieden met hoogtebeperkingen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid uit te voeren, voor zover dit werk of deze werkzaamheid niet voldoet aan de geldende hoogtebeperkingen.

Artikel 5. Gebied met beperkingen in verband met vogelaantrekkende werking

  • 1. Het gebied met beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen en grondgebruik is aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit. In dit gebied is een grondgebruik of een bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

    • a. industrie in de voedingsopslag met extramurale opslag of overslag;

    • b. viskwekerij met extramurale opslag;

    • c. opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;

    • d. natuurgebied of vogelgebied;

    • e. moerasgebied of oppervlaktewater of een combinatie daarvan groter dan 3 hectare dan wel waarvan het totaal van de opgesplitste delen groter is dan 3 hectare.

  • 2. Het eerste lid geldt niet:

    • a. voor zover het grondgebruik of de bestemming rechtmatig was op de dag vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit; of

    • b. wanneer op basis van een studie naar de vogelaantrekkende werking kan worden geconcludeerd dat het grondgebruik of de bestemming geen onaanvaardbaar risico voor de vliegveiligheid oplevert.

Artikel 6 Laserstraalvrij gebied

De contour ter aanduiding van het laserstraalvrije gebied is aangegeven op de kaart in bijlage 4 bij dit besluit. In het laserstraalvrije gebied is het gebruik van een laserstraal die de vliegveiligheid kan verstoren niet toegestaan.

HOOFDSTUK 3. OVERIGE BESLUITEN

Artikel 7 Wijziging Besluit activiteiten leefomgeving

Het Besluit activiteiten leefomgeving wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.1258 komt te luiden:

Artikel 4.1258 (gegevens en bescheiden: voor het begin van de activiteit)
  • 1. Als AVI-bodemassen of immobilisaten worden toegepast, worden ten minste vier weken voor het begin van de activiteit de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2:

    • a. de naam en het adres van degene die de werkzaamheden gaat verrichten voor zover het gaat om het in opdracht toepassen van bouwstoffen op of in de landbodem;

    • b. de verwachte datum van het begin van de activiteit;

    • c. de verwachte datum waarop het werk zal zijn voltooid;

    • d. een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de toe te passen AVI-bodemassen en immobilisaten;

    • e. de gegevens waarop de milieuverklaring bodemkwaliteit is gebaseerd, bedoeld in artikel 25e van het Besluit bodemkwaliteit, of een verwijzing naar het rapport waarin deze gegevens zijn opgenomen;

    • f. het nummer en het type milieuverklaring bodemkwaliteit;

    • g. de naam van degene die de milieuverklaring bodemkwaliteit heeft afgegeven;

    • h. de datum van afgifte van de milieuverklaring bodemkwaliteit;

    • i. de hoeveelheid bouwstoffen waarop de milieuverklaring bodemkwaliteit betrekking heeft, uitgedrukt in ton;

    • j. het adres van de locatie van herkomst van de AVI-bodemassen en immobilisaten of de kadastrale aanduiding of coördinaten van die locatie;

    • k. als de herkomst buiten Nederland is: het nummer dat de bevoegde autoriteit heeft toegekend aan de kennisgeving, bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU 2006, L 190);

    • l. het producttype of de naam van de bouwstof;

    • m. de kwaliteit van de AVI-bodemassen en immobilisaten;

    • n. de hoeveelheid AVI-bodemassen en immobilisaten in kubieke meters die in totaal in het werk zal worden toegepast; en

    • o. de coördinaten van de ontvangende landbodem, tenzij het adres daarvan is vermeld, of de coördinaten van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam.

  • 2. Het eerste lid, onder c, j, k, m, n en o, is niet van toepassing als de gegevens en bescheiden al eerder voor het werk zijn verstrekt en zich geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan.

B

Artikel 4.1267 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Ten minste een week voor het begin van de activiteit, bedoeld in artikel 4.1265, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2:

    • a. de naam en het adres van degene die de werkzaamheden gaat verrichten voor zover het gaat om het in opdracht toepassen van grond of baggerspecie op of in de landbodem;

    • b. de verwachte datum van het begin van de activiteit;

    • c. de verwachte datum waarop de functionele toepassing in het kader waarvan de grond of baggerspecie wordt toegepast, zal zijn voltooid of beëindigd;

    • d. een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de toe te passen grond of baggerspecie;

    • e. de gegevens waarop de milieuverklaring bodemkwaliteit is gebaseerd, bedoeld in artikel 25e van het Besluit bodemkwaliteit, of een verwijzing naar het rapport waarin deze gegevens zijn opgenomen;

    • f. een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de ontvangende bodem;

    • g. het nummer en het type milieuverklaring bodemkwaliteit;

    • h. de naam van degene die de milieuverklaring bodemkwaliteit heeft afgegeven;

    • i. de datum van afgifte van de milieuverklaring bodemkwaliteit;

    • j. voor zover het gaat om een milieuverklaring bodemkwaliteit als bedoeld onder d: de hoeveelheid grond of baggerspecie waarop de milieuverklaring bodemkwaliteit betrekking heeft, uitgedrukt in ton;

    • k. het adres van de locatie van herkomst van de toe te passen grond of baggerspecie of de kadastrale aanduiding of coördinaten van die locatie;

    • l. als de herkomst buiten Nederland is: het nummer dat de bevoegde autoriteit heeft toegekend aan de kennisgeving, bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU 2006, L 190);

    • m. de kwaliteit van de grond of baggerspecie;

    • n. als sprake is van het toepassen van grond of baggerspecie in een afdeklaag op grootschalig toegepaste grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 4.1274, vierde lid, onder b, onder 1°, of in situaties als bedoeld in artikel 4.1276, derde lid: de kwaliteitsklasse van de aangrenzende landbodem;

    • o. als sprake is van het toepassen van grond of baggerspecie in een afdeklaag op grootschalig toegepaste grond of baggerspecie, bedoeld in artikel 4.1274, vierde lid, onder b, onder 2°: de kwaliteitsklasse van de aangrenzende waterbodem;

    • p. als bij het toepassen van baggerspecie in een zoet oppervlaktewaterlichaam zout of brak water in het oppervlaktewaterlichaam terecht kan komen: de hoeveelheid in liters en het zoutgehalte in milligram per liter van dat water; en

    • q. als voor de functionele toepassing waarin de grond of baggerspecie wordt toegepast eerder een melding als bedoeld in artikel 4.1266 is gedaan: het kenmerk van die eerdere melding.

2. In het derde lid wordt «Het eerste lid, aanhef en onder c en e,» vervangen door «Het eerste lid, aanhef en onder d en f,».

3. In het vierde lid wordt «Het eerste lid, aanhef en onder e,» vervangen door «Het eerste lid, aanhef en onder f,».

4. In het vijfde lid wordt «Het eerste lid, onder b, d, e, f en g,» vervangen door «Het eerste lid, onder c, f, k, l, n en o.

C

Artikel 4.1283 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Ten minste een week voor het begin van de activiteit, bedoeld in artikel 4.1281, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt aan het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2:

    • a. de naam en het adres van degene die de werkzaamheden gaat verrichten voor zover het gaat om het in opdracht toepassen van mijnsteen of vermengde mijnsteen op of in de landbodem;

    • b. de verwachte datum van het begin van de activiteit;

    • c. de verwachte datum waarop de functionele toepassing in het kader waarvan de mijnsteen of vermengde mijnsteen wordt toegepast, zal zijn voltooid of beëindigd;

    • d. een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de toe te passen mijnsteen of vermengde mijnsteen;

    • e. de gegevens waarop de milieuverklaring bodemkwaliteit is gebaseerd, bedoeld in artikel 25e van het Besluit bodemkwaliteit, of een verwijzing naar het rapport waarin deze gegevens zijn opgenomen;

    • f. een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de ontvangende bodem;

    • g. het nummer en het type milieuverklaring bodemkwaliteit;

    • h. de naam van degene die de milieuverklaring bodemkwaliteit heeft afgegeven;

    • i. de datum van afgifte van de milieuverklaring bodemkwaliteit;

    • j. voor zover het gaat om een milieuverklaring bodemkwaliteit als bedoeld onder d: de hoeveelheid mijnsteen of vermengde mijnsteen waarop de milieuverklaring bodemkwaliteit betrekking heeft, uitgedrukt in ton;

    • k. het adres van de locatie van herkomst van de mijnsteen of vermengde mijnsteen of de kadastrale aanduiding of coördinaten van die locatie;

    • l. de kwaliteit van de mijnsteen of vermengde mijnsteen;

    • m. de kwaliteitsklasse van de aangrenzende landbodem als sprake is van het toepassen van mijnsteen of vermengde mijnsteen in een afdeklaag op een grootschalige toepassing, bedoeld in artikel 4.1290, vierde lid; en

    • n. als voor de functionele toepassing waarin de mijnsteen of vermengde mijnsteen wordt toegepast eerder een melding als bedoeld in artikel 4.1282 is gedaan: het kenmerk van die eerdere melding.

D

In artikel 10.4 wordt « en andere burgerluchthavens van nationale betekenis» vervangen door «, een overige burgerluchthaven van nationale betekenis en een buitenlandse burgerluchthaven».

E

Artikel 10.9 komt te luiden:

Artikel 10.9 (maatwerkvoorschriften)
  • 1. Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld, of een vergunningvoorschrift als bedoeld in artikel 4.5 van de wet kan aan een omgevingsvergunning als bedoeld in dit hoofdstuk worden verbonden, over artikel 10.7.

  • 2. Een maatwerkvoorschrift wordt niet gesteld als over dat onderwerp een voorschrift aan een omgevingsvergunning als bedoeld in dit hoofdstuk kan worden verbonden.

F

In artikel 10.10 wordt «of een luchthavenbesluit» vervangen door «, een luchthavenbesluit of een besluit beperkingengebied buitenlandse luchthaven als bedoeld in artikel 8a.54 van de Wet luchtvaart».

Artikel 8 Wijziging Omgevingsbesluit

In de artikelen 4.11, eerste lid, onder c, en 4.30, eerste lid, onder c, van het Omgevingsbesluit wordt telkens na «een overige burgerluchthaven van nationale betekenis,» ingevoegd «een buitenlandse burgerluchthaven,».

HOOFDSTUK 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 9 Intrekking

Het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg wordt ingetrokken.

Artikel 10 Inwerkingtreding en verval

  • 1. Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. De artikelen 3, tweede tot en met vierde lid, en 4 tot en met 6 vervallen op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beperkingengebied Weeze en wijzigingen Besluit activiteiten leefomgeving en Omgevingsbesluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 februari 2024

Willem-Alexander

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Uitgegeven de eenentwintigste maart 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Beroepsmogelijkheid

Termijn indienen beroepschrift

Binnen zes weken na de dag van bekendmaking in het Staatsblad van het Besluit beperkingengebied Weeze kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Voor niet-belanghebbenden staat deze mogelijkheid uitsluitend open indien zij over het ontwerp van dit besluit een zienswijze naar voren hebben gebracht.

Terinzagelegging

Gelijktijdig met de bekendmaking in het Staatsblad van het Besluit beperkingengebied Weeze zullen, totdat de beroepstermijn is verstreken, de op de zaak betrekking hebbende stukken terinzage worden gelegd op de volgende locaties:

  • Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Rijnstraat 8, Den Haag, telefoon 070 456 96 07.

  • Gemeente Nieuw-Bergen, Raadhuisstraat 2, Nieuw-Bergen, telefoon 0485 34 83 83 of 14 0485.

De op de zaak betrekking hebbende stukken worden ook geplaatst op www.platformparticipatie.nl/luchthavenweeze.

Inhoud beroepschrift

Het beroepschrift moet worden ingediend bij:

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Postbus 20019

2500 EA Den Haag

Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroepschrift zich richt;

  • d. een opgave van redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

  • e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het beroep zich richt.

Het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift.

Voorlopige voorziening

Indien een beroepschrift is ingediend, is het mogelijk om daarnaast een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in te dienen. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de

Voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het verzoek dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het beroepschrift zich richt;

  • d. een opgave van redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

  • e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het beroep zich richt;

  • f. een afschrift van het beroepschrift.

Naar aanleiding van het verzoek kan de Voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Voor de behandeling van een beroepschrift en een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierecht geheven.

Indien het beroep- of verzoekschrift in een vreemde taal is gesteld, en een vertaling voor een goede behandeling van het verzoek noodzakelijk is, dient de indiener van het beroep- of verzoekschrift zorg te dragen voor een vertaling.

Bijlage 1a; 56 dB(A) Lden-contour als bedoeld in artikel 3

Figuur 1: Ligging van de 56 dB(A) Lden-contour met in oranje de oppervlakte boven Nederlands grondgebied weergegeven

Bijlage 1b; 48 dB(A) Lden-contour als bedoeld in artikel 3

Figuur 2: Ligging van de 48 dB(A) Lden- contour met in oranje de oppervlakte boven Nederlands grondgebied weergegeven

Bijlage 2a

Bijlage 2b

Bijlage 2c

Bijlage 2d

Bijlage 2e

Bijlage 2f

Bijlage 3

Bijlage 4

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

In de Wet luchtvaart is geregeld dat rondom nationale burgerluchthavens, waaronder bijvoorbeeld Schiphol, en militaire luchthavens, een beperkingengebied is gelegen. Dit gebied heeft betrekking op de gevolgen van de aanwezigheid van de luchthaven op het betrokken gebied in verband met de geluidbelasting, de externe veiligheid en de vliegveiligheid. Met de inwerkingtreding van de wijziging van de Wet luchtvaart met betrekking tot de gevolgen van buitenlandse luchthavens voor de ruimtelijke ordening op Nederlands grondgebied (Beperkingengebied buitenlandse luchthaven) (Stb. 2012, 582) is in die wet een titel opgenomen over de planologische gevolgen van buitenlandse luchthavens op Nederlands grondgebied (Titel 8A.6). Die titel bevat onder andere een artikel dat verplicht tot het vaststellen van een beperkingengebied in verband met de nabijheid van een aantal daarin genoemde buitenlandse luchthavens in de Bondsrepubliek Duitsland (artikel 8a.54, eerste lid), waaronder de burgerluchthaven Weeze (artikel 8a.54, eerste lid). Dit besluit geeft invulling aan die titel, voor zover het gaat om die buitenlandse luchthaven.

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele wijzigingen door te voeren in het Besluit activiteiten leefomgeving om achteruitgang van de informatiepositie van de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) ten opzichte van die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet op te heffen.

2. Hoofdlijnen van het Besluit beperkingengebied Weeze

Een besluit beperkingengebied buitenlandse luchthaven geeft de grenzen aan van het beperkingengebied en bevat regels omtrent de bestemming en het gebruik van de grond binnen het beperkingengebied. Titel 8A.6 van de Wet luchtvaart beperkt zich tot het bieden van een basis voor regels inzake de ruimtelijke gevolgen in Nederland van het luchthavenluchtverkeer van de buitenlandse luchthaven. Regels over het luchthavenluchtverkeer zelf kunnen in de Nederlandse wetgeving niet worden gesteld. Invloed op de vergunde gebruiksruimte van de betrokken luchthavens oefent Nederland uit door middel van andere instrumenten. Zo geldt voor de luchthaven Weeze een verdrag.1

Volgens de Wet luchtvaart bevat het besluit beperkingengebied buitenlandse luchthavens in elk geval regels met betrekking tot het gebruik van de grond met het oog op de geluidbelasting van het luchthavenluchtverkeer, het externe veiligheidsrisico en de vliegveiligheid (artikel 8a.57).

Om de omgeving in de nabijheid van Weeze een gelijkwaardige bescherming te geven als de omgeving rond nationale luchthavens legt dit besluit dezelfde beperkingengebieden vast als bij de luchthavens van nationale betekenis.

De contouren voor de beperkingengebieden zijn vastgesteld op basis van twee onderzoeken die in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zijn uitgevoerd. Het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) heeft onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting van de luchthavens Weeze op Nederlands grondgebied en de externe-veiligheidsrisico’s.2 Onderzoeksbureau To70 heeft onderzoek uitgevoerd in het kader van de vliegveiligheidsgebieden.3

Geluid en externe veiligheid

Het NLR heeft geluidsberekeningen en externe-veiligheidsberekeningen uitgevoerd voor startend en landend vliegverkeer. Het verkeer op luchthaven Weeze is vastgesteld op basis van een prognose voor 2027.

De oude contour in de nabijheid van luchthaven Weeze zoals aangegeven op bijlage A bij het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg betreft een 35 Ke-contour. Deze contour is gesitueerd in het buitengebied ten oosten van Nieuw-Bergen, gemeente Bergen. Binnen deze contour liggen drie woningen op Nederlands grondgebied en het gaat hier om 0,9 km2 totaal. Conform de wettelijke voorschriften heeft het NLR een Lden-berekening uitgevoerd.4 Tevens heeft het NLR op verzoek van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een berekening van de Ke-contour uitgevoerd om te laten zien hoe de 35 Ke-contour op basis van de invoergegevens voor het nieuwe beperkingengebied eruitziet en hoe deze zich verhoudt tot de oude Ke-contour.

Het resultaat van de geluidberekening laat verschillen zien tussen de oude contour en de nieuwe geluidcontouren. Dit wordt veroorzaakt door een verandering in het baangebruik waarbij er in de prognose duidelijk meer startend verkeer over Nederlands grondgebied vliegt.

Verder wijst het onderzoek uit dat een deel van de 56 dB(A) Lden-contour op Nederlands grondgebied ligt en dat er weinig bebouwing is binnen deze contour. De 48 en 56 dB(A) Lden-geluidcontouren liggen – wat betreft Nederlands grondgebied – alleen boven het grondgebied van de gemeente Bergen. Daarnaast is te zien dat de 70 dB(A) Lden-contour volledig op Duits grondgebied ligt.

Alle woningen binnen de nieuwe contouren bevinden zich in de gemeente Bergen, in het buitengebied van de woonkernen Bergen, Afferden en Siebengewald. Het gaat hier om zes woningen in de 56 dB(A) Lden-contour die liggen in het buitengebied van de woonkern Bergen. Datzelfde gold voor de drie woningen binnen de oude 35 Ke-contour zoals aangegeven op bijlage A bij het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg.

Op het gebied van externe veiligheid, voerde NLR een analyse uit op de externe veiligheidsrisico’s door het vliegverkeer van en naar de luchthaven Weeze. De berekening laat zien dat voor zowel de 10–5 als voor de 10–6 plaatsgebonden risicocontour geldt dat deze niet op Nederlands grondgebied liggen.

Vliegveiligheid

Onderzoeksbureau To70 heeft in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een onderzoek uitgevoerd dat ingaat op de beperkingengebieden in verband met vliegveiligheid. Net zoals bij geluid en externe veiligheid zijn in dit besluit uitsluitend beperkingengebieden vastgelegd die boven Nederlands grondgebied liggen.

De volgende beperkingengebieden in verband met vliegveiligheid zijn opgenomen:

  • Gebieden met hoogtebeperkingen in verband met de vliegveiligheid;

  • gebied met beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende werking; en

  • laserstraalvrije gebied.

3. Verhouding van het Besluit beperkingengebied Weeze tot hoger recht

Voor dit besluit is relevant het hiervoor vermelde verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland. In dit verdrag worden regels gesteld over de afwikkeling van het luchtverkeer van luchthaven Weeze in het Nederlands luchtruim en over de gevolgen van het gebruik van deze luchthaven op Nederlands grondgebied.

Het uitgangspunt is dat regels op Nederlands grondgebied over het luchthavenluchtverkeer van luchthaven Weeze, zoals te stellen geluidgrenswaarden, uitsluitend onderwerp van het verdrag kunnen zijn. Zo bepaalt het verdrag onder meer dat grensoverschrijdende gevolgen voor milieu en veiligheid, samenhangend met het gebruik van de luchthaven, volgens de in Nederland geldende berekeningsmethoden worden vastgesteld en naar Nederlands recht worden beoordeeld. In het verleden is in dat kader een geluidszone met 35 en 40 Ke rondom de luchthaven vastgesteld. Deze geluidszone is als bijlage 2 bij het verdrag opgenomen en mag door het gebruik van de luchthaven niet overschreden worden dan met wederzijds goedvinden van de verdragsluitende partijen. Dit is geregeld in artikel 7, eerste lid, van het verdrag.

Deze geluidszone moet worden onderscheiden van de beperkingengebieden op Nederlands grondgebied die met dit besluit worden vastgesteld. In deze gebieden gelden beperkingen ten aanzien van de bestemming of het gebruik van de grond die, onder andere met het oog op de geluidbelasting, noodzakelijk zijn. Het in dit besluit vast te stellen beperkingengebied ten aanzien van geluid (met de 56 dB(A) en 48 dB(A) Lden-contouren) is gebaseerd op het huidige, actuele baangebruik en op een prognose voor 2027 van het verkeer op luchthaven Weeze.

Een nieuwe geluidszone, die ook gebaseerd zal zijn op het actuele baangebruik en op een luchtverkeersprognose op luchthaven Weeze, met een vergelijkbare 48 dB(A) en 56 dB(A) Lden-contour en een Lden-contour zoals die bij dit besluit wordt vastgelegd, zal op enig moment als nieuwe bijlage bij het verdrag worden opgenomen. Daartoe moet de wijziging van de geluidszone eerst worden besproken door de gemeenschappelijke luchtverkeerscommissie. Daarna kan worden verzocht om een overleg om de wijziging van het verdrag te bespreken. Dit is geregeld in artikel 10, eerste lid, in samenhang met artikel 9, eerste lid, van het verdrag.

4. Verhouding van het Besluit beperkingengebied Weeze tot nationale regelgeving

Op grond van artikel 8a.54 van de Wet luchtvaart moet bij algemene maatregel van bestuur een besluit beperkingengebied buitenlandse luchthaven worden vastgesteld in verband met de nabijheid van de buitenlandse burgerluchthaven Weeze in Duitsland.

Zoals hiervoor aangegeven, is de insteek om de omgeving in de nabijheid van Weeze een gelijkwaardige bescherming te geven als de omgeving rond nationale luchthavens. De verschillende contouren en gebieden die een luchthavenbesluit in ieder geval moet bevatten, zijn beschreven in artikel 9 van het Besluit burgerluchthavens. Binnen deze contouren en gebieden gelden ruimtelijke beperkingen die in de artikelen 10 tot en met 17 van het Besluit burgerluchthavens zijn beschreven.

De Regeling burgerluchthavens bevat rekenvoorschriften om de omvang te bepalen van de gebieden waar ruimtelijke beperkingen gelden als gevolg van externe veiligheid, geluid en vliegveiligheid. Deze regeling wordt aangepast, zodat rekenvoorschriften zoals die nu gelden voor de berekening van Lden-contouren van overeenkomstige toepassing zijn voor dit besluit. Hiervoor biedt artikel 8a.59, tweede lid, van de Wet luchtvaart een grondslag.

Voor het vaststellen van de omvang van de overige beperkingengebieden bij dit besluit is aansluiting gezocht bij de betreffende bepalingen in hoofdstuk 2 van de Regeling burgerluchthavens.

Wat betreft het totaal aantal vliegtuigbewegingen dat kan worden afgehandeld, beschikt Weeze over een zeer ruime vergunning. De informatie met betrekking tot aantallen, typen vliegbewegingen en het luchthavenverkeersscenario, is gebaseerd op een Duitse verkeersprognose voor luchthaven Weeze voor het jaar 2027. Dit scenario wordt namelijk ook gebruikt voor berekeningen van geluid op Duits grondgebied. Luchthaven Weeze heeft echter aangegeven dat zij in haar toekomstplannen uitgaat van lagere, meer realistische verkeersvolumes.

Verwerking beperkingengebieden in omgevingsplannen

Op grond van de Wet luchtvaart dienen de gemeenten de beperkingengebieden alsmede de beperkingen, die daarin gelden, binnen een jaar na inwerkingtreding van het besluit in hun omgevingsplannen op te nemen (artikel 8.8, derde lid, van de Wet luchtvaart). Als een omgevingsplan nog niet in overeenstemming is met het besluit, geldt het besluit op grond van artikel 8.8, tweede lid, in samenhang met artikel 8a.58, eerste lid, van de Wet luchtvaart als voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 4.16 van de Omgevingswet.

Het besluit dient dan bij de verlening van een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit in acht te worden genomen. Als het besluit de omgevingsvergunning voor de betreffende omgevingsplanactiviteit niet toestaat, kan de gevraagde omgevingsvergunning niet worden verleend.

5. Uitvoering en handhaving van het Besluit beperkingengebied Weeze

Inspectie Leefomgeving en Transport

De ILT is gevraagd dit besluit te toetsen op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. De ILT heeft positief geoordeeld over de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van dit Luchthavenbesluit mits uitvoering wordt gegeven aan de afspraken met betrekking tot de brief van de ILT van 12 september 2022.

In artikel 8.9, tweede tot en met vierde lid, van de Wet luchtvaart is de in omgevingsrecht niet ongebruikelijke regeling opgenomen van een afwijkingsmogelijkheid met een verklaring van geen bezwaar. Voor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) in het geval van het besluit beperkingengebieden Weeze is een veiligheidsstudie van de initiatiefnemer van de beoogde activiteit nodig die aantoont dat een afwijking van de hoogtebeperkingen acceptabel is zonder afbreuk te doen aan de luchtvaartveiligheid. Na advies van de Duitse verantwoordelijke autoriteit voor de gebruiksvergunning voor Weeze zal de ILT de aanvraag beoordelen en kan de ILT namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat een vvgb afgeven.

In dit besluit wordt het beperkingengebied vastgesteld, dat het Nederlands grondgebied omvat, waar met het oog op o.a. de geluidsbelasting beperkingen noodzakelijk zijn ten aanzien van de bestemming of het gebruik van de grond. Maar dit besluit bevat geen grenswaarden met het oog op de geluidbelasting, zoals in andere luchthavenbesluiten voor (regionale) luchthavens. Dit is een exclusieve bevoegdheid van de Duitse overheid. De handhaving die op basis van dit besluit plaatsvindt, gebeurt binnen het stelsel van de ruimtelijke ordening.

Gemeentebestuur

Met het handhaven van de omgevingsplannen kunnen de ruimtelijke regels in een besluit beperkingengebied buitenlandse luchthaven worden gehandhaafd, in ieder geval voor zover dat besluit in de omgevingsplannen is verwerkt. Het gemeentebestuur zal bijvoorbeeld in beginsel geen omgevingsvergunning afgeven voor bouwen dat in strijd is met het omgevingsplan. Indien gebouwd wordt zonder omgevingsvergunning of indien grond gebruikt wordt in strijd met het omgevingsplan, is het gemeentebestuur bevoegd om de situatie recht te zetten door het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. Het gemeentebestuur heeft deze mogelijkheid ook als de omgevingsplannen nog niet in overeenstemming zijn gebracht met het besluit. Het gemeentebestuur is namelijk ook verantwoordelijk voor toezicht en handhaving op het besluit voor zover het geldt als voorbereidingsbesluit.5

De handhavingstaak van het gemeentebestuur omvat zowel het toezicht op de naleving (nagaan of bijvoorbeeld in strijd met een omgevingsplan wordt gehandeld) als het toepassen van bestuursrechtelijke sancties als last onder dwangsom of last onder bestuursdwang.

6. Financiële gevolgen van het Besluit beperkingengebied Weeze

Voor de schade die een belanghebbende lijdt ten gevolge van dit besluit en die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd, kan, overeenkomstig artikel 8.74 in samenhang met artikel 8.31 van de Wet luchtvaart, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekennen. In beginsel zullen alle verzoeken om nadeelcompensatie worden behandeld volgens de Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2019.

Het bevoegd gezag constateert dat het aantal woningen binnen de 56 dB(A) Lden-contour gering is. Daarnaast heeft de gemeente Nieuw Bergen aangegeven geen plannen te hebben voor het gebied binnen de desbetreffende contour.

7. Parlementaire betrokkenheid en zienswijzen op het Besluit beperkingengebied Weeze

Op de voorbereiding van dit besluit is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van Algemene wet bestuursrecht van toepassing, wat betekent dat eenieder zijn zienswijze naar voren kan brengen over het ontwerpbesluit. Deze inspraakprocedure vindt parallel plaats aan de op grond van artikel 8a.54, derde lid, van de Wet luchtvaart voorgeschreven voorhang van het ontwerpbesluit bij de beide kamers der Staten-Generaal.

Voorhang Eerste en Tweede Kamer

Bij brieven van 3 maart 2023 is het ontwerpbesluit toegezonden aan de Eerste en Tweede Kamer. Beide Kamers hebben niet van de mogelijkheid gebruik gemaakt zich uit te spreken over het ontwerpbesluit.

De commissie Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving van de Eerste Kamer heeft in haar vergadering van 21 maart 2023 geen vragen gesteld over het ontwerpbesluit.

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat van de Tweede Kamer heeft in haar procedurevergadering van 8 maart 2023 het ontwerpbesluit voor kennisgeving aangenomen.

Uniforme openbare voorbereidingsprocedure

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft het ontwerp van het Besluit beperkingengebied Weeze met de daarop betrekking hebbende stukken van dinsdag 7 maart 2023 tot en met maandag 17 april 2023 ter inzage gelegd en eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen. Hiervan is op 6 maart 2023 in de Staatscourant en in een aantal regionale en lokale bladen kennisgegeven (Stcrt. 2023, 6327). Ook heeft er op 27 maart 2023 een informatieavond plaatsgevonden in het gemeentehuis van de gemeente Nieuw Bergen.

Een zienswijze kan bestaan uit één of meerdere onderwerpen in de vorm van een vraag, voorstel of mening. Gedurende de zienswijzeperiode hebben 15 personen en organisaties een zienswijze ingediend.

Alle ingediende zienswijzen zijn verzameld, geanalyseerd en vervolgens thematisch ingedeeld. De ingediende zienswijzen zagen op de onderstaande thema’s:

  • Energielandgoed Wells Meer

  • Nationaal Park de Maasduinen

  • Gebiedsontwikkeling Groene Rivier Well

  • Actuele vliegroutes

  • Uitgangspunten van onderliggende onderzoeken besluit Weeze

  • Geluid

  • Emissies

  • Overig

De nota van antwoord bevat de analyse van de ingediende zienswijzen per thema. Ook is daar de reactie van het bevoegd gezag op de zienswijzen te lezen, waarbij wordt aangegeven of de zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het luchthavenbesluit of de nota van toelichting. De individuele zienswijzen worden dus niet afzonderlijk behandeld. Elke zienswijze heeft wel een uniek nummer gekregen dat in de ontvangstbevestiging aan de indiener is genoemd. Doordat deze nummers zijn opgenomen bij de relevante passages in de nota van antwoord (waarop in de digitale versie gezocht kan worden) wordt aldus aan de indieners van zienswijzen inzicht geboden in de inhoud van alle zienswijzen en adviezen en de reactie van de minister daarop en op de reactie op de eigen ingediende zienswijze.

De nota van antwoord zal met de vaststelling van dit besluit openbaar worden gemaakt. De indieners van zienswijzen zullen door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat worden geïnformeerd over dit document en over de wijze waarop zij kennis kunnen nemen van de inhoud. Desgevraagd kan het rapport ter hand worden gesteld.

8. Wijziging Besluit activiteiten leefomgeving: informatieverplichting ILT

Op grond van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en de Regeling bodemkwaliteit (hierna: Rbk) moest het voornemen om bouwstoffen, grond of baggerspecie en mijnsteen of vermengde mijnsteen toe te passen met model-meldingsformulieren, verkrijgbaar bij Bodem+, worden gemeld aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Namens deze had de ILT toegang tot de gemelde informatie. Onder de Omgevingswet gaat de melding die op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt ingediend, via het meldformulier van het DSO naar het bevoegd gezag. De artikelen 14.5b en 14.7b van het Omgevingsbesluit voorzien er bovendien in dat meldingen, gegevens en bescheiden en andere berichten over het toepassen van bouwstoffen, grond of baggerspecie en mijnsteen of vermengde mijnsteen worden doorgezonden aan of binnen het bereik worden gebracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (feitelijk de ILT). Daarmee beschikt de ILT over de informatie die ze nodig heeft voor haar toezichthoudende en handhavende taken ten aanzien van degenen die in opdracht feitelijk de bouwstoffen, grond of baggerspecie of mijnsteen of vermengde mijnsteen toepassen.

Volgens de model-meldingsformulieren die op grond van het Bbk werden gebruikt, moesten gegevens worden verstrekt die ontbraken in de artikelen 4.1258, 4.1267 en 4.1283 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Daarmee zou de informatiepositie van de ILT verslechteren.

De informatiepositie van de ILT is met dit besluit hersteld door de gegevens toe te voegen aan de genoemde artikelen van het Besluit activiteiten leefomgeving. Met deze aanpassing wijzigt de regeldruk niet ten opzichte van het oude recht. De gegevens en bescheiden die op grond van het Bbk al moesten worden verstrekt, moeten na deze wijzigingen ook op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving worden verstrekt.

Deze aanpassing is toegevoegd aan het onderhavige besluit nadat de Afdeling Advisering van de Raad van State haar advies over het ontwerpbesluit heeft uitgebracht. De afdeling heeft dan ook niet over dit onderdeel geadviseerd. Ook heeft over deze aanpassing geen internetconsultatie plaatsgevonden en zijn er geen toetsen uitgevoerd. Het gegeven dat er geen wijziging optreedt ten opzichte van de situatie onder het Bbk, rechtvaardigt het overslaan van deze stappen.

9. Regeldruk en administratieve lasten

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier dat betrekking heeft op het Besluit beperkingengebied Weeze niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

De aanpassingen in het Besluit activiteiten leefomgeving die zien op het herstel van de informatiepositie van de ILT hebben geen gevolgen voor de regeldruk ten opzichte van het oude recht (zie ook paragraaf 8 van deze toelichting).

10. Inwerkingtreding

Bij het bepalen van het tijdstip van inwerkingtreding zal aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, dat gaat over de toepassing van vaste verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn, in acht worden genomen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In deze artikelen zijn de begripsomschrijvingen van enkele in dit besluit gebruikte begrippen opgenomen. Voor de definities van gebouw, geluidgevoelig gebouw, omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit en omgevingsvergunning voor het bouwen is in artikel 1 aangesloten bij de Omgevingswet en daarop gebaseerde regelgeving.

Artikel 3

Het vastleggen van beperkingengebieden en de regels die daarin gelden vindt zijn grondslag in artikel 8a.55 van de Wet luchtvaart. In paragraaf 4 van deze nota van toelichting is al naar voren gekomen dat voor de beperkingengebieden in verband met de geluidbelasting aansluiting is gezocht bij artikel 9 van het Besluit burgerluchthavens. Dit artikel bepaalt onder meer dat een luchthavenbesluit in ieder geval geluidcontouren van respectievelijk 48, 56 en 70 dB(A) Lden bevat. Voor burgerluchthaven Weeze geldt echter dat de 70 dB(A) Lden-contour uitsluitend is gesitueerd op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland. Daarom zijn in dit besluit slechts de 48 en 56 dB(A) Lden-contouren vastgelegd en aangegeven op de kaarten in bijlage 1a en 1b.

Het tweede lid geeft aan dat nieuwbouw van woningen of geluidgevoelige gebouwen in de 56 dB(A) Lden-contour niet is toegestaan. Hiertoe is aansluiting gezocht bij artikel 12, tweede lid, van het Besluit burgerluchthavens. In lijn met artikel 12, derde lid, van de het Besluit burgerluchthavens zijn in het derde lid twee uitzonderingen op dit verbod opgenomen.

De in het derde lid, onderdeel b, genoemde verklaring van geen bezwaar kan worden geweigerd met het oog op de veiligheid en de geluidbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven. Dit volgt uit artikel 8a.58. tweede lid, in samenhang met artikel 8.9, vierde lid, van de Wet luchtvaart.

In het ontwerp besluit was niet expliciet vermeld of het lokale bestuur bevoegd is om de ruimtelijke afweging in de 48 dB(A) Lden-contour te maken. Naar aanleiding van een ingekomen zienswijze kan hierover het volgende worden opgemerkt.

In het gebied gelegen tussen de geluidcontour van 56 dB(A) Lden en de geluidcontour van 48 dB(A) Lden worden in dit besluit door het bevoegd gezag geen ruimtelijke beperkingen voorgeschreven. Het bevoegd gezag acht het van belang dat op provinciaal en gemeentelijk niveau ruimtelijk beleid wordt gevoerd waarmee binnen dit gebied ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen onder de aan- en uitvliegroutes worden voorkomen. Het lokale bestuur is daarom bevoegd om binnen de 48 dB(A) Lden-contour haar eigen afweging te maken.

Artikel 4

De grondslag voor het vastleggen van het gebied met hoogtebeperkingen in verband met de vliegveiligheid is eveneens gelegen in artikel 8a.55 van de Wet luchtvaart. Dit gebied wordt weergegeven op de kaarten in bijlagen 2a tot en met 2f. Het betreft een gebied, het zogenaamde obstakelvlak, dat in verband met het veilig gebruik van de voor de burgerluchthaven Weeze geldende aan- en uitvliegroutes en noodgebieden moeten worden vrijgehouden van (nieuwe) hoge obstakels. Op die manier wordt voorkomen dat deze routes onbruikbaar raken omdat bijvoorbeeld te hoge gebouwen of bomen een veilig gebruik ervan onmogelijk maken. Voor het vaststellen van het gebied met hoogtebeperkingen is aansluiting gezocht bij artikel 8 van de Regeling burgerluchthavens en de in dat artikel van toepassing verklaarde onderdelen van hoofdstuk 4 van deel 1 van bijlage 14 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart.6 De berekeningen van de aard en omvang van de gebieden zijn gebaseerd op deze onderdelen van bijlage 14.

Nieuwe obstakels die door het obstakelvlak heen steken, kunnen er alleen nog komen als het obstakels betreft waarvoor een omgevingsvergunning moet worden verleend en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, door het verlenen van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9, tweede lid, van de Wet luchtvaart, heeft verklaard dat tegen het afgeven van de desbetreffende omgevingsvergunning geen bezwaar bestaat. Bij het beoordelen van de aanvraag voor een verklaring van geen bezwaar wordt betrokken of de hoogte van het obstakel de vliegveiligheid negatief beïnvloedt. Indien dat het geval is, zal, op basis van artikel 8.9, vierde lid, van de Wet luchtvaart de verklaring worden geweigerd.

In artikel 4, tweede lid, worden de begrippen omgevingsvergunning voor het bouwen en omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit gebruikt. In het derde lid wordt het begrip omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit gebruikt. Hierbij is aansluiting gezocht bij de tekst de artikelen 13 en 14 van het Besluit burgerluchthavens, zoals deze gelden na inwerkingtreding van de Omgevingswet en de daarop gebaseerde regelgeving.

Artikel 5

Aanvaringen tussen luchtvaartuigen en vogels vormen een reëel gevaar voor de luchtvaart. Vandaar dat het uit oogpunt van vliegveiligheid ongewenst is dat zich in de buurt van de luchthaven vogelconcentratiegebieden bevinden of gebieden die vogels aantrekken. In artikel 5 is daarom, in lijn met artikel 9, eerste lid, aanhef en onder h, van het Besluit burgerluchthavens, bepaald dat een aantal, met name genoemde, bestemmingen of grondgebruik binnen een gebied van 6 kilometer rondom de start- en landingsbaan de burgerluchthaven Weeze niet zijn toegestaan. Dit gebied wordt weergegeven op de kaart in bijlage 3.

Artikel 6

In lijn met artikel 9, eerste lid, aanhef en onder i, van de Besluit burgerluchthavens is bij het onderhavige besluit tevens een laserstraalvrij gebied vastgesteld. Dit gebied wordt weergegeven op de kaart in bijlage 4. Voor het vaststellen van het laserstraalvrije gebied is aansluiting gezocht bij artikel 10 van de Regeling burgerluchthavens en de in dat artikel van toepassing verklaarde onderdelen van hoofdstuk 5 van deel 1 van bijlage 14 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart.

Artikel 7, onder A tot en met C (wijziging Besluit activiteiten leefomgeving: informatieverplichting ILT)

De wijzigingen strekken er onder meer toe om achteruitgang van de informatiepositie van de ILT ten opzichte van die van voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet op te heffen. Zie ook paragraaf 8 van het algemeen deel van deze toelichting.

Onder A (artikel 4.1258)

De verwijzingen in de leden door de wijzigingen in het eerste lid leiden tot de volgende wijzigingen die hieronder worden toegelicht.

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.1258

Artikel 4.1258

Eerste lid

Eerste lid

 

Onder a

Onder a

Onder b

Onder b

Onder c

Onder c

Onder d

 

Onder e

 

Onder f

 

Onder g

 

Onder h

 

Onder i

Onder d

Onder j

Onder d

Onder k

 

Onder l

Onder e

Onder m

Onder f

Onder n

Onder g

Onder o

Tweede lid

Tweede lid

Eerste lid

Uit artikel 13.1, eerste lid, onder d, onder 6°, van het Ob volgt dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bevoegd gezag is voor de bestuursrechtelijke handhaving van het in opdracht toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie op of in de landbodem. De ILT voert deze taak namens de minister uit. Voor het toezicht is het van belang te weten wie er feitelijk toepast. In veel gevallen is degene die in opdracht toepast een andere rechtspersoon dan degene die initiatiefnemer is voor de activiteit. Daarom is een onderdeel a ingevoegd op grond waarvan de naam van degene die de werkzaamheden in opdracht feitelijk gaat verrichten aan het bevoegd gezag moet worden doorgegeven. Die informatie was voor inwerkingtreding van de Omgevingswet ook beschikbaar voor de ILT, omdat die werd uitgevraagd met de meldingsformulieren en de meldingen moesten worden gedaan aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

In het nieuwe onderdeel e is opgenomen dat ook de gegevens waarop de milieuverklaring is gebaseerd (zoals de meetgegevens van de stoffen die in het laboratorium zijn onderzocht) of een verwijzing naar het rapport waarin deze gegevens zijn opgenomen aan het bevoegd gezag moeten worden verstrekt. Het gaat om het overleggen van de gegevens voor elke relevante kwaliteitseis waarop de milieuverklaring bodemkwaliteit is gebaseerd of de verwijzing naar (het kenmerk van) het rapport waarin deze gegevens zijn opgenomen als bedoeld in artikel 25e van het Bbk. Dat sluit aan op de formulering in artikel 25e van het Bbk.

Voor het in werking treden van de Omgevingswet had de ILT ook de beschikking over deze aanvullende informatie, omdat die werd uitgevraagd met de meldingsformulieren en de meldingen moesten worden gedaan aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Dit wordt hiermee in de regels hersteld. Deze aanvullende informatie is voor de ILT met name van belang voor het toezien op de erkenningsverplichtingen (bijvoorbeeld de monstername of het laboratoriumwerk) of de verplichtingen van de Regeling bodemkwaliteit 2022 (afgifte milieuverklaring bodemkwaliteit).

De onderdelen f tot en met i zijn nieuw. Hier is aangesloten op de formulering van artikel 25e, tweede lid, van het Bbk. Ook deze informatie was voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor de ILT beschikbaar, omdat die werd uitgevraagd met de meldingsformulieren en de meldingen moesten worden gedaan aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Met deze nieuwe onderdelen wordt dit hersteld. Op grond hiervan wordt informatie verstrekt die is opgenomen in de milieuverklaring bodemkwaliteit: het nummer en type milieuverklaring bodemkwaliteit, de naam van degene die de milieuverklaring bodemkwaliteit heeft afgegeven, de datum van afgifte van de milieuverklaring bodemkwaliteit en de hoeveelheid bouwstoffen waarop de milieuverklaring bodemkwaliteit betrekking heeft.

Aan het oude onderdeel d dat verletterd is tot onderdeel j, is toegevoegd dat het adres, de kadastrale aanduiding of coördinaten van de locatie van de herkomst van de AVI-bodemassen en immobilisaten ook verstrekt moeten worden. In het Besluit activiteiten leefomgeving werd bij de informatieplicht van een partij de herkomst gevraagd zonder de verplichting dat dit in een specifieke vorm moest gebeuren. Met deze bepaling is die omissie hersteld. Ook is toegevoegd (onderdeel k) dat het kennisgevingsnummer (EVOA nummer) moet worden verstrekt als de herkomst van de bouwstoffen van de AVI-bodemassen of immobilisaten buiten Nederland is. Het gaat om het nummer dat de bevoegde autoriteit heeft toegekend aan de kennisgeving, bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU 2006, L 190). Op grond van het oude recht moest het EVOA nummer ook al worden verstrekt. Met deze wijzigingen is die omissie hersteld en daarmee wordt de achteruitgang van de informatiepositie van de ILT ten opzichte van die van voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet opgeheven.

Ook is een nieuw onderdeel l ingevoegd op grond waarvan ook het producttype of de naam van de bouwstof moet worden verstrekt. Ook dit ontbrak in het Besluit activiteiten leefomgeving, terwijl die informatie voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet wel met de ILT werd gedeeld, omdat die werd uitgevraagd met de meldingsformulieren en de meldingen moesten worden gedaan aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Onder B (artikel 4.1267)

De verwijzingen in de leden door de wijzigingen in het eerste lid leiden tot de volgende wijzigingen die hieronder worden toegelicht.

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.1267

Artikel 4.1267

Eerste lid

Eerste lid

 

Onder a

Onder a

Onder b

Onder b

Onder c

Onder c

Onder d

 

Onder e

Onder e

Onder f

 

Onder g

 

Onder h

 

Onder i

 

Onder j

Onder d

Onder k

Onder d

Onder l

 

Onder m

Onder f

Onder n

Onder g

Onder o

Onder h

Onder p

 

Onder q

Tweede lid

Tweede lid

Derde lid

Derde lid

Vierde lid

Vierde lid

Vijfde lid

Vijfde lid

Eerste lid

Bij het aanpassen van artikel 4.1267, eerste lid, met artikel I, onder CJ, van het Verzamelbesluit Omgevingswet 2023 is per abuis ook in de aanhef de verwijzing naar artikel 4.1265 komen te vervallen. Met de wijziging van artikel 4.1267, aanhef, wordt dit hersteld.

Er is een nieuw onderdeel a ingevoegd op grond waarvan de naam van degene die de werkzaamheden in opdracht feitelijk gaat verrichten aan het bevoegd gezag moet worden doorgegeven. De ILT is bevoegd gezag voor degene die in opdracht toepast en het is daarom nodig ook de uitvoerder te kennen, zoals dit voor inwerkingtreding van de Omgevingswet ook het geval was.

In het nieuwe onderdeel e is opgenomen dat ook de gegevens waarop de milieuverklaring is gebaseerd (zoals de meetgegevens van de stoffen die in het laboratorium zijn onderzocht) of een verwijzing naar het rapport waarin deze gegevens zijn opgenomen moet worden verstrekt. Het gaat om het overleggen van de gegevens voor elke relevante kwaliteitseis waarop de milieuverklaring bodemkwaliteit is gebaseerd of de verwijzing naar (het kenmerk van) het rapport waarin deze gegevens zijn opgenomen. Dat sluit aan op de formulering in artikel 25e van het Bbk.

Voor het in werking treden van de Omgevingswet had de ILT ook de beschikking over deze aanvullende informatie, omdat die werd uitgevraagd met de meldingsformulieren en de meldingen moesten worden gedaan aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Dit wordt hiermee in de regels hersteld. Deze aanvullende informatie is voor de ILT met name van belang voor het toezien op de erkenningsverplichtingen (bijvoorbeeld de monstername of het laboratoriumwerk) of de verplichtingen van de Regeling bodemkwaliteit 2022 (afgifte milieuverklaring bodemkwaliteit).

De onderdelen g tot en met j zijn nieuw. Hier is aangesloten op de formulering van artikel 25e, tweede lid, van het Bbk. Ook deze informatie was voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor de ILT beschikbaar, omdat die werd uitgevraagd met de meldingsformulieren en de meldingen moesten worden gedaan aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Met deze nieuwe onderdelen wordt dit hersteld. Op grond hiervan wordt informatie verstrekt over de milieuverklaring bodemkwaliteit: het nummer en type milieuverklaring bodemkwaliteit, de naam van degene die de milieuverklaring bodemkwaliteit heeft afgegeven, de datum van afgifte van de milieuverklaring bodemkwaliteit en de hoeveelheid grond of baggerspecie waarop de milieuverklaring bodemkwaliteit betrekking heeft.

Aan het oude onderdeel d dat verletterd is tot onderdeel k, is toegevoegd dat het adres, de kadastrale aanduiding of coördinaten van de locatie van de herkomst van de toe te passen grond of baggerspecie ook verstrekt moeten worden. In het Besluit activiteiten leefomgeving werd bij de informatieplicht van een partij de herkomst gevraagd zonder de verplichting dat dit in een specifieke vorm moest gebeuren. Met deze bepaling is die omissie hersteld. Ook is toegevoegd (onderdeel l) dat het kennisgevingsnummer (EVOA nummer) moet worden verstrekt als de herkomst van de toe te passen grond of baggerspecie buiten Nederland is. Het gaat om het nummer dat de bevoegde autoriteit heeft toegekend aan de kennisgeving, bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU 2006, L 190). Op grond van het oude recht moest het EVOA nummer ook al worden verstrekt. Met deze wijzigingen is die omissie hersteld en daarmee wordt de achteruitgang van de informatiepositie van de ILT ten opzichte van die van voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet opgeheven.

Er is een nieuw onderdeel m ingevoegd op grond waarvan de kwaliteit van de grond of baggerspecie moet worden verstrekt. Het (apart) uitvragen van de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie is voor de ILT belangrijk om invulling te kunnen blijven geven aan de toezichtstaak. De informatie ontving de ILT voor inwerkingtreding van de Omgevingswet ook, omdat die werd uitgevraagd met de meldingsformulieren en de meldingen moesten worden gedaan aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Het nieuwe onderdeel q strekt er toe om als er voor de functionele toepassing van grond of baggerspecie eerder een melding is gedaan op grond van artikel 4.1266 het betreffende meldingsnummer ook te verstrekken. Op die manier kan een koppeling worden gemaakt tussen de melding voor de toepassing en de informatieplicht per partij. Voor inwerkingtreding van de Omgevingswet werd er geen splitsing gemaakt tussen een functionele toepassing en partij; de gegevens werden in één melding gevraagd. Het kenmerk van een eerdere melding is voor de ILT cruciaal om op landelijk en ketenniveau de bodemactiviteiten te kunnen combineren en analyseren op risico’s.

Derde, vierde en vijfde lid

De verwijzingen in deze leden zijn door de wijzigingen in de verlettering in het eerste lid van artikel 4.1267 aangepast. Zie ook de tabel hierboven.

Onder C (artikel 4.1283)

De verwijzingen in de leden door de wijzigingen in het eerste lid leiden tot de volgende wijzigingen die hieronder worden toegelicht.

Oude tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.1283

Artikel 4.1283

Eerste lid

Eerste lid

 

Onder a

Onder a

Onder b

Onder b

Onder c

Onder c

Onder d

 

Onder e

Onder f

Onder f

 

Onder g

 

Onder h

 

Onder i

 

Onder j

Onder d

Onder k

Onder e

Onder l

Onder g

Onder m

 

Onder n

Tweede lid

Tweede lid

Derde lid

Derde lid

Vierde lid

Vierde lid

Eerste lid

Bij het aanpassen van artikel 4.1283, eerste lid, met artikel I, onder CM, van het Verzamelbesluit Omgevingswet 2023 is per abuis ook in de aanhef de verwijzing naar artikel 4.1281 komen te vervallen. Met de wijziging van artikel 4.1283, aanhef, wordt dit hersteld.

Er is een nieuw onderdeel a ingevoegd op grond waarvan de naam van degene die de werkzaamheden in opdracht feitelijk gaat verrichten aan het bevoegd gezag moet worden doorgegeven. De ILT is bevoegd gezag voor degene die in opdracht toepast en het is daarom nodig ook de uitvoerder te kennen, zoals dit voor inwerkingtreding van de Omgevingswet ook het geval was.

In het nieuwe onderdeel e is opgenomen dat ook de gegevens waarop de milieuverklaring is gebaseerd (zoals de meetgegevens van de stoffen die in het laboratorium zijn onderzocht) of een verwijzing naar het rapport waarin deze gegevens zijn opgenomen moet worden verstrekt. Het gaat om het overleggen van de gegevens voor elke relevante kwaliteitseis waarop de milieuverklaring bodemkwaliteit is gebaseerd of de verwijzing naar (het kenmerk van) het rapport waarin deze gegevens zijn opgenomen. Dat sluit aan op de formulering in artikel 25e van het Bbk.

Voor het in werking treden van de Omgevingswet had de ILT ook de beschikking over deze aanvullende informatie, omdat die werd uitgevraagd met de meldingsformulieren en de meldingen moesten worden gedaan aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Dit wordt hiermee in de regels hersteld. Deze aanvullende informatie is voor de ILT met name van belang voor het toezien op de erkenningsverplichtingen (bijvoorbeeld de monstername of het laboratoriumwerk) of de verplichtingen van de Regeling bodemkwaliteit 2022 (afgifte milieuverklaring bodemkwaliteit).

De onderdelen g tot en met j zijn nieuw. Hier is aangesloten op de formulering van artikel 25e, tweede lid, van het Bbk. Ook deze informatie was voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet voor de ILT beschikbaar, omdat die werd uitgevraagd met de meldingsformulieren en de meldingen moesten worden gedaan aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Met deze nieuwe onderdelen wordt deze omissie hersteld. Op grond hiervan wordt informatie verstrekt over de milieuverklaring bodemkwaliteit: het nummer en type milieuverklaring bodemkwaliteit, de naam van degene die de milieuverklaring bodemkwaliteit heeft afgegeven, de datum van afgifte van de milieuverklaring bodemkwaliteit en de hoeveelheid mijnsteen of vermengde mijnsteen waarop de milieuverklaring bodemkwaliteit betrekking heeft.

Aan het oude onderdeel d dat verletterd is tot onderdeel k, is toegevoegd dat het adres, de kadastrale aanduiding of coördinaten van de locatie van de herkomst van de mijnsteen of de vermengde mijnsteen ook verstrekt moeten worden. In het Besluit activiteiten leefomgeving werd bij de informatieplicht van een partij de herkomst gevraagd zonder de verplichting dat dit in een specifieke vorm moest gebeuren. Met deze bepaling is die omissie hersteld.

Het nieuwe onderdeel n strekt er toe om als er voor de functionele toepassing van mijnsteen of vermengde mijnsteen een melding is gedaan op grond van artikel 4.1282 het betreffende meldingsnummer ook te verstrekken. Op die manier kan een koppeling worden gemaakt tussen de melding voor de toepassing en de informatieplicht per partij. Voor inwerkingtreding van de Omgevingswet werd er geen splitsing gemaakt tussen een functionele toepassing en partij; de gegevens werden in één melding gevraagd. Het kenmerk van een eerdere melding is voor de ILT cruciaal om op landelijk en ketenniveau de bodemactiviteiten te kunnen combineren en analyseren op risico’s.

Artikel 7, onder D tot en met F (wijziging Besluit activiteiten leefomgeving: hoofdstuk 10 activiteiten rond luchthavens)

Deze onderdelen wijzigen drie artikelen in hoofdstuk 10 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet is artikel 8.12 van de Wet luchtvaart vervallen. De mogelijkheid om op grond van dat artikel – in verband met geldende hoogtebeperkingen – ontheffing te verlenen voor het oprichten of plaatsen van objecten waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist, is vervangen door de mogelijkheid om daarvoor vergunning te verlenen. Dit is geregeld in hoofdstuk 10 van het Besluit activiteiten leefomgeving. In dit hoofdstuk was nog niet voorzien in vergunningverlening in verband met de aanwezigheid van een buitenlandse burgerluchthaven. Met de wijzigingen in de onderdelen D en F is hier nu in voorzien. Artikel 10.10 van het Besluit activiteiten leefomgeving bepaalt nu dat ook het plaatsen en aanleggen van objecten in strijd met een regel in het besluit beperkingengebied buitenlandse luchthavens wordt aangemerkt als een vergunningplichtige beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een luchthaven. Voor een dergelijke activiteit bepaalt artikel 10.4 van dat besluit nu dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat een maatwerkvoorschrift kan stellen.

Onderdeel E, bevat een wijziging van artikel 10.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving. Dit artikel vermeldt in het eerste lid nu ook dat maatwerk over de verplichtingen in artikel 10.7 van het Besluit activiteiten leefomgeving ook als voorschrift aan een omgevingsvergunning kan worden verbonden. Het nieuwe tweede lid bepaalt dat geen maatwerkschrift kan worden gesteld als over datzelfde onderwerp een vergunningvoorschrift aan de omgevingsvergunning kan worden verbonden. Hiermee wordt aangesloten op de systematiek in de overige hoofdstukken van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Artikel 8

Dit artikel wijzigt het Omgevingsbesluit.

Vanwege de verschuiving van ontheffing naar vergunning, zoals hiervoor beschreven in de toelichting bij artikel 7, onder D tot en met F, zijn ook de artikelen 4.11, eerste lid, onder c, en 4.30, eerste lid, onder c, van het Omgevingsbesluit gewijzigd. Aan de opsomming in deze artikelonderdelen is de beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een buitenlandse burgerluchthaven toegevoegd. Genoemde artikelen regelen dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat beslist op een enkel- of meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning die alleen betrekking heeft op een of meer van de in artikel 4.11 opgesomde activiteiten, dan wel dat de minister het recht van advies heeft voor bepaalde aanvragen (artikel 4.30, eerste en tweede lid) en in sommige gevallen ook het recht van instemming (artikel 4.30, derde lid). Daar waar het gaat om een meervoudige aanvraag om een omgevingsvergunning waarvan een beperkingengebiedactiviteit met betrekking tot een buitenlandse burgerluchthaven onderdeel is en waarvoor de Minister van Infrastructuur en Waterstaat niet als het bevoegd gezag is aangewezen, heeft deze in alle gevallen zowel het recht van advies, als het recht van instemming voor zover het betreft de beslissing op de aanvraag voor deze activiteit. Achtergrond hiervan is dat de genoemde beperkingengebiedactiviteit niet is aangewezen als magneetactiviteit7. Daarom kan bij meervoudige aanvragen om een omgevingsvergunning waarvan deze activiteit onderdeel is een ander bestuursorgaan dan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat als het bevoegd gezag zijn aangewezen, afhankelijk van het samenstel van activiteiten dat is aangevraagd. Omdat deze minister voor een enkelvoudige aanvraag om een omgevingsvergunning voor deze activiteit zelf het bevoegd gezag zou zijn geweest, krijgt deze in dat geval op grond van de onderhavige wijziging van artikel 4.30, eerste lid, onder c, van het Omgevingsbesluit het recht van advies en in het verlengde daarvan, via de bestaande generieke verwijzing naar dat artikelonderdeel in artikel 4.30, derde lid, van dat besluit, ook het recht van instemming.

Artikel 9

Tot het moment van inwerkingtreding van titel 8A.6 van de Wet luchtvaart per 1 januari 2013, dat de gevolgen van buitenlandse luchthavens voor de ruimtelijke ordening op Nederlands grondgebied regelt, waren de regels inzake de geluidaspecten van buitenlandse luchthavens geregeld via de band van de Wet geluidhinder. Met de hiervoor in paragraaf 1 van deze nota van toelichting vermelde wijziging van de Wet luchtvaart uit 2012 is dit kader overgeheveld naar de Wet luchtvaart. Artikel III van de Wet van 8 november 2012 bepaalt dat een algemene maatregel van bestuur die op grond van artikel 108 van de Wet geluidhinder is vastgesteld met betrekking tot een buitenlandse luchthaven, genoemd in artikel 8a.54, eerste lid, van de Wet luchtvaart en de krachtens die maatregel genomen besluiten voor deze luchthaven van kracht blijven tot het tijdstip waarop een besluit beperkingengebied buitenlandse luchthaven voor deze luchthaven in werking treedt.

In het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg is een geluidszone rondom de burgerluchthaven Weeze vastgesteld. Dit besluit is niet meer van kracht voor de burgerluchthaven Weeze (in het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg aangeduid als luchtvaartterrein Laarbruch) vanaf het moment waarop het onderhavige besluit in werking is getreden. Voor wat betreft de militaire luchthaven Brüggen, waarvoor in het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen Noord- en Midden-Limburg ook een geluidszone is opgenomen, geldt dat vanaf deze luchthaven niet meer wordt gevlogen. Dat besluit kan daarom worden ingetrokken.

Artikel 10

Overeenkomstig het uitgangspunt bij de onderlinge afstemming van de Omgevingswet en de Wet luchtvaart worden de instructieregels over ruimtelijke beperkingen binnen beperkingengebieden rond luchthavens in het nieuwe stelsel van de Omgevingswet opgenomen. Dit vloeit voort uit artikel 2.29 van de Omgevingswet. De aanwijzing van de bij luchthavens behorende beperkingengebieden, waaronder de beperkingengebieden voor buitenlandse luchthavens op Nederlands grondgebied, blijft gebeuren op grond van de Wet luchtvaart. De instructieregels over ruimtelijke beperkingen in beperkingengenbieden zullen een plaats krijgen in hoofdstuk 5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en worden ingevoegd via een apart wijzigingsbesluit. Het tweede lid van dit artikel biedt de mogelijkheid om op dat moment de instructieregels, zoals die in dit besluit zijn opgenomen, te laten vervallen bij koninklijk besluit.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de uitoefening van de luchtverkeersleiding door de Bondsrepubliek Duitsland boven Nederlands grondgebied alsmede de gevolgen van het burgergebruik van luchthaven Niederrhein op het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden, Trb. 2003, nr. 85.

X Noot
2

NLR definitief Rapport geluid en externe veiligheid AMVB Weeze» (IENW/BSK/376480: Contouren geluid en externe veiligheid).

X Noot
3

Definitieve notitie vliegveiligheidsvlakken Weeze» (IENW/BSK/385483: Contouren vliegveiligheid).

X Noot
4

Lden is de nu gangbare en voorgeschreven maat voor de geluidbelasting door vliegverkeer voor burgerluchthavens en wordt uitgedrukt in dB(A).

X Noot
5

Artikel 8.8, tweede lid juncto artikel 8a.58, eerste lid, van de Wet luchtvaart.

X Noot
7

Voor een nadere toelichting op dit begrip wordt verwezen naar de nota van toelichting bij het Omgevingsbesluit zoals dat oorspronkelijk is vastgesteld (Stb. 2018, 290, p. 145).

Naar boven