Besluit van 13 december 2024, houdende enkele wijzigingen van het Besluit politiegegevens in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2023/977 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 betreffende de uitwisseling van informatie tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en tot intrekking van Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken, van 7 oktober 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5804548;

Gelet op artikel 15a, tweede lid, van de Wet politiegegevens;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 20 november 2024, nr. nr. W16.24.00297/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken, van 10 december 2024, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5955993;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van paragraaf 5 komt te luiden: «Doorgifte aan en ontvangst uit derde landen».

B

Artikel 5:3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De doorzending kan worden geweigerd of aan beperkende voorwaarden worden onderworpen indien dit:

    • a. een geval betreft als bedoeld in artikel 2:13;

    • b. strijdig zou zijn met of schade zou toebrengen aan essentiële nationale veiligheidsbelangen;

    • c. het welslagen van een lopend onderzoek naar een strafbaar feit of de veiligheid van een persoon in gevaar zou brengen;

    • d. de beschermde essentiële belangen van een rechtspersoon disproportioneel zou schaden;

    • e. betrekking heeft op een strafbaar feit dat in Nederland strafbaar is gesteld met een gevangenisstraf van een jaar of minder;

    • f. betrekking heeft op een aangelegenheid die naar Nederlands recht geen strafbaar feit is;

    • g. betrekking heeft op politiegegevens die uitsluitend kunnen worden doorgezonden na instemming van de officier van justitie en deze geen toestemming geeft voor de doorzending;

    • h. betrekking heeft op politiegegevens die zijn verkregen van een andere lidstaat of van een derde land en deze geen toestemming geeft voor de doorzending;

    • i. betrekking heeft op politiegegevens die niet behoren tot de in deel B van bijlage II bij Verordening (EU) 2016/794 opgesomde categorieën persoonsgegevens en niet nodig is voor, en niet in verhouding staat tot, het bereiken van het doel waarvoor om doorzending van de gegevens is verzocht.

2. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Artikel 5:1, tweede, derde en vierde lid, en artikel 5:2 zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 december 2024

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken

Uitgegeven de achttiende december 2024

De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Richtlijn (EU) 2023/977

Dit besluit strekt tot wijziging van het Besluit politiegegevens in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2023/977 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 betreffende de uitwisseling van informatie tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en tot intrekking van Kaderbesluit 2006/690/JBZ van de Raad (hierna: de richtlijn). De richtlijn wordt ook wel aangehaald als de «richtlijn betreffende informatie-uitwisseling» en bevat geharmoniseerde regels voor de adequate en snelle uitwisseling van informatie tussen de bevoegde rechtshandhavingsinstanties voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.

De richtlijn verplicht de lidstaten de nodige wettelijke bepalingen in werking te laten treden om uiterlijk op 12 december 2024 aan de richtlijn te voldoen. Enkel voor wat betreft artikel 13 van de richtlijn – dat betrekking heeft op het gebruik van het communicatiekanaal Siena – wordt hiervan afgeweken en geldt als uiterste datum 12 juni 2027.

De richtlijn vervangt het Kaderbesluit 2006/690/JBZ van de Raad (dat in de praktijk het Zweeds kaderbesluit is gaan heten). Gebleken is dat het Zweeds kaderbesluit op punten niet duidelijk genoeg is en niet voldoende zorgt voor een effectieve en snelle uitwisseling van relevante informatie tussen de lidstaten. Daarom is het rechtskader geactualiseerd en worden met de richtlijn duidelijke, geharmoniseerde regels vastgesteld. Het doel hiervan is een adequate en snelle uitwisseling van informatie tussen de bevoegde rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten te faciliteren en te waarborgen, en de bevoegde rechtshandhavingsinstanties in staat te stellen zich aan te passen aan de snel veranderende en uitdijende aard van de georganiseerde criminaliteit, onder meer in de context van de globalisering en digitalisering van de maatschappij. In de richtlijn staat het uitwisselen van informatie met het oog op het voorkomen, opsporen of onderzoeken van strafbare feiten centraal. De richtlijn is niet van toepassing op het verstrekken en gebruiken van informatie als bewijsmateriaal in gerechtelijke procedures. Voor het gebruik van verstrekte informatie als bewijsmateriaal in een gerechtelijke procedure is toestemming van de verstrekkende lidstaat nodig.

Besluit politiegegevens

De Wet politiegegevens (hierna: Wpg) en het Besluit politiegegevens (hierna: Bpg) stellen regels voor de omgang met politiegegevens. Het Zweeds kaderbesluit is destijds in het Bpg geïmplementeerd (Stb. 2007, 550). In Paragraaf 5a van het besluit zijn regels opgenomen met betrekking tot de doorzending van politiegegevens aan andere lidstaten. Deze paragraaf is een uitwerking van artikel 15a Wpg. Hiermee is in de Nederlandse regelgeving reeds voorzien in de grondslagen voor de met de richtlijn beoogde informatie-uitwisseling.

De richtlijn vereist op een enkel punt echter wel wijziging van het Bpg. Het gaat hierbij om artikel 5:3, tweede lid, Bpg, waarin de weigeringsgronden zijn opgenomen voor de doorzending van politiegegevens. Op deze aanpassing wordt nader ingegaan in de artikelsgewijze toelichting. Voor het overige zijn de regels uit Paragraaf 5a van het besluit na vaststelling van de richtlijn onverminderd van toepassing en is in het Bpg geen aanvullende implementatie vereist.

Ministeriële regeling

De richtlijn stelt met name organisatorische en logistieke regels. Hierbij valt te denken aan regels omtrent de indiening van informatieverzoeken en de afwikkeling daarvan. Daarnaast kan worden gedacht aan regels rondom de oprichting en organisatie van een centraal contactpunt, dat verantwoordelijk is voor de coördinatie en facilitering van de informatie-uitwisseling uit hoofde van de richtlijn. Voor zover deze organisatorische en logistieke bepalingen implementatie vereisen, worden deze regels opgenomen in een ministeriële regeling. De grondslagen voor deze ministeriële regeling zijn te vinden in artikel 42, tweede lid, van de Politiewet 2012, en artikel 44, van het Besluit beheer politie.

Financiële gevolgen en uitvoeringsconsequenties

De in dit wijzigingsbesluit voorziene aanpassing van de weigeringsgronden in artikel 5:3, tweede lid, Bpg heeft geen financiële gevolgen. De uitvoeringsconsequenties bestaan enkel daaruit dat aan de gewijzigde weigeringsgronden moet worden getoetst, waarbij het uitgangspunt dat zo veel mogelijk de gevraagde informatie wordt verstrekt, niet is gewijzigd.

Adviezen

Over een ontwerp van het besluit is advies gevraagd aan de Autoriteit Persoonsgegevens. Op 22 augustus 2024 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens laten weten geen aanmerkingen op het conceptbesluit te hebben.

Het besluit is niet opengesteld voor (internet)consultatie, omdat het wijzigingsbesluit dient ter (verplichte) implementatie van EU-regelgeving.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I (Wijziging Besluit politiegegevens)

Onderdeel A

Met de implementatie van Europese regelgeving over de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, is beoogd om met de paragrafen 5 en 5a onderscheid te maken tussen doorgifte aan en ontvangst van politiegegevens uit derde landen respectievelijk de doorzending of ontvangst van politiegegevens aan andere lidstaten (Stb. 2018, 496; artikelsgewijze toelichting op Artikel I, onderdelen K en N). Gebleken is dat de opschriften van deze paragrafen hier abusievelijk niet correct op zijn aangepast. Met deze wijziging wordt deze omissie hersteld.

Onderdeel B
Artikel 5:3, tweede lid

Artikel 5:3, tweede lid, regelt wanneer de doorzending van politiegegevens kan worden geweigerd of aan beperkende voorwaarden kan worden onderworpen. Het artikellid vindt zijn oorsprong in het Besluit van 14 december 2007, houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet politiegegevens in het Bpg (Stb. 2007, 550). Nu artikel 6 van Richtlijn (EU) 2023/977 de gronden voor afwijzing van verzoeken om informatie heeft geherformuleerd en gronden heeft toegevoegd zijn de weigeringsgronden in artikel 5:3, tweede lid, Bpg aangepast.

Het ongewijzigde onderdeel a verwijst naar de weigeringsgronden die op nationaal niveau gelden, ter uitvoering van artikel 15, tweede lid, Wpg. Deze weigeringsgronden zijn uitgewerkt in artikel 2:13 van het Bpg. De overige weigeringsgronden (op het oude onderdeel f na, dat is vernummerd tot onderdeel g) zijn te herleiden naar het Zweeds kaderbesluit. Hierin hebben enkele aanpassingen plaatsgevonden naar aanleiding van de richtlijn. Zo zijn de onderdelen b en c zijn geherformuleerd, maar inhoudelijk ongewijzigd. Verder is de inhoud van onderdeel d nieuw en bevat onderdeel f eveneens een nieuwe weigeringsgrond. Onderdeel e is ongewijzigd. Ook de onderdelen g en h zijn inhoudelijk ongewijzigd, maar wel zijn deze onderdelen vernummerd. De onderdelen volgen namelijk uit de oude onderdelen f respectievelijk g. Tot slot geldt voor het laatste onderdeel, onderdeel i, dat dit ook een nieuwe weigeringsgrond is. Hierbij wordt echter wel opgemerkt dat de inhoud van het oude onderdeel d onder onderdeel i is komen te vallen.

Artikel 5:3, achtste lid

Artikel 5:3, achtste lid, regelt welke bepalingen uit de artikelen 5:1 en 5:2 van overeenkomstige toepassing zijn. Gebleken is dat abusievelijk artikel 5:1, tweede lid, hier niet van overeenkomstige toepassing was verklaard, terwijl voor artikel 5:3 wel van belang is dat de doorzending van politiegegevens door tussenkomst van een landelijke eenheid plaatsvindt. Met deze wijziging is deze omissie hersteld.

Transponeringstabel

Bepaling richtlijn (EU) 2023/977

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling:

Toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte

Artikel 1

Behoeft geen implementatie – betreft beschrijving onderwerp en toepassingsgebied richtlijn.

Artikel 2

Behoeft geen implementatie – betreft beschrijving gehanteerde definities.

Artikel 3 (a)

Artikel 15a Wpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Artikel 3 (b)

Artikel 15a Wpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Artikel 3 (c)

Artikelen 4a, tweede lid, en 7 Wpg en het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Artikel 3 (d)

Artikel 17a, vierde lid, Wpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Artikel 3 (e)

Artikel 4, eerste en vierde lid, Wpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Artikelen 4 en 5

Implementatie volgt in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 6, eerste lid

Artikel 5:3, tweede lid, Bpg

Voor het overige volgt implementatie in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 6, tweede tot en met vierde lid

Implementatie volgt in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 7, eerste lid

Artikel 15a Wpg en artikel 5:3 Bpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Voor het overige volgt implementatie in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 7, tweede lid

Artikel 15a Wpg en artikel 5:3 Bpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Voor het overige volgt implementatie in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 7, derde lid

Implementatie volgt in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 7, vierde lid

Behoeft geen implementatie

Beleidsruimte voor de lidstaten met betrekking tot het toezenden van een kopie van informatie

 

Artikel 8

Implementatie volgt in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 9

Behoeft geen implementatie – betreft een situatie die Nederland niet kent

Artikel 10 (a)

Artikel 4, eerste lid, Wpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Artikel 10 (b)

Artikel 3, tweede lid, Wpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling) en artikel 5:3, tweede lid, Bpg

Artikel 10 (c)

Artikel 4, eerste en derde lid, Wpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Artikel 11

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 12, eerste lid

Artikel 15a Wpg en artikel 5:7 Bpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Voor het overige volgt implementatie in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 12, tweede lid

Implementatie volgt in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 13

Implementatie volgt in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 14, eerste lid

Implementatie volgt in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 14, tweede lid

Artikel 15a Wpg en artikel 5:3-5:8 Bpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Voor het overige volgt implementatie in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 14, derde lid

Implementatie volgt in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 14, vierde lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 15, eerste lid

Artikel 5, 8 en 31 Besluit beheer politie en Regeling vaststelling LFNP (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Artikel 15, tweede lid

Implementatie volgt in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 15, derde lid

Artikel 74 Politiewet, artikel 31 en 45a Besluit beheer politie, Regeling politieonderwijs en Regeling vaststelling LFNP (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Artikel 16, eerste lid (a)(b)(c) (f)(g)

Implementatie volgt in de hierboven genoemde ministeriële regeling

Artikel 16, eerste lid (d)(e)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 16, eerste lid (h)

Artikel 32a Wpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Artikel 16, tweede lid

Artikel 4a en 4b, Wpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Artikel 16, derde lid

Artikel 4, tweede lid, Wpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Artikel 16, vierde lid

Artikel 4, eerste lid, Wpg (reeds geïmplementeerd in bestaande regeling)

Artikelen 17 t/m 24

Behoeven naar hun aard geen implementatie

Artikel II

Met deze inwerkingtredingsbepaling is bepaald dat dit besluit in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken

Naar boven