Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken,
van 11 november 2024, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5896867;
Gelet op artikel 120, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 november 2024,
No. W16.24.00317/II);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D.
Struycken, van 4 december 2024, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5966451;
Hebben goedgevonden en verstaan:
’s-Gravenhage, 10 december 2024
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
Uitgegeven de twaalfde december 2024
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
NOTA VAN TOELICHTING
Met dit besluit wordt per 1 januari 2025 de wettelijke rente als bedoeld in artikel
119 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verlaagd van 7 procent naar 6 procent. De
vorige wijziging van de wettelijke rente vond plaats per 1 januari 2024 (Besluit van
20 december 2023 tot wijziging van het Besluit van 15 december 2022 tot vaststelling
wettelijke rente (Stb. 2023, 484)).
De hoogte van de wettelijke rente wordt bepaald overeenkomstig de daartoe ontwikkelde
vaststellingssystematiek. In de nota van toelichting bij het Besluit van 15 december
2022 tot vaststelling wettelijke rente (Stb. 2022, 520) is de achtergrond van deze systematiek nader uiteengezet. De wettelijke rente wordt
berekend door de basisherfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank (ECB) (de
referentierente) te verhogen met een opslag van 2,25 procent, met afronding van halve
procenten of meer naar boven en overigens naar beneden. De basisherfinancieringsrente
is de rente waartegen banken, voor de duur van één week, geld kunnen lenen van de
ECB. Aanpassing van de wettelijke rente geschiedt, indien nodig, halfjaarlijks per
1 januari en per 1 juli, waarbij de peildatum voor de referentierente ultimo oktober
daaraan voorafgaand respectievelijk ultimo april is.
Aanpassingen zijn beperkt tot maximaal 2 procentpunten per wijziging. Per 1 juli (peildatum
ultimo april) van enig jaar is in beginsel bovendien slechts wijziging van het percentage
van de wettelijke rente mogelijk, indien de dan geldende wettelijke rente meer dan
1 procentpunt verschilt van de rente die op dat moment zou gelden op basis van de
hiervoor aangegeven berekeningswijze. Indien echter per 1 januari van een bepaald
jaar, vanwege de voornoemde beperking van een wijziging tot maximaal 2 procentpunten,
een verhoging van de referentierente niet geheel kon worden doorgevoerd in het vast
te stellen percentage van de wettelijke rente, kan per 1 juli van hetzelfde jaar wel
een verhoging van slechts 1 procentpunt of minder worden doorgevoerd. Dit laatste
geldt omgekeerd ook voor een verlaging van de referentierente die per 1 januari niet
geheel kon worden doorgevoerd.1 Deze bijzondere aspecten van de vaststellingssystematiek zijn bij dit besluit niet
van toepassing.
De basisherfinancieringsrente van de ECB bedraagt op 31 oktober 2024 3,4 procent.
Dit betekent dat de hierboven beschreven wijze van berekening per de peildatum ultimo
oktober 2024 een rentepercentage oplevert van 5,65 procent. In overeenstemming met
de vaststellingssystematiek wordt de wettelijke rente per 1 januari 2025 bepaald op
6 procent.
ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen
voor de regeldruk heeft.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken