Besluit van 15 december 2022 tot vaststelling wettelijke rente

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 22 november 2022, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 4324752;

Gelet op artikel 120, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 december 2022, No. W16.22.00176/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 13 december 2022, nr. 4367102;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De wettelijke rente als bedoeld in artikel 119 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, wordt vastgesteld op vier procent per jaar.

Artikel 2

Het Koninklijk Besluit van 18 januari 1971, Stb. 27 vervalt.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 december 2022

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Uitgegeven de negentiende december 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit wordt per 1 januari 2023 de wettelijke rente als bedoeld in artikel 119 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek aangepast van 2% naar 4%. De laatste wijziging van de wettelijke rente vond plaats per 1 januari 2015 (bij algemene maatregel van bestuur van 4 december 2014, Stb. 491, tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1971, Stb. 27). Omdat de daartoe gehanteerde vaststellingssystematiek als referentierente de basisherfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank hanteert (zoals hieronder verder wordt toegelicht) en de stand van deze rente zich sedert begin 2015 op of rond het 0-% bevond, is het percentage van de wettelijke rente sindsdien niet meer gewijzigd.

In de nota van toelichting bij het besluit van 18 december 1989, Stb. 570, is uiteengezet hoe ter bepaling van de hoogte van de wettelijke rente is gekozen voor een systematiek die vanwege eenvoud en helderheid, aansluiting bij de gemiddelde bankrente en vermijding van te grote fluctuaties, is gebaseerd op een vaste referentierente en vaste (half)jaarlijkse peilmomenten. Na de invoering van de euro is voor de wettelijke rente de herfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank als referentierente gekozen. De herfinancieringsrente is het tarief voor de basisherfinancieringstransacties waarmee banken door de Europese Centrale Bank wekelijks van liquiditeiten worden voorzien.

Basisherfinancieringstransacties vormen de belangrijkste openmarkt-transacties van het Europese stelsel van Centrale Banken. Zij vervullen een belangrijke rol bij het sturen van (onder andere) de geldmarktrente.1 Maandelijks beslist de Raad van Bestuur van de ECB over de officiële rentetarieven in het eurogebied, waaronder de rente voor basisherfinancieringstransacties. Ook de wettelijke rente zoals die wordt gehanteerd voor handelstransacties in de zin van het op 1 december 2002 in werking getreden artikel 119a van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (Wet van 7 november 2002 tot uitvoering van de Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties, Stb. 545) en voor handelstransacties met de overheid in de zin van art. 119b boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (Wet van 13 december 2012 tot wijziging van boek 6 BW en enkele andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties, Stb. 2012, 647) sluit aan bij de herfinancieringsrente van de ECB. Deze wettelijke handelsrente wordt overigens niet bij besluit vastgesteld of gewijzigd maar ligt uit hoofde van art. 6:120 lid 2 BW vast op de stand van de herfinancieringsrente per de eerste kalenderdag van het desbetreffende halfjaar, vermeerderd met acht procentpunten.

De wettelijke rente wordt berekend door de referentierente te verhogen met een opslag van 2,25%-punt. Die ophoging is noodzakelijk om te voorkomen dat de wettelijke rente lager zou kunnen uitvallen dan de rente die banken gemiddeld in rekening brengen voor voorschotten die, anders dan tegen effecten, in rekening-courant zijn opgenomen, eventueel vermeerderd met een extra rente-opslag. De looptijd van de wettelijke rente is tenminste een halfjaar en in de praktijk meestal een jaar. Gelet op deze looptijd en op de fluctuaties die gedurende die termijn in de rentetarieven kunnen voorkomen, is een ophoging van 2,25%-punt gepast.2 De peildata voor eventuele wijzigingen in de wettelijke rente zijn ultimo april en ultimo oktober. Dit betekent dat voor een berekening van de wettelijke rente per 1 januari als basis moet worden genomen de herfinancieringsrente die de Europese Centrale Bank heeft vastgesteld voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie die heeft plaatsgevonden vóór ultimo oktober.

Om al te grote veranderingen te vermijden wordt een verlaging of verhoging beperkt tot 2 procentpunten ten opzichte van de geldende wettelijke rente. Er vindt een afronding plaats van halve procenten of meer naar boven en overigens naar beneden. Per 1 juli (peildatum ultimo april) van enig jaar is in beginsel eveneens wijziging van het percentage van de wettelijke rente mogelijk, doch alleen indien de dan geldende wettelijke rente meer dan 1%-punt verschilt van de rente die op dat moment zou gelden op basis van de hiervoor aangegeven berekeningswijze.3 Na een sinds 2015 eerste substantiële verhoging in juli 2022 tot 0,75%, bedraagt de vaste rente van de ECB voor basisherfinancieringsoperaties op het peilmoment van 31 oktober 2022 1,25%.4

Op grond van de hiervoor aangeduide vaststellingssystematiek wordt de wettelijke rente per 1 januari 2023 daarom bepaald op 4%. Om redenen van duidelijkheid geschiedt dit door het geheel opnieuw vaststellen van een besluit op grond van artikel 120 lid 1 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij het oorspronkelijke in 1971 vastgestelde besluit vervalt. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk heeft.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Zie Nota van Toelichting Besluit 3 juli 2003, Stb. 280

X Noot
2

Id.

X Noot
3

Zie Nota van Toelichting Besluit 3 juli 2003, Stb. 280.

X Noot
4

De door de ECB op 27 oktober 2022 vastgestelde, volgende verhoging van de herfinancieringsrente met 0,75% is eerst op 2 november 2022 van kracht geworden.

Naar boven