Besluit van 20 december 2023 tot wijziging van het Besluit van 15 december 2022 tot vaststelling wettelijke rente (aanpassing wettelijke rente)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 21 november 2023, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5023402;

Gelet op artikel 120, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 december 2023, No. W16.23.00346/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Rechtsbescherming van 15 december 2023, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 5095832;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

In artikel 1 van het Besluit van 15 december 2022 tot vaststelling wettelijke rente (Stb. 2022, 520) wordt «zes procent» vervangen door «zeven procent».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 december 2023

Willem-Alexander

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Met dit besluit wordt per 1 januari 2024 de wettelijke rente als bedoeld in artikel 119 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek verhoogd van 6 procent naar 7 procent. De vorige wijziging van de wettelijke rente vond plaats per 1 juli 2023 (Besluit van 29 juni 2023 tot wijziging van het Besluit van 15 december 2022 tot vaststelling wettelijke rente (Stb. 2023, 235)).

De hoogte van de wettelijke rente wordt bepaald overeenkomstig de daartoe ontwikkelde vaststellingssystematiek. In de nota van toelichting bij het Besluit van 15 december 2022 tot vaststelling wettelijke rente (Stb. 2022, 520) is de achtergrond van deze systematiek nader uiteengezet. De wettelijke rente wordt berekend door de basisherfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank (ECB) (de referentierente) te verhogen met een opslag van 2,25 procent, met afronding van halve procenten of meer naar boven en overigens naar beneden. De basisherfinancieringsrente is de rente waartegen banken, voor de duur van één week, geld kunnen lenen van de ECB. Aanpassing van de wettelijke rente geschiedt, indien nodig, halfjaarlijks per 1 januari en per 1 juli, waarbij de peildatum voor de referentierente ultimo oktober daaraan voorafgaand respectievelijk ultimo april is.

Aanpassingen zijn beperkt tot maximaal 2 procentpunten per wijziging. Per 1 juli (peildatum ultimo april) van enig jaar is in beginsel bovendien slechts wijziging van het percentage van de wettelijke rente mogelijk, indien de dan geldende wettelijke rente meer dan 1 procentpunt verschilt van de rente die op dat moment zou gelden op basis van de hiervoor aangegeven berekeningswijze. Indien echter per 1 januari van een bepaald jaar, vanwege de voornoemde beperking van een wijziging tot maximaal 2 procentpunten, een verhoging van de referentierente niet geheel kon worden doorgevoerd in het vast te stellen percentage van de wettelijke rente, kan per 1 juli van hetzelfde jaar wel een verhoging van slechts 1 procentpunt of minder worden doorgevoerd. Dit laatste geldt omgekeerd ook voor een verlaging van de referentierente die per 1 januari niet geheel kon worden doorgevoerd.1 Deze bijzondere aspecten van de vaststellingssystematiek zijn bij dit besluit niet van toepassing.

De basisherfinancieringsrente van de ECB bedraagt op 31 oktober 2023 4,5 procent. Dit betekent dat de hierboven beschreven wijze van berekening per de peildatum ultimo oktober 2023 een rentepercentage oplevert van 6,75 procent. In overeenstemming met de vaststellingssystematiek wordt de wettelijke rente per 1 januari 2024 bepaald op 7 procent.

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

De kosten die met de civiele invordering gemoeid zijn, hebben de aandacht van het kabinet. Inzet is om tot maatregelen te komen waarmee de snelheid waarmee kosten kunnen escaleren wordt verminderd. Een verkenning daartoe wordt thans door de ministeries van Justitie en Veiligheid en Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgevoerd.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Zie de nota van toelichting bij het Besluit van 18 december 1989 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 januari 1971, Stb. 27 (vaststelling wettelijke rente) (Stb. 1989, 570), p. 4.

Naar boven