Besluit van 12 april 2023, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 7 december 2022 tot wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met diverse onderwerpen op het gebied van langdurige zorg (Stb. 2022, 510)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 5 april 2023, kenmerk 3561011-1045457-WJZ;

Gelet op artikel II van de Wet van 7 december 2022 tot wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met diverse onderwerpen op het gebied van langdurige zorg (Stb. 2022, 510);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet van 7 december 2022 tot wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met diverse onderwerpen op het gebied van langdurige zorg (Stb. 2022, 510) treedt in werking met ingang van 1 januari 2024, met uitzondering van:

  • a. artikel I, onderdelen D, onder 2, en E, die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en terug werken tot 1 januari 2015;

  • b. artikel I, onderdelen A, F, H, onder 2, J en K, die in werking treden met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst; en

  • c. artikel I, onderdelen D, onder 1 en 3, en I, die in werking treden met ingang van 1 juli 2023.

Onze Minister voor Langdurige Zorg en Sport is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 12 april 2023

Willem-Alexander

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

Uitgegeven de negentiende april 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt de inwerkingtreding van de Wet van 7 december 2022 tot wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met diverse onderwerpen op het gebied van langdurige zorg (Stb. 2022, 510) (hierna de Wet).

In artikel II van de wet is bepaald dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan de inwerkingtreding verschillend kan worden vastgesteld. Van deze mogelijkheid wordt gebruik gemaakt.

In het eerste lid van dit besluit wordt geregeld dat artikel I, onderdelen D, onder 2, en E, welke betrekking hebben op het onderwerp huishoudelijke hulp, zo snel mogelijk in werking treedt en terugwerkt tot 1 januari 2015. De termijn tussen publicatie van deze onderdelen en de inwerkingtreding zal daardoor minder dan twee maanden zijn. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de minimum invoeringstermijn. Ook de inwerkingtredingsdatum zal afwijken van de vaste verandermomenten. Deze uitzonderingen zijn toegestaan omdat het reparatieregelgeving betreft (Aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Aan het onderwerp huishoudelijke hulp zal terugwerkende kracht worden verleend. Door de wijziging terug te laten werken wordt de bestaande praktijk gecodificeerd. Daarmee worden nadelige of bezwarende gevolgen voor betrokkenen voorkomen en gewaarborgd dat zorgaanbieders en zorgkantoren niet geconfronteerd worden met onrechtmatigheden in het verleden waarop moet worden gehandhaafd. Het betreft hier immers zorg die al verleend, gefactureerd en betaald is, waardoor de terugwerkende kracht geen nadelige of bezwarende gevolgen heeft voor betrokkenen.

In het tweede lid van dit besluit wordt geregeld dat de onderdelen F, H, onder 2, J en K in werking op de dag na publicatie van dit besluit. Het gaat hier om reparatiewetgeving, waardoor er geen bezwaar bestaat tegen afwijking van de vaste verandermomenten.

In het derde lid van dit besluit wordt geregeld dat de onderwerpen volledig pakket thuis en de raadpleegfunctie inwerkingtreden per 1 juli 2023. Hiermee wordt aangesloten bij het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten en de minimuminvoerings-termijn.

In het vierde lid van dit besluit wordt geregeld dat de onderwerpen inschrijving verzekerden en cliëntondersteuning inwerkingtreden per 1 januari 2024. Ook voor deze onderwerpen wordt aangesloten bij het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten en de minimuminvoerings-termijn. In verband met de benodigde voorbereidingstijd voor de uitvoerende partijen is inwerkingtreding per 1 juli 2023 voor deze onderwerpen niet mogelijk.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

Naar boven