Besluit van 19 december 2022, houdende vaststelling van het tijdstip van de gedeeltelijke inwerkingtreding van de wet van 26 mei 2021 tot wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving (Stb. 2021, 256)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 december 2022, nr. WJZ / 22553602;

Gelet op artikel VIII van de wet van 26 mei 2021 tot wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving (Stb. 2021, 256);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De wet van 26 mei 2021 tot wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving (Stb. 2021, 256) treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel 0A.

Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 december 2022

Willem-Alexander

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Uitgegeven de eenentwintigste december 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit voorziet in de inwerkingtreding van de wet van 26 mei 2021 tot wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving (Stb. 2021, 256). Deze wet wijzigt de Wet dieren op enkele technische punten om een goede uitvoering van de nieuwe Europese diergezondheidsverordening (verordening (EU) nr. 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016, L 84). Deze verordening is sinds 21 april 2021 van toepassing.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer zijn bij drie amendementen bepalingen toegevoegd aan de wet, die los staan van de uitvoering van de diergezondheidsverordening. Twee van deze bepalingen bevatten een facultatieve bevoegdheid om regels te stellen over de brandveiligheid van stallen en het fokken van dieren. Deze bevoegdheden kunnen worden toegepast zodra dat noodzakelijk of wenselijk wordt geacht. Daarom kunnen deze bepalingen gelijktijdig met de andere bepalingen in werking treden. Het gaat hier om artikel I, onderdelen 1A en 2A, van de wet.

De derde bepaling, artikel I, onderdeel 0A, van de wet, regelt dat «het kunnen houden van dieren in een bepaald houderijsysteem of een bepaalde wijze van huisvesting» in elk geval niet wordt begrepen onder «redelijk doel» als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren. Laatstgenoemd artikel bevat een verbod om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen. Artikel I, onderdeel 0A, van de wet dient, aldus de toelichting bij het amendement (Kamerstukken II 2020/21, 35 398, nr. 23, blz. 2) op 1 januari 2023 in werking te treden. Bij brief van 4 november 2022 (Kamerstukken II 2022/2023, 28 286, 1265) is aangekondigd dat inwerkintreding hiervan niet per 1 januari 2023, maar per 1 januari 2024 zal plaatsvinden. Daarbij is tevens vermeld dat het inwerkingtredingsbesluit voor artikel I, onderdeel 0A, zal worden genomen op het moment dat het in de brief aangekondigde voorstel voor een wetswijziging houdende een alternatief voor de in dat onderdeel opgenomen wijziging, bij de Tweede Kamer wordt ingediend.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema

Naar boven