Besluit van 14 december 2022, houdende Wijziging van het Besluit schadevergoeding net op zee in verband met actualisatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Klimaat en Energie van 21 juni 2022, nr. WJZ / 22217161;

Gelet op artikel 16f, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 oktober 2022, nr. W18.22.00070/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Klimaat en Energie van 12 december 2022, nr. WJZ / 22542140;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit schadevergoeding net op zee wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden de begripsbepalingen «SDE-elektriciteitsprijs» en «SDE-subsidiebedrag» vervangen door de volgende begripsbepalingen:

SDEK-elektriciteitsprijs:

in artikel 22 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie bedoelde elektriciteitsprijs of, indien de elektriciteitsprijs lager is dan de in artikel 20 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie bedoelde basiselektriciteitsprijs, de in dat artikel bedoelde basiselektriciteitsprijs;

SDEK-subsidiebedrag:

tenderbedrag per kilowattuur waarvoor subsidie is verstrekt op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie of het Besluit stimulering duurzame energieproductie en klimaattransitie, verminderd met de voor dat jaar geldende SDEK-elektriciteitsprijs;

B

Artikel 2, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Onder gemiddeld voor het net op zee redelijkerwijs noodzakelijk onderhoud als bedoeld in artikel 16f, eerste lid, onderdeel b, van de wet wordt verstaan:

    • a. een onderhoudsperiode van vijf dagen per kalenderjaar; of

    • b. een onderhoudsperiode van ten hoogste 38 dagen ter vervanging van componenten van het net op zee die van belang zijn voor beveiliging en besturing van het net op zee.

C

Na artikel 2 worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 2a

  • 1. De netbeheerder van het net op zee stelt de producent ten minste twee jaar van te voren op de hoogte van de startdatum van de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, en geeft daarbij aan de producent tevens aan wat de planning van die werkzaamheden is.

  • 2. De producent heeft voordat hij overeenkomstig het eerste lid de producent op de hoogte heeft gesteld van de startdatum en planning, voor het bepalen van die startdatum en planning afstemming gezocht met de producent.

  • 3. De onderhoudsperiode, bedoeld in artikel 2, derde lid, hoeft niet aaneengesloten te zijn.

Artikel 2b

Artikel 2, derde lid, aanhef en onderdeel b, is niet van toepassing op de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 12 van de Wet windenergie op zee indien die vergunning is verleend voor 14 april 2022 en er na 14 april 2022 geen besluit is genomen door Onze Minister tot instemming met verlenging van de looptijd van die vergunning.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid en derde lid komen te luiden:

  • 2. Bij gehele of gedeeltelijke niet-beschikbaarheid van het net op zee wordt de hoogte van de vergoeding van schade berekend door de som van:

    • a. het SDEK-subsidiebedrag verminderd met het SDEK-subsidiebedrag gedeeld door (1+i)5, waarbij i staat voor de discontovoet en

    • b. de voor dat jaar geldende SDEK-elektriciteitsprijs

    te vermenigvuldigen met de hoeveelheid elektriciteit die in een kalenderjaar wegens niet-beschikbaarheid niet kon worden getransporteerd, verminderd met de hoeveelheid elektriciteit die in het in artikel 2, derde lid, genoemde aantal dagen geproduceerd kan worden, berekend op basis van het productieprofiel van het windpark. De uitkomst van deze berekening wordt vermeerderd met de gevolgschade.

  • 3. De schade door uitgestelde inkomsten wordt berekend door de som van:

    • a. het SDEK-subsidiebedrag verminderd met het SDEK-subsidiebedrag gedeeld door (1+i)16 en

    • b. de SDEK-elektriciteitsprijs verminderd met de SDEK-elektriciteitsprijs gedeeld door (1+i)v-5 te vermenigvuldigen met de hoeveelheid elektriciteit die niet getransporteerd kon worden, berekend op basis van het productieprofiel van het windpark. Hierin is v gelijk aan de periode waarvoor de vergunning van het windpark is afgegeven.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. Wanneer de netbeheerder van het net op zee dit noodzakelijk acht, voegt de producent bij de berekening van de hoogte van het recht op vergoeding van schade en de gegevens waarop deze berekening is gebaseerd een goedkeurende verklaring van een onafhankelijk accountant bij.

3. Er wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Onze Minister stelt jaarlijks de discontovoet i, bedoeld in het tweede en derde lid, vast.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2023 en werkt ten aanzien van artikel I, onderdelen B en C terug tot en met 14 april 2022.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 december 2022

Willem-Alexander

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Uitgegeven de negentiende december 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

Een producent die elektriciteit opwekt met windturbines op zee heeft op grond van artikel 16f van de Elektriciteitswet 1998 recht op een vergoeding van schade in bepaalde gevallen waarin het net op zee niet beschikbaar is voor transport van geproduceerde elektriciteit. In het Besluit schadevergoeding net op zee (hierna: het besluit) worden nadere regels gesteld over het recht op schadevergoeding en de bestanddelen waaruit dit bestaat.

Aanleiding voor wijziging van het besluit is de noodzaak om het op enkele punten te actualiseren in lijn met nieuwe ontwikkelingen. Een van deze nieuwe ontwikkelingen is de situatie dat inmiddels kavels voor windparken op zee worden gegund zonder verstrekking van subsidie. Ook blijkt het net op zee langer mee te moeten gaan dan waarmee bij het opstellen van het besluit rekening werd gehouden. De huidige vergunningen voor de windparken op zee waarop dit besluit betrekking heeft zijn namelijk afgegeven voor een periode van 30 jaar of langer. Deze vergunningsduur maakt het mogelijk om een windpark ten minste ca. 25 jaar in bedrijf te hebben. Deze langere levensduur van de windparken betekent ook dat het net op zee langer mee dient te gaan. Daarvoor is eenmalig grootschalig onderhoud nodig ter vervanging van componenten van het net op zee. Hierbij zal het net op zee enige tijd verminderd beschikbaar zijn. De noodzaak van dergelijk onderhoud is verder toegenomen doordat op 11 november 2021 de herziene Wet windenergie op zee van kracht is geworden (Stb. 2021, nr. 539). Met die herziening is artikel 15, tweede lid van die wet aangepast. Hierdoor is het voortaan mogelijk om een vergunning van ten hoogste 40 jaar voor windparken op zee te verlenen.

Daarnaast zijn op basis van de ervaringen met het proces van oplevering van het net op zee voor windenergiegebied Borssele een aantal onderdelen in het besluit verduidelijkt en vereenvoudigd.

2. Totstandkoming wijzigingsbesluit

De inhoud van het voorliggende wijzigingsbesluit is tot stand gekomen door middel van een open en interactief proces waarbij partijen uit de windenergiesector en de netbeheerder van het net op zee (TenneT) inbreng hebben geleverd. Het ministerie van Financiën is als aandeelhouder van TenneT bij dat proces betrokken geweest, evenals de Autoriteit Consument & Markt (ACM) als toezichthouder.

3. Regeldruk en bedrijfseffecten

Bij het oorspronkelijke besluit zijn de effecten door middel van een bedrijventoets in kaart gebracht als onderdeel van de ontwerp Elektriciteits- en gaswet (Kamerstukken II 2014/15, 34 199, nr. 1). Hieruit was de conclusie dat het besluit naar verwachting geen majeure additionele markeffecten ten opzichte van de wet had. Om die reden is destijds geen nieuwe toets uitgevoerd.

Het onderhavige wijzigingsbesluit laat de essentie van het oorspronkelijke besluit ongemoeid. De enige wijziging betreft het niet langer verplichten van een accountantsverklaring bij alle schadeclaims die de producent indient. Dit is alleen nodig indien de netbeheerder op zee dit nodig acht hetgeen het geval kan zijn bij complexe schadegevallen. Daarmee worden de regeldruk en bedrijfseffecten verminderd. In de toelichting bij het oorspronkelijke besluit zijn de regeldrukkosten die voortvloeien uit de verplichting voor het bijvoegen van een accountantsverklaring echter niet berekend. Bovendien is er op basis van het oorspronkelijke besluit tot op heden geen beroep gedaan op het recht op schadevergoeding. Bij gebrek aan ervaringsgegevens wordt hier daarom slechts een berekening gegeven van een inschatting van indicatieve regeldrukkosten voor de verplichting om bij complexe schadegevallen een accountantsverklaring bij te voegen. De kosten die gemoeid zijn met het bijvoegen van een accountantsverklaring variëren per accountantsbureau en de aard en complexiteit van het schadegeval. Het gemiddeld uurtarief van een accountant varieert tussen ca. € 70 en de € 200. Ervan uitgaande dat een complex schadegeval de inzet van ca. 1 FTE gedurende één volledige werkweek of 2 dagen p/w gedurende één maand vergt, resulteert dit in een bandbreedte van € 2.800 tot € 8.000 aan eenmalige kosten. Met deze wijziging is bij relatief eenvoudige schadegevallen gekozen voor een minder belastend alternatief; namelijk geen verplichte accountantsverklaring. Bij complexe schadegevallen blijft het vanuit beide partijen wenselijk dat de berekeningen feitelijk correct zijn en is er nut en noodzaak voor een accountantsverklaring.

Er is voor onderhavig besluit geen MKB-toets aangevraagd. Reden hiervoor is dat deze sector niet behoort tot de doelgroepen van deze regeling en hierdoor geen grote regeldrukeffecten zal ervaren.

4. Internetconsultatie

Het ontwerp van dit wijzigingsbesluit is van 15 november 2021 tot en met 13 december 2022 openbaar geconsulteerd via www.internetconsultatie.nl. Hierop zijn 4 openbare reacties ontvangen van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR), de Nederlandse WindEnergie Associatie (NWEA), TenneT TSO B.V., en een burger inzending.

Voor de volledige reactie op alle ingestuurde punten en nadere onderbouwing op de wijzigingen ten gevolge van deze consultatie verwijs ik u naar het consultatieverslag van deze internetconsultatie.

Naar aanleiding van de consultatie van het ontwerp zijn enkele bezwaren ingebracht, waarvan twee fundamenteel, die tot de volgende wijzigingen hebben geleid:

  • Producenten die reeds in het bezit zijn van een vergunning voor een windpark op zee, dat is aangesloten op het net op zee, hebben recht op schadevergoeding voor het eenmalige onderhoud van ten hoogste 38 dagen dat de netbeheerder op zee uitvoert ter vervanging van componenten van het net op zee die van belang zijn voor beveiliging en besturing van het net op zee. Dit recht is er echter niet indien de vergunning wordt verleend na 14 april 2022 of indien een voor 14 april 2022 verleende vergunning wordt verlengd na 14 april 2022.

  • De toevoeging van onderdeel b in artikel 3, tweede lid, in het geconsulteerde wijzigingsbesluit is verwijderd. Hiermee is dit artikel, ten opzichte van het oorspronkelijke besluit, niet veranderd. Er is voor gekozen om onbalanskosten niet als gevolgschade te definiëren. Dit werkt verstorend op de plichten en verantwoordelijkheden van de producent voor het nakomen van het tevoren afgesproken leveringsprofiel en de instrumenten die daarvoor in de elektriciteitsmarkt beschikbaar zijn.

  • De toelichting over de elektriciteitsprijs die geldt voor windparken zonder subsidie is nu opgenomen als een apart onderdeel in de nota van toelichting. Deze stond in het nu verwijderde onderdeel ter toelichting van de wijzigingen in artikel 3.

  • Een indicatieve berekening en bandbreedte van de vermindering van regeldruk is opgenomen naar aanleiding van de reactie van de ATR.

Ook zijn enkele kleinere aanpassingen in het besluit gedaan. Deze betreffen verbeteringen van tekstuele en grammaticale aard. Overige verzoeken tot verduidelijking zijn waar mogelijk opgenomen.

5. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets ACM

De ACM gaf kennis dat een Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets op het besluit niet nodig was. Bij eventuele volgende wijzigingen dienen deze wederom aan de ACM te worden voorgelegd om deze overweging opnieuw te doen.

6. Parlementaire betrokkenheid

De voordracht voor een krachtens artikel 16f, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. In het kader van deze voorhangprocedure is het ontwerpbesluit op 14 april 2022 aan beide Kamers der Staten-Generaal gezonden. De voorhangprocedure heeft niet geleid tot opmerkingen of vragen noch tot aanpassing van het ontwerpbesluit.

7. Inwerkingtreding

Onderhavig wijzigingsbesluit treedt in werking op 1 januari 2023, hetgeen in overeenstemming is met het eerste lid van aanwijzing 4.17 inzake de vaste verandermomenten van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De termijn tussen de publicatiedatum van dit wijzigingsbesluit en het tijdstip van inwerkingtreding wijkt echter af van de in het vierde lid van de in aanwijzing 4.17 bepaalde termijn van twee maanden. Dat het wijzigingsbesluit op 1 januari 2023 in werking treedt is om een aantal redenen opportuun. Ten eerste, treedt het nieuwe artikel 2, derde lid, onderdeel b, van het besluit met terugwerkende kracht in werking tot en met 14 april 2022. Het ontwerp van het wijzigingsbesluit is aan beide kamers der Staten-Generaal op grond van artikel 16f, vijfde lid, van de Elektriciteitswet 1988 op 14 april 2022 voor ten minste vier weken overgelegd (en is hiermee voldoende kenbaar gemaakt). Het voorgaande betekent feitelijk dat met ingang van 14 april 2022 een producent zijn aanvraag voor een vergunning of voor verlenging van zijn vergunning zal doen (of hebben gedaan) met kennis van de nieuwe voorschriften inzake het eenmalig groot onderhoud en daarmee dus ook rekening houdt (of heeft gehouden) in zijn overwegingen. Inwerkingtreding op 1 januari 2023 is ook van belang voor partijen uit de windenergiesector die in 2023 hun bieding voorbereiden voor de tender van kavels I t/m IV in het windenergiegebied «IJmuiden Ver». Om de biedingen goed te kunnen onderbouwen biedt inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit op 1 januari 2023 de benodigde duidelijkheid voor het kunnen opstellen van de businesscases achter de biedingen. Een andere reden voor inwerkingtreding op 1 januari 2023 is dat de minister voor Klimaat en Energie (hierna: minister) overeenkomstig het nieuwe zevende lid van artikel 4 van het besluit voor het jaar 2023 dan al de meest accurate discontovoet kan bepalen, die nodig is voor het kunnen berekenen van in dat jaar eventueel te ontstane schades.

Artikel 16f, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998 bepaalt dat slechts schadevergoeding verschuldigd is indien de hoeveelheid elektriciteit die niet kon worden getransporteerd groter is dan de hoeveelheid elektriciteit die tijdens redelijkerwijs noodzakelijk onderhoud niet kan worden getransporteerd. Met dit wijzigingsbesluit wordt het begrip «redelijkerwijs noodzakelijk onderhoud» nader ingevuld in de zin dat daaronder tevens wordt verstaan een eenmalige onderhoudsperiode van ten hoogste 38 dagen ter vervanging van componenten van het net op zee, die bedoeld zijn voor beveiliging en besturing van het net op zee. Dit is geregeld in artikel I, onderdelen B en C. Deze onderdelen treden met terugwerkende kracht in werking tot en met 14 april 2022. Op 14 april 2022 is deze aanpassing van het besluit bij aanbiedingsbrieven aan beide Kamers der Staten-Generaal aangekondigd zodat producenten hier vanaf deze datum rekening mee konden gaan houden. Er moest immers worden voorkomen dat in de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit door bestaande producenten, anticiperend op de ten hoogste 38 dagen onderhoudsperiode, vergunningsduurverlenging zouden worden aangevraagd om aan de kosten hiervan te ontkomen. Ook moest worden voorkomen dat vóór inwerkintreding van het wijzigingsbesluit nog nieuwe vergunningen zouden worden verleend en daarop het recht op compensatie voor de ten hoogste 38 dagen onderhoudsperiode nog van toepassing wordt. Hierdoor zou immers het met het wijzigingsbesluit beoogde effect – de ten hoogste 38 dagen onderhoudsperiode vrijstellen van compensatie door de netbeheerder op zee (Tennet) – op voorhand teniet worden gedaan. Daarom is een specifieke voorziening opgenomen in artikel I, onderdeel C (ten aanzien van artikel 2b van het besluit) juncto artikel II, welke een vorm van terugwerkende kracht introduceert. Deze past echter binnen de kaders die hiervoor zijn gesteld in aanwijzing 5.62 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Volgens het derde lid van deze aanwijzing wordt aan belastende regelingen behoudens in uitzonderlijke gevallen, geen terugwerkende kracht toegekend. Als reden om toch terugwerkende kracht toe te kennen wordt genoemd de noodzaak tot het plotseling laten gelden van een nieuwe regeling om te voorkomen dat burgers (in dit geval de producenten van windmolenparken) de maatregelen treffen waardoor de regeling haar beoogde effect ontbeert of zelfs een tegenovergesteld effect sorteert.

Hierbij zij tot slot opgemerkt dat voor houders van voor 14 april 2022 verleende vergunningen de 38 dagen onderhoudsperiode niet voor hun rekening komt indien zij niet overgaan tot verlenging van hun vergunning. Ook dit volgt uit het nieuwe artikel 2b van het besluit.

II. Artikelen

Artikel I, onderdeel A en D (artikel 1 van het Besluit)

Het correctiebedrag voor windenergie op zee, dat de minister jaarlijks publiceert, zal als basis worden gehanteerd voor het jaarlijks vaststellen van de SDEK-elektriciteitsprijs en SDEK-subsidiebedrag. De SDEK-elektriciteitsprijs geldt dus ook voor de andere windparken op zee waarop dit besluit van toepassing is.

Artikel I, onderdeel B en C (artikelen 2, 2a en 2b van het Besluit)

Artikel 16f, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998 bepaalt dat slechts schadevergoeding verschuldigd is indien de hoeveelheid elektriciteit die niet kon worden getransporteerd groter is dan de hoeveelheid elektriciteit die tijdens redelijkerwijs noodzakelijk onderhoud niet kan worden getransporteerd. Met dit wijzigingsbesluit wordt het begrip «redelijkerwijs noodzakelijk onderhoud» nader ingevuld.

Bij niet-beschikbaarheid van het net op zee ontstaat een recht op schadevergoeding, behalve bij een beperkte onderbrekingsduur van vijf dagen per kalenderjaar die gerelateerd is aan de gemiddelde onderhoudsduur per jaar en die voor rekening van de producent komt. Deze bepaling was al opgenomen in artikel 2, derde lid, van het besluit. De achtergrond van deze bepaling is dat ook als de producent zelf de verbinding naar het hoogspanningsnet op land zou aanleggen en beheren er sprake zou zijn van niet-beschikbaarheid door (periodiek) onderhoud. Daarnaast geeft dit aan de producent een prikkel om zijn onderhoud zo veel mogelijk af te stemmen op het onderhoud van het net op zee. Anderzijds is het aan de producent en de netbeheerder van het net op zee om in onderlinge communicatie te komen tot een planning voor onderhoud aan het net op zee waarmee het verlies aan opbrengsten van het windpark zoveel mogelijk wordt beperkt, bijvoorbeeld door bij de planning van het onderhoud aan het net op zee zo veel mogelijk rekening te houden met windrijke en -arme periodes en het mogelijke onderhoud aan de windturbines.

Met dit wijzigingsbesluit is het derde lid van artikel 2 aangevuld. Ingevolge deze aanpassing (het nieuwe artikel 2, derde lid, onderdeel b) wordt onder gemiddeld voor het net op zee redelijkerwijs noodzakelijk onderhoud tevens verstaan een eenmalige onderhoudsperiode van ten hoogste 38 dagen ter vervanging van componenten van het net op zee, die bedoeld zijn voor beveiliging en besturing van het net op zee. Waar de jaarlijkse periode ziet op het reguliere onderhoud van het net op zee, is de eenmalige periode dus uitsluitend bedoeld voor onderhoud gericht op vervanging van componenten die van belang zijn voor de hoogspanningscomponenten die het transport van elektriciteit over het net op zee verzorgen. Met deze componenten, zoals computersystemen, wordt de beveiliging en de besturing van het net op zee gewaarborgd. Naarmate deze componenten langer in bedrijf zijn neemt hun kans op falen toe, waardoor ze rond hun twintigste levensjaar aan vervanging toe zijn. Dit betekent dat ze één keer vervangen moeten worden tijdens de levensduur van het net op zee.

De vervanging van deze componenten was niet voorzien ten tijde van het opstellen van het oorspronkelijke besluit omdat destijds de levensduur van een windpark circa 20 jaar bedroeg. In de navolgende tenders is echter gebleken dat de levensduur van windturbines inmiddels circa 25 jaar bedroeg, en werden dientengevolge onder de Wet windenergie op zee vergunningen voor windparken afgegeven die een operationele duur van 25 jaar mogelijk maken. Daarmee werd ook de vereiste levensduur van het net op zee langer, zoals door de minister vastgelegd in het Ontwikkelkader windenergie op zee conform artikel 16e van de Elektriciteitswet 1998.

Met de op 11 november 2021 in werking getreden wijziging van de Wet windenergie op zee is het zelfs mogelijk om vergunningen af te geven voor een duur van ten hoogste 40 jaar, hetgeen een operationele duur van circa 35 jaar mogelijk maakt en tegemoetkomt aan de verder toegenomen levensduur van windturbines. Ook kunnen producenten (al gedurende de looptijd van hun vergunning) verlenging aanvragen van de vergunningsduur van reeds onder de Wet windenergie op zee verleende vergunningen. Deze ontwikkelingen zijn positief omdat ze de kosten van zowel de windparken als het net op zee per geproduceerde en getransporteerde hoeveelheid elektriciteit verlagen. Daarmee dragen ze bij aan een betere businesscase voor de windparken en een efficiëntere benutting van de investeringen in het net op zee. Ze maken echter wel een eenmalige vervanging van ondersteunende componenten van het net op zee rond het twintigste jaar des te noodzakelijker.

Producenten die reeds in het bezit zijn van een vergunning voor een windpark op zee, dat is aangesloten op het net op zee, hebben recht op schadevergoeding voor het eenmalige onderhoud van ten hoogste 38 dagen dat de netbeheerder op zee uitvoert ter vervanging van componenten van het net op zee die van belang zijn voor beveiliging en besturing van het net op zee. Dit recht is er echter niet indien de vergunning wordt verleend na 14 april 2022 of indien een voor 14 april 2022 verleende vergunning wordt verlengd na 14 april 2022. Een producent doet zijn aanvraag voor verlenging van de vergunning dan immers met kennis van de noodzaak van dit eenmalig onderhoud en kan hier rekening mee houden in zijn overweging om al of niet verlenging van de vergunning aan te vragen.

Om flexibiliteit te hebben in de planning van het hiervoor beschreven eenmalige onderhoud en om dit onderhoud zoveel mogelijk af te kunnen stemmen met de producent is het geen vereiste dat de hiervoor bedoelde vervangingswerkzaamheden in 38 aaneengesloten dagen of in hetzelfde kalenderjaar plaatsvinden.

Het nieuwe artikel 2a is bedoeld om de producent vroegtijdig zekerheid te geven over de planning van de werkzaamheden door de netbeheerder aan het net op zee alsmede over het tijdstip waarop de werkzaamheden zullen aanvangen. In artikel 2a, eerste lid, is daarom bepaald dat de netbeheerder de producent ten minste twee jaar van te voren op de hoogte stelt van de startdatum van de werkzaamheden. In het eerste lid is tevens bepaald dat de netbeheerder daarbij ook aan de producent aangeeft wat de planning van die werkzaamheden is; dus de planning vanaf de start van de werkzaamheden. In het nieuwe tweede lid is bepaald dat de netbeheerder voordat hij (overeenkomstig het eerste lid) de producent op de hoogte stelt van de startdatum en planning, hij voor het bepalen van die startdatum en planning eerst nog afstemming heeft gezocht met de producent. Het voorgaande stelt de producent in staat om de exploitatie en noodzakelijke werkzaamheden aan het net op zee ten aanzien van het eigen windpark vroegtijdig af te stemmen op de werkzaamheden van de netbeheerder aan het net op zee. Daarmee kan de producent de gevolgen van de werkzaamheden aan het net op zee voor (de opbrengsten van) zijn windpark beperken.

Artikel I, onderdeel D (artikel 4 van het Besluit)

Schade door gehele of gedeeltelijke te late oplevering van het net op zee (artikel 4, tweede en derde lid)

Bij het berekenen van de uitgestelde subsidie-inkomsten en uitgestelde inkomsten uit elektriciteitsverkoop bij te late oplevering, wordt uitgegaan van een discontovoet. Voorheen werd hiervoor een vaste waarde van 7% gehanteerd. De discontovoet wijzigt echter in de loop van de tijd als gevolg van onder andere de renteontwikkeling. Daarom is er met dit wijzigingsbesluit voor gekozen om de in artikel 4 gebruikte vaste waarden die zijn gebaseerd op de vaste waarde van 7% te vervangen door een jaarlijks vast te stellen waarde.

De uitgestelde inkomsten als gevolg van te late oplevering van het net op zee worden berekend door er vanuit te gaan dat gesubsidieerde windparken de subsidie-inkomsten alsnog aan het eind van de subsidieperiode genieten, zijnde 16 jaar later. Bij een (fictieve) discontovoet van 7% betekent dit dat wat de producent netto contant misloopt aan inkomsten gelijk is aan de gemiste subsidie-inkomsten minus de gemiste subsidie-inkomsten gedeeld door 2,95 (namelijk 1,0716). Voor de inkomsten uit de elektriciteitsverkoop, die voor subsidievrije windparken de enige inkomstenbron vormen, wordt aangenomen dat die aan het einde van de levensduur van het windpark alsnog worden genoten. Voor de levensduur van een windpark geldt dat wordt uitgegaan van de periode waarin het windpark daadwerkelijk operationeel is. Deze periode wordt gedefinieerd als de periode waarvoor het windpark een vergunning heeft verkregen (de vergunningsduur) minus de tijd die het kost om het windpark te bouwen en na afloop weer te verwijderen. Voor de bouw en verwijdering van het windpark wordt uitgegaan van een periode van in totaal 5 jaar. Voor een windpark met een vergunningsduur van 35 jaar gaat dit besluit dus uit van een levensduur van 30 jaar. Bij deze levensduur en een discontovoet van bijvoorbeeld 4% is hetgeen de producent netto contant misloopt aan inkomsten gelijk aan de gemiste elektriciteitsverkopen minus de gemiste elektriciteitsverkopen gedeeld door 3,24 (namelijk 1,0430).

Schade door gehele of gedeeltelijke niet-beschikbaarheid van het net op zee (artikel 4, tweede lid)

Ook bij het berekenen van de uitgestelde subsidie-inkomsten bij niet-beschikbaarheid, wordt uitgegaan van een discontovoet. Met dit wijzigingsbesluit wordt de voorheen gehanteerde vaste waarde van deze discontovoet vervangen door een jaarlijks vast te stellen waarde.

Bij niet-beschikbaarheid van het net op zee komen gederfde inkomsten uit elektriciteitsverkoop, schade door uitgestelde subsidie-inkomsten en gevolgschade voor vergoeding in aanmerking. Het Besluit Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (hierna: SDEK) kent voldoende flexibiliteit om het mislopen van subsidie-inkomsten bij niet-beschikbaarheid te voorkomen. Het is echter wel aannemelijk dat niet-beschikbaarheid ertoe leidt dat de subsidie-inkomsten worden uitgesteld. Vanwege de flexibiliteit in de SDEK is het op voorhand niet mogelijk exact aan te geven hoelang de subsidie-inkomsten worden uitgesteld, maar kan wel een gemiddelde worden berekend. Dit gemiddelde uitstel is 5 jaar, aangezien de niet-beschikbaarheid van het net op zee gemiddeld halverwege de subsidieperiode van 15 jaar zal plaatsvinden en er vanwege de flexibiliteit in de SDEK maar gedeeltelijk, ongeveer in twee derde van de gevallen, sprake zal zijn van uitgestelde inkomsten. De uitgestelde subsidie-inkomsten worden daarom berekend door er vanuit te gaan dat de subsidie-inkomsten na 5 jaar alsnog worden genoten. Bepaald wordt wat de producent dan netto contant misloopt aan inkomsten. Bij een discontovoet van bijvoorbeeld 2% per jaar over een periode van 5 jaar betekent dit de facto dat wat de producent netto contant misloopt aan subsidie-inkomsten gelijk is aan de gemiste subsidie-inkomsten minus de gemiste subsidie-inkomsten gedeeld door 1,1 (namelijk 1,025). Bij subsidievrije windparken wordt bij gehele of gedeeltelijke niet-beschikbaarheid van het net op zee de schade berekend op basis van artikel 4, tweede lid. Artikel 4, derde lid is immers niet van toepassing omdat er geen sprake is van uitgestelde subsidie-inkomsten.

Bij gehele of gedeeltelijke niet-beschikbaarheid van het net op zee wordt de schadevergoeding berekend door de hoeveelheid elektriciteit in kilowattuur die niet getransporteerd kon worden te vermenigvuldigen met de SDEK-elektriciteitsprijs en daar de schade door uitgestelde subsidie-inkomsten en gevolgschade bij op te tellen. Zowel bij de elektriciteitsverkoop als bij de uitgestelde subsidie-inkomsten wordt buiten beschouwing gelaten een hoeveelheid elektriciteit ter grootte van een hoeveelheid die in vijf dagen, dan wel -in het geval van vervanging van componenten van het net op zee bedoeld voor beveiliging en besturing van het net op zee- in ten hoogste 38 dagen kan worden getransporteerd (zie toelichting hierboven). Niet-beschikbare transportcapaciteit leidt alleen tot vergoeding voor zover met het windpark de elektriciteit geproduceerd had kunnen worden zonder de niet‑beschikbaarheid.

Accountantsverklaring (artikel 4, vijfde lid)

Om bij minder eenvoudig vast te stellen schadegevallen de betrouwbaarheid van vaststellingen van de hoogte van het recht op schadevergoeding te borgen, wordt bepaald dat de berekening en de gegevens waarop de berekening is gebaseerd kunnen worden gecontroleerd door een onafhankelijk accountant. Een accountantsverklaring kan van belang zijn voor de netbeheerder van het net op zee, aangezien deze zich zal moeten vergewissen van de correctheid van eventuele claims alvorens tot betaling over te kunnen gaan. Ten opzichte van het oorspronkelijke besluit is het bijvoegen van een accountantsverklaring niet langer een verplichting, maar beperkt tot wanneer de netbeheerder van het net op zee dit noodzakelijk acht, hetgeen het geval kan zijn bij complexe schadegevallen, omdat bij eenvoudige schadegevallen een accountverklaring weinig tot geen toegevoegde waarde heeft terwijl het wel lasten met zich meebrengt. Als complex schadegeval zou kunnen worden aangemerkt een geval waarin ook gevolgschade wordt geclaimd. De noodzakelijkheid van een accountantsverklaring wordt vastgesteld door de netbeheerder van het net op zee.

Vaststellen discontovoet (artikel 4, zevende lid)

Met dit wijzigingsbesluit is ervoor gekozen om de waarde van de in artikel 4 gebruikte discontovoet jaarlijks vast te stellen. De minister doet dit jaarlijks bij ministeriële regeling. De minister neemt daarbij als basis de nominale waarde voor de vermogenskostenvergoeding, die het Planbureau voor de Leefomgeving (hierna: PBL) berekent voor windenergie (waaronder behalve windenergie op zee ook de categorieën «windenergie op land» en «windenergie in meer» vallen) in zijn jaarlijkse eindadvies basisbedragen SDEK. Het jaarlijks eindadvies basisbedragen SDEK van het PBL vormt de basis op grond waarvan de discontovoet wordt vastgesteld door de minister. De minister kan het PBL om advies vragen of er reden is om specifiek voor windenergie op zee op deze waarde een correctie toe te passen, gezien onder andere het afwijkende risicoprofiel en/of bijzondere marktomstandigheden van windenergie op zee ten opzichte van windenergie op land en windenergie in meer. Deze gronden voor een eventuele correctie zijn vanuit de windsector in de consultatie van het wijzigingsbesluit aangedragen. Aangezien risico’s en marktomstandigheden door de tijd heen kunnen veranderen is het opportuun dat de minister de mogelijkheid heeft hiermee rekening te houden door een correctie te kunnen toepassen op de door het PBL berekende waarde. Op basis van het advies van PBL zal de minister de reden voor en omvang van een eventuele correctie onderbouwen in de toelichting bij de ministeriële regeling.

In de systematiek van de SDEK wordt de discontovoet op de gehele subsidiabele periode toegepast. Op die manier liggen de uitgangspunten voor de subsidieperiode vast en weet de subsidieontvanger waar hij op kan rekenen. Dit wijzigingsbesluit sluit aan bij deze systematiek, wat betekent dat de ten tijde van de vergunningverlening van het windpark geldende waarde van de discontovoet van toepassing is op de gehele periode waarin het windpark operationeel is.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

Naar boven