Besluit van 22 augustus 2022 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 1 juni 2022 tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 7 juli 2022, nr. 2022-0000330322;

Gelet op artikel IX van de Wet van 1 juni 2022 tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De artikelen I, II, III en IV van de Wet van 1 juni 2022 tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland (Stb. 2022, 254) treden op 1 oktober 2022 in werking, met dien verstande dat die wet, indien de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten op dezelfde datum in werking treedt, vóór de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten in werking treedt.

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 augustus 2022

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot

Uitgegeven de tweede september 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Met dit klein-kb wordt het moment van inwerkingtreding geregeld van de Wet van 1 juni 2022 tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland (Stb. 2022, 254). Niet alle artikelen uit deze wet zullen in werking treden. Hierop wordt ingegaan in paragraaf 2. Daarnaast wijkt het moment van inwerkingtreding af van de vaste verandermomenten. Hierop wordt ingegaan in paragraaf 3.

2. Artikelen die in werking treden

Alleen de artikelen I, II, III en IV van de Wet van 1 juni 2022 zullen in werking treden. Artikel I bevat veranderingen die in de Kieswet moeten worden aangebracht. Omdat de Wet elektronische publicaties (Stb. 2020, 262) inmiddels in werking is getreden, volgt uit artikel III dat enkele van de in artikel I opgenomen wijzigingsopdrachten moeten worden aangepast. In artikel II is geregeld dat logo’s die eerder op basis van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming zijn geregistreerd, vanaf het moment van inwerkingtreding van deze wet geacht worden op basis van de Kieswet te zijn geregistreerd. Artikel IV brengt de wijzigingen aan in de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten die noodzakelijk zijn in verband met de door artikel I in de Kieswet aangebrachte veranderingen.

Van de artikelen IIA, V, VI, VII, VIII en IX wordt de inwerkingtreding niet geregeld. Hoewel de Wet van 1 juni 2022 en de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten beide op dezelfde dag in werking zullen treden, treedt de eerstgenoemde wet wel eerder in werking dan de tweede. Daarom hoeven de artikelen V, VI en VII van de Wet van 1 juni 2022 niet in werking te treden. De situatie dat de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten in werking is getreden vóór de Wet van 1 juni 2022 doet zich eenvoudigweg niet voor.

In artikel VIII is de samenloop tussen de Wet van 1 juni 2022 en de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen geregeld, maar die bepaling is overbodig geworden omdat in artikel VIIA van de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen de samenloop tussen beide wetten opnieuw (en verbeterd) is geregeld.1 Artikel IX, tot slot, bevat een inwerkingtredingsbepaling. Op grond van aanwijzing 4.19 hoeft niet uitdrukkelijk te worden geregeld dat die bepaling in werking treedt, omdat deze bepaling al geldt vanaf het tijdstip van totstandkoming van de regeling.

In artikel IIA wordt artikel 92 van de Woningwet opnieuw vastgesteld. Zoals aangekondigd (Kamerstukken II 2020/21, 35 670, nr. 7) zal de inwerkingtreding van dat artikel worden geregeld in het koninklijk besluit dat voorziet in de inwerkingtreding van de wetten en amvb’s die verband houden met de Omgevingswet.

2. Moment van inwerkingtreding

Op grond van aanwijzing 4.17, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving treden wetten in beginsel in werking op 1 januari of 1 juli van een jaar. In sommige gevallen is dit niet mogelijk of niet wenselijk. Zoals in het onderhavige geval. In het onderhavige geval heeft inwerkingtreding op een afwijkend moment, gelet op de doelgroep, een aanmerkelijk publiek voordeel (AR 4.17 lid 5).

Op 1 januari 2023 treedt de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen in werking (dit wordt geregeld in een afzonderlijk KB). Om wetstechnische redenen moet de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten daarvóór in werking zijn getreden. Daartoe is de datum van 1 oktober 2022 gekozen. Die datum wijkt weliswaar af van de vastgestelde verandermomenten voor wetten, maar is wel een vast moment voor veranderingen in lagere regelgeving. Als de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten eerder in werking treedt dan de Wet van 1 juni 2022 tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland, dan heeft de inwerkingtreding van laatstgenoemde wet tot gevolg dat de eerstgenoemde wet moet worden aangepast. Daarvoor zijn verschillende samenloopbepalingen opgenomen. Het is echter eenvoudiger, en het leidt ook tot meer bestendige wetsbepalingen, als de Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten en de Wet van 1 juni 2022 tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe stembiljet voor kiezers buiten Nederland op dezelfde dag in werking treden. Daarom treedt laatstgenoemde wet eveneens per 1 oktober 2022 in werking.

Inwerkingtreding per 1 oktober heeft bovendien het voordeel dat als met de aankomende gecombineerde provinciale staten- en waterschapsverkiezingen ook een kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal door niet-ingezetenen zal worden samengesteld, de wijzigingen die in deze wet zijn opgenomen ook op die verkiezing van toepassing kunnen zijn. Als deze wet op 1 januari 2023 in werking zou treden, was dit niet mogelijk geweest.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Kamerstukken II 2021/22, 35 489, nr. 8, p. 75.

Naar boven