Besluit van 22 augustus 2022, houdende wijziging van het Besluit opleidingseisen tandarts, het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011, het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008 en het Registratiebesluit BIG in verband met de aanvullende implementatie van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 23 mei 2022, kenmerk 3370373-1029325-WJZ;

Gelet op de artikelen 5, tweede lid, 20, 30, 32 en 94 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 juni 2022, no. W13.22.00061/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 augustus 2022, 3415101-1033437-WJZ);

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit opleidingseisen tandarts wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt «de artikelen 3 tot en met 10 van dit besluit» vervangen door «de artikelen 2a tot en met 10 van dit besluit».

B

In § 2. Opleidingseisen wordt voor artikel 3 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

  • 1. De opleiding tot tandarts duurt ten minste vijf jaar en omvat ten minste 5.000 uur voltijds theoretisch en praktisch onderwijs.

  • 2. Het theoretisch en praktisch onderwijs voldoen ten minste aan de eisen, gesteld in punt 5.3.1 van Bijlage V van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255).

  • 3. Een wijziging van punt 5.3.1 van Bijlage V, bedoeld in het tweede lid, gaat voor de toepassing van het tweede lid gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

ARTIKEL II

Het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De opleiding duurt ten minste drie jaar en omvat ten minste 4.600 uur theoretisch en praktisch onderwijs, waarbij de duur van het theoretisch onderwijs ten minste een derde en die van het praktisch onderwijs ten minste de helft van de minimumduur van de opleiding bedraagt.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. De onderwijsinstellingen die de opleiding verzorgen zijn gedurende het gehele studieprogramma verantwoordelijk voor de coördinatie tussen het theoretisch en praktisch onderwijs.

  • 6. Het praktisch onderwijs is erop gericht dat de betrokkene:

    • a. in teamverband en in rechtstreeks contact met een gezond persoon, patiënt of groep op grond van verworven kennis, vaardigheden en competenties de vereiste algemene verpleegkundige verzorging leert plannen, verstrekken en beoordelen; en

    • b. als teamleider leert optreden en zich leert bezig te houden met de organisatie van de algemene verpleegkundige verzorging, waaronder de gezondheidseducatie voor individuele personen en kleine groepen.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het in artikel 3, eerste lid, onder b, genoemde aspect is zodanig ingericht dat de betrokkene in staat is:

    • a. aan de hand van standaardprocedures en combinaties van procedures de dreigende of bestaande gezondheidsproblemen van de cliënt te onderkennen en in staat is zorg te plannen en uit te voeren;

    • b. personen, gezinnen en groepen te helpen een gezonde levensstijl aan te nemen en voor zichzelf te zorgen op basis van de volgende door de betrokkene verworven kennis:

      • 1°. uitgebreide kennis van de wetenschappen waarop de algemene verpleegkunde is gebaseerd, met inbegrip van voldoende kennis van het organisme, de fysiologie en het gedrag van de gezonde en de zieke mens, alsmede van het verband tussen de gezondheidstoestand en de fysieke en sociale omgeving van de mens;

      • 2°. kennis van de aard en de ethiek van het beroep en van de algemene beginselen betreffende gezondheid en verpleging.

2. Aan het vierde lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. in staat is zelfstandig urgente levensreddende maatregelen te treffen en in crisis- en rampensituaties te handelen.

3. Het zevende lid komt als volgt te luiden:

  • 7. Het in artikel 3, eerste lid, onder g, genoemde aspect is zodanig ingericht dat de betrokkene:

    • a. in staat is om de zorg te organiseren en te coördineren voor de cliënt volgens geldende kwaliteitscriteria, alsmede om deel te nemen aan samenwerkingsverbanden en multidisciplinair overleg teneinde continuïteit van zorg te garanderen en met andere disciplines in de zorg afstemming te bereiken;

    • b. in staat is om doeltreffend samen te werken met andere actoren in de gezondheidszorg, met inbegrip van deelname aan de praktische opleiding van het op het gebied van de gezondheidszorg werkzame personeel, op basis van:

      • 1°. bekwaamheid om deel te nemen aan de praktische opleiding van het op het gebied van de gezondheidszorg werkzame personeel en ervaring op het gebied van samenwerking met dit personeel;

      • 2°. ervaring op het gebied van samenwerking met andere personen die beroepsmatig op het gebied van de gezondheidszorg werkzaam zijn.

4. Aan het achtste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. zorgbehoevenden en hun naasten onafhankelijk te adviseren, instrueren en ondersteunen.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Het praktisch onderwijs wordt gegeven in instellingen voor gezondheidszorg en andere omgevingen waar verpleegkundige zorg wordt verleend.

  • 3. In het kader van het praktisch onderwijs neemt de betrokkene deel aan de werkzaamheden voor zover deze bijdragen aan diens opleiding en de betrokkene in staat stellen de verantwoordelijkheden op zich te leren nemen die aan de verpleegkundige zorg zijn verbonden.

D

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd:

Artikel 5a

Het theoretisch onderwijs voor verpleegkundigen wordt gegeven door docenten in de verpleegkunde en andere bevoegde personen in een onderwijsinstelling die een opleiding als bedoeld in artikel 2 verzorgt.

ARTIKEL III

Artikel 3 van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste tot en met zesde lid tot tweede tot en met zevende lid wordt een nieuw eerste lid ingevoegde, luidende:

  • 1. Een opleiding als bedoeld in artikel 2 duurt voltijds ten minste drie jaar en omvat ten minste 4.600 uur theoretisch en praktisch onderwijs, waarbij de duur van het klinisch onderwijs ten minste een derde van de minimumduur van de opleiding bedraagt.

2. De aanhef van het tweede lid (nieuw) komt te luiden: «Het theoretisch en praktisch onderwijs is gericht op het verwerven van kennis van en inzicht en vaardigheid in de volgende aspecten van de beroepsuitoefening van de verloskundige die betrekking hebben op het gebied van deskundigheid, bedoeld in artikel 5:».

3. In het zesde lid (nieuw) wordt «Onverminderd het derde en het vierde lid» vervangen door «Onverminderd het vierde en het vijfde lid».

4. In het zevende lid (nieuw) wordt «het vijfde lid» twee maal vervangen door «het zesde lid».

5. Na het zevende lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. De onderwijsinstellingen die de opleiding verzorgen zijn gedurende het gehele studieprogramma verantwoordelijk voor de coördinatie tussen het theoretisch en praktisch onderwijs.

ARTIKEL IV

Het Registratiebesluit BIG wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het negende lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e» vervangen door «als bedoeld in het eerste lid, onder d».

b. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. een certificaat voor een examen Nederlandse taal waarbij de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal zijn geëxamineerd op ten minste het niveau:

    • B1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen voor inschrijving in het register van verpleegkundigen;

    • B2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen voor inschrijving in het register van fysiotherapeuten, verloskundigen of physician assistants;

    • B2+ van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen voor inschrijving in het register van artsen, tandartsen, apothekers, psychotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, orthopedagogen-generalist en klinisch technologen;

c. Onderdeel d vervalt, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel d.

2. Het tiende lid komt te luiden:

  • 10. Als een bewijsstuk als bedoeld in het negende lid, onder c of d, op het moment van indiening van de aanvraag ouder is dan twee jaar overlegt de aanvrager schriftelijk aanvullende bewijsstukken om aannemelijk te maken dat hij op het moment van de aanvraag nog steeds mondeling en schriftelijk vaardig is in de Nederlandse taal op het voor het desbetreffende beroep in het negende lid, onder c, genoemde niveau.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 12. Indien de aanvrager niet beschikt over een bewijsstuk als bedoeld in het negende lid geldt als bewijs van voldoende beheersing van de Nederlandse taal een ander document of een combinatie van documenten waaruit redelijkerwijs kan worden afgeleid dat de aanvrager mondeling en schriftelijk vaardig is in de Nederlandse taal op het voor het desbetreffende beroep in het negende lid, onder c, genoemde niveau.

B

Na artikel 5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

Aan een beoefenaar van een beroep als bedoeld in artikel 3 of 36a van de wet wordt op diens verzoek binnen twee maanden een document verstrekt, waaruit blijkt dat, voor zover van toepassing, ten aanzien van de betrokkene geen maatregel berustend op een in Nederland gegeven rechterlijke, tuchtrechtelijke of bestuursrechtelijke beslissing van kracht is, op grond waarvan de betrokkene zijn rechten tot de uitoefening van het betrokken beroep in Nederland, geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend is verloren.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 augustus 2022

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

Uitgegeven de zesentwintigste augustus 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt tot de aanvullende implementatie van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255) (hierna: de richtlijn). De implementatie van deze richtlijn had oorspronkelijk op 20 oktober 2007 gerealiseerd moeten zijn. Aanvullende implementatie is vereist omdat Nederland door de Europese Commissie in gebreke is gesteld vanwege een onvolledige dan wel incorrecte implementatie van de richtlijn. In vervolg hierop heeft de Europese Commissie een met redenen omkleed advies uitgebracht.1 De tekortkomingen die de Europese Commissie constateert hebben voor een deel betrekking op de regelgeving over de regulering van de beroepen in de individuele gezondheidszorg. Om deze tekortkomingen te herstellen wijzigt het onderhavige besluit het Besluit opleidingseisen tandarts, het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011, het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008 en het Registratiebesluit BIG. Daarnaast is door middel van een ministeriële regeling voorzien in een wijziging van de Regeling erkenning EU-beroepskwalificaties beroepen in de individuele gezondheidszorg en de Regeling aanwijzing buitenlandse diploma’s volksgezondheid.2 De transponeringstabel met daarin een artikelsgewijs overzicht van de artikelen van de richtlijn die met dit besluit (aanvullend) zijn geïmplementeerd, is opgenomen als bijlage bij deze nota van toelichting.

De wijzigingen in dit besluit hebben onder meer betrekking op de vereisten die op grond van de richtlijn gelden voor de opleiding tot tandarts, de opleiding tot verpleegkundige en de opleiding tot verloskundige. Het betreffen bijvoorbeeld eisen aan de minimumduur van de opleiding en de invulling van het theoretisch en praktisch onderwijs. Het gaat hier met name om aspecten uit de richtlijn die abusievelijk niet expliciet in de Nederlandse wet- en regelgeving waren verankerd. Verder zijn op enkele onderdelen de eisen aan de bewijsmiddelen dat iemand de Nederlandse taal voldoende beheerst – hetgeen vereist is voor registratie in (kort gezegd) het BIG-register – aangepast. De Europese Commissie is van oordeel dat Nederland hier op onderdelen te strenge eisen had gesteld, bijvoorbeeld voor wat betreft de eis dat de beroepen waarvoor afronding van een academische opleiding is vereist ook moeten aantonen het medisch interactief Nederlands te beheersen. De precieze wijzigingen waarin dit besluit voorziet zijn in het artikelsgewijze deel van deze nota van toelichting nader toegelicht.

Op dit moment wordt reeds gehandeld in overeenstemming met de uitgangspunten die met het onderhavige besluit in de regelgeving zijn verankerd.3 De wijzigingen betreffen daarom een codificatie van de praktijk en zijn uitvoerbaar.

Behoudens een enkele, niet wezenlijke verlichting van de regeldruk, heeft dit besluit geen gevolgen voor de regeldruk. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het materieel geen gevolgen voor de regeldruk heeft. Het besluit heeft voorts geen financiële gevolgen voor de rijksbegroting. Ook is een fraudetoets uitgevoerd. Er zijn geen bijzonderheden of aandachtspunten geconstateerd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Dit artikel strekt ter implementatie van artikel 34, tweede lid, van de richtlijn. In dit artikellid van de richtlijn zijn regels vastgelegd over de minimumduur en het minimumstudieprogramma van een basisopleiding tandheelkunde. In artikel 2a van het Besluit opleidingseisen tandarts is in lijn met de richtlijn neergelegd dat de basisopleiding tandheelkunde ten minste vijf jaar duurt, ten minste 5.000 uren voltijds theoretisch en praktisch onderwijs omvat en ten minste het in bijlage V, punt 5.3.1, van de richtlijn opgenomen studieprogramma omvat. Zoals vastgelegd in artikel 2 van het Besluit opleidingseisen tandarts betreft dit onderwijs aan een universiteit. Dit element uit artikel 34, tweede lid, van de richtlijn behoeft derhalve geen verdere implementatie.

Artikel II

Onderdeel A

Dit onderdeel wijzigt artikel 3 van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011.

Tweede lid

Dit artikellid strekt ter implementatie van artikel 31, derde lid, van de richtlijn. In dit artikellid van de richtlijn zijn regels vastgelegd over de minimumduur en de verdeling tussen theoretisch en praktijk onderwijs van de opleiding tot verpleegkundige. In artikel 3, tweede lid, van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011 is in lijn met de richtlijn neergelegd dat de opleiding tot verpleegkundige ten minste drie jaar duurt en uit ten minste 4.600 uur theoretisch en praktijk onderwijs bestaat, waarbij ten minste een derde van de minimumduur van de opleiding bestaat uit theoretisch onderwijs en ten minste de helft van de minimumduur van de opleiding uit praktisch onderwijs. Deze laatstgenoemde verhouding (1/3 theorie, 1/2 praktijk) was reeds op andere wijze in het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011 geregeld, maar de minimumduur van de opleiding van 4.600 uur was nog niet geregeld. Er is binnen de totaal vereiste 4.600 uur nog 765 uur naar keuze te besteden aan theoretisch of praktisch onderwijs.

Voor de volledigheid zij opgemerkt dat in de richtlijn afwisselend wordt gesproken over praktisch en klinisch onderwijs. In het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011 is op zodanige wijze invulling gegeven aan het begrip praktisch onderwijs en de voorwaarden die daarvoor gelden, dat hiermee wordt voldaan aan de voorwaarden die in de richtlijn worden gesteld aan «klinisch onderwijs».

Vijfde lid

Dit artikellid strekt eveneens ter implementatie van artikel 31, derde lid, van de richtlijn. In dit artikellid van de richtlijn is, naast hetgeen hiervoor is benoemd, ook neergelegd dat de opleidingsinstellingen belast met de opleiding tot verpleegkundige gedurende het gehele studieprogramma verantwoordelijk zijn voor de coördinatie tussen het theoretisch en praktisch onderwijs. Deze verplichting is hiermee in het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011 verankerd.

Zesde lid

Dit artikellid strekt ter implementatie van artikel 31, vijfde lid, eerste alinea, van de richtlijn. In deze alinea van de richtlijn is vastgelegd wat moet worden verstaan onder «klinisch onderwijs», hetgeen in het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011 zoals gezegd wordt aangeduid met de term «praktisch onderwijs». Met dit onderdeel is in aansluiting bij de richtlijn een nauwkeurige omschrijving opgenomen van wat onder praktisch onderwijs wordt verstaan.

Onderdeel B

Dit onderdeel strekt ter implementatie van artikel 31, zevende lid, onder b, c, d en e, van de richtlijn. In deze onderdelen van de richtlijn zijn verschillende competenties opgenomen die een verpleegkundige na afronding van de opleiding moet kunnen toepassen. In lijn met de richtlijn zijn deze competenties expliciet neergelegd in artikel 4 van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011. Hiermee wordt gewaarborgd dat de opleiding tot verpleegkundige is gericht op het verwerven van de competenties om:

  • doeltreffend samen te werken met andere actoren in de gezondheidszorg, met inbegrip van deelname aan de praktische opleiding van het op het gebied van de gezondheidszorg werkzame personeel (artikel 31, zevende lid, onderdeel b, van de richtlijn geïmplementeerd in artikel 4, zevende lid, onderdeel b, van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011);

  • personen, gezinnen en groepen te helpen een gezonde levensstijl aan te nemen en voor zichzelf te zorgen (artikel 31, zevende lid, onderdeel c, van de richtlijn geïmplementeerd in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011);

  • zelfstandig urgente levensreddende maatregelen te kunnen treffen en in crisis- en rampensituaties te kunnen handelen (artikel 31, zevende lid, onderdeel d, van de richtlijn geïmplementeerd in artikel 4, vierde lid, onderdeel d, van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011);

  • zorgbehoevenden en hun naasten onafhankelijk te adviseren, instrueren en ondersteunen (artikel 31, zevende lid, onderdeel e, van de richtlijn geïmplementeerd in artikel 4, achtste lid, onderdeel d, van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011).

Voor de volledigheid zij opgemerkt dat artikel 4, tweede en zevende lid, van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011 om wetstechnische redenen opnieuw zijn vastgesteld. Artikel 4, eerste lid, onder a, en zevende lid, onder a (nieuw), waren hiervoor reeds opgenomen in het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011.

Onderdeel C

Dit onderdeel strekt ter implementatie van artikel 31, vijfde lid, tweede en derde alinea, van de richtlijn. In deze alinea’s van de richtlijn worden eisen gesteld aan het praktisch onderwijs. In lijn met de richtlijn wordt expliciet vastgelegd dat het praktisch onderwijs wordt gegeven in instellingen voor gezondheidszorg (zoals een ziekenhuis of verpleeghuis) en andere omgevingen waar verpleegkundige zorg wordt verleend. Bij praktisch onderwijs buiten een instelling voor gezondheidszorg kan bijvoorbeeld worden gedacht aan extramurale zorg, oftewel het verlenen van verpleegkundige zorg in de eigen omgeving van een persoon.

Verder is in lijn met de richtlijn gewaarborgd dat de studenten verpleegkunde in het kader van het praktisch onderwijs deelnemen aan de werkzaamheden voor zover deze bijdragen aan hun opleiding, waardoor zij in staat worden gesteld de verantwoordelijkheden op zich te leren nemen die aan de verpleegkundige zorg zijn verbonden.

Onderdeel D

Dit onderdeel strekt ter implementatie van artikel 31, vierde lid, van de richtlijn. In lijn met de richtlijn is in artikel 5a van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011 neergelegd dat het theoretisch onderwijs in de opleiding verpleegkunde wordt gegeven door docenten in de verpleegkunde en andere bevoegde personen van de onderwijsinstelling die de opleiding verzorgen. Bij andere bevoegde personen kan met name worden gedacht aan docenten die niet zozeer geschoold zijn in de verpleegkunde maar vanuit hun eigen expertise kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van de noodzakelijke competenties van de studenten verpleegkunde.

Artikel III

Dit artikel wijzigt artikel 3 van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008.

Eerste lid

Dit artikellid strekt ter implementatie van de artikelen 40, eerste lid, en 41, eerste lid, onderdeel a, van de richtlijn. In deze artikelleden van de richtlijn zijn regels vastgelegd over de minimumduur en de verdeling tussen theoretisch en praktisch onderwijs van de opleiding tot verloskundige. In het nieuwe eerste lid van artikel 3 van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008 is in lijn met de richtlijn neergelegd dat de opleiding tot verloskundige voltijds ten minste drie jaar duurt, ten minste 4.600 uur theoretisch en praktisch onderwijs omvat en ten minste een derde van deze minimumduur klinisch onderwijs betreft.

Tweede, zesde en zevende lid

Zoals hiervoor toegelicht is ervoor gekozen om een nieuw eerste lid in te voegen. De oorspronkelijke leden één tot en met zes zijn vernummerd tot de leden twee tot en met zeven. Met het oog op het nieuwe eerste lid is ook de aanhef van het tweede lid (nieuw) gewijzigd. De verwijzing naar de studielast van de opleiding tot verloskundige is hier niet langer in opgenomen, omdat de regels rondom de minimumduur van de opleiding tot verloskundige zijn neergelegd in het eerste lid (nieuw). De wijzigingen van het zesde en zevende lid (nieuw) zijn technisch van aard en houden verband met de voornoemde vernummering.

Achtste lid

Dit artikellid strekt ter implementatie van artikel 40, eerste lid, van de richtlijn. In dit artikellid van de richtlijn is, naast het bovenstaande, ook neergelegd dat de opleidingsinstellingen belast met de opleiding tot verloskundige gedurende het gehele studieprogramma verantwoordelijk zijn voor de coördinatie tussen het theoretisch en praktisch onderwijs. Deze verplichting is hiermee in het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008 verankerd.

Artikel IV

Onderdeel A

Dit onderdeel wijzigt artikel 2 van het Registratiebesluit BIG. De wijzigingen strekken ter implementatie van artikel 53 van de richtlijn. Hiermee zijn de eisen die voor BIG-registratie aan zorgverleners worden gesteld ten aanzien van de beheersing van de Nederlandse taal in overeenstemming gebracht met de richtlijn.

Negende lid

Het negende lid is op enkele punten gewijzigd.

In de aanhef is een onjuiste verwijzing hersteld.

Daarnaast is onderdeel c opnieuw vastgesteld. In dit onderdeel is vastgelegd wanneer een certificaat van een examen Nederlandse taal geldt als voldoende bewijs van beheersing van de Nederlandse taal. In de aanhef van onderdeel c is geëxpliciteerd dat bij het examen de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal moeten zijn getoetst. Dit sluit aan bij de bestaande praktijk, waarbij de examens veelal bestaan uit de onderdelen luisteren, spreken, lezen en schrijven. Het niveau waarop de taalvaardigheid moet zijn getoetst wijzigt niet voor inschrijving in het register van verpleegkundigen (B1) en inschrijving in het register van fysiotherapeuten, verloskundigen of physician assistants (B2). Wel is de verwijzing naar het relevante kader voor het taalniveau gewijzigd naar het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. Dit betreft hetzelfde kader als waar voorheen naar werd verwezen met de term Gemeenschappelijk Europees Opleidingskader, maar betreft een meer accurate verwijzing. Tot slot is in onderdeel c een gedachtestreepje toegevoegd aan de opsomming. Hiermee is vastgelegd dat voor de academische beroepen (artsen, tandartsen, apothekers, psychotherapeuten, gezondheidszorgpsychologen, orthopedagogen-generalist en klinisch technologen) als bewijs van voldoende beheersing van de Nederlandse taal een certificaat van een examen Nederlandse taal op het niveau B2+ van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen kan worden overgelegd.4 Voor de academische beroepen is voor inschrijving in het register voor het onderdeel Nederlandse taal derhalve niet langer specifiek een certificaat in het kader van de algemene kennis- en vaardighedentoets vereist. Verder is niet langer de verplichting opgenomen voor de academische beroepen om een bewijs te kunnen overleggen dat de aanvrager het medisch interactief Nederland beheerst. De Europese Commissie acht deze eis niet in lijn met artikel 53 van de richtlijn en het daarin neergelegde evenredigheidsbeginsel.

Tot slot is onderdeel d vervallen, aangezien de regels voor de academische beroepen zijn toegevoegd aan onderdeel c. Met het oog op het vervallen van onderdeel d is onderdeel e verletterd tot onderdeel d.

Tiende lid

Met dit onderdeel is een wijziging aangebracht in de eis dat een certificaat of verklaring van bekwaamheid die als bewijs van voldoende beheersing van de Nederlandse taalvaardigheid wordt overgelegd niet ouder mag zijn dan twee jaar. Uitgangspunt blijft dat als deze stukken niet ouder zijn dan twee jaar, ze automatisch worden erkend als bewijs van voldoende beheersing van de Nederlandse taal. Nieuw is dat als de bewijsstukken ouder zijn dan twee jaar, dit niet automatisch leidt tot afwijzing van de aanvraag. Uitgangspunt is dat deze bewijsstukken worden geaccepteerd op voorwaarde dat de aanvrager schriftelijk aan de hand van aanvullende bewijsstukken aannemelijk kan maken dat hij op het tijdstip van de aanvraag redelijkerwijs nog steeds voldoet aan de vereiste taalvaardigheid voor het betreffende beroep. Welke aanvullende bewijsstukken hiertoe kunnen worden overgelegd is niet beperkt in regelgeving. Het CIBG beoordeelt aan de hand van alle feiten, omstandigheden en overgelegde bewijsstukken of voldoende aannemelijk is dat iemand over het vereiste taalniveau beschikt. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat voor afgifte van een verklaring van bekwaamheid op hetzelfde taalniveau wordt getoetst als de niveaus die in het kader van de certificaten worden genoemd in het negende lid, onderdeel c. Derhalve kan in het tiende lid, tweede zin, voor wat betreft het aannemelijk te maken taalniveau worden volstaan met een verwijzing naar de niveaus genoemd in het negende lid, onderdeel c.

Met deze wijziging is in lijn met de opmerking van de Europese Commissie gerealiseerd dat als de bewijsstukken ouder zijn dan twee jaar rekening wordt gehouden met alles wat de aanvrager heeft gedaan dat relevant is voor het aantonen van zijn talenkennis.

Twaalfde lid

Dit artikellid maakt het voor een aanvrager die niet beschikt over een bewijsstuk als bedoeld in het negende lid mogelijk om ook met behulp van een ander document of een combinatie van bewijsstukken aan te tonen dat hij de Nederlandse taal op het vereiste niveau beheerst. Met deze wijziging is in lijn met de opmerking van de Europese Commissie gerealiseerd dat de documenten die als bewijs van voldoende beheersing van de Nederlandse taal worden aanvaard niet in de regelgeving worden beperkt, maar het aan de bevoegde autoriteiten (het CIBG) is om de verstrekte bewijzen inhoudelijk te beoordelen. Anders dan bij de in het negende lid opgenomen bewijsstukken, dat zowel voor het CIBG als de aanvrager duidelijkheid biedt over wat als voldoende bewijsstuk heeft te gelden, zal bij toepassing van dit artikellid een meer op het individueel geval toegesneden beoordeling nodig zijn aan de hand van de overgelegde documenten.

B

In het geval een beroepsbeoefenaar in een andere lidstaat zijn beroep wil uitoefenen, kan de bevoegde autoriteit van die ontvangende lidstaat bewijs verlangen dat de uitoefening van zo’n beroep hem niet tijdelijk of permanent is verboden wegens ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke inbreuken. Dit bewijs wordt ook wel een Certificate of Current Professional Status genoemd en wordt in Nederland voor een beoefenaar van een beroep als bedoeld in artikel 3 of 36a Wet BIG afgegeven door het CIBG. Het afgeven van een dergelijke verklaring is gebaseerd op artikel 12 Wet BIG. In Bijlage VII, punt 1, onder d, van de richtlijn is bepaald dat in zo’n geval de autoriteiten van de lidstaat van oorsprong het gevraagde document binnen twee maanden moeten verstrekken. De termijn van twee maanden was nog niet opgenomen in de Nederlandse regelgeving en is met deze wijziging geïmplementeerd.

Artikel V

Omdat Nederland in gebreke is met de implementatie van de richtlijn, is het wenselijk geacht dat dit besluit op zo kort mogelijke termijn in werking treedt. Om die reden is gebruikgemaakt van de in aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel d, van de Aanwijzingen voor de regelgeving neergelegde mogelijkheid om bij de implementatie van een Europese richtlijn af te wijken van de vaste verandermomenten en van de minimuminvoeringstermijn. Concreet is de inwerkingtredingsdatum van dit besluit vastgesteld op de dag na publicatie in het Staatsblad.

Aangezien in de praktijk al wordt gewerkt overeenkomstig de richtlijn, leidt het gekozen tijdstip van inwerkingtreding niet tot uitvoeringsproblemen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

Bijlage 1: Aanvullende transponeringstabel Richtlijn 2005/36/EG

Aanvullende transponeringstabel Richtlijn 2005/36/EG

Bepaling EU-regelgeving

Implementatie

Omschrijving beleidsruimte en toelichting keuze beleidsruimte

Artikel 31, derde lid

Artikel 3, tweede en vijfde lid, van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011

N.v.t.

Artikel 31, vierde lid

Artikel 5a van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011

N.v.t.

Artikel 31, vijfde lid

Artikelen 3, zesde lid, en 5, tweede en derde lid, van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011

N.v.t.

artikel 31, zevende lid, onder b

Artikel 4, zevende lid, onderdeel b, van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011

N.v.t.

artikel 31, zevende lid, onder c

Artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011

N.v.t.

artikel 31, zevende lid, onder d

Artikel 4, vierde lid, onderdeel d, van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011

N.v.t.

artikel 31, zevende lid, onder e

Artikel 4, achtste lid, onderdeel e, van het Besluit opleidingseisen verpleegkundige 2011

N.v.t.

Artikel 34, tweede lid

Artikel 2a van het Besluit opleidingseisen tandarts

N.v.t.

Artikel 40, eerste lid

Artikel 3, eerste en achtste lid, van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008

N.v.t.

Artikel 41, eerste lid, onderdeel a

Artikel 3, eerste lid, van het Besluit opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige 2008

N.v.t.

Artikel 50, eerste lid, en bijlage VII, punt 1, onder d

Artikel 5a van het Registratiebesluit BIG

N.v.t.

Artikel 53

Artikel 2, negende, tiende en twaalfde lid, van het Registratiebesluit BIG

N.v.t.


X Noot
1

Inbreuknummer 2018/2300. De ingebrekestelling dateert van 24 januari 2019 en het met redenen omkleed advies van 27 november 2019. Deze inbreukprocedure heeft ook op andere terreinen tot wijziging van wet- en regelgeving geleid, zie Stcrt. 2020, 27044 en Stb. 2021, 400.

X Noot
3

Zie voor wat betreft de wijzigingen van het Registratiebesluit BIG in dat kader ook expliciet: Kamerstukken II 2021/22, 29 282, nr. 455, p. 4.

X Noot
4

Een beschrijving van de taalniveaus is te vinden op: https://www.eaquals.org/wp-content/uploads/EAQUALS_Bank_as_levels.pdf. In dit document is te vinden wat taalniveau B2+ inhoudt. Voor meer informatie zie: http://taalunieversum.org/onderwijs/gemeenschappelijk_europees_referentiekader/.

Naar boven