Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 4 mei 2020, nr. WJZ/ 20010076, tot wijziging van de Regeling diergeneeskundigen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255), artikel 4.1, tweede en derde lid, van de Wet dieren en artikel 3.16 van het Besluit diergeneeskundigen;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 4.12 van de Regeling diergeneeskundigen wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het in artikel 3.9, eerste lid, onder c, bedoelde getuigschrift is verstrekt ter afsluiting van een opleiding als dierenarts die naar het oordeel van de minister in ieder geval voldoet aan de in artikel 38 van Richtlijn 2005/36/EG gestelde eisen.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 mei 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

Met deze regeling wordt artikel 4.12 van de Regeling diergeneeskundigen aangevuld. De Regeling diergeneeskundigen strekt, waar het gaat om de erkenning, toelating en registratie van de diergeneeskundige beroepen, tot implementatie van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255).

Naar aanleiding van opmerkingen van de Europese Commissie over de implementatie van genoemde richtlijn in de Nederlandse regelgeving, waaronder die in de Regeling diergeneeskundigen, is besloten tot het doorvoeren van de wijziging van voornoemd artikel.

De wijziging betreft de opleidingseisen waaraan moet worden voldaan voor de toelating tot de beroepsuitoefening van een in een derde land opgeleide dierenarts. De in een derde land opgeleide dierenarts die toegelaten wenst te worden tot de uitoefening van het beroep dierenarts in Nederland zal moeten aantonen dat de door hem genoten opleiding in ieder geval voldoet aan de minimumopleidingseisen zoals deze in artikel 38 van richtlijn 2005/36/EG zijn genoemd. Uit het te overleggen getuigschrift dient de voldoening aan deze minimumopleidingseisen te blijken.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Artikel 4.12 voorziet in de mogelijkheid van het aanvragen van toelating tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen in de volle omvang van in derde landen gediplomeerde dierenartsen. Om te verzekeren dat de aanvragende personen een opleiding hebben genoten die in ieder geval voldoet aan de minimumopleidingseisen van de richtlijn, wordt een tweede lid toegevoegd waarbij is bepaald dat het ingevolge artikel 3.9, eerste lid, te overleggen getuigschrift dat door het bevoegde gezag van het betrokken derde land is verstrekt, is afgeven ter afsluiting van een opleiding als dierenarts die naar het oordeel van de minister in ieder geval voldoet aan de in artikel 38 van richtlijn 2005/36/EG gestelde eisen.

Artikel II

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie. Daarmee wordt afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten. Op grond van dat beleid treden ministeriële regelingen in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober, en bedraagt de termijn tussen publicatiedatum en datum van inwerkingtreding ten minste 2 maanden.

Deze afwijking is evenwel gerechtvaardigd aangezien de regeling de implementatie van een bindende EU-rechtshandeling betreft.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven