Besluit van 20 juni 2022 tot wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met verbetering van de handhaafbaarheid en enkele andere wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 1 februari 2022, mede namens Onze Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nr. IENW/BSK-2022/10572, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 9.2.1.4, 9.2.2.1, eerste en tweede lid, 9.2.2.3, vijfde lid, 9.2.3.2 en 18.2b, derde lid, van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 30 maart 2022, nr. W17.22.00006/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, mede namens Onze Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van 16 juni 2022, nr. IENW/BSK-2022/89246 Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vuurwerkbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden in de alfabetische rangschikking de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F1 of F2 en dat bij of krachtens dit besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik;

professioneel vuurwerk:

vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F4 of F3 alsmede vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F2 en dat niet bij of krachtens dit besluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik;

pyrotechnische artikelen die zijn ingedeeld in categorie P1:

andere pyrotechnische artikelen dan vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, die weinig gevaar opleveren;

pyrotechnische artikelen die zijn ingedeeld in categorie P2:

andere pyrotechnische artikelen dan vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik die uitsluitend bestemd zijn om door personen met gespecialiseerde kennis te worden gehanteerd of gebruikt.

2. In het eerste lid vervalt de begripsbepaling «primaire verpakking».

3. In het eerste lid komt de begripsbepaling «pyrotechnisch artikel» te luiden:

pyrotechnisch artikel:

artikel dat explosieve stoffen of een explosief mengsel van stoffen bevat en dat tot doel heeft warmte, licht, geluid, gas of rook dan wel een combinatie van dergelijke verschijnselen te produceren door middel van zichzelf onderhoudende exotherme chemische reacties.

4. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot het tweede en derde lid.

B

Artikel 1.1.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Dit besluit is mede van toepassing op pyrotechnische artikelen van categorieën P1 en P2 die als vuurwerk worden gebruikt of kennelijk zijn bestemd om als vuurwerk te worden gebruikt.

C

Artikel 1.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste tot en met derde lid wordt telkens «vuurwerk van categorie F4» vervangen door «professioneel vuurwerk».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3 wordt onder professioneel vuurwerk mede verstaan:

    • a. pyrotechnische artikelen die zijn ingedeeld in categorie P1 of P2 en die als vuurwerk worden gebruikt of kennelijk zijn bestemd om als vuurwerk te worden gebruikt;

    • b. niet in een categorie ingedeelde pyrotechnische artikelen.

D

Artikel 1.2.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a wordt «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik» vervangen door «consumentenvuurwerk».

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «vuurwerk van categorie F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik» vervangen door «consumentenvuurwerk».

3. In het tweede lid, onderdelen c en d wordt «vuurwerk» vervangen door «professioneel vuurwerk».

4. In het derde lid wordt «vuurwerk van categorie F4» vervangen door «professioneel vuurwerk».

E

In artikel 1.2.5, tweede lid, wordt «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik» vervangen door «consumentenvuurwerk» en wordt «vuurwerk van categorie F4» vervangen door «professioneel vuurwerk».

F

Artikel 1.2.6 komt te luiden:

Artikel 1.2.6

  • 1. Het is een ieder verboden pyrotechnische artikelen anders dan consumentenvuurwerk aan te prijzen of aan te bevelen:

    • a. voor particulier gebruik als bedoeld in artikel 1.2.2, zevende lid, of

    • b. indien hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze pyrotechnische artikelen zullen worden aangewend voor een ander gebruik dan waartoe deze gelet op de samenstelling of eigenschappen of de bijbehorende gebruiksaanwijzing, kennelijk geschikt zijn.

  • 2. Het is een ieder verboden consumentenvuurwerk aan te prijzen of aan te bevelen voor een ander gebruik dan waartoe het gelet op de samenstelling of eigenschappen of de bijbehorende gebruiksaanwijzing, kennelijk geschikt is.

G

In artikel 1.3.1, eerste lid, aanhef, wordt na «theatergebruik» ingevoegd «bedrijfsmatig».

H

Artikel 1.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «theatergebruik» ingevoegd «bedrijfsmatig».

2. In het tweede lid wordt na «is het degene die» ingevoegd «bedrijfsmatig» en wordt «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik» vervangen door «consumentenvuurwerk».

3. In het derde lid wordt «vuurwerk van categorie F4» vervangen door «professioneel vuurwerk».

4. In het vierde lid, onderdeel c, wordt «vuurwerk van categorie F1, F2, F3 of F4» vervangen door «consumenten of professioneel vuurwerk» en vervalt «in kilogrammen of het gewicht per verpakkingseenheid in kilogrammen».

I

Artikel 1.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid en tweede lid wordt «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik» telkens vervangen door «consumentenvuurwerk».

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «vuurwerk van categorie F4» vervangen door «professioneel vuurwerk».

3. In het derde lid, onderdeel d, wordt «vuurwerk van categorie F1, F2, F3 of F4» vervangen door «consumenten of professioneel vuurwerk» en vervalt «vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in kilogrammen».

J

Artikel 1.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «vuurwerk van categorie F1, F2, F3 of F4» vervangen door «consumenten- of professioneel vuurwerk».

2. In het derde lid, wordt «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3» vervangen door «consumentenvuurwerk».

K

Artikel 1A.2E.1 komt te luiden:

Artikel 1A.2E.1

  • 1. De fabrikant etiketteert vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik met een registratienummer dat de volgende elementen bevat:

    • a. het viercijferig identificatienummer van de aangemelde instantie die het volgende heeft opgesteld:

      • 1°. de verklaring van EU-typeonderzoek in overeenstemming met de conformiteitsbeoordelingsprocedure, bedoeld in artikel 1A.3.2, onder a (module B);

      • 2°. de verklaring van overeenstemming, overeenkomstig de conformiteitsbeoordelingsprocedure, bedoeld in artikel 1A.3.2, onder b (module G);

      • 3°. de goedkeuring van het kwaliteitssysteem, in overeenkomst met de conformiteitsbeoordelingsprocedure, bedoeld in artikel 1A.3.2, onder c (module H).

    • b. de afkorting van de categorie in hoofdletters van de categorie vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik waarvoor de conformiteit is gecertificeerd:

      • 1°. F1, F2, F3 of F4 voor vuurwerk uit de desbetreffende categorieën vuurwerk;

      • 2°. T1 of T2 voor pyrotechnische artikelen voor theatergebruik voor de desbetreffende categorieën pyrotechnische artikelen voor theatergebruik;

    • c. het verwerkingsnummer dat door de aangemelde instantie voor het pyrotechnische artikel wordt gebruikt.

  • 2. De structuur van het registratienummer is «XXXX-YY-ZZZZ...», waarbij XXXX verwijst naar het element, genoemd in het eerste lid, onder a, YY naar het element, genoemd in het eerste lid, onder b, en ZZZZ... naar het element, genoemd in het eerste lid, onder c.

L

De titel van hoofdstuk 2 komt te luiden:

Hoofdstuk 2. Consumentenvuurwerk

M

Het opschrift van hoofdstuk 2, paragraaf 1 komt te luiden:

§1. Eisen aan consumentenvuurwerk

N

Artikel 2.1.2 vervalt.

O

Artikel 2.1.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt «categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik» vervangen door «consumentenvuurwerk».

2. Het eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:

  • f. de naam en het type van het artikel, het door de fabrikant bij de vervaardiging toegekende artikelnummer dat dient ter identificatie van het vuurwerk, het registratienummer en het product-, partij- of serienummer van het product;.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Consumentenvuurwerk is voorts voorzien van de volgende informatie:

    voor zover het betreft categorie F1:

    in voorkomend geval: «uitsluitend buitenshuis te gebruiken» en een minimale veiligheidsafstand;

    voor zover het betreft categorie F2:

    «uitsluitend buitenshuis te gebruiken» en, in voorkomend geval, een minimale veiligheidsafstand of -afstanden.

4. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het eerste en tweede lid gelden niet voor vuurwerk van geringe afmeting, mits de in het eerste en tweede lid bedoelde gegevens zijn aangebracht op de kleinste verpakkingseenheid.

5. Het zevende lid vervalt.

P

In de artikelen 2.1.4 en 2.3.1 wordt «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik» vervangen door «consumentenvuurwerk».

Q

Het opschrift van hoofdstuk 2, paragraaf 3, komt te luiden:

§3. Verkoop en tot ontbranding brengen van consumentenvuurwerk

R

In de artikelen 2.3.2, 2.3.3 en 2.3.4 wordt «vuurwerk van categorie F1, F2 of F3» telkens vervangen door «consumentenvuurwerk.

S

Artikel 2.3.5 komt te luiden:

Artikel 2.3.5

Het is verboden consumentenvuurwerk te verkopen of anderszins ter beschikking te stellen aan particulieren jonger dan:

voor zover het betreft categorie F1:

12 jaar;

voor zover het betreft categorie F2:

16 jaar.

T

De titel van hoofdstuk 3 komt te luiden:

Hoofdstuk 3. Professioneel vuurwerk

U

Het opschrift van hoofdstuk 3, paragraaf 1, komt te luiden:

§1. Eisen aan professioneel vuurwerk

V

Het opschrift van hoofdstuk 3, paragraaf 3, komt te luiden:

§1. Verkoop en tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk

W

Artikel 3.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt «vuurwerk van categorie F4» vervangen door «professioneel vuurwerk» en wordt in onderdeel f na «het product en» ingevoegd «, voor zover het vuurwerk betreft dat is ingedeeld in categorie F3 of F4,».

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De verpakking van professioneel vuurwerk is voorts voorzien van de volgende informatie:

    voor zover het betreft categorie F2:

    «uitsluitend buitenshuis te gebruiken» en, in voorkomend geval, de minimale veiligheidsafstanden(en);

    voor zover het betreft categorie F3:

    «uitsluitend buitenshuis te gebruiken» en, de minimale veiligheidsafstand(en);

    voor zover het betreft categorie F4:

    «uitsluitend door personen met gespecialiseerde kennis te gebruiken» en de minimale veiligheidsafstand(en).

3. Het derde lid komt als volgt te luiden:

  • 3. Het eerste en tweede lid gelden niet voor professioneel vuurwerk van geringe afmeting, mits de in het eerste en tweede lid bedoelde gegevens zijn aangebracht op de kleinste verpakkingseenheid.

4. In het vijfde lid wordt «vuurwerk van categorie F4» vervangen door «professioneel vuurwerk».

5. Het zevende lid vervalt.

X

In artikel 3.3.1, eerste lid, wordt «vuurwerk van categorie F4» vervangen door «professioneel vuurwerk».

Y

Artikel 3A.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het eerste en tweede lid gelden niet voor pyrotechnische artikelen voor theatergebruik van geringe afmeting, mits de in het eerste en tweede lid bedoelde gegevens zijn aangebracht op de kleinste verpakkingseenheid.

2. In het vijfde lid wordt «zullen worden verkocht» vervangen door «aan een persoon met gespecialiseerde kennis zullen worden aangeboden».

3. Het zevende lid vervalt.

Z

In artikel 3B.2, derde lid, wordt «eerste lid, onder b» vervangen door «tweede lid, onder b».

AA

Artikel 3B.3a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt «vuurwerk van categorie F1, F2, F3 of F4» vervangen door «consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk».

2. Onder vernummering van het derde tot en met elfde lid tot vierde tot en met twaalfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De schietlijst kan wat betreft de volgende gegevens, genoemd in het tweede lid, onder d, tot uiterlijk vier werkdagen voor de ontbranding worden gewijzigd, mits de wijziging betrekking heeft op vervangende artikelen die gelijkwaardig zijn wat betreft kaliber, maximaal effect en veiligheidsafstand:

    • het aantal;

    • de omschrijving van het artikel;

    • de fabrikant van het artikel;

    • het artikelnummer.

3. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

  • 4. Indien de aanvraag betrekking heeft op meerdere evenementen, bedoeld in het eerste lid, derde zin, worden bij de aanvraag per evenement of voorstelling de gegevens en bescheiden, bedoeld in de onderdelen b tot en met g, verstrekt.

4. In het zevende lid (nieuw) vervalt onderdeel a onder verlettering van de onderdelen b tot en met d tot a tot en met c en wordt in onderdeel b (nieuw) «regionale brandweer» vervangen door «veiligheidsregio».

5. Het negende lid (nieuw) komt te luiden:

  • 9. Gedeputeerde staten zenden onverwijld een afschrift van de ontbrandingstoestemming aan Onze Minister, de burgemeester, bedoeld in het zevende lid, onder c, en aan het bestuur van de veiligheidsregio, bedoeld in het zevende lid, onder b. Deze verzending geschiedt zoveel als mogelijk en in ieder geval aan Onze Minister langs elektronische weg.

6. In het elfde lid (nieuw) wordt «5» vervangen door «vijf» en wordt «achtste lid» vervangen door «negende lid».

7. In het twaalfde lid (nieuw) wordt «achtste lid» vervangen door «negende lid», wordt «tiende lid» vervangen door «elfde lid».

AB

Artikel 3B.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «vuurwerk van categorie F1, F2, of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik» vervangen door «consumentenvuurwerk».

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor de bepaling van de hoeveelheid consumentenvuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van het gewicht van de artikelen als zijnde onverpakt consumentenvuurwerk onderscheidenlijk onverpakte pyrotechnische artikelen voor theatergebruik.

3. In het vierde lid wordt «vuurwerk» vervangen door «consumentenvuurwerk».

4. In het zesde lid, wordt «vierde en elfde lid» vervangen door «vijfde en twaalfde lid».

AC

Aan hoofdstuk 3B wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3B.8

Gedeputeerde staten van de provincie waarin vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik tot ontbranding worden gebracht, hebben tot taak zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de ontbrandingstoestemming en de daaraan verbonden voorschriften als bedoeld in de artikelen 3B.1, derde lid, onderdeel a, en 3B.3, tweede en derde lid, alsmede van bepalingen als bedoeld in de artikelen 3B.3a, tiende lid, 3B.4, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, 3B.6, vijfde lid, en 3B.7.

AD

Artikel 5.3.2, tweede lid, vervalt, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

AE

De artikelen 5.3.3 en 5.3.4 vervallen.

AF

In artikel 5.3.5 vervalt het tweede tot en met zesde lid, onder vernummering van het zevende en achtste lid tot tweede en derde lid.

AG

Artikel 5.3.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid en komt te luiden:

  • 2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid geldt tevens voor consumentenvuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik.

AH

Artikel 5.3.7 vervalt.

AI

In artikel 5.3.8 wordt «vuurwerk van categorie F4» vervangen door «professioneel vuurwerk» en wordt «vuurwerk van categorie F1, F2, of F3» vervangen door «consumentenvuurwerk».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 20 juni 2022

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Uitgegeven de elfde juli 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Met dit wijzigingsbesluit is beoogd het Vuurwerkbesluit beter uitvoerbaar en handhaafbaar te maken. De aanleiding voor de onderhavige wijziging zijn de ervaringen die zijn opgedaan met de uitvoering en handhaving van het Vuurwerkbesluit door het bevoegd gezag, het Openbaar Ministerie (hierna: OM) en de vuurwerkbranche. De basis voor deze wijziging is het Vuurwerkbesluit zoals dit komt te luiden na invoering van het stelsel van de Omgevingswet. Het Vuurwerkbesluit is gewijzigd door het Invoeringsbesluit Omgevingswet en de bepalingen over opslag zijn opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal).

2. Hoofdlijnen van de wijziging

Met de wijziging van het Vuurwerkbesluit is beoogd de handhaving en opsporing van illegaal vuurwerk te verbeteren door expliciet te bepalen dat het bezit van vuurwerk dat niet is voorzien van een categorieaanduiding verboden is. Dit past ook in het streven naar een voortdurende verbetering op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Alle pyrotechnische artikelen die niet zijn aangewezen als vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik zijn verboden voor het gebruik als vuurwerk door consumenten.

Met deze wijziging worden de begrippen «consumentenvuurwerk» en «professioneel vuurwerk» weer toegevoegd aan het Vuurwerkbesluit om de strafrechtelijke handhaafbaarheid te bevorderen (zie nader paragraaf 3 toezicht en handhaving en de artikelsgewijze toelichting bij onderdeel A).

Daarnaast is in dit besluit geregeld dat gedeputeerde staten (hierna: GS) het aangewezen bevoegd gezag zijn voor het toezicht op en handhaving van bedrijfsmatige vuurwerkontbrandingen. Na de wijziging van de vuurwerkregelgeving in 2012 kwam het toezicht en handhaving op de meldingsplichtige vuurwerkontbrandingen onbedoeld te vervallen voor GS en bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) te liggen. De Minister heeft toen, op verzoek van het Interprovinciaal overleg (IPO), deze bevoegdheid door middel van een tijdelijke mandaatregeling gemandateerd aan GS. De provincies hebben de Minister verzocht om de bevoegdheid weer in het Vuurwerkbesluit vast te leggen.

Voorts is met onderhavig wijzigingsbesluit een aantal tekstuele correcties uitgevoerd in de implementatie van Uitvoeringsrichtlijn 2014/58/EU van de Commissie van 16 april 2014 voor het opzetten van een traceerbaarheidssysteem voor pyrotechnische artikelen overeenkomstig Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, 115) en Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (PbEU 2013, L 178).

Door de wijziging van de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (hierna: Ract)1 is vuurwerk van categorie F3 niet langer aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik. De aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: IenW) in het Vuurwerkbesluit wordt met deze beleidswijziging in overeenstemming gebracht door het begrip consumentenvuurwerk te beperken tot (aangewezen) vuurwerk van categorieën F1 en F2 (zie ook de artikelsgewijze toelichting onderdeel A). Vuurwerk van categorie F2 kan bij regeling worden aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik. Tot slot strekt deze wijziging van het Vuurwerkbesluit tot enkele terminologische aanpassingen en tekstuele correcties.

3. Toezicht en handhaving

De onderhavige wijziging regelt in artikel I, onderdeel AC, de bevoegdheid van GS voor ontbrandingstoestemmingen voor vuurwerkevenementen. De provincies zijn geconsulteerd over dit voorstel via de Landelijke Werkgroep Vuurwerkcoördinatoren (LWVC). Dit heeft geleid tot enkele verbeteringen in de toelichting.

De ILT ziet toe op de bepalingen die betrekking hebben op de veiligheid en kwaliteit van het vuurwerk dat in de handel wordt gebracht door bedrijven. De ILT is toezichthouder voor het transport van gevaarlijke stoffen, waaronder vuurwerk op grond van de vervoersregelgeving en op de in- en uitvoer van vuurwerk door bedrijven op grond van het Vuurwerkbesluit. Deze wijziging is op 2 april 2021 voor een handhaafbaarheidstoets voorgelegd aan de ILT. Het besluit is door de ILT beoordeeld als handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebesteding. De wijziging heeft geen financiële gevolgen voor de ILT.

Diverse bepalingen in het Vuurwerkbesluit zijn strafbaar gesteld in de Wet economische delicten en worden gehandhaafd door politie en OM. Dit geldt bijvoorbeeld voor particulier bezit van vuurwerk dat alleen is toegestaan voor professioneel gebruik. Het OM heeft drie punten aangevoerd met betrekking tot de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van het Vuurwerkbesluit. In het navolgende wordt ingegaan op deze punten.

Het OM heeft als eerste punt de wens geuit om de definities van professioneel vuurwerk en van consumentenvuurwerk die door de invoering van het stelsel van de Omgevingswet zijn komen te vervallen bij deze wijziging van het Vuurwerkbesluit terug te brengen. Samengevat brengt het OM naar voren dat door het vervallen van deze definities de communicatie over wat wel en niet is toegestaan wordt bemoeilijkt, dat tenlasteleggingen voor verdachten minder begrijpelijk worden en dat feitcodes en andere teksten in systemen van de politie zullen moeten worden aangepast. Er is besloten om aan de wens van het OM tegemoet te komen, gelet op het belang aan te sluiten bij de uitvoeringspraktijk van handhaving door het OM.

Het tweede punt van het OM is een voorstel ter vereenvoudiging van artikel 1.2.2. Het OM constateert verschillen bij de interpretatie van het eerste lid van dit artikel, die de handhaafbaarheid bemoeilijken. De jurisprudentie over dit artikel was echter ten tijde van deze uitvoeringstoets in beweging. Tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden2 was cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 15 juni 2021 de door het OM voorgestane uitleg gevolgd.3 De uitspraak in cassatie geeft daarmee geen aanleiding het Vuurwerkbesluit aan te passen.

Het derde punt van het OM is de wens deze wijziging van het Vuurwerkbesluit en de Omgevingswet gelijktijdig in werking te laten treden om geen gaten te laten vallen in de handhaving en de wijziging van het Vuurwerkbesluit niet in werking te laten treden op 1 januari tijdens de jaarwisseling. Het streven is om de onderhavige wijziging zo nauw mogelijk aan te laten sluiten bij de invoering van de Omgevingswet. Inmiddels is de beoogde datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet bepaald op 1 januari 2023. Doordat beide wijzigingen gelijktijdig in werking treden en de begrippen «consumentenvuurwerk» en «professioneel vuurwerk» worden heringevoerd, zullen er geen problemen optreden met de inwerkingtreding op 1 januari.

4. Regeldruk

De regeldrukeffecten van de onderhavige wijzigingen van het Vuurwerkbesluit zijn zeer beperkt.

De professionele vuurwerkbranche bestaat uit fabrikanten, importeurs, distributeurs van vuurwerk en vuurwerkbedrijven die bedrijfsmatige vuurwerkontbrandingen uitvoeren en/of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik toepassen. In de professionele vuurwerkbranche zijn in Nederland ongeveer 50 vuurwerkbedrijven werkzaam. Daarnaast zijn er ongeveer 1400 detaillisten die tegen het einde van het jaar vuurwerk verkopen aan particulieren voor de jaarwisseling. De onderhavige wijzigingen hebben vooral betrekking op de verplichtingen voor professionele vuurwerkbedrijven. Deze vuurwerkbedrijven hebben te maken met de eenmalige administratieve lasten van de kennisname van de wijzigingen van het Vuurwerkbesluit. Het gemiddeld uurtarief bedraagt € 50 en de duur van de kennisname van de wijzigingen wordt ingeschat op 1 uur. De verzwaring van de eenmalige nalevingskosten voor alle bedrijven in de vuurwerkbranche is aldus € 50 x 1 uur x 50 bedrijven = € 2500. Voor de detaillisten die uitsluitend tegen het einde van het jaar vuurwerk verkopen aan particulieren bevat de onderhavige wijziging geen veranderingen.

Een concept van het besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

5. Voorpublicatie en voorhang

Het ontwerpbesluit is op 28 september 2021 gepubliceerd in de Staatscourant4 om een ieder in de gelegenheid te stellen gedurende vier weken schriftelijk opmerkingen in te dienen. Er zijn geen opmerkingen ontvangen naar aanleiding van de voorpublicatie in de Staatscourant. Tevens is van 28 september 2021 tot 1 november 2021 het ontwerpbesluit voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamer overeenkomstig de procedure van artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer.5 De Tweede Kamerfractie van DENK heeft enkele vragen gesteld in het kader van de voorhangprocedure. Deze vragen gingen onder meer over de vraag of de brancheorganisatie haar wensen en bedenkingen kenbaar hebben kunnen maken ten aanzien van het voorstel. Daarnaast is de vraag gesteld welke soorten vuurwerk van categorie F3 niet langer aangewezen zijn en waarom dit deels op het niveau van algemene maatregel van bestuur (AMvB) en deels bij ministeriële regeling is geregeld. Verder wordt gevraagd naar de datum van inwerkingtreding, hoe de strafrechtelijke handhaafbaarheid van de begripswijzigingen is geborgd en worden enkele zorgen geuit over de communicatie en begrijpelijkheid. In reactie hierop is geantwoord6 dat een ieder op de voorpublicatie kan reageren en dat het voorstel met de vuurwerksector is besproken bij reguliere overleggen. Verder is toegelicht dat knalvuurwerk, enkelschotsbuizen en vuurpijlen zijn verboden bij de wijziging van de Ract per 1 december 2020. De inwerkingtreding van dit besluit is voorzien zo spoedig mogelijk na de invoering van de Omgevingswet, omdat dit besluit uitgaat van het Vuurwerkbesluit zoals dit luidt na de invoering van de Omgevingswet. Het herstel van de begrippen consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk dienen zowel de strafrechtelijke handhaafbaarheid als de begrijpelijkheid voor de burger te waarborgen.

6. Notificatie

Met de onderhavige wijziging worden mogelijk technische voorschriften gesteld. Om te beoordelen of de verplichtingen die met het onderhavige besluit worden geïntroduceerd geen gevolgen hebben voor het vrij verkeer van goederen, dient de wijziging op grond van de notificatierichtlijn7 aan de Europese Commissie gemeld te worden. Derhalve is een ontwerp van deze regeling op 19 januari 2022 aan de Europese Commissie voorgelegd (notificatienummer 2022/0024/NL). Italië heeft opmerkingen gemaakt. Italië stelt: «Ter bestrijding van het fenomeen dat pyrotechnische artikelen P1 en P2 die geen vuurwerk zijn, niet worden gebruikt zoals bedoeld, maar als vuurwerk worden gebruikt, in wezen deze «nieuwe classificatie» van «professioneel vuurwerk» die specifiek in het voorstel in kwestie is bedacht, uitgebreid tot hen». Italië geeft aan dat dit in feite een handelsbelemmering zou kunnen vormen, aangezien dit niet in overeenstemming lijkt te zijn met de bepalingen van de Pyrorichtlijn.

In reactie hierop kan worden gesteld dat de definitie van professioneel vuurwerk in lijn is met de bepalingen uit de Pyrorichtlijn. De term «professioneel vuurwerk» is niet hetzelfde als vuurwerk van categorie F4, maar een paraplubegrip voor pyrotechnische artikelen die niet door particulieren (als vuurwerk) mogen worden gebruikt. Daaronder vallen vuurwerk van de categorieën F4 en F3, vuurwerk van categorie F2 dat niet is aangewezen voor particulier gebruik, niet ingedeelde pyrotechnische artikelen en andere pyrotechnische artikelen (P1 en P2) voor zover die kennelijk zijn bestemd om als vuurwerk te worden gebruikt.

Ingevolge artikel 4, tweede lid, van Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU 2013, L 178), hebben lidstaten de mogelijkheid om in het belang van de «openbare orde of gezondheid en veiligheid, of omwille van milieubescherming», maatregelen te nemen om het bezit, gebruik en de verkoop aan het grote publiek van consumentenvuurwerk van de categorieën F2 en F3 te verbieden.

Onder deze «andere pyrotechnische artikelen» vallen de P1 en P2-artikelen. De beperking is daarmee dus toegestaan onder de systematiek van de richtlijn. Daarbij gaat de beperking ook niet verder dan noodzakelijk omdat uitsluitend voor artikel 1.2.2, eerste tot en met derde lid, onder professioneel vuurwerk mede wordt verstaan pyrotechnische artikelen die zijn ingedeeld in categorie P1 en P2 en die als vuurwerk worden gebruikt of kennelijk zijn bestemd om als vuurwerk te worden gebruikt. Het legitiem gebruik van deze pyrotechnische artikelen wordt daarmee aldus ook niet beperkt. De bepalingen van deze wijziging doen geen afbreuk aan de eisen van de harmonisatienormen, met inbegrip van de classificatie van pyrotechnische artikelen.

Artikelsgewijs deel

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit zijn de begrippen «consumentenvuurwerk» en «professioneel vuurwerk» heringevoerd. Dit is toegelicht in het algemeen deel van de toelichting en bij het onderdeel toezicht en handhaving. De termen consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk alsmede de categorie-aanduidingen van pyrotechnische artikelen uit de Pyrorichtlijn maakten voorheen al deel uit van het Vuurwerkbesluit en werden naast elkaar gebruikt. Bij de invoering van de Omgevingswet zijn in het belang van de eenduidigheid de termen consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk vervangen door overeenkomstige unierechtelijke categorie-aanduidingen. Het OM heeft evenwel aangegeven dat in het kader van de strafbaarstelling van particulier gebruik van professioneel vuurwerk de begrippen consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk niet gemist kunnen worden. In het belang van de handhaafbaarheid is dit begrippenpaar daarom heringevoerd. Daarbij is aangesloten bij de begrippen zoals die voor inwerkingtreding van het Invoeringsbesluit Omgevingswet luidden met het verschil dat (in navolging van de wijziging in het Ract) vuurwerk van categorie F3 niet langer aangewezen kan worden als vuurwerk dat ter beschikking gesteld mag worden voor particulier gebruik. Daarnaast zijn de begrippen «pyrotechnische artikelen die zijn ingedeeld in categorie P1» en «pyrotechnische artikelen die zijn ingedeeld in categorie P2» gedefinieerd, nu voor de toepassing van artikel 1.2.2 onder professioneel vuurwerk mede wordt verstaan pyrotechnische artikelen die zijn ingedeeld in categorie P1 of P2 en die worden gebruikt als vuurwerk of zijn bestemd om te worden gebruikt als vuurwerk. Op grond daarvan kan worden opgetreden tegen het oneigenlijke gebruik van deze pyrotechnische artikelen.

In artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit vervalt de begripsbepaling «primaire verpakking». Deze wijziging is het gevolg van de wijziging in Artikel I, onderdelen O, W en Y van dit besluit waarbij het begrip «primaire verpakking» is vervangen door de kleinste verpakkingseenheid. In artikel 1.1.1, eerste lid, is tevens een kleine wijziging van het begrip pyrotechnisch artikel doorgevoerd. Dit is het gevolg van een recente rectificatie van dit begrip in de Pyrorichtlijn. Het is wenselijk dat de definitie in het Vuurwerkbesluit hier zo dicht mogelijk bij aansluit en daarom is deze wijziging hier overgenomen.8

Onderdeel B

De wijziging van artikel 1.1.3 hangt samen met de wijziging van artikel 1.1.1, tweede lid. Voor onderhavige wijziging was dit besluit van toepassing op vuurwerk en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik. De regels voor overige pyrotechnische artikelen zijn opgenomen in de Regeling overige pyrotechnische artikelen omdat die regeling uitsluitend implementatie van de Pyrorichtlijn betreft. Het blijft gewenst om op te kunnen treden in verband met het gebruik of het kennelijk bestemd zijn om als vuurwerk te worden gebruikt van overige pyrotechnische artikelen als vuurwerk. In verband met het vervallen van de Tijdelijke regeling overige pyrotechnische artikelen is het daarom noodzakelijk om het toepassingsbereik van het Vuurwerkbesluit uit te breiden met overige pyrotechnische artikelen die worden gebruikt als vuurwerk.

Onderdeel C

Aan artikel 1.2.2 wordt een lid toegevoegd waarbij is bepaald dat onder professioneel vuurwerk mede wordt verstaan pyrotechnische artikelen die zijn ingedeeld in categorie P1 of P2 of die niet ingedeeld in een categorie en die als vuurwerk worden gebruikt. Daarmee wordt bewerkstelligd dat kan worden gehandhaafd jegens particulieren die andere pyrotechnische artikelen dan consumentenvuurwerk als vuurwerk gebruiken.

Onderdelen C, D, E, F, H, I, J, L, M, O, P, Q, R, S, U, V, X, AA en AB

De wijziging in deze onderdelen is het gevolg van het herinvoeren van de begrippen «consumentenvuurwerk» en «professioneel vuurwerk». In deze onderdelen wordt «vuurwerk van categorie F1, F2, of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 is aangewezen als vuurwerk dat geschikt is voor particulier gebruik» vervangen door «consumentenvuurwerk» en «vuurwerk van categorie F4» vervangen door het begrip «professioneel vuurwerk».

Onderdeel F

Artikel 1.2.6 heeft tot doel om misleiding tegen te gaan bij de verkoop van vuurwerk aan particulieren. In de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk is geregeld welke vuurwerkartikelen aan particulieren verkocht mogen worden. In de praktijk komt het voor dat een artikel van een bepaalde categorie vuurwerk, pyrotechnische artikelen voor theatergebruik of andere pyrotechnische artikelen aan particulieren worden aangeboden of aangeprezen. Voor particulieren is dit misleidend, omdat particulieren geen professioneel vuurwerk en ook geen pyrotechnische artikelen voor theatergebruik of andere pyrotechnische artikelen als vuurwerk mogen gebruiken en het werkt het gebruik van illegaal vuurwerk in de hand.

Het tweede lid regelt dat het ook is verboden voor een ieder om vuurwerk aan te prijzen of aan te bevelen voor een ander gebruik dan waartoe het gelet op de samenstelling of eigenschappen of de bijbehorende gebruiksaanwijzing, kennelijk geschikt is. Met ingang van 1 december 2020 is de verkoop van knalvuurwerk, knalstrengen en enkelschotsbuizen aan particulieren verboden. Er bestaat een risico op substitutie, waarbij vuurwerkartikelen die als siervuurwerk zijn bedoeld als knalvuurwerk worden aangeboden voor particulier gebruik. Dit is een vorm van misleiding die wordt tegengegaan door te verbieden vuurwerk voor een ander gebruik dan daartoe het gelet op de samenstelling of eigenschappen of de bijbehorende gebruiksaanwijzing, kennelijk geschikt is, voor particulier gebruik aan te prijzen of aan te bevelen.

Onderdelen G en H

De wijzigingen van artikel 1.3.1 en 1.3.2 zien op het binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik. In artikel 1.3.1, eerste lid, staat vermeld aan welke eisen de verpakking tijdens het vervoer dient te voldoen conform het ADR.

In artikel 1.3.2, eerste lid, staat als uitgangspunt beschreven dat degenen die vuurwerk binnen of buiten Nederland brengen, voorafgaand een melding moeten doen. Die melding moet ten minste 48 uur voorafgaand aan het binnen of buiten Nederland brengen van de artikelen worden gedaan. Voor vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik was in de tweede helft van december een kortere meldingstermijn van ten minste 24 uur geregeld in verband met een goed verloop van de eindejaarsverkoop. Deze artikelen zijn naar hun aard gericht op bedrijfsmatige activiteiten met vuurwerk. Consumenten mogen maximaal 25 kilogram vuurwerk van categorie F1 of F2 vervoeren voor eigen particulier gebruik en er geldt voor particulieren geen meldplicht voor de invoer of uitvoer van dit vuurwerk. In deze artikelen is het woord «bedrijfsmatig» toegevoegd om dit te verduidelijken. Particulieren die 25 kilogram of minder consumentenvuurwerk vervoeren en dit niet doen in de uitoefening van beroep of bedrijf zijn van de transportvoorschriften en de meldingsplicht uitgezonderd.

Daarnaast vervalt in artikel 1.3.2, vierde lid, onderdeel d, de eis dat bij de melding de hoeveelheid verpakt vuurwerk of pyrotechnische artikelen in kilogrammen vermeld moet worden. De aanduiding van het gewicht in kilogram of NEM van een artikel geven informatie over de omvang en het gevaar van het artikel. Voor de uitvoeringspraktijk zijn beide gegevens nodig en bruikbaar. Tussen het gewicht in kilogrammen en de NEM van vuurwerk en theatervuurwerk bestaat een redelijke verhouding, die wordt gebruik om gewicht om te rekenen in NEM of andersom. Meldingen bevatten een opgave van het gewicht van de artikelen en de totale hoeveelheid in kilogrammen. Om onnodige aanpassingen van meldsystemen te voorkomen en de gegevensverstrekking bij de aanvraag te vergemakkelijken mag het gewicht per artikel hiermee worden aangegeven in kilogrammen of in NEM.

Onderdeel K

Met de wijziging van artikel 1A.2E.1 wordt de implementatie van Uitvoeringsrichtlijn 2014/58/EU van de Commissie van 16 april 2014 voor het opzetten van een traceerbaarheidssysteem voor pyrotechnische artikelen overeenkomstig Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 115) verbeterd. Het onderscheid tussen een registratienummer en een verwerkingsnummer is verduidelijkt door een betere aansluiting bij de tekst van de richtlijn. De voorgeschreven structuur van het registratienummer is in overeenstemming gebracht met de tekst van de richtlijn.

Onderdeel N

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn de regels over de opslag van vuurwerk overgegaan naar het Bal en artikel 2.1.2 is daar ook op aangepast. Daarmee heeft artikel 2.1.2 echter geen zelfstandige waarde meer, omdat de regels voor de verpakking tijdens het vervoer reeds in de regelgeving gebaseerd op het ADR zijn geregeld. Er zijn geen andere situaties in de praktijk waarbij er sprake is van voorhanden hebben van verpakt consumentenvuurwerk, anders dan door particulieren, waarbij niet sprake is van opslag dan wel vervoer. Artikel 2.1.2 kan daarom komen te vervallen.

Onderdeel O

Met de wijziging van artikel 2.1.3 worden enkele onvolkomenheden hersteld die bij de implementatie van Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (PbEU 2013, L 178) zijn ontstaan (Stb. 2015, 332).

In het derde lid was opgenomen dat de gegevens, bedoeld in het eerste lid, op een apart document of de primaire verpakking mogen worden vermeld indien vermelding op het vuurwerk niet mogelijk is. Met deze wijziging wordt beter aangesloten bij de tekst van de richtlijn en het daarin gebruikte begrip «de kleinste verpakkingseenheid».

Het zevende lid van dit artikel verwijst naar een bepaling uit de reeds vervallen Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen (PbEU 2007, L 154). Een overeenkomstige bepaling staat niet in de vervangende Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen. Om deze reden kan het zevende lid van artikel 2.1.3 vervallen.

Onderdelen W en Y

In artikel 3.1.1, eerste en tweede lid, zijn een aantal correcties uitgevoerd. De verpakkings- en etiketteringseisen die zijn gesteld aan consumentenvuurwerk genoemd in artikel 2.1.1. Deze eisen staan voor professioneel vuurwerk vermeld in artikel 3.1.1. Deze eisen gelden niet alleen voor vuurwerk van categorie F4, maar ook vuurwerk van categorie F3 of F2 dat niet is aangewezen voor particulier gebruik. Dit geldt allemaal als professioneel vuurwerk, maar de precieze eisen verschillen wel per categorie vuurwerk en volgen uit artikel 10 van de Pyrorichtlijn. Met de wijziging in het Invoeringsbesluit Omgevingswet zijn op dit punt enkele foutieve wijzigingen gedaan, die daarom nu gecorrigeerd worden.

In artikel 3.1.1, derde lid, en 3A.1.1, derde lid, is om dezelfde reden als bij artikel 2.1.3, derde lid, de vermelding van de genoemde gegevens op de kleinste verpakkingseenheid geworden. Het was de bedoeling dat bij het besluit van 8 september 2015 (Stb. 2015, 332), met artikel I, onderdeel H, een wijziging zou plaatsvinden van artikel 3A.1.1, vijfde lid. Daarbij werd «zal worden verkocht» vervangen door «aan een persoon met gespecialiseerde kennis». Dit om beter aan te sluiten bij de tekst van de Pyrorichtlijn op dit punt. Deze wijziging is echter niet doorgevoerd door een incorrecte wijzigingsopdracht in het besluit («zal worden verkocht» in plaats van «zullen worden verkocht»). Met deze wijziging wordt deze correctie alsnog uitgevoerd. Het zevende lid van deze artikelen is overbodig geworden en vervallen (zie toelichting onderdeel O).

Onderdeel Z

Dit wijzigingsonderdeel betreft het herstel van een foutieve verwijzing. In artikel 3B.2, derde lid, werd niet correct verwezen. De verwijzing naar het tweede lid, onder b, is correct. Deze verschrijving is met de onderhavige wijziging hersteld.

Onderdelen AA en AB

Bij de aanvraag om een ontbrandingstoestemming wordt een schietlijst ingediend met daarin een overzicht van de toe te passen artikelen en per categorie artikelen gegevens om de aard en omvang van het vuurwerkevenement te kunnen beoordelen. In de uitvoeringspraktijk is gebleken dat het nodig kan zijn om kort voor de datum van het evenement een aanpassing te doen in de artikelen die worden afgestoken tijdens het evenement, bijv. omdat een bepaald artikel niet voorradig is of in verband met weersomstandigheden. Er is geen bezwaar tegen dat artikelen op de schietlijst tot uiterlijk vier werkdagen voorafgaand aan het moment van ontbranding worden vervangen door gelijkwaardige artikelen. Het bevoegd gezag9 kan toezien op de uitvoering van de schietlijst en of vervangende artikelen gelijkwaardig zijn. De aanvrager die artikelen op de schietlijst vervangt, moet de gelijkwaardigheid van de artikelen op de veiligheidsaspecten kaliber, maximaal effect en veiligheidsafstand aantonen. Aan artikel 3B.3a, tweede lid, onderdeel d, is een nieuw derde lid toegevoegd, waarbij de mogelijkheid van vervanging van artikelen tot uiterlijk vier werkdagen voor het evenement is geregeld. In verband met het invoegen van het nieuwe derde lid, zijn het oude derde tot en met elfde lid vernummerd en zijn de verwijzingen naar deze leden dienovereenkomstig aangepast.

Met de wijziging artikel 3B.3a, zevende lid, onderdeel a (nieuw) komt het advies van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aan gedeputeerde staten ten aanzien van een ontbrandingstoestemming te vervallen. Dit advies had betrekking op de vigerende toepassingsvergunning in relatie tot de ontbrandingstoestemming. De Rijksoverheid en de provinciale overheden zijn overeengekomen dat toepassingsvergunningen elektronisch zijn in te zien via het meld- en informatiecentrum van de ILT (www.ilent.nl). Om deze reden is er geen noodzaak meer voor de minister om advies te verstrekken en kan het betreffende voorschrift vervallen.

Onderdeel AC

Artikel 3B.8 regelt de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om toe te zien op de regels voor professionele ontbrandingen van vuurwerk op locatie en deze te handhaven. In artikel 18.2b, derde lid, van de Wet milieubeheer is een grondslag opgenomen om de verantwoordelijkheid voor de bestuursrechtelijke handhaving van bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling gestelde regels over te dragen aan Gedeputeerde Staten.

Gedeputeerde Staten hebben op grond van artikel 3B.1, derde lid, onderdeel a, van het Vuurwerkbesluit de taak om toestemmingen te verlenen voor professionele ontbrandingen van vuurwerk bij evenementen en theatervoorstellingen. Het verlenen van toestemming en het toezicht en de handhaving van de naleving van de regels voor ontbrandingen worden uitgevoerd door de Omgevingsdiensten. De ontbrandingstoestemming van GS is op grond van artikel 3B.1 van het Vuurwerkbesluit gekoppeld aan een toepassingsvergunning van een professionele vuurwerkbeziger. De ILT geeft namens de Minister van IenW toepassingsvergunningen af aan professionele vuurwerkbezigers. De ILT is bevoegd om toezicht te houden en te handhaven op de toepassingsvergunningen, inclusief de ontbrandingstoestemmingen, die als voorschrift aan de toepassingsvergunning zijn verbonden. De ILT ziet er in de praktijk op toe op toe dat de professionele vuurwerkbezigers voldoen aan de eisen van vakbekwaamheid en financiële zekerheid. De Omgevingsdiensten zien er in de praktijk op toe dat de ontbrandingen van vuurwerk op locatie aan de wettelijke voorschriften voldoen.

De bevoegdheid tot bestuursrechtelijke handhaving van de regels voor de bedrijfsmatige ontbranding van vuurwerk op locatie (evenementen) is door de (destijds) Minister van Infrastructuur en Milieu gemandateerd aan functionarissen van de provincies. Sinds 18 december 2013 is dit geregeld in het Besluit aanwijzing toezichthouders en mandaat Regeling bedrijfsmatig tot ontbranding brengen van vuurwerk. Dit mandaatbesluit is sindsdien regelmatig geactualiseerd, laatstelijk op 24 september 2020. Het IPO heeft de Minister van IenW verzocht de staande praktijk van de bestuurlijke handhaving van de regels voor de ontbranding van vuurwerk bevoegdheid nu in het Vuurwerkbesluit te regelen. Dit is thans vastgelegd in artikel 3B.8.

Onderdelen AD, AE, AF, AG en AH

Hoofdstuk 5 van het Vuurwerkbesluit bevat een aantal bepalingen van overgangsrecht. Een groot aantal van deze bepalingen is inmiddels uitgewerkt en kan komen te vervallen. Dit is uitgewerkt in de onderdelen Z, AA, AB en AC. Een aantal bepalingen blijft staan waarbij het met name gaat om overgangsrecht voor toepassingsvergunningen die nog steeds geldig (kunnen) zijn.

ARTIKEL II

De inwerkingtreding van dit besluit vindt plaats bij een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. De wijziging van met de invoering van het stelsel van de Omgevingswet gewijzigde bepalingen vindt zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van deze wijzigingen plaats. Op grond van artikel 21.6, vijfde lid, Wet milieubeheer wordt dit besluit, nadat het is vastgesteld, toegezonden aan de beide kamers der Staten-Generaal en treedt het besluit niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst.

Deze toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
2

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 oktober 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:8857.

X Noot
3

ECLI:NL:HR:2021:941.

X Noot
5

Kamerstukken II 2020/21, 28 684 nr. 667.

X Noot
6

Zie de Kamerbrief van 29 november 2021, Kamerstukken II 2020/21, 28 684 nr. 673.

X Noot
7

Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.

X Noot
8

Rectificatie van Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (Publicatieblad van de Europese Unie L 94/7 van 18 maart 2021) (PbEU 2021, L 94).

X Noot
9

De bevoegdheid ligt bij de provincies. Dit is meestal gemandateerd aan Omgevingsdiensten.

Naar boven