28 638 Mensenhandel

Nr. 118 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2014

Tijdens het Algemeen overleg mensenhandel en prostitutie op 31 oktober 2013 (Kamerstuk 28 638, nr. 108) is naar aanleiding van vragen van uw Kamer een aantal toezeggingen gedaan, evenals in het AO Kinderhandel op 15 januari 2014 (Kamerstuk 28 638, nr. 109) en het AO loverboyslachtoffers van 17 juni 2014. In deze brief bericht ik u mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nader over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze toezeggingen. Over de toezeggingen die raken aan het project Nationaal Verwijzingsmechanisme Slachtoffers Mensenhandel (NVM)(Kamerstuk 28 638, nr. 122) en het prostitutiebeleid rapporteer ik u in separate brieven.

In deze brief ga ik achtereenvolgens op de volgende verzoeken van uw Kamer nader in:

  • Het bezien van de mogelijkheden tot het voorzien van verhoorstudio’s in opvanglocaties;

  • De versterking van mensenhandelexpertise bij (zeden)rechercheurs;

  • De maatregelen met betrekking tot het tegengaan van misbruik studievisa;

  • Het bezien van mogelijkheden om aandacht aan loverboyproblematiek te besteden in agogische opleidingen;

  • Het bezien van de mogelijkheden om loverboyproblematiek mee te nemen in de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • Het bezien van het optrekken van de leeftijd jeugdzorg parallel aan de leeftijdseis van 21 jaar in het wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche

  • Het via de RIEC’s inzetten op een basisniveau bestuurlijke aanpak van mensenhandel in elke gemeente;

  • Het bezien van de informatie-uitwisseling douane en Kmar;

  • Het bezien in hoeverre sprake is van knelpunten in informatie-uitwisseling tussen luchtvaartmaatschappijen en politie in geval van signalen mensenhandel;

  • Het bezien van een jaarlijkse rapportage kinderhandel.

Mogelijkheden tot het voorzien van verhoorstudio’s in opvanglocaties

Om de aangiftebereidheid bij slachtoffers van mensenhandel te verhogen, is de vraag door Mevrouw Rebel (PvdA) gesteld of het inrichten van specifieke verhoorstudio’s bij de verschillende opvanglocaties voor slachtoffers mensenhandel nader kan worden bezien. Wantrouwen ten aanzien van de politie zou namelijk de aangiftebereidheid door deze slachtoffers in de weg staan. De aanwezigheid van verhoorstudio’s in opvanglocaties zou de drempel voor slachtoffers mensenhandel tot het doen van aangifte mogelijk kunnen wegnemen. Mevrouw Berndsen (D66) gaf daarop te kennen dat in deze verkenning niet alleen de politie, maar ook de opvangvoorzieningen goed betrokken dienen te worden, aangezien de aanwezigheid van de politie in de opvanglocaties mogelijk ook een averechts effect zou kunnen hebben op het welzijn van de slachtoffers en hun bereidheid tot het doen van aangifte.

Zoals ik ook in de brief over het NVM heb aangegeven, heeft een verkenning bij opvanginstellingen plaatsgevonden en is het standpunt van de politie gevraagd. Uit de verkenning blijkt dat door opvanginstellingen en de politie op tal van manieren wordt samengewerkt om de drempel voor slachtoffers mensenhandel tot het doen van aangifte weg te nemen. Aan slachtoffers wordt in individuele gevallen aangeboden om het verhoor op de opvanglocatie te doen. Ook wordt in individuele gevallen aan het slachtoffer de keuze voorgelegd of de voorkeur uitgaat naar verhoor door een mannelijke of vrouwelijke rechercheur. Hoewel in de praktijk reeds allerlei mogelijkheden worden benut in de samenwerking tussen de opvanginstellingen en de politie om de aangiftebereidheid van deze slachtoffers te vergroten, bleek tevens in de verkenning dat het inrichten van verhoorstudio’s met name op locaties waar sprake is van categorale, specialistische opvang meerwaarde kan hebben. Op locaties met categorale, specialistische opvang voor slachtoffers mensenhandel zou er minder sprake zijn van schaamte en het willen verzwijgen van de reden van verblijf in de opvang ten opzichte van medebewoners die er vanwege andere redenen verblijven, aldus professionals vanuit de opvanginstellingen. Om hier in de praktijk ervaring mee op te doen, zal een pilot worden opgestart, die per 1 december 2014 van start gaat. Momenteel wordt een plan van aanpak voor de kaders voor deze pilot opgesteld. Deze zal medio september 2014 gereed zijn, waarna opvanglocaties de mogelijkheid zal worden gegeven hierop in te schrijven.

De versterking van mensenhandelexpertise bij (zeden)rechercheurs

De heer Segers (CU) heeft benadrukt dat het bij slachtoffers mensenhandel kan gaan om getraumatiseerde slachtoffers. Dit zou vragen om specialistische kennis bij (zeden)rechercheurs. De mensenhandelexpertise van deze (zeden)rechercheurs zou moeten worden versterkt.

Uitgangspunt binnen de Nationale Politie en de KMar is dat alle rechercheurs mensenhandel een specialistische opleiding en trainingen hebben gevolgd. Indien het nodig is om deskundigheid op het gebied van zeden te betrekken – bijvoorbeeld bij de aangifte van een getraumatiseerd slachtoffer – vindt er op dit moment doorgaans al nauwe samenwerking plaats met de zedenrecherche. Tevens wordt binnen de Nationale Politie gebruik gemaakt van interne, bij de politie werkzame, gedragsdeskundigen. Zo maakt het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld in voorkomende gevallen gebruik van adviezen van externe deskundigen. Op deze wijze wordt gewerkt aan een verbetering van de inzet bij en kwaliteit van mensenhandelzaken binnen de politie.

In opdracht van het WODC van het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft Intervict een onderzoek verricht naar de ervaringen van vertegenwoordigers van politie, Openbaar Ministerie en hulpverleningsinstanties met getraumatiseerde mensenhandelslachtoffers en de mogelijke (negatieve) rol van trauma bij verklaringen. Het resultaat is een eerste verkenning, die op korte termijn gereed zal zijn, waarin enkele handvatten worden gegeven hoe hier in de praktijk mee om te gaan. Deze verkenning zal op korte termijn via de website van het WODC beschikbaar zijn.

Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV)

Een andere vraag die door de heer Segers (CU) naar voren werd gebracht, gaat over het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) door de Koninklijke Marechaussee. De vraag refereerde aan het zogeheten Melki-arrest van het Europese Hof van Justitie van 22 juni 2010, waardoor de MTV-controles wettelijk zijn ingekaderd. Los hiervan, is tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie toegezegd dat het juridisch kader van het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) wordt uitgebreid. De voorbereidingen hiertoe hebben in de afgelopen maanden plaatsgevonden. Het juridisch kader voor de controles op treinen zal worden uitgebreid. Daarnaast wordt in een afzonderlijke bepaling de mogelijkheid gecreëerd om, in uitzonderlijke gevallen, in afwijking van het algemeen kader, op tijdelijke basis de MTV-controles uit te breiden. Dit ziet op de situatie dat er informatie is over een bijzonder verhoogde instroom van illegale vreemdelingen vanuit een ander Schengenland naar Nederland.

Maatregelen met betrekking tot het tegengaan van misbruik van studievisa

Door de heer Van der Steur (VVD) werd aandacht gevraagd voor misbruik van studievisa. Er zijn signalen dat studievisa worden misbruikt om bijvoorbeeld meisjes uit China en Thailand naar Nederland te laten komen en in plaats van hen onderwijs te laten volgen, hen prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten. De heer Van der Steur (VVD) stelde de vraag wat hier nu concreet aan wordt gedaan.

Allereerst wordt ingezet op intrekking van studievisa in geval van uitblijvende studieresultaten. De intrekkingsgrond van onvoldoende studievoortgang is neergelegd in de Wet modern migratiebeleid (Kamerstuk 32 052), die op 1 juni 2013 in werking is getreden. De instellingen voor hoger onderwijs maken aan het einde van het studiejaar de balans op voor wat betreft de studievoortgang. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zal u dan ook in het najaar 2014 nader informeren over de vraag hoeveel studievisa daadwerkelijk zijn ingetrokken als gevolg van uitblijvende studieresultaten. Verder is onderzoek naar mogelijk misbruik van studievisa voor het hoger onderwijs een deelproject van THE WALL, een project van OM, Nationale Politie, KMar, FIOD en het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) gericht op de integrale aanpak van Chinese georganiseerde mensenhandel en mensensmokkel. Mede in het verlengde hiervan is ten aanzien van misbruik studievisa een barrièremodel opgesteld, dat duidelijk maakt welke drempels hiertegen door de verschillende partijen kunnen worden opgeworpen.

Aandacht voor loverboyproblematiek in agogische opleidingen

Door mevrouw Kooiman (SP) werd aangegeven dat er meer aandacht moet zijn voor alertheid en vroegsignalering van mogelijk slachtofferschap van loverboys in het onderwijs, en dan met name in de agogische opleidingen.

Het plan van aanpak «Aandacht voor geweld in afhankelijkheidsrelaties in opleidingen» dat op 15 juli 2013 aan uw Kamer is gezonden (Kamerstuk 33 400 XVI, nr. 157), richt zich onder andere op agogische opleidingen. In de deskundigheidsbevordering die in het kader van dit plan van aanpak wordt ontwikkeld, zal aandacht zijn voor de thema’s seksuele grensoverschrijdend gedrag en seksuele uitbuiting. Het thema loverboys komt – mede in het verlengde van het verzoek van mevrouw Kooiman – aan de orde in twee cursussen die we voor docenten aan de beroepsopleidingen worden ontwikkelen, namelijk de cursus «Lesgeven over geweld in afhankelijkheidsrelaties« en de cursus «Communiceren over seksualiteit». Daarnaast krijgt het reeds beschikbare lesmateriaal over het thema Loverboys – zoals de film «De mooiste chick van het web» en het daarbij ontwikkelde lesmateriaal – een plek in het materialenoverzicht van het online kennisatelier.

Het melden van slachtoffers loverboys vanuit de Jeugdzorg

Vanuit uw Kamer werd enerzijds ervoor gepleit om loverboyproblematiek mee te nemen in de verplichte meldcode huiselijke geweld en kindermishandeling. Anderzijds werd gepleit voor een meldplicht van slachtoffers mensenhandel aan Comensha, die zich ook uitstrekt tot de Jeugdzorg. Op deze wijze zou kunnen worden bevorderd dat deze slachtoffers hulp krijgen die niet alleen is toegesneden op bredere onderliggende problematiek, maar ook op specifiek loverboy-problematiek.

Om loverboyslachtoffers te kunnen registreren is het allereerst van belang om deze te signaleren. De commissie Azough heeft uw kamer op 10 april geïnformeerd over haar samenstelling en aandachtspunten. De commissie komt in het najaar met een actieplan maar is op dit moment al bezig met een aanpak voor het signaleren van loverboyslachtoffers in jeugdzorg. Zodra slachtoffers worden gesignaleerd kunnen deze ook worden geregistreerd. Registratie bij CoMensha is wenselijk. Uit eerder onderzoek van Movisie is gebleken dat er nog de nodige winst is te behalen wat betreft de naamsbekendheid van Comensha binnen de Jeugdzorg. Ook zal de meerwaarde van het melden bij Comensha en op welke wijze – met oog voor privacy-aspecten – kan worden gemeld worden verduidelijkt. In het kader van de commissie Azough en het project Nationaal Verwijsmechanisme Slachtoffers Mensenhandel zal dit bij de betreffende professionals onder de aandacht worden gebracht.

Bezien optrekken leeftijd jeugdzorg parallel aan leeftijdseis van 21 jaar in het wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Kamerstuk 32 211).

De heer Segers (CU) bracht naar voren dat de grens tussen 18-min en 18-plus heel abrupt is. Dit terwijl achttien plussers ook zorg en bescherming nodig hebben tot hun 23ste jaar.

In de huidige wet op de Jeugdzorg en in de nieuwe Jeugdwet is bepaald dat een jongere die voor zijn/haar 18e jaar jeugdzorg nodig heeft, deze zorg ook kan krijgen na de 18e verjaardag, met een uitloop tot uiterlijk zijn/haar 23ste verjaardag. Dit geldt overigens niet voor gesloten jeugdzorg. Hiervoor is verdragsrechtelijk en bij jurisprudentie bepaald dat deze zorg mogelijk is tot het 18e jaar.

De rol van gemeenten bij de bestrijding van mensenhandel.

Voorts is door de leden Rebel (PvdA), Oskam (CDA) en Kooiman (SP) aandacht gevraagd voor de rol van gemeenten bij de bestrijding van mensenhandel. Volgens deze leden zou moeten worden bezien op welke wijze gemeenten kunnen worden gestimuleerd om een actievere rol in het kader van de aanpak van mensenhandel te vervullen.

Op meerdere manieren wordt ingezet op een versterking van de bestuurlijke aanpak van mensenhandel. Inspanningen van de Taskforce Mensenhandel, de RIEC’s en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) in opdracht van mijn ministerie, hebben de laatste jaren geleid tot een vergroot bewustzijn van de bestuurlijke aanpak van mensenhandel in meerdere gemeenten. Vanuit de Taskforce Mensenhandel worden daarnaast bestaande handreikingen voor gemeenten herzien en uitgebreid, bewustwordingsbijeenkomsten voortgezet en het Europese materiaal voor het signaleren van mensenhandel onder gemeenten uitgerold. Daarnaast stel ik momenteel in samenwerking met de RIEC’s en andere revelante partijen een basisniveau voor de bestuurlijke aanpak van mensenhandel op. Dit basisniveau is een referentiekader om gemeente te ondersteunen. Het geeft aan welke minimale kennis en instrumenten een gemeente zou moeten hebben om mensenhandel bestuurlijk aan te kunnen pakken en geeft handvatten om dit niveau te bereiken. Het basisniveau is begin 2015 gereed.

Wat betreft de bescherming van slachtoffers mensenhandel zal de VNG het initiatief nemen voor een traject van kennisverbetering en -overdracht. Doel hiervan is duidelijk het wettelijk kader en de rol die gemeenten zouden dienen te vervullen bij de ketenaanpak en de (financiering) van de opvang, inclusief ambulante opvang o.g.v. de Wmo 2015 (Kamerstuk 33 841) en de Jeugdwet (Kamerstuk 33 684) te schetsen. De rol die gemeenten kunnen vervullen bij het signaleren van slachtoffers mensenhandel en het bieden van hulp en voorzieningen aan slachtoffers uit de EU wordt daarbij uitgewerkt en beter bekend. Good practices worden hierin meegenomen. Ook zal daarbij met name aandacht zijn voor het goed beleggen van de coördinatiefunctie met betrekking tot de zorg voor slachtoffers van mensenhandel in die regio’s waar nog geen regiocoördinator is.

Het bezien van informatie-uitwisseling douane en Kmar

De heer Oskam (CDA) bracht naar voren dat indien de Koninklijke Marechaussee een slachtoffer van mensenhandel misloopt en de douane deze wel ziet, bijvoorbeeld tijdens een controle, dit off record weleens wordt gedeeld maar niet on record. Dit zou onder andere het gevolg zijn van verschillende wetgeving.

Begin 2013 is tussen de KMar en de douane een convenant gesloten om de samenwerking tussen deze twee diensten te bevorderen. In dit convenant zijn ook afspraken gemaakt over de uitwisseling van informatie. Hierdoor wordt het ook makkelijker om informatie over verschillende onderwerpen, waaronder op het terrein van de aanpak van mensenhandel, informatie met elkaar te delen.

Bezien in hoeverre sprake is van knelpunten in informatie-uitwisseling tussen luchtvaarmaatschappijen en politie i.g.v. signalen mensenhandel.

Door het lid Van Toorenburg (CDA) werd aangegeven dat het specifiek doorgeven van persoonsgegevens van vermoedelijke mensenhandelaren door gezagvoerders op problemen zou stuiten in verband met de privacy van de vermoedelijke mensenhandelaar in kwestie.

Er zijn reeds de nodige maatregelen getroffen om luchtvaartpersoneel te betrekken bij de signalering van mensenhandel. Zo is in 2011 een bulletin ontwikkeld ten behoeve van de luchtvaart. Hierin staat expliciet wat luchtvaartpersoneel bij vermoedens van mensenhandel kan doen. Hierbij hoort uiteraard ook het doorgeven van signalen aan de KMar. Het bulletin wordt betrokken bij opleidingsdagen aan luchtvaartpersoneel.

Luchtvaartpersoneel kan signalen van mensenhandel doorgeven aan de KMar, waaronder persoonsgegevens van personen van wie het vermoeden bestaat dat zij zich schuldig maken aan mensenhandel; dit kan op grond van artikel 8 van de Wet bescherming persoonsgegevens, in het bijzonder onderdeel e. De verstrekking van de persoonsgegevens is noodzakelijk voor een goede vervulling van de publiekrechtelijke taak van de KMar, waaronder het opsporen van ernstige feiten zoals mensenhandel.

Bezien jaarlijkse rapportage kinderhandel

De heer Segers (CU) heeft verzocht te bezien of jaarlijks een rapportage Kinderhandel aan uw Kamer kan worden toegezonden. In de brief Verwijsmechanisme Slachtoffers Mensenhandel informeer ik u onder meer over de acties die het komende jaar in gang worden gezet binnen het kader van het interdepartementale project NVM, Hierbij wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan minderjarigen. Voor de zomer 2015 wordt u hierover nader geïnformeerd. Daarnaast komt de commissie Azough – zoals gezegd – dit najaar met een actieplan. Over de voortgang van deze commissie wordt uw Kamer ook geïnformeerd in de GIA-rapportage. Ten slotte ontvangt uw Kamer jaarlijks meerdere beleidsreacties op rapportages van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen. Ook in de rapportages van de Nationaal Rapporteur gaat nadrukkelijk aandacht uit naar minderjarigen. Zo brengt de Nationaal Rapporteur in de tweede helft van 2014 een rapport uit dat specifiek gaat over de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) in de beschermde opvang (BO).

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven