Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2022, 163 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2022, 163 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 maart 2022, nr. 2022-0000082718, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;
Gelet op artikel 89, eerste lid, van de Grondwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 7 april 2022, nr. W12.22.00036/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 april 2022, nr. 2022-0000092054, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,
Hebben goedgevonden en verstaan:
De Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO wordt als volgt gewijzigd:
A
Na paragraaf 3 worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:
Het doel van deze paragraaf is het voorzien in een wettelijke grondslag voor het verstrekken van een tegemoetkoming aan kinderopvangtoeslag ontvangende ouders vanwege de door hen betaalde eigen bijdrage in de kosten voor de buitenschoolse opvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang over de periode van 21 december 2021 tot en met 9 januari 2022.
Recht op een tegemoetkoming op grond van deze paragraaf heeft de ouder die over de periode van 21 december 2021 tot en met 9 januari 2022 kinderopvangtoeslag heeft ontvangen voor buitenschoolse opvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en de eigen bijdrage in de kosten voor de kinderopvang aan de houder, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, heeft betaald.
1. De hoogte van de tegemoetkoming wordt bepaald overeenkomstig de volgende formule:
A = (B * C * (100% – D))
waarna:
A * (Xa+Xb) = YKS
Hierbij staat:
A voor de eigen bijdrage per maand per kind;
B voor het aantal toegekende uren opvang per maand per kind, met een maximum van 230 uur per maand, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag;
C voor de maximum uurprijs, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag, waarbij de maximum uurprijs voor december wordt bepaald op basis van het Besluit kinderopvangtoeslag zoals dat luidde op 31 december 2021 en voor januari op basis van het Besluit kinderopvangtoeslag zoals dat luidde op 1 januari 2022;
D voor het percentage kinderopvangtoeslag gerekend naar eerste kind of volgend kind, bedoeld in bijlage I bij het Besluit kinderopvangtoeslag in samenhang met artikel 3 van het Besluit kinderopvangtoeslag, waarbij het percentage voor december wordt bepaald op basis van het Besluit kinderopvangtoeslag zoals dat luidde op 31 december 2021 en voor januari op basis van het Besluit kinderopvangtoeslag zoals dat luidde op 1 januari 2022;
X voor het deel van de maand waarop A van toepassing is: aantal dagen in december (maximaal 11/31 (Xa)) + aantal dagen in januari (maximaal 9/31 (Xb));
YKS voor de hoogte van de tegemoetkoming per kind per deelperiode.
De totale hoogte van de tegemoetkoming is de som van alle bedragen per kind per deelperiode.
2. De hoogte van de tegemoetkoming wordt rekenkundig afgerond op hele euro’s.
1. De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt eveneens verstrekt aan de ouder, bedoeld in dat lid, of de rechthebbende krachtens artikel 3, tweede lid, aan wie over de periode van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020:
a. voor 1 mei 2022 reeds een tegemoetkoming is toegekend en de gegevens, bedoeld in artikel 5k, leiden tot een hogere tegemoetkoming; of
b. voor het eerst kinderopvangtoeslag is toegekend na de krachtens artikel 8, eerste lid, in afwijking van de in artikel 5 vastgestelde datum.
2. De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 5b, wordt eveneens verstrekt aan de in dat artikel bedoelde ouder aan wie over de periode van 16 december 2020 tot en met 7 februari 2021 voor dagopvang of gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, dan wel tot en met 18 april 2021 voor buitenschoolse opvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang:
a. voor 1 mei 2022 reeds een tegemoetkoming is toegekend en de gegevens, bedoeld in artikel 5k, leiden tot een hogere tegemoetkoming; of
b. voor het eerst kinderopvangtoeslag is toegekend na de krachtens artikel 5d, tweede lid, vastgestelde datum.
1. Op een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5i zijn de artikelen 4 of 5c en de krachtens artikel 8, eerste lid, gestelde regels over de formules van overeenkomstige toepassing.
2. Indien sprake is van een hogere tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5i wordt de eerdere vaststelling van de tegemoetkoming verrekend met de nieuwe vaststelling.
1. De gegevens die bepalend zijn voor de hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 5j, eerste lid, zijn de gegevens zoals verwerkt bij de Belastingdienst/Toeslagen op 1 mei 2022.
2. In afwijking van het eerste lid zijn de gegevens zoals uiterlijk op 1 juli 2022 verwerkt bij de Belastingdienst/Toeslagen of op grond van artikel 18 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen ambtshalve bepaald of ambtshalve herzien door de Belastingdienst/Toeslagen, bepalend voor de hoogte van de tegemoetkoming voor de ouder:
a. die in de periode van 22 februari 2022 tot en met 30 april 2022 een wijziging aan de Belastingdienst/Toeslagen heeft doorgegeven van diens uren opvang of het krachtens artikel 1.8, tweede lid, van de Wet kinderopvang geldende toetsingsinkomen over de periode, bedoeld in artikel 5i, tweede lid, aanhef; en
b. voor wie het bedrag van de eerste of hogere tegemoetkoming over die periode op basis van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, ten minste € 500 bedraagt.
B
In artikel 6, derde lid, wordt na «Het nemen van beschikkingen ter vaststelling van de tegemoetkoming» ingevoegd «en het informeren van ouders over het recht op en de hoogte van de tegemoetkoming».
C
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel c wordt «bedoeld in artikel 4, eerste lid, of artikel 5c, eerste lid» vervangen door «bedoeld in artikel 4, eerste lid, artikel 5c, eerste lid, artikel 5g, eerste lid, of artikel 5j, eerste lid».
b. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel d door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. het verschil tussen de hoogte van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 5j, eerste lid, en de reeds vastgestelde tegemoetkoming, bedoeld in de artikelen 3 en 5b.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Het eerste lid, onderdelen a, c, d en e, is van overeenkomstige toepassing op gegevens over de ouder, bedoeld in artikel 3, eerste lid, of 5b, aan wie geen tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5i wordt toegekend.
D
Artikel 8a, vijfde en zesde lid, komen te luiden:
5. De SVB brengt uiterlijk op 1 juni 2023 aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inhoudelijk en financieel verslag uit over de uitvoering van dit besluit en de krachtens dit besluit gestelde regels, inclusief een controleverklaring opgesteld door de Auditdienst van de SVB.
6. Na goedkeuring van het verslag rekent Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de baten en lasten, alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot dit besluit en de krachtens dit besluit gestelde regels, af met als valutadatum 1 september 2023.
E
In artikel 9, tweede lid, wordt «10 april 2023» vervangen door «1 juli 2023» en wordt «9 april 2023» vervangen door «30 juni 2023».
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 20 april 2022
Willem-Alexander
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane, A. de Vries
Uitgegeven de zesentwintigste april 2022
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
De snelle verspreiding en de hoge besmettelijkheid van de omikronvariant van het coronavirus COVID-19 zijn voor het kabinet aanleiding geweest om eind 2021 een aantal ingrijpende maatregelen te nemen die een grote impact hebben gehad op het maatschappelijk leven en de arbeidsmarkt. Doel van deze maatregelen was de verdere spreiding van deze variant van het coronavirus te vertragen en daarmee verdere druk op de zorg te verminderen. Eén van de maatregelen die het kabinet heeft genomen betrof de sluiting van de buitenschoolse opvang (bso) in de periode van 21 december 2021 tot en met 9 januari 2022.1 De bso was exclusief open voor noodopvang aan kinderen van ouders met een cruciaal beroep en kinderen in een kwetsbare positie.
Aan ouders die gebruikmaken van de bso is – evenals tijdens de eerdere twee sluitingsperiodes – gevraagd om de factuur aan de kinderopvangorganisatie te blijven voldoen, ook als zij geen gebruik hebben gemaakt van de noodopvang. De kinderopvangsector bleef daarmee in staat goede noodopvang te verzorgen. Voor ouders betekende het doorbetalen dat het recht op kinderopvangtoeslag bleef bestaan en dat de plek op de bso behouden bleef. Een deel van de factuur heeft betrekking op de eigen bijdrage die ouders betalen. De inzet van het kabinet is om deze kosten zoveel mogelijk tegemoet te komen; vergelijkbaar met de tegemoetkomingen voor de vorige sluitingsperiodes. Dat betekent dat ouders die hun factuur voor de bso hebben doorbetaald een tegemoetkoming ontvangen die bij benadering overeenkomt met hun eigen bijdrage voor de periode van 21 december 2021 tot en met 9 januari 2022. Dat geldt voor ouders met kinderopvangtoeslag, voor ouders met gemeentelijke regelingen en ouders die de kosten van kinderopvang zelf dragen. Dit besluit ziet op de eerste categorie, ouders die kinderopvangtoeslag krijgen. Voor deze ouders is in het voorjaar van 2020 de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO (hierna ook: het besluit) tot stand gebracht. Het voorliggende besluit wijzigt het besluit door de tegemoetkomingsregeling uit te breiden voor de bso, voor de periode van 21 december 2021 tot en met 9 januari 2022.
Verder wordt in dit besluit geregeld dat ouders die gedurende de eerste of tweede sluitingsperiode van de kinderopvangsector te weinig tegemoetkoming hebben ontvangen een additionele tegemoetkoming krijgen. Deze ouders hebben te weinig tegemoetkoming ontvangen, doordat de tegemoetkoming gebaseerd was op de kinderopvangtoeslaggegevens waarover de Belastingdienst/Toeslagen op de gehanteerde peildatum beschikte. Deze gegevens sloten niet altijd volledig aan op de actualiteit, omdat ouders bepaalde wijzigingen nog niet hadden (kunnen) door(ge)geven. Deze ouders ontvangen een additionele tegemoetkoming.
In dit algemene deel wordt eerst ingegaan op de instrumentkeuze en hoe de tegemoetkoming voor de derde sluitingsperiode en de additionele tegemoetkoming worden vormgegeven (paragraaf 2). Daarna wordt toegelicht hoe de uitvoering van de tegemoetkomingen eruitziet, inclusief de gegevensdeling (paragraaf 3). Vervolgens wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid mede naar aanleiding van de uitvoeringstoetsen (paragraaf 4). Hierna wordt ingegaan op de gevolgen voor burger, kinderopvangorganisaties en de financiële gevolgen (paragraaf 5). Vervolgens komen de internetconsultatie (paragraaf 6), de ontvangen adviezen (paragraaf 7) en internationale aspecten (paragraaf 8) aan bod. Tot slot wordt in de afsluitende paragraaf de inwerkingtreding gemotiveerd (paragraaf 9). In het artikelsgewijs deel worden de artikelen in het besluit nader toegelicht.
Toen de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO in het voorjaar van 2020 werd voorbereid, zijn verschillende varianten overwogen. Voor een toelichting op die varianten wordt verwezen naar paragraaf 2 van de nota van toelichting bij de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO, onder het kopje «motivering instrumentkeuze».2 Voor de tegemoetkoming over de tweede sluitingsperiode is in het voorjaar van 2021 opnieuw, door middel van wijziging van het besluit, gebruik gemaakt van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO.3 De in 2020 en 2021 gemaakte overwegingen wat betreft rechtmatigheid, doeltreffendheid, doelmatigheid en uitvoerbaarheid zijn nog steeds actueel.
De bestaande wettelijke kaders – de Wet kinderopvang, het Besluit kinderopvangtoeslag en de Kaderwet SZW-subsidies – voorzien niet in een passende wettelijke grondslag voor de voorziene tegemoetkoming. Nu de maatregel nodig is om de ouders snel tegemoet te komen in hun kosten en de kinderopvangorganisaties daarmee te steunen door de gedwongen sluiting vanwege de snelle opmars van de nieuwe variant (omikron) van het coronavirus, wordt deze tijdelijke voorziening vormgegeven via een wijziging van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO. Dat gebeurt op een vergelijkbare manier als in het voorjaar van 2021.
De tegemoetkoming in de eigen bijdrage over de derde sluitingsperiode en de additionele tegemoetkoming over de eerste en tweede sluitingsperiodes betreffen op zichzelf staande tegemoetkomingen, die gebruikmaken van de gegevens van de kinderopvangtoeslag, maar niet interfereren met de toeslagensystematiek. Bijkomend voordeel hiervan is dat dit besluit in korte tijd tot stand kan komen. Dit maakt het mogelijk ouders binnen enkele maanden tegemoet te komen. De ouder hoeft op deze wijze geen aanvraag in te dienen om in aanmerking te komen voor de (additionele) tegemoetkoming. Ouders worden zodoende ontzien en hoeven geen administratieve handelingen te verrichten. Daarnaast is een regeling met beperkte wijzigingen minder belastend voor de Belastingdienst/Toeslagen en de Sociale Verzekeringsbank (SVB), die de regeling uitvoeren.
De Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO is een zelfstandige algemene maatregel van bestuur (AMvB), gebaseerd op artikel 89, eerste lid, van de Grondwet. Dat bepaalt dat een AMvB bij koninklijk besluit dient te worden vastgesteld. In het algemeen hebben AMvB’s een wettelijke grondslag. De regering kan ook zogenoemde zelfstandige AMvB’s in het leven roepen, maar daarbij is terughoudendheid geboden. Aangenomen wordt dat die mogelijkheid alleen bestaat in uitzonderlijke situaties en bij wijze van tijdelijke voorziening. Verder dienen de aard en het maatschappelijk belang van de materie het regelen bij zelfstandige AMvB toe te laten en dient de maatregel niet in strijd te komen met hogere rechtsregels. In dit geval gaat het om een uitzonderlijke situatie waarin niet gewacht kan worden op het tot stand brengen van een wet en het besluit heeft een tijdelijk karakter. De tegemoetkomingen die voortvloeien uit deze uitbreiding van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO zijn zeer vergelijkbaar met de eerdere tegemoetkomingen en sluiten daarbij zoveel mogelijk aan. Onderhavig besluit betreft een financiële aanspraak en heeft dus een begunstigend karakter. Dit besluit, dat verder niet stuit op onverenigbaarheid met hoger recht, wordt ingezet als noodmaatregel. De tijdelijkheid van het besluit blijkt uit de korte periode waarop de aanspraak betrekking heeft en komt tot uitdrukking in de vervaldatum.
Het kabinet is daarom van mening dat deze uitbreiding van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO voor de derde sluitingsperiode en de additionele tegemoetkoming kan worden vormgegeven via een wijziging van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO. De Tweede Kamer is op 25 februari 2022 geïnformeerd over de invulling van de tegemoetkomingsregeling.4
Anders dan bij de (oorspronkelijke) tegemoetkoming over de eerste en tweede sluitingsperiodes is voor de tegemoetkoming over de derde sluitingsperiode en de additionele tegemoetkoming gekozen voor een peildatum in de toekomst. Hiervoor is bewust gekozen, zodat ouders in de gelegenheid worden gesteld om met het oog op de tegemoetkoming(en) hun kinderopvanggegevens nog te wijzigen. Ouders ontvangen op deze wijze een tegemoetkoming die zo veel mogelijk gebaseerd is op actuele gegevens over de betreffende sluitingsperiode(s). Tijdens de eerste sluitingsperiode en de tweede sluitingsperiode is de peildatum in het verleden vastgesteld en niet vooraf gecommuniceerd. Een groep ouders ontving daardoor meer of minder tegemoetkoming dan wanneer zij hun gegevens voor de peildatum hadden geactualiseerd. Dit kwam ook terug uit de bezwaar- en beroepszaken tegen het besluit. Een deel van de ouders bleek een financieel nadeel te hebben door het hanteren van een (harde) peildatum in het verleden en doordat de gecommuniceerde «herziening bij substantieel afwijkende tegemoetkoming» gericht was op nieuwe of extra kinderen waarvoor een recht op kinderopvangtoeslag bestaat en niet op wijzigingen in de opvanguren en inkomen ten aanzien van kinderen waarvoor al recht op kinderopvangtoeslag bestaat.
Rechterlijke uitspraken5 hierover en het feit dat het voor sommige ouders over enkele honderden euro’s gaat, zijn aanleiding dat het kabinet heeft besloten om voor de derde sluitingsperiode een vooraf gecommuniceerde peildatum in de toekomst te hanteren. Ouders worden vanaf 1 maart 2022 op verschillende manieren geïnformeerd, via de websites van de Rijksoverheid, de Belastingdienst/Toeslagen en de SVB, maar ook via de brancheorganisaties en de kinderopvangorganisaties. Via verschillende kanalen worden ouders opgeroepen om hun gegevens te actualiseren zodat ze een tegemoetkoming ontvangen die bij benadering overeenkomt met de betaalde eigen bijdrage.
Bijgevolg van de keuze voor een peildatum in de toekomst is dat ouders – bewust of onbewust – hun kinderopvangtoeslaggegevens kunnen aanpassen om een hogere tegemoetkoming te kunnen ontvangen. Dat ouders hun gegevens kunnen aanpassen in de voorschotfase is gebruikelijk. Ouders worden zelfs aangemoedigd om hun gegevens actueel te houden zodat hun kinderopvangtoeslag en daarmee ook de tegemoetkoming zo goed mogelijk aansluit bij hun feitelijke situatie. Voor de (additionele) tegemoetkoming, waar de gegevens vooraf gecontroleerd worden, betekent dit wel dat ouders hierop kunnen anticiperen nu de peildatum waarop de tegemoetkoming wordt gebaseerd vooraf wordt gecommuniceerd. Dit kan voor de gegevens voor toeslagjaar 2021 en 2022. Voor het toeslagjaar 2020 geldt dat voor het overgrote deel van de ouders gebruik gemaakt gaat worden van inmiddels definitief vastgestelde gegevens. Aan alle ouders wordt gevraagd om de kinderopvangtoeslaggegevens te controleren voor 2021 en 2022, en indien nodig aan te passen naar de feitelijke situatie.
Bij de sluiting van de bso op 21 december 2021 heeft het kabinet aangekondigd alle ouders die gedurende de sluitingsperiode een contract hadden met de bso tegemoet te komen in de eigen bijdrage voor kosten die zij hiervoor maken. Dit om ouders te stimuleren de eigen bijdrage aan de kinderopvangorganisaties ook daadwerkelijk door te blijven betalen. Ook ouders die tijdens de sluitingsperiode gebruik hebben gemaakt van de noodopvang ontvangen een tegemoetkoming.
Ouders die kinderopvangtoeslag hebben ontvangen en de bso hebben doorbetaald gedurende de sluitingsperiode van de bso als gevolg van de noodmaatregelen van het kabinet, krijgen een tegemoetkoming in de eigen bijdrage. Om de tegemoetkoming snel uit te kunnen betalen, wordt gebruik gemaakt van gegevens die bij de Belastingdienst/Toeslagen op de peildatum van 1 mei 2022 bekend zijn.
De tegemoetkoming ziet alleen op de eigen bijdrage in de kosten van de bso over de periode van 21 december 2021 tot en met 9 januari 2022 waarover de ouder kinderopvangtoeslag heeft ontvangen tot de maximum uurprijs, zoals opgenomen in artikel 4 van het Besluit kinderopvangtoeslag. Andere kosten, kosten boven de maximum uurprijs en uren boven 230 uur per maand per kind, vallen buiten de tegemoetkoming. Dit is vergelijkbaar met de systematiek van de kinderopvangtoeslag.
De Minister van Financiën stelt aan de hand van de gegevens van ouders die op de peildatum, 1 mei 2022, verwerkt zijn, het bedrag voor de tegemoetkoming ambtshalve vast. Dit betekent dat ouders geen aanvraag hoeven in te dienen. Er is bewust gekozen voor een peildatum in de toekomst zodat ouders in de gelegenheid worden gesteld om – tot en met 30 april 2022 – met het oog op de tegemoetkoming wijzigingen in de kinderopvangtoeslaggegevens, zoals kinderopvanggebruik of inkomen, door te geven aan Toeslagen. Ouders ontvangen op deze wijze een tegemoetkoming die zo veel mogelijk gebaseerd is op actuele gegevens over de sluitingsperiode.
De SVB keert het bedrag rechtstreeks uit aan de ouders en stuurt hen een beschikking met een (algemene) uitleg over de wijze van berekening. Het gaat om een eenmalige uitbetaling over de genoemde periode. Beoogd wordt om medio 2022 te beschikken en tot uitbetaling over te gaan.
Veruit de meeste ouders betalen de bso met behulp van de kinderopvangtoeslag. Het gaat om zo’n 290.000 ouders en 421.000 kinderen. Bij doorbetaling van de facturen ontvangen zij achteraf ambtshalve een tegemoetkoming in de eigen bijdrage.
Ouders die deelnemen aan kinderopvang via een gemeentelijke regeling en ouders die de kosten van de bso helemaal zelf dragen vallen buiten de reikwijdte van dit besluit. Ouders die op basis van een gemeentelijke regeling gebruikmaken van de bso, kunnen een tegemoetkoming van de gemeente ontvangen.
Ouders die geen financiering ontvangen van de Rijksoverheid of gemeente, zullen een tegemoetkoming kunnen ontvangen van de SVB op basis van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO zonder overheidsvergoeding. Deze ministeriële regeling wordt met het oog hierop nog aangepast. Hierover wordt separaat gecommuniceerd.
Om voor de tegemoetkoming in aanmerking te komen, moet een ouder over de periode van 21 december 2021 tot en met 9 januari 2022 kinderopvangtoeslag hebben ontvangen en de eigen bijdrage in de kosten voor de bso aan de houder, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, hebben betaald.
De Belastingdienst/Toeslagen berekent de hoogte van de tegemoetkoming aan de hand van de gegevens die op de peildatum 1 mei 2022 verwerkt zijn.
De hoogte van de tegemoetkoming wordt berekend op basis van het aantal kinderen per ouder dat gebruikmaakt van de bso en waarvoor een recht op kinderopvangtoeslag bestaat, het aantal uren dat is doorgegeven, de hoogte van het geschatte inkomen en de maximum uurprijs bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag, waarbij de maximum uurprijs voor december wordt bepaald op basis van het Besluit kinderopvangtoeslag zoals dat luidde op 31 december 2021 en voor januari zoals dat luidde op 1 januari 2022. Het bedrag aan tegemoetkoming wordt per kind apart berekend. Het bedrag dat de ouder ontvangt is het totaal dat uit de optelsom van deze berekening(en) komt.
Voor de berekening wordt gebruikgemaakt van de formule die in artikel 5g, eerste lid, is opgenomen. In deze formule worden verschillende waarden beschreven: A, B, C, D en X. Op basis van onderstaande formule wordt waarde A, de eigen bijdrage van de ouder berekend:
– Eigen bijdrage per maand per kind = [aantal uren bso x max. uurtarief x (100% – percentage kinderopvangtoeslag)]
– Totale hoogte tegemoetkoming per kind = eigen bijdrage per maand x
(aantal dagen bso in december/31) + (aantal dagen bso in januari/31)].
Aan de hand van enkele fictieve voorbeelden wordt de formule hierna doorlopen (zie hieronder).
Een gezin heeft tijdens de sluitingsperiode gebruikgemaakt van de bso voor hun kind. In totaal heeft het gezin 35 uur afgenomen tegen een uurprijs van € 7,50. Het toetsingsinkomen bedraagt € 60.000, zowel in 2021 als 2022. Uit de kinderopvangtoeslagtabel van het Besluit kinderopvangtoeslag volgt er een kinderopvangtoeslagpercentage van 79% in 2021 en 78,7% in 2022. |
Tegemoetkoming Eigen bijdrage december tot maximum uurtarief: 35 uur x € 7,27 x (100% – 79%) = € 53,43 Eigen bijdrage januari tot maximum uurtarief: 35 uur X € 7,31 x (100% – 78,7%) = € 54,50 Tegemoetkoming: (€ 53,43 x (11/31) + € 54,50 x (9/31)) = € 33,06 |
Op basis van deze gegevens ontvangt het gezin een tegemoetkoming van € 34 (rekenkundig naar boven afgerond) voor de sluiting van de bso. |
Een gezin maakt voor hun 3 kinderen gebruik van de bso. In totaal gaat het om 25 uur gedurende de sluiting van de bso tegen een uurprijs van € 7,80. Op de peildatum is een toetsingsinkomen bekend van € 92.000. Uit de kinderopvangtoeslagtabel van het Besluit kinderopvangtoeslag volgt er een kinderopvangtoeslagpercentage van 56,2 voor hun eerste kind en 88,6% voor zowel hun tweede als derde kind in 2021 en respectievelijk 55,5% en 88,4% in 2022. |
Tegemoetkoming Eerste kind: Eigen bijdrage december tot maximum uurtarief: 25 uur x € 7,27 x (100% – 56.2%) = € 79,61 Eigen bijdrage januari tot maximum uurtarief: 25 uur x € 7,31 x (100% – 55,5%) = € 81,32 Tegemoetkoming voor eerste kind: (€ 79,61 x (11/31) + € 81,31 x (9/30)) = € 49,29 |
Tweede en derde kind: Eigen bijdrage december tot maximum uurtarief: 25 uur x € 7,27 x (100% – 88,6%) = € 20,72 Eigen bijdrage januari tot maximum uurtarief: 25 uur x € 7,31 x (100% – 88,4%) = € 21,20 Tegemoetkoming: (€ 20,72 x (10/31) + € 21,20 x (9/31)) = € 12,84 per kind |
Het gezin ontvangt een bedrag van: € 49,29 + € 12,84 + € 12,84 = € 74,97 afgerond € 75 |
De Minister van Financiën stelt aan de hand van de gegevens van ouders die op 1 mei 2022 bij de Belastingdienst/Toeslagen verwerkt zijn, het bedrag voor de tegemoetkoming per ouder ambtshalve vast. De SVB beschikt namens de Minister van Financiën in mandaat en stuurt de ouders een beschikking met daarin het bedrag van de tegemoetkoming en een (algemene) uitleg over de wijze van berekening. Binnen een periode van zes weken na de beschikking keert de SVB de tegemoetkoming rechtstreeks uit aan de ouders. Beoogd wordt om in medio 2022 te beschikken en tot uitbetaling van de tegemoetkoming over de derde sluitingsperiode over te gaan.
Van belang is dat ouders hun kinderopvangtoeslaggegevens actueel houden opdat zij een tegemoetkoming ontvangen die zoveel mogelijk bij benadering overeenkomt met de (betaalde) eigen bijdrage. Als dat niet het geval, heeft dat invloed op de hoogte van tegemoetkoming. Ook een aantal versimpelingen in de systematiek van de tegemoetkomingsregeling, bijvoorbeeld de maximale uurprijs, kunnen een negatief dan wel positief effect hebben op de tegemoetkoming. Het kabinet accepteert dit en spreekt de wens uit dat ouders deze verschillen ook accepteren.
Verder is het goed te realiseren dat het een tegemoetkoming betreft, en geen compensatie. Dat wil zeggen dat de tegemoetkoming die de ouder ontvangt, kan verschillen van de betaalde eigen bijdrage. Dat komt bijvoorbeeld door het gebruik van een maximale uurprijs die hoger of lager kan zijn dan de werkelijke uurprijs, de opvanguren volgens de kinderopvangtoeslag per maand die meer of minder kunnen zijn dan de betaalde uren en een peildatum. Hiervoor is gekozen om dicht bij de systematiek van de kinderopvangtoeslag te blijven, om binnen een redelijke termijn tot uitkering over te kunnen gaan en de administratieve last bij ouders te beperken.
Tot slot is besloten om – anders dan bij de eerste twee sluitingsperiodes – niet te voorzien in de mogelijkheid de kring van rechthebbenden of de peildatum voor de derde sluitingsperiode achteraf te herzien. Ouders krijgen de mogelijkheid om alle gegevens te actualiseren voor 1 mei 2022, een datum in de toekomst. De peildatum voor de derde sluitingsperiode (1 mei 2022) ligt meer dan drie maanden na de laatste dag van die sluitingsperiode (9 januari 2022). Het aanvragen van kinderopvangtoeslag kan met maximaal drie maanden terugwerkende kracht (artikel 1.3, tweede lid, onderdeel b, van de Wet kinderopvang). Er is dus geen sprake van ouders aan wie na de peildatum over de derde sluitingsperiode voor het eerst kinderopvangtoeslag is toegekend. Ouders die voor de peildatum geen kinderopvangtoeslag hebben aangevraagd kunnen daardoor geen aanspraak maken op de tegemoetkoming.
Het vooraf bekendmaken van de peildatum brengt een (beperkt) risico op misbruik en oneigenlijk gebruik met zich mee. Het risico hierop is vanwege de korte sluiting van alleen de bso zeer klein en daarom wordt hier geen extra validatie op wijzigingen toegepast.
De toenmalige staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Belastingdienst/Toeslagen hebben in het najaar van 2021 aangekondigd dat ouders die te weinig tegemoetkoming hebben ontvangen over één of beide sluitingsperiodes van de kinderopvangsector een additionele tegemoetkoming ontvangen.6
De tegemoetkoming ziet op beide sluitingsperiodes van de kinderopvang. Het overgrote deel van de ouders die een tegemoetkoming heeft ontvangen, heeft dit voor beide sluitingsperiodes gehad. Voor de eerste sluitingsperiode hebben 590.000 ouders een tegemoetkoming ontvangen, en voor de tweede sluitingsperiode hebben 580.000 ouders een tegemoetkoming ontvangen. Hiervan hebben 260.000 respectievelijk 245.000 ouders minder tegemoetkoming ontvangen dan zij op basis van actuele gegevens zouden hebben ontvangen voor één of beide periodes. Voor deze groep ouders regelt dit besluit dat zij op basis van geactualiseerde gegevens een additionele tegemoetkoming ontvangen.
Om in aanmerking te komen voor de additionele tegemoetkoming moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. De eerste voorwaarde is dat de ouder kinderopvangtoeslag heeft ontvangen. De tweede voorwaarde is dat de ouder de factuur gedurende de sluitingen van de kinderopvang heeft doorbetaald. De eerste twee voorwaarden zijn identiek aan de eerdere voorwaarden om een tegemoetkoming te ontvangen in de eerdere twee sluitingsperiodes. Tot slot komt de ouder in aanmerking voor een additionele tegemoetkoming als het bedrag, dat volgt uit de herberekening op basis van de gegevens die bekend zijn op de nieuwe peildatum, hoger is dan de initieel uitgekeerde tegemoetkoming per sluitingsperiode. Dit geldt ook als de gegevens die bekend zijn op de nieuwe peildatum leiden tot een eerste toekenning van kinderopvangtoeslag en daarmee een eerste recht op een tegemoetkoming. Hierbij gaat het onder andere om gegevens over de toegekende uren, het toetsingsinkomen of opvangtype.
De Belastingdienst/Toeslagen voert continu controles uit op mutaties van gegevens, zo ook op de kinderopvangtoeslaggegevens die relevant zijn voor de (additionele) tegemoetkoming. Om het risico op onbedoelde fouten en eventueel misbruik en oneigenlijk gebruik verder te mitigeren, zal de Belastingdienst/Toeslagen een additionele controle uitvoeren op mutaties van kinderopvanguren en inkomen die ouders voor 1 mei 2022 hebben doorgegeven. Dit wordt gedaan binnen de systematiek en bevoegdheden van de Belastingdienst/Toeslagen in het kader van de toeslagen. De Belastingdienst/Toeslagen doet nader onderzoek naar wijzigingen doorgegeven in de periode van 22 februari tot en met 30 april 2022 inzake inkomen of uren die tot een additionele tegemoetkoming van ten minste € 500 leidt. Voor deze ouders onderzoekt de Belastingdienst/Toeslagen uiterlijk voor 1 juli 2022 de gegevens op betrouwbaarheid, en gaat daarna over tot de berekening van de kinderopvangtoeslag en de daarop gebaseerde tegemoetkoming, waarna de SVB een besluit neemt als de ouder recht heeft op een tegemoetkoming. Dit geeft de Belastingdienst/Toeslagen maximaal twee maanden, tot 1 juli 2022, de tijd om door de ouder gewijzigde opvanguren of inkomen te valideren. Om deze termijn te realiseren, vanwege de beschikbare capaciteit bij de uitvoerder van de regeling en met het oog op een substantieel financieel risico bij mogelijk misbruik, is voor een grensbedrag van € 500 gekozen.
Voor de betreffende ouder kan de validatie van de gewijzigde gegevens tot gevolg hebben dat de additionele tegemoetkoming over de eerste en tweede sluitingsperiode op een later moment wordt berekend en (indien op basis van die berekening recht op een additionele tegemoetkoming bestaat) wordt beschikt en uitbetaald. Dit betreft een zo beperkt mogelijke wijziging van de systematiek van de tegemoetkomingen, bedoeld om op een zo verantwoord mogelijke wijze te faciliteren dat de peildatum in de toekomst is vastgesteld en om misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsmiddelen te voorkomen.
De hoogte van de additionele tegemoetkoming wordt voor zowel de eerste sluitingsperiode als tweede sluitingsperiode berekend op basis van de formules die ten grondslag lagen aan de berekening van de initiële tegemoetkomingen voor die sluitingsperiodes. Relevante waarden hierbij zijn het aantal kinderen per ouder dat gebruik maakt van kinderopvang, het aantal uren dat is doorgegeven, de hoogte van het inkomen en de maximum uurprijs. Bij de berekening wordt uitgegaan van definitieve gegevens van 2020 of van de gegevens zoals deze bekend zijn op peildatum 1 mei 2022 of – indien van toepassing – gegevens uit de definitieve vaststellingsbeschikking over het betreffende toeslagjaar. Het bedrag aan tegemoetkoming wordt per kind, per opvangsoort en per sluitingsperiode apart berekend. Er vindt geen verrekening plaats tussen de twee sluitingsperiodes. Het bedrag dat de ouder ontvangt is het totaal dat uit de optelsom van deze berekening(en) komt. De ouder ontvangt – bij een positief verschil – een aanvullende tegemoetkoming per sluitingsperiode. Als het resultaat negatief dan wel nul is over beide periodes, ontvangt de ouder geen additionele tegemoetkoming en evenmin een beschikking of een terugvordering. Het kan voorkomen dat een ouder voor de ene periode een additionele tegemoetkoming ontvangt, en voor de andere periode niet omdat er eerder voor die periode een hoger of gelijk bedrag is uitgekeerd. In het kader van klantgerichtheid ontvangt de ouder een beschikking die gaat over beide periodes, ook als slechts over een van beide periodes een additionele tegemoetkoming wordt toegekend. In de beschikking over de sluitingsperiode waarover de ouder een additionele tegemoetkoming krijgt zal ook staan dat deze over de andere periode geen additionele tegemoetkoming krijgt. Een beschikking afgeven met daarin slechts informatie over één periode kan tot verwarring leiden bij de ouder. Om dat te voorkomen, is besloten om een beschikking af te geven over beide periodes. Daarmee worden extra handelingen voor zowel de ouder als de SVB voorkomen. De ouder hoeft geen contact op te nemen met de SVB als er vragen zijn over de periode waarover geen recht op tegemoetkoming bestaat, en de SVB hoeft niet verder te helpen of door te verwijzen als de ouder besluit om bezwaar aan te tekenen tegen het besluit. Voor de ouder die geen additionele tegemoetkoming ontvangt over beide periodes, geldt dat deze in beginsel geen beschikking ontvangt tenzij dit voortvloeit uit contact tussen de ouder en de SVB (zie paragraaf 3.2).
Ten aanzien van de tegemoetkoming dient opgemerkt te worden dat dat in de meeste gevallen er een verschil blijft bestaan tussen de ontvangen tegemoetkoming(en) en de betaalde eigen bijdrage(n), vanwege de gekozen systematiek (maximale uurprijs en werken met een peildatum). Ook het gebruik van definitief vastgestelde kinderopvangtoeslaggegevens en het muteren van deze gegevens door de Belastingdienst/Toeslagen bij de berekening van de additionele tegemoetkoming kan tot dit verschil leiden, wat zowel positief als negatief kan zijn. Deze gegevens kunnen namelijk afwijken van de daadwerkelijke uren die ouders gedurende de sluitingen hebben afgenomen. Als bij de definitieve toekenning het aantal aangevraagde uren kinderopvangtoeslag over een jaar afwijkt van de contrainformatie over de werkelijk afgenomen kinderopvang, muteert de Belastingdienst/Toeslagen dit voor de periode waar recht op bestaat. Daarna wordt het totale aantal uren over het jaar omgerekend naar een gemiddelde aantal uren per maand, omdat de kinderopvangtoeslag per maand berekend wordt. Voor de berekening van de additionele tegemoetkoming wordt uitgegaan van de uren zoals geregistreerd voor de betreffende periode. Dit gegeven kan afwijken van het daadwerkelijk aantal betaalde uren in de sluitingsperiode door de beschreven middeling. Deze afwijking zorgt ervoor dat ouders meer of minder tegemoetkoming ontvangen, maar is onvermijdelijk vanwege de uitvoeringssystematiek. Dit doet zich alleen voor in de gevallen waarbij er een verschil is tussen het aantal aangevraagde uren en werkelijk afgenomen uren op jaarbasis. Ouders die het juiste aantal uren hebben doorgegeven, worden hierdoor niet geraakt. Het kabinet accepteert deze uitkomsten en vraagt aan ouders begrip voor verschillen in uitkomsten.
Eerst wordt met de gegevens zoals bekend op de nieuwe peildatum de hoogte van de tegemoetkoming per sluitingsperiode opnieuw berekend. Hierbij wordt op grond van artikel 5g, eerste lid, gebruik gemaakt van de formules die zijn opgenomen in artikelen 4, eerste lid, respectievelijk 5c, eerste lid, met dien verstande dat voor de uren opvang in geval van definitieve vaststelling een andere benaderingswijze wordt gebruikt. In deze formule worden verschillende waarden beschreven: A, B, C, D en X.
Op basis van onderstaande formule wordt waarde A, de eigen bijdrage van de ouder, herberekend voor de eerste sluitingsperiode, gebruik makende van de nieuwe peildatum:
– Eigen bijdrage per maand per kind = [aantal uren kinderopvang x max. uurtarief x (100% – percentage kinderopvangtoeslag)]
– Totale hoogte tegemoetkoming per kind = eigen bijdrage per maand x
[(aantal dagen opvang in maart/31) + (aantal dagen opvang in april/30) + (aantal dagen opvang in mei/31) + (aantal dagen opvang in juni/30)].
De totale hoogte tegemoetkoming voor de ouder = som van totalen tegemoetkoming voor alle kinderen met kinderopvangtoeslag in het huishouden.
De additionele tegemoetkoming voor de ouder = (totale hoogte tegemoetkoming voor alle kinderen) – (reeds ontvangen tegemoetkoming7), indien > 0 euro.
Voor de tweede periode wordt een soortgelijke formule – alleen dan ziende op een andere periode – toegepast om waarde A te berekenen:
– Eigen bijdrage per maand per kind = [aantal uren kinderopvang x max. uurtarief x (100% – percentage kinderopvangtoeslag)]
– Totale hoogte tegemoetkoming per kind = eigen bijdrage per maand x[(aantal dagen opvang in december/31) + (aantal dagen opvang in januari /31) + (aantal dagen opvang in februari/28) + (aantal dagen opvang in maart/31) + (aantal dagen opvang in april/30)8].
De totale hoogte tegemoetkoming voor de ouder = som van totalen tegemoetkoming voor alle kinderen met kinderopvangtoeslag in het huishouden.
De additionele tegemoetkoming voor de ouder = (totale hoogte tegemoetkoming voor alle kinderen) – (reeds ontvangen tegemoetkoming9), indien > 0 euro.
Hieronder is een aantal voorbeelden opgenomen:
Tegemoetkoming eerste sluitingsperiode Een gezin heeft gedurende de eerste sluiting voor hun kind gebruik gemaakt van de dagopvang. In totaal neemt het gezin per maand 200 uur dagopvang af tegen een uurprijs van € 9. Deze uren zijn toegekend voor maart, april, mei 2020. Het toetsingsinkomen bedraagt € 60.000. Uit de kinderopvangtoeslagtabel van het Besluit kinderopvangtoeslag volgt er een kinderopvangtoeslagpercentage van 79%. |
Initiële tegemoetkoming Eigen bijdrage per maand tot maximum uurtarief: 200 uur x € 8,17x (100% – 79%) = € 343,14 Tegemoetkoming voor de eerste sluitingsperiode: € 343,14 x (16/31 + 30/30 + 31/31 + 7/30) = € 943,44 Op basis van deze gegevens heeft het gezin voor de eerste sluitingsperiode (een tegemoetkoming van € 943,44 ontvangen. |
Wijzigingen in kinderopvangtoeslaggegevens Voor de eerste sluitingsperiode blijkt het gezin meer kinderopvanguren te hebben afgenomen, namelijk 230 uur. De andere gegevens zijn nog steeds actueel op de peildatum. Op basis van deze gegevens zou het gezin 840,14 aan tegemoetkoming moeten ontvangen (zie hieronder de berekening). |
Eigen bijdrage per maand tot maximum uurtarief: 230 uur x € 8,17x (100% – 79%) = € 394,61 Tegemoetkoming voor de eerste sluitingsperiode: € 394,61 x (16/31 + 30/30 +31/31 + 7/30) = € 1.084,94 |
Additionele tegemoetkoming Het gezin ontvangt een additionele tegemoetkoming voor de eerste sluitingsperiode van € 1.084,94 – € 943,44 = € 141,50. Dit bedrag wordt rekenkundig afgerond tot € 142. |
Tegemoetkoming tweede sluitingsperiode Tijdens de tweede sluitingsperiode heeft het gezin gebruikgemaakt van 200 uur kinderdagopvang tegen een uurprijs € 8,17. Het toetsingsinkomen bedraagt voor 2020 € 40.000, en voor 2021 € 45.000. Uit de kinderopvangtoeslagtabel van het Besluit kinderopvangtoeslag volgt voor 2020 een kinderopvangtoeslagpercentage van 87,5% Voor 2021 is het kinderopvangtoeslagpercentage 85,2%. |
Initiële tegemoetkoming Eigen bijdrage per maand tot maximum uurtarief 2020: 200 uur x € 8,17 x (100% – 87,5%) = € 204,25 Eigen bijdrage per maand tot maximum uurtarief 2021: 200 uur x € 8,46 x (100% – 85,2%) = € 250,42 Tegemoetkoming voor tweede sluitingsperiode bedraagt: € 204,25 x (16/31) + € 250,42 x (31/31 + 7/28) = € 418,44. Rekenkundig afgerond naar € 419 |
Wijzigingen in kinderopvangtoeslaggegevens Voor de tweede sluitingsperiode is het toetsingskomen voor 2021 uiteindelijk € 60.000 gebleken, en heeft het gezin 230 uur dagopvang afgenomen. Uit de kinderopvangtoeslagtabel van het Besluit kinderopvangtoeslag volgt er een kinderopvangtoeslagpercentage van 79% voor 2021. |
Eigen bijdrage per maand tot maximum uurtarief 2020: 230 uur x € 8,17 x (100% – 87,5%) = € 234,89 Eigen bijdrage per maand tot maximum uurtarief 2021: 230 uur x € 8,46 x (100% – 79,0%) = € 408,62 Tegemoetkoming voor tweede sluitingsperiode bedraagt: 234,89 x (16/31) + € 408,62 x (31/31 + 7/28) = € 632,01 |
Additionele tegemoetkoming Het gezin ontvangt voor de tweede sluitingsperiode een additionele tegemoetkoming van € 632,01 – € 419 = € 213,01. Rekenkundig wordt dit bedrag afgerond tot € 213. |
Tegemoetkoming eerste sluitingsperiode Een gezin maakt voor hun 3 kinderen gebruik van kinderopvang. Hun eerste kind gaat voor 150 uur naar de dagopvang voor € 8 per uur. Hun tweeling gaat 100 uur naar de buitenschoolse opvang voor € 7,50 per uur. Deze uren zijn toegekend voor maart, april, mei en juni. Op de peildatum is een toetsingsinkomen bekend van € 92.000. Uit de kinderopvangtoeslagtabel van het Besluit kinderopvangtoeslag volgt er een kinderopvangtoeslagpercentage van 54% voor hun eerste kind en 88,2% voor zowel hun tweede als derde kind. |
Initiële tegemoetkoming Eerste kind: Eigen bijdrage per maand tot maximum uurtarief: 150 uur x € 8,17 x (100% – 54%) = € 563,73 Tegemoetkoming voor de gehele periode: € 563,73 x (16/31 + 30/30 + 31/31 + 7/30) = € 1.549,96 |
Tweede en volgende kinderen: Eigen bijdrage per maand: 100 uur x € 7,02 x (100% – 88,2%) = € 82,84 Tegemoetkoming: € 82,84 x (16/31 + 30/30 + 31/31+ 7/30) = € 227,76 |
Het gezin heeft voor de eerste sluitingsperiode een bedrag van: € 1.919 ontvangen (€ 1.549,96 + € 227,76 + € 227,76 = € 12.005,47). Rekenkundig afgerond naar € 2.006 |
Wijzigingen in de kinderopvangtoeslaggegevens Het gezin heeft voor minder uren gebruikgemaakt van de kinderopvang. Het eerste kind ging 80 uur naar de dagopvang voor € 8 per uur. En hun tweeling maakte voor 80 uur gebruik van de BSO. Het toetsingsinkomen blijft gelijk, € 92.000. Uit de kinderopvangtoeslagtabel van het Besluit kinderopvangtoeslag volgt er een kinderopvangtoeslagpercentage van 54% voor hun eerste kind en 88,2% voor zowel hun tweede als derde kind. |
Ontvangen tegemoetkoming Eerste kind: Eigen bijdrage per maand: 80 uur x € 8,17 x (100% – 54%) = € 300,66 Tegemoetkoming voor de gehele periode: € 300,66 x (16/31 + 30/30 + 31/31 + 7/30) = € 826,65 |
Tweede en volgende kinderen Eigen bijdrage per maand: 80 uur x € 7,02 x (100% – 88,2%) = € 66,27 Tegemoetkoming: € 66,27 x (16/31 + 30/30 +30/31 +7/30) = € 182,20 |
Additionele tegemoetkoming Op basis van de actuele gegevens heeft het gezin recht op een bedrag van € 826,65 + € 182,20 + € 182,20 = € 1191,05. Dat is minder dan de tegemoetkoming die het gezin heeft ontvangen. Er volgt geen terugvordering. |
De datum van 1 mei 2022 sluit voor de Belastingdienst/Toeslagen aan op een vast beschikkingenmoment. Deze peildatum geeft ouders de mogelijkheid om – vóór 1 mei 2022, dus uiterlijk op 30 april 2022 – hun gegevens bij de Belastingdienst/Toeslagen te actualiseren naar de feitelijke situatie in de periode van de sluiting. Daarbij gaat het om alle gegevens voor de kinderopvangtoeslag – en niet enkel om wijzigingen in inkomen of kinderopvanguren – die tevens gebruikt zijn voor het vaststellen van de tegemoetkoming. De Minister van Financiën stelt het bedrag van de additionele tegemoetkoming ambtshalve vast. Om er zeker van te zijn dat de toeslaggegevens op 1 mei 2022 ook daadwerkelijk door de Belastingdienst/Toeslagen verwerkt zijn, wordt aan ouders gevraagd wijzigingen zo snel mogelijk door te geven, uiterlijk 30 april 2022. Gegevens die door de Belastingdienst/Toeslagen op 1 mei 2022 niet zijn verwerkt, worden niet meegenomen in het eventuele recht en hoogte van de additionele tegemoetkoming.10 Ouders zullen ook deze keer gewezen worden op het belang om de gegevens actueel te houden opdat zij een tegemoetkoming ontvangen die zoveel mogelijk bij benadering tegemoetkomt aan de eigen bijdrage.
Net zoals voor de eerdere tegemoetkomingen en voor de derde sluitingsperiode, hoeven ouders met kinderopvangtoeslag geen aanvraag in te dienen voor de additionele tegemoetkoming. Evenals bij de eerdere tegemoetkomingen en herzieningen, berekent de Belastingdienst/Toeslagen met de kinderopvangtoeslaggegevens die op 1 mei 2022 – dan wel voor 1 juli 2022 indien de wijziging nader gevalideerd wordt – zijn verwerkt, ambtshalve de additionele tegemoetkoming. Overeenkomstig hetgeen geregeld is in het besluit, zal de Belastingdienst/Toeslagen de gegevens die zij gebruikt voor de berekening van de additionele tegemoetkoming beschikbaar stellen aan de SVB. De SVB stelt vervolgens de beschikking vast en verzorgt de betaling van de tegemoetkoming aan de ouder. Uitbetaling van de additionele tegemoetkoming vindt plaats na uitbetaling van de tegemoetkoming voor de eigen bijdrage van de derde sluitingsperiode. Daarna gaat de SVB over tot het uitbetalen van de additionele tegemoetkoming. Uitbetaling van de additionele tegemoetkoming voor ouders waarvan de gegevens na 1 mei worden gevalideerd, vindt als laatste plaats.
Zowel de tegemoetkoming voor de derde sluitingsperiode als de additionele tegemoetkoming zullen door de SVB en de Belastingdienst/Toeslagen gezamenlijk maar ieder voor eigen onderdelen worden uitgevoerd, waarbij de Belastingdienst/Toeslagen op basis van de beschikbare gegevens over het aantal uren bso, het maximum uurtarief en het toeslagpercentage die op de peildatum bekend zijn, de hoogte van de tegemoetkoming per ouder berekent. De Belastingdienst/Toeslagen geeft onder meer de uitkomst van de berekening en betaalgegevens door aan de SVB. De SVB stelt op basis van vastgestelde gegevens door de Belastingdienst/Toeslagen, de tegemoetkoming bij beschikking vast en verstuurt die aan de ouder, en zal de betaling en het eerstelijns klantcontact verzorgen.
Voor een zorgvuldige uitvoering van het proces, zoals hierboven beschreven, zal de Belastingdienst/Toeslagen gegevens leveren aan de SVB. De tegemoetkoming voor de derde sluitingsperiode en de additionele tegemoetkoming kennen beiden een eigen informatiestroom. Het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens en de reactie van het kabinet daarop zijn verwerkt in paragraaf 7.1.
Voor de beschikking en om de tegemoetkoming uit te betalen aan de ouder ontvangt de SVB de benodigde gegevens van de Belastingdienst/Toeslagen. Dit is het BSN van de ouder om een koppeling te kunnen maken tussen de verschillende bestanden, het IBAN van de ouder voor de uitbetaling van het bedrag en het bedrag aan tegemoetkoming dat de Belastingdienst/Toeslagen heeft berekend. De SVB beschikt reeds over de adresgegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP), waardoor deze niet opgenomen worden in de gegevensuitwisseling.
Ouders kunnen voor vragen over de hoogte van de tegemoetkoming bij de SVB terecht. Hiervoor is het belangrijk dat de SVB de waarden heeft waarmee de tegemoetkoming is berekend. Dan gaat het om: de periode en het aantal uren kinderopvang waarvoor een tegemoetkoming is verstrekt, de BSN’s van de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, het toetsingsinkomen en het toeslagpercentage waaruit de eigen bijdrage wordt afgeleid. Deze gegevens zal de Belastingdienst/Toeslagen daarom ook opnemen in de gegevenslevering aan de SVB. De SVB plaats deze gegevens in mijnsvb.nl zodat ouders weten waarop de tegemoetkoming is gebaseerd.
Het betreft een noodzakelijke en proportionele gegevensuitwisseling omdat deze zich beperkt tot de grondslagen van de tegemoetkoming. De SVB krijgt geen informatie over de status van de ouder (arbeidspositie en samenstelling van het huishouden). De gegevens worden enkel gebruikt voor het (nader) toelichten van de berekening van de tegemoetkoming. Nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, zal de SVB de gegevens uiterlijk zes maanden na beëindiging van onderhavig besluit vernietigen (1 januari 2024).
De SVB levert de gegevens aan de Belastingdienst/Toeslagen voor zijn taak in bezwaar- en beroepsprocedure. De gegevens zijn noodzakelijk voor de Belastingdienst/Toeslagen om te kunnen beslissen op bezwaar, in rechte op te treden in beroep of in hoger beroep, of van hoger beroep af te kunnen zien.
Voor de beschikking en het betalen van de additionele tegemoetkoming en informatievoorziening daarover aan ouders ontvangt de SVB dezelfde categorieën gegevens van de Belastingdienst/Toeslagen als bij de tegemoetkoming voor de derde sluitingsperiode. De SVB ontvangt ook gegevens over het verschil tussen de initiële tegemoetkoming over de eerste en tweede sluitingsperiode en de berekening van de tegemoetkoming op de nieuwe peildatum.
Niet alle ouders zullen een additionele tegemoetkoming ontvangen. Alleen ouders die aan de voorwaarden voldoen (zie paragraaf 2.3.2) komen in aanmerking voor een additionele tegemoetkoming. Dat betekent dat de gegevens van deze ouders in ieder geval gedeeld moeten worden met de SVB. De SVB is immers de uitvoeringsorganisatie die namens de Minister van Financiën beschikt.
Verder is het van belang dat een ouder zicht heeft op hoe de additionele tegemoetkoming is berekend, zodat het duidelijk is waarom zij al dan niet een tegemoetkoming ontvangen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft deze gegevens, en deelt ze met de SVB voorzover de SVB deze nodig heeft voor diens omschreven taken. De SVB plaatst deze gegevens in mijnsvb.nl zodat ouders de beschikking hebben over de gegevens waarop de tegemoetkoming is gebaseerd. Bij vragen kan de ouder contact opnemen met de SVB, en gebruikmaken van de gegevens die in het portal staan.
De SVB levert de gegevens aan de Belastingdienst/Toeslagen voor zijn taak in bezwaar- en beroepsprocedure. De gegevens zijn noodzakelijk voor de Belastingdienst/Toeslagen om te kunnen beslissen op eventuele bezwaar, beroep of hoger beroepszaken.
Ouders die op grond van dit besluit een beschikking ontvangen voor de derde sluitingsperiode van de bso of die aanspraak hebben op een additionele tegemoetkoming, ontvangen een beschikking. Tegen deze beschikking kan de ouder binnen de gebruikelijke termijn van 6 weken na de bekendmaking van de beschikking in bezwaar komen bij de Minister van Financiën, waarbij de behandeling van het bezwaar zal worden uitgevoerd door de Belastingdienst/Toeslagen. Naar verwachting zal het aantal bezwaren en beroepen beperkt blijven. Bij de eerdere tegemoetkomingen heeft minder dan 1% van de ouders bezwaar aangetekend tegen de beschikking. In het kader van de weging op de hand geeft de Belastingdienst/Toeslagen aan te verwachten dat circa 1.250 ouders in bezwaar komen tegen de vastgestelde tegemoetkoming, wat kan leiden tot enkele beroepszaken.
De (geactualiseerde) gegevens over de eerste en tweede sluitingsperiode leiden voor een (grote) groep ouders niet tot een additionele tegemoetkoming. Voor hen verandert er niets in hun rechtspositie. Daarom ontvangen zij geen beschikking. De SVB zal hun gegevens wel ontsluiten via mijnSVB.nl. Wanneer deze ouders vragen hebben over het uitblijven van een additionele tegemoetkoming, worden zij verwezen naar mijnSVB.nl. Op mijnSVB.nl kunnen ouders zien op basis van welke gegevens en berekening zij geen additionele tegemoetkoming ontvangen. Mochten ouders hier nadere informatie over wensen, dan kunnen zij zich tot de SVB wenden. Indien daartoe binnen de kaders van dit besluit aanleiding is, kan de SVB alsnog ambtshalve een additionele tegemoetkoming toekennen. Dit zal in uitzonderingsgevallen aan de orde zijn, zoals bij een onvolkomenheid in de berekening van de additionele tegemoetkoming. De Belastingdienst/Toeslagen maakt dan een nieuwe berekening. Uitgangspunt van deze nieuwe berekening blijft de kinderopvangtoeslaggegevens die bij de Belastingdienst/Toeslagen bekend waren op de peildatum 1 mei 2022. Het is immers niet de bedoeling om via individuele ambtshalve toekenning afwijking van de peildatum mogelijk te maken. Indien niet tot ambtshalve toekenning wordt overgegaan, kan de SVB aan de ouder ambtshalve een beschikking van niet-toekenning (nul-beschikking) sturen. De ouder kan bij de Belastingdienst/Toeslagen in bezwaar tegen die nul-beschikking. De SVB hanteert als richtlijn dat voornoemde ambtshalve toekenningen en nul-beschikkingen kunnen voortvloeien uit contact van ouders met de SVB tot en met 31 december 2022. Dit is vijf tot zes maanden na de periode, juli 2022, waarin de SVB verwacht inzake de additionele tegemoetkoming te beschikken en betalen.
Naast voornoemde ambtshalve nul-beschikkingen, zal de SVB ook nul-beschikkingen afgeven aan ouders die over een van de twee sluitingsperiodes wel en over de andere geen additionele tegemoetkoming ontvangen (zie paragraaf 2.3.4). In de beschikking over de sluitingsperiode waarover zij een additionele tegemoetkoming krijgen zal ook staan dat zij over de andere periode geen additionele tegemoetkoming krijgen. Hiertegen kan de ouder bij de Belastingdienst/Toeslagen in bezwaar.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een weging op de hand uitgevoerd voor beide tegemoetkomingen. Op basis van de weging op de hand acht de Belastingdienst/Toeslagen de regeling uitvoerbaar.
De Belastingdienst/Toeslagen geeft aan dat bij de berekening de jaarovergang een aandachtspunt is. Door verschillende grondslagen voor inkomen en het wettelijk maximum uurtarief kan de eigen bijdrage per uur verschillen tussen 2021 en 2022. De Belastingdienst/Toeslagen geeft mee dat het essentieel is dat de tegemoetkoming voor belanghebbenden verifieerbaar en begrijpelijk is. Voor vragen over de tegemoetkomingen zal de Belastingdienst/Toeslagen ouders naar de SVB doorverwijzen. Er zal een lijn tussen beide uitvoeringsorganisaties ingericht worden, zodat complexe vragen beantwoord kunnen worden. De Belastingdienst/Toeslagen benadrukt het belang van duidelijke communicatie over de tegemoetkomingen. Daarbij wijst de Belastingdienst/Toeslagen erop dat kinderopvangorganisaties dichter bij de ouder staan en dat het, waar mogelijk, wenselijk is dat zij ook over de tegemoetkomingen communiceren. De Belastingdienst/Toeslagen geeft mee dat enige tijd na het afronden van de tegemoetkoming bij belanghebbenden mogelijk opnieuw vragen ontstaan over deze regeling (bijvoorbeeld bij de belastingaangifte 2021 of 2022). Het moet geborgd worden dat belanghebbenden ook dan nog met vragen terecht kunnen bij respectievelijk de SVB (beschikking en vaststelling) en de Belastingdienst/Toeslagen (bezwaar en beroep). De SVB heeft tot een half jaar na de vervaldatum van het besluit de beschikking over de gegevens waarop de tegemoetkoming is vastgesteld. Als ouders de SVB bellen met vragen over de derde sluitingsperiode dan wel de additionele tegemoetkoming, dan kan de SVB hen goed te woord staan. Daarmee is de informatievoorziening richting ouders goed geborgd. Voor belanghebbenden die het oneens zijn met de tegemoetkoming staat bezwaar en beroep open. Dit wordt door de Belastingdienst/Toeslagen afgehandeld. Voor bezwaar- en beroepsprocedures wordt een aparte postbus ingericht door de Belastingdienst/Toeslagen en externe expertise ingehuurd. De regie en eindverantwoordelijkheid blijft bij de Belastingdienst/Toeslagen, waarvoor capaciteit nodig zal zijn. Voor de Belastingdienst/Toeslagen is het lastig in te schatten in hoeverre belanghebbenden bezwaar zullen maken, onder meer doordat de toegekende uren – waarop de tegemoetkoming wordt gebaseerd – kunnen afwijken van de daadwerkelijke afname. In totaal verwacht de Belastingdienst/Toeslagen dat circa 1.250 ouders bezwaar zullen maken tegen een vastgestelde tegemoetkoming, wat kan leiden tot enkele beroepszaken. Dit is exclusief een beperkt aantal bezwaren dat de Belastingdienst/Toeslagen verwacht van ouders die een beschikking ontvangen met daarin een additionele tegemoetkoming over slechts één sluitingsperiode (zie paragraaf 2.3.4). Ouders kunnen bezwaar maken tegen het besluit dat is genomen om voor de andere sluitingsperiode geen tegemoetkoming toe te kennen. Vanwege een gebrek aan ervaring met deze werkwijze is het moeilijk in te schatten wat precies de gevolgen voor de te verwachten bezwaarprocedures zijn, maar de Belastingdienst/Toeslagen heeft aangegeven dat het aantal extra bezwaren als gevolg van deze nul-beschikkingen naar verwachting beperkt zal zijn.
Het doel van de regeling is om belanghebbenden bij benadering tegemoet te komen in de eigen bijdrage. De Belastingdienst/Toeslagen zal dus bij het definitief vaststellen van de toeslag over 2020, 2021 en 2022 geen herberekening uitvoeren over deze tegemoetkomingen. De risicogerichte controle op mutaties van kinderopvanguren en inkomen die ouders tussen 29 november 2021 en 22 februari hebben doorgegeven zullen volgens de Belastingdienst/Toeslagen voor de peildatum zijn afgerond en in de reguliere levering mee gaan. Voor de risicogerichte controle op mutaties doorgegeven tussen 22 februari 2022 en 1 mei 2022 onderzoekt de Belastingdienst/Toeslagen uiterlijk 1 juli 2022 de gegevens op betrouwbaarheid. De Belastingdienst/Toeslagen geeft aan dat geaccepteerd moet worden dat niet altijd voorkomen kan worden dat een te hoge additionele tegemoetkoming wordt vastgesteld. De Belastingdienst/Toeslagen acht de kans op oneigenlijk gebruik klein, omdat het naast kennis van de regeling ook goede doorgronding van de toeslagensystematiek vereist.
De Belastingdienst/Toeslagen raamt de totale uitvoeringskosten op € 3,4 miljoen. Door de langere doorlooptijd van de tegemoetkoming voor de eerste sluitingsperiode heeft de Belastingdienst/Toeslagen € 365.000 additionele uitvoeringskosten gemaakt.
De SVB zal de uitvoering van de tegemoetkoming voor de derde sluitingsperiode en de additionele tegemoetkoming als twee aparte projecten oppakken en verantwoorden. De SVB acht beide tegemoetkomingen uitvoerbaar en handhaafbaar. Om de beoogde planning te halen, is de SVB met instemming van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid reeds gestart met de voorbereidende werkzaamheden. De implementatie van beide tegemoetkomingen leidt tot beperkte verdringing op de IT-portfolio.
Volgens de SVB sluit de tegemoetkoming voor de derde sluitingsperiode grotendeels aan op de tegemoetkomingen voor de eerste en tweede sluitingsperiode. Alleen de peildatum in de toekomst wijkt daarvan af. De SVB informeert ouders via de website en gaat er vanuit dat ouders ook door Toeslagen, de website van de Rijksoverheid worden gewezen op de mogelijkheid hun gegevens voor 1 mei aan te passen. De SVB benoemt dat er verschillen kunnen ontstaan in de toegekende uren opvang en daadwerkelijk afgenomen uren, maar dat deze verschillen die ten voor en nadele van ouders kunnen optreden niet te voorkomen zijn. Dit kan leiden tot bezwaar en beroepszaken bij de Belastingdienst/Toeslagen. De SVB kent de tegemoetkoming ambtshalve toe op basis van gegevens van de Belastingdienst/Toeslagen.
Vanaf de peildatum 1 mei heeft de Belastingdienst circa 3 weken nodig om het gegevensbestand te kunnen vaststellen. Na levering van het gegevensbestand door de Belastingdienst/Toeslagen heeft de SVB circa 4 weken nodig om te beschikken en te betalen. De SVB verwacht in de tweede helft van juni te betalen en beschikken. De SVB raamt de uitvoerkosten op € 395.000.
De SVB benoemt het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik dat het vooraf bekend maken van de peildatum met zich meebrengt. De SVB geeft aan dat de beheersmaatregel ten koste gaat van de eenvoud en uitvoering van de tegemoetkoming. Voor de SVB zorgt het voor extra (handmatige) nabetalingen en naar verwachting meer reacties van ouders. De SVB geeft aan dat juist de mensen die een aanzienlijke nabetaling verwachten, in de controle groep zullen zitten en hun betaling later zullen ontvangen. Voor de uitvoering zal de SVB van de Belastingdienst/Toeslagen de gegevens ontvangen over alle ouders die de tegemoetkoming voor de eerste of tweede sluitingsperiode hebben ontvangen. Ouders die op basis van de gegevens met peildatum 1 mei 2022 een additionele tegemoetkoming ontvangen, krijgen een beschikking van de SVB. Op mijnSVB.nl wordt een toelichting op de berekening van de additionele tegemoetkoming geplaatst. Ouders die geen additionele tegemoetkoming krijgen, ontvangen geen beschikking. De SVB zal hun gegevens echter wel ontsluiten via mijnSVB.nl. Klanten die vragen hebben over het uitblijven van een additionele tegemoetkoming, worden verwezen naar mijnSVB.nl. De SVB merkt ook op dat de additionele tegemoetkoming ertoe kan leiden dat zij een tegemoetkoming ontvangen over dezelfde periode waarvoor ook de Tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang zonder overheidsvergoeding (hierna: TTKZO) is uitbetaald. In dat geval moet de reeds betaalde TTKZO worden teruggevorderd. Het betreft naar verwachting maximaal 250 ouders. De uitvoeringskosten die gepaard gaan met de terugvordering worden nader inzichtelijk gemaakt en zullen worden opgenomen in de uitvoeringstoets op de TTKZO-II, die op een later moment wordt uitgebracht.
De SVB kiest ervoor om de uitvoering van de additionele tegemoetkoming in de tijd te scheiden van de tegemoetkoming voor de derde sluitingsperiode. Zodat het beantwoorden van vragen van klanten niet door elkaar gaat lopen. De SVB betaalt en beschikt in juli 2022 de additionele tegemoetkoming. De SVB raamt de uitvoerkosten op € 590.000.
Dit besluit bevat een duidelijke regeling met vaste elementen. De elementen zijn de bij de Belastingdienst/Toeslagen verwerkte gegevens waardoor ouders geen aanvraag hoeven in te dienen.
Nu de peildatum vooraf is gecommuniceerd kunnen ouders hun kinderopvangtoeslaggegevens voor 2021 zodanig aanpassen dat zij een hogere additionele tegemoetkoming ontvangen. Voor 2020 hebben ouders geen mogelijkheid meer om de gegevens te muteren omdat de kinderopvangtoeslag definitief is vastgesteld. Om het risico op misbruik en oneigenlijk gebruik te beperken wil het kabinet een instrument in handen hebben om te voorkomen dat een ouder onterecht een hogere tegemoetkoming ontvangt. Het besluit bevat geen terugvorderingsmogelijkheid. Bovendien heeft terugvorderen niet de voorkeur van de uitvoerders, vanwege de kosten en lasten die daarmee gepaard gaan. Daarom heeft het kabinet gekozen voor een controle voor de uitbetaling plaatsvindt. De betaling van de tegemoetkoming wordt aangehouden zolang de controle naar de betrouwbaarheid van de gemuteerde gegevens gaande is.
Op basis van artikelen 18, 38 en 39 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen voert de Belastingdienst/Toeslagen in het kader van de kinderopvangtoeslag continu controles uit op de kinderopvangtoeslaggegevens. Het gaat dan bijvoorbeeld om het opvragen van inlichtingen en gegevens bij de ouder, de kinderopvangorganisatie of de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Deze controles vinden zowel in de voorschotfase als bij de definitieve toekenning van kinderopvangtoeslag plaats. Zij zijn ingebed in de bestaande waarborgen en procedures op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. In het kader van de additionele tegemoetkoming vindt de risicogerichte controle (deels) eerder plaats, te weten in de voorschotfase in plaats van voornamelijk in de definitieve toekenningsfase. Dit betreft een validatie op inkomens- en urenmutaties die voor 1 mei 2022 hebben plaatsgevonden en tot een additionele tegemoetkoming leidt die € 500 of hoger is. Met deze grens kunnen de tegemoetkomingen met een substantieel financieel risico bij misbruik en oneigenlijk gebruik binnen de beoogde termijn afgerond worden. Voor ouders die voor 22 februari 2022 hun wijziging hebben doorgegeven is dat 1 mei 2022. Voor ouders die een wijziging hebben doorgegeven in de periode van 22 februari 2022 tot en met 30 april 2022 die de Belastingdienst/Toeslagen nader valideert is dat uiterlijk 1 juli 2022. De controle vindt geautomatiseerd plaats op basis van de beschikbare contrainformatie of via een steekproef om de betrouwbaarheid van de mutaties vast te stellen. Mocht de controle niet geautomatiseerd kunnen plaatsvinden, zal dat afhankelijk van de omvang handmatig gebeuren, waarbij de kinderopvangorganisatie of de ouder worden gevraagd om informatie aan te leveren.
De controles op mutaties die voor 22 februari 2022 hebben plaatsgevonden zullen voor de peildatum zijn afgerond. Dat betekent dat ouders die daar recht op hebben medio 2022 hun additionele tegemoetkoming ontvangen op basis van de gegevens zoals bekend op de peildatum. Voor controles die na 22 februari 2022 plaatsvinden geldt dat niet. De tegemoetkoming wordt gebaseerd op de gegevens bekend na de peildatum waarbij als uiterste datum 1 juli 2022 geldt. Dat betekent dat ouders later een tegemoetkoming ontvangen.
De SVB brengt uiterlijk op 1 juni 2023 inhoudelijk en financieel verslag uit over de uitvoering van dit besluit, inclusief een controleverklaring opgesteld door de Auditdienst van de SVB. Daarmee wordt afgeweken van het moment waarop de verantwoording van de structurele wetten, die de SVB uitvoert, plaatsvindt. Gelet op de afwijkende en tijdelijke aard van dit besluit kan deze verantwoording uitvoeringstechnisch niet worden ingepast in de reguliere planning- en controlecyclus en het reguliere verantwoordingstraject, zoals geregeld in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Daarom is de uitvoering van dit besluit steeds separaat verantwoord en zal dit ook gebeuren inzake de tegemoetkoming over de derde sluitingsperiode en de additionele tegemoetkoming.
Verantwoording door de Belastingdienst/Toeslagen vindt voor 31 december 2022 plaats aan de hand van een door de Auditdienst Rijk op te stellen verklaring omtrent overeengekomen specifieke werkzaamheden.
Uit de eerdere sluitingsperiodes van de kinderopvang blijkt dat de regeling succesvol is (geweest). Ouders hebben binnen enkele maanden na de sluitingen een tegemoetkoming gehad en zijn over het algemeen tevreden over de regeling. Uit het klantentevredenheidsonderzoek van de SVB blijkt dat zonder deze regeling een derde van de ouders hun contract met de kinderopvangorganisaties zou hebben opgezegd. Verder is het aantal bezwaar en beroepen over beide sluitingsperiodes beperkt; minder dan 1% van de ouders heeft bezwaar aangetekend tegen het besluit van de SVB. Bovendien is de stabiliteit in de sector behouden volgens de derde kwartaalrapportage kinderopvang 2021.
De doelstellingen van de regeling zijn behaald. Tegelijkertijd zorgt de vormgeving van de regeling – die gericht is op snelheid en eenvoud – ervoor dat ouders een tegemoetkoming ontvangen die bij benadering overeenkomt met de eigen bijdrage. De tegemoetkoming voor ouders met kinderopvangtoeslag is gebaseerd op de kinderopvangtoeslaggegevens waarover de Belastingdienst/Toeslagen op de gehanteerde peildatum beschikt. Als deze gegevens niet actueel zijn, heeft dat een positief dan wel negatief effect op de hoogte van de tegemoetkoming. Daarom is van belang dat ouders hun gegevens actualiseren. Ook is het voor de volledigheid goed om te vermelden dat er geen terugvordering plaatsvindt voor ouders die te veel tegemoetkoming hebben ontvangen. Dit is omdat de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO vanuit spoedeisendheid en benodigde eenvoudige uitvoerbaarheid is vormgegeven als een zelfstandig AMvB met een begunstigend karakter, waarbij geen terugvordering mogelijk was. Dit drukt op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de regeling.
De beschikkingen voor zowel de derde sluitingsperiode als de additionele tegemoetkoming zijn gericht aan ouders. Bij de vormgeving is rekening gehouden met het doenvermogen van de ouders. Zo wordt de toekenning ambtshalve gedaan op basis van de kinderopvangtoeslaggegevens van ouders zoals bekend bij de Belastingdienst/Toeslagen op de peildatum van 1 mei 2022. Ouders ontvangen de tegemoetkoming(en) zonder dat zij een administratieve handeling moeten plegen. De regeldruk voor ouders is daardoor nihil, met uitzondering van ouders die in het kader van de controle van de kinderopvangtoeslaggegevens voor de additionele tegemoetkoming door de Belastingdienst/Toeslagen kunnen worden gevraagd om informatie aan te leveren. Ouders dienen wel zelf zorg te dragen dat de gegevens bij de Belastingdienst/Toeslagen actueel zijn. Ouders worden hierover vanaf 1 maart 2022 op verschillende manieren geïnformeerd, via de websites van de Rijksoverheid, de Belastingdienst/Toeslagen en de SVB, maar ook via de brancheorganisaties en de kinderopvangorganisaties. Het actualiseren dient voor de tegemoetkomingen wel eerder (vóór de peildatum) te gebeuren, maar vormt geen extra belasting voor ouders, omdat dit ook nodig is voor hun (reguliere) kinderopvangtoeslag.
Voor de tegemoetkoming voor de derde sluitingsperiode is geen handeling nodig van kinderopvangorganisaties. In beginsel geldt dat ook voor de additionele tegemoetkoming, met uitzondering van de kinderopvangorganisaties, die in het kader van het onderzoek dat de Belastingdienst/Toeslagen uitvoert naar substantiële afwijkingen in de kinderopvangtoeslaggegevens. Het besluit heeft daarom zeer geringe gevolgen voor de regeldruk van bedrijven.
De financiële gevolgen voor de tegemoetkoming voor de derde sluitingsperiode bedragen naar verwachting circa € 26 miljoen. Dit betreffen de kosten voor de tegemoetkoming en de kosten voor de uitvoering. Deze kosten zijn verwerkt in de eenmalige reservering van € 28 miljoen11 in de nota van wijziging op de 1e Incidentele suppletoire begroting SZW 2022.12 Er worden geen financiële gevolgen verwacht voor maatschappelijke sectoren.
De financiële gevolgen voor de additionele tegemoetkoming eigen bijdrage bedragen naar verwachting € 50 miljoen. Dit betreffen de kosten voor de tegemoetkoming en de kosten voor de uitvoering. In de 1e Incidentele suppletoire begroting SZW 2022 is hiervoor een eenmalige reservering opgenomen.13 Er worden geen financiële gevolgen verwacht voor maatschappelijke sectoren.
Gezien het tijdelijke karakter van onderhavig besluit is niet voorzien in een evaluatie. Wel is in opdracht van de SVB onderzoek gedaan naar de tevredenheid van ouders over de uitvoering van het besluit bij de eerste en tweede sluitingsperiodes. Daaruit blijkt dat ouders over het algemeen tevreden zijn over de uitvoering van de regeling. De uitbetaling was op tijd en ouders hebben de SVB als betrouwbaar, deskundig en behulpzaam ervaren. Een aandachtspunt is de informatievoorziening: communicatie over de regeling bereikt een deel van de ouders niet (voldoende). Dit is meegenomen in de communicatie over onderhavig besluit. Voor de additionele tegemoetkoming start de SVB voorafgaand aan de uitvoering van het besluit een kwalitatief klantonderzoek. Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in hoe ouders tegen het besluit aankijken zodat de SVB daarmee rekening kan houden in de dienstverlening en de communicatie.
Dit besluit voorziet voor de doelgroep op korte termijn in een tegemoetkoming voor de eigen bijdrage tijdens de sluitingen van kinderopvang i.v.m. COVID-19. Om de reden van snelheid is gekozen om dit besluit niet voor te leggen voor internetconsultatie. Het kabinet geeft de voorkeur aan een snelle afronding, zodat de betaling van de (additionele) tegemoetkoming niet verder af komt te liggen van de sluitingsperiodes.
Het Adviescollege toetsing regeldruk en Autoriteit Persoonsgegevens zijn gevraagd advies uit te brengen op het conceptbesluit.
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft de conceptregeling beoordeeld op de impact op eventuele inbreuk op privacy op de persoonsgegevens. Naar aanleiding daarvan heeft de AP een aantal opmerkingen gemaakt en geadviseerd om daar rekening mee te houden in het besluit.
De AP benoemt dat de Belastingdienst/Toeslagen de aan de berekening van de tegemoetkoming ten grondslag liggende gegevens verstrekt aan de SVB, opdat de SVB de ouders – onder andere via mijnsvb.nl – nader kan informeren over het recht op en de hoogte van de tegemoetkoming. De AP merkt hierbij op dat artikel 5, eerste lid, onder c, AVG bepaalt – onder andere – dat verwerking van gegevens beperkt moet blijven tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt («minimale gegevensverwerking»). In dit geval kan de ouder – eventueel op aanwijzing van de SVB – de bedoelde gegevens ook inzien via mijnbelastingdienst.nl. Dan zou de bedoelde gegevensverstrekking achterwege kunnen blijven, aldus de AP. De AP adviseert – in het licht van het voorgaande – in de nota van toelichting de noodzaak van de gegevensverstrekking van de Belastingdienst/Toeslagen aan de SVB beter te onderbouwen. Naar aanleiding van dit advies wordt het volgende toegelicht. Verstrekking van de aan de tegemoetkoming ten grondslag liggende gegevens is noodzakelijk voor de uitvoering van de taak van de SVB om de ouders te informeren over het recht op en de hoogte van de tegemoetkoming. Zonder deze gegevens zou de SVB de ouders daartoe niet telefonisch te woord kunnen staan. Daarbij dient de SVB voor de uitvoering van haar taak om de tegemoetkoming vast te stellen en te beschikken reeds te beschikken over een substantieel deel van de betreffende gegevens. Hier komt bij dat het voor de Belastingdienst/Toeslagen niet uitvoerbaar is diens digitale informatiekanalen op korte termijn technisch geschikt te maken voor het tonen van alle voor de ouders relevante gegevens over de tegemoetkomingen. In het verlengde daarvan is het niet wenselijk om de relevante gegevens voor ouders te verdelen over digitale informatiekanalen van verschillende instanties.
Daarnaast merkt de AP op dat voor het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften een zelfstandige AMvB niet mag worden gebruikt, behoudens in uitzonderlijke situaties bij wijze van tijdelijke voorziening. De AP vraagt zich in dat kader af of een looptijd van in totaal vier jaar voor het besluit als korte periode kan worden bestempeld en of daarmee nog steeds sprake kan zijn van een tijdelijke voorziening. Verder geeft de AP in het advies aan dat de kinderopvang meerdere keren werd gesloten en dat er inmiddels wellicht geen sprake meer is van een uitzonderlijke situatie. De AP adviseert de resterende looptijd van het besluit te verkorten tot het strikt noodzakelijke, deze in de toelichting te onderbouwen en bij een eventuele volgende wijziging van het besluit alsnog in een wettelijke grondslag te voorzien. Naar aanleiding van het advies van de AP en in overleg met de uitvoerders is besloten om de vervaldatum van het besluit op 1 juli 2023 te stellen, ongeveer een jaar na beschikking en uitbetaling van de additionele tegemoetkoming. Daarmee hebben de uitvoerders van het besluit de minimaal benodigde tijd om de primaire beschikkingen af te geven en de bezwaartermijn af te ronden, ook voor ouders die later een nul-beschikking ontvangen. Bovendien is in de uitvoering – vanwege de eerdere sluitingsperiodes van de kinderopvang – al de nodige ervaring opgedaan met dit besluit. Verder zal worden onderzocht of, en zo ja, hoe bij een eventuele volgende wijziging van het besluit kan worden voorzien in een wettelijke grondslag.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat de wijzigingsregeling – behoudens eenmalige kennisnemingskosten – geen gevolgen voor de regeldruk heeft.
In het systeem van de kinderopvangtoeslag wordt de toeslag geëxporteerd naar ouders die gebruikmaken van kinderopvang buiten Nederland, maar binnen de Europese Economische Ruimte (hierna: EER) of Zwitserland. Dit gebeurt op grond van de Europese sociale zekerheidsverordening (Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (hierna: Coördinatieverordening)). Gezinsbijslagen worden in artikel 1(z) van de Coördinatieverordening gedefinieerd als «alle verstrekkingen en uitkeringen ter tegemoetkoming van de gezinslasten (...)». De toeslag die ouders ontvangen als tegemoetkoming in de kosten voor de kinderopvang voldoet aan de kenmerken van een gezinsbijslag op grond van de Coördinatieverordening.
Net zoals de kinderopvangtoeslag is bij onderhavige tegemoetkoming sprake van een verstrekking ter tegemoetkoming in de gezinslasten. Door dit besluit wordt tegemoetgekomen aan de financiële last van de eigen bijdrage die bij een gezin komt te liggen nu de verblijven voor de kinderopvang zijn gesloten (met uitzondering van de noodopvang). De tegemoetkoming kwalificeert daarmee ook als een gezinsbijslag in de zin van de Coördinatieverordening.
De kwalificatie als gezinsbijslag betekent in de eerste plaats dat de uitkering moet worden geëxporteerd. De Coördinatieverordening waarborgt dat een persoon recht heeft op gezinsbijslagen, ook voor gezinsleden die in een andere lidstaat wonen. Voor de tegemoetkoming eigen bijdrage betekent dit dat deze ook wordt uitgekeerd aan een gerechtigde die niet in Nederland woont of wiens kind niet in Nederland woont.
In de tweede plaats heeft de kwalificatie als gezinsbijslag tot gevolg dat de bijzondere anticumulatieregels uit het hoofdstuk gezinsbijslagen van de Coördinatieverordening van toepassing zijn. In het hoofdstuk gezinsbijslagen van de Coördinatieverordening zijn anticumulatieregels opgenomen die moeten worden toegepast. Deze regels voorkomen samenloop van gezinsbijslagen uit verschillende lidstaten: als er voor een kind, voor dezelfde periode, naast recht op een Nederlandse tegemoetkoming ook recht op een vergelijkbare tegemoetkoming uit een andere lidstaat bestaat, moet worden vastgesteld welke lidstaat bij voorrang de tegemoetkoming moet betalen. Het werkland heeft bijvoorbeeld voorrang boven het woonland. Als twee ouders in verschillende lidstaten werken, heeft het woonland van de kinderen voorrang. De lidstaat die met voorrang bevoegd is, betaalt het volledige bedrag van de gezinsbijslag. Als de andere lidstaat, die niet bij voorrang bevoegd is, een hoger bedrag aan gezinsbijslag heeft, betaalt die lidstaat een aanvulling. Gelet op het karakter van de tegemoetkoming en het lage aantal gerechtigden in de categorie waarbij Nederland niet bij voorrang bevoegd is, wordt de keuze gemaakt om het bedrag van de tegemoetkoming in alle gevallen volledig uit te betalen.
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in het Staatsblad. De SVB en de Belastingdienst/Toeslagen hebben aangegeven vanaf dat moment het besluit te kunnen uitvoeren. Daarmee wordt afgeweken van kabinetsbeleid voor vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn voor regelgeving, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. De reden daarvoor is het spoedeisende karakter van dit besluit, dat is toegelicht in paragraaf 2 van deze nota van toelichting.
Onderdeel A voegt twee paragrafen in. Paragraaf 3a bevat artikelen die betrekking hebben op de derde sluitingsperiode. Paragraaf 3b bevat artikelen die betrekking hebben op de additionele tegemoetkoming over de eerste of tweede sluitingsperiode. Deze paragrafen worden hieronder toegelicht.
De artikelen die betrekking hebben op de derde sluitingsperiode sluiten zoveel mogelijk aan bij de artikelen 5a tot en met 5d van het besluit, waarin de tegemoetkoming op basis van de tweede sluitingsperiode is geregeld.
Artikel 5e beschrijft het doel van paragraaf 3a. Dat doel is de ouder financieel tegemoet te komen in de betaalde eigen bijdrage van de bso over de periode 21 december 2021 tot en met 9 januari 2022, waarin de bso gesloten was.
Artikel 5f regelt welke ouder recht heeft op een tegemoetkoming. Dat is de ouder die de eigen bijdrage voor de bso aan de houder heeft doorbetaald over de periode 21 december 2021 tot en met 9 januari 2022.
Artikel 5g regelt hoe de tegemoetkoming wordt berekend. Dat gebeurt met behulp van een formule. De eigen bijdrage (A) wordt berekend door het aantal toegekende uren kinderopvang (bso) per maand (B), de maximum uurprijs voor bso (C) en het verschil tussen 100% en het percentage kinderopvangtoeslag (D) met elkaar te vermenigvuldigen. De maximum uurprijs (C) is geregeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag waarbij de maximum uurprijs voor december wordt bepaald op basis van het Besluit kinderopvangtoeslag zoals dat luidde op 31 december 2021 en voor januari zoals dat luidde op 1 januari 2022. In 2021 bedraagt de maximum uurprijs voor bso 7,27 euro en in 2022 7,31 euro. Er geldt een maximum van 230 uur per maand per kind, wat geregeld is in artikel 8a, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag. Het percentage kinderopvangtoeslag (D) hangt af van het toetsingsinkomen en of de toeslag voor het eerste of volgend kind is. De tabel is te vinden in bijlage I bij het Besluit kinderopvangtoeslag. Voor de periode die ziet op 2021, gelden de percentages behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag zoals dat gold in 2021. Voor de periode die ziet op 2022, gelden de percentages behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag dat geldt in 2022.
Voor het deel van de maand waarop A van toepassing is (X) geldt een maximum van 20 dagen (11 dagen in december 2021 (Xa) en 9 dagen in januari 2022 (Xb)) waarover tegemoetkoming kan worden berekend. Dit kunnen ook minder dagen zijn. Het gaat om minder dagen als een contract later aanving dan 21 december 2021 of eerder eindigde dan 9 januari 2022.
De eigen bijdrage (A) vermenigvuldigd met de periode (Xa + Xb) vormt de hoogte van de tegemoetkoming per kind (YKs). Als er meerdere kinderen zijn, worden de tegemoetkomingen per kind bij elkaar opgeteld. Dit betreft dan de totale tegemoetkoming.
De tegemoetkoming betreft een nettobedrag. De tegemoetkoming blijft buiten beschouwing bij de verlening van andere op het inkomen of vermogen afgestemde publiekrechtelijke uitkeringen en verstrekkingen. De tegemoetkoming die op grond van dit besluit wordt uitbetaald vormt tevens geen inkomen uit werk en woning (box 1) in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. Er is namelijk geen sprake van een inkomen vervangende uitkering of van een zelfstandige bron van inkomen.
Voor rekenvoorbeelden wordt verwezen naar de paragraaf over vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming voor de derde sluitingsperiode in het algemeen deel van de nota van toelichting (paragraaf 2.2.4).
Artikel 5h bevat de peildatum voor de berekening van de tegemoetkoming. De Belastingdienst/Toeslagen gebruikt daarvoor de gegevens die zijn verwerkt op 1 mei 2022. Anders dan bij de tegemoetkoming voor de eerste en tweede sluitingsperiode, wordt voor de derde sluitingsperiode niet voorzien in een mogelijkheid om bij ministeriële regeling de kring van rechthebbenden uit te breiden of een latere peildatum vast te stellen. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar de paragraaf over afwijking tegemoetkoming eigen bijdrage in het algemeen deel van de nota van toelichting (paragraaf 2.2.6).
Artikel 5i regelt welke ouders recht hebben op een additionele tegemoetkoming. Dat is ingevolge het eerste lid, onderdeel a, de ouder aan wie over de periode van 16 maart tot en met 7 juni 2020 (de eerste sluitingsperiode) al een tegemoetkoming is toegekend.14 Alleen als de gegevens van die ouder die op de peildatum overeenkomstig artikel 5k bij de Belastingdienst/Toeslagen verwerkt zijn, leiden tot een hogere tegemoetkoming dan die welke reeds aan de ouder is uitbetaald, wordt aan deze ouder een additionele tegemoetkoming toegekend. Ingevolge het eerste lid, onderdeel b, wordt aan ouders die na de peildatum van de herziening van de eerste sluitingsperiode voor het eerst recht krijgen op kinderopvangtoeslag over die periode ook een tegemoetkoming toegekend. 4 september 2020 is de peildatum die op grond van artikel 5 en de nadere regels krachtens artikel 8, eerste lid, gold voor de herziening van de eerste sluitingsperiode. Ouders die na deze datum voor het eerst recht krijgen op kinderopvangtoeslag hebben bijvoorbeeld gedurende de sluiting van de kinderopvang hun uren aangepast naar nul, de eigen bijdrage doorbetaald en vervolgens na de opening van de kinderopvang de uren verhoogd. Dit kan ook ouders betreffen aan wie eerder geen kinderopvangtoeslag was toegekend, omdat deze niet meer dan € 24 zou bedragen (artikel 14, vijfde lid, Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen).
Ingevolge het tweede lid wordt aan ouders over de periode van 16 december 2020 tot en met 7 februari 2021 (de tweede sluitingsperiode) een additionele tegemoetkoming toegekend.15 Onderdeel a ziet op de ouders aan wie al een tegemoetkoming is toegekend, indien de gegevens op de peildatum uit artikel 5k bij de Belastingdienst/Toeslagen verwerkt zijn, leiden tot een hogere tegemoetkoming dan die welke reeds aan de ouder is uitbetaald. De tweede sluitingsperiode eindigde later voor de bso (18 april 2021) dan voor de dagopvang en gastouderopvang (7 februari 2021). Ingevolge onderdeel b wordt aan ouders die na de peildatum van de herziening van de tweede sluitingsperiode voor het eerst recht krijgen op kinderopvangtoeslag over die periode ook een tegemoetkoming toegekend. Bij of krachtens artikel 5d en de nadere regels krachtens artikel 8, eerste lid, gold voor de tweede sluitingsperiode was die peildatum 18 mei 2021 voor toeslagjaar 2020 en 2 augustus 2021 voor toeslagjaar 2021.
Artikel 5j regelt hoe de additionele tegemoetkoming wordt berekend. Hiervoor worden opnieuw de formules gebruikt voor berekening van de tegemoetkoming over de eerste en tweede sluitingsperiode. Daartoe zijn in artikel 5j, eerste lid, de artikelen 4 en 5c en de krachtens artikel 8, eerste lid, gestelde regels over de formules van overeenkomstige toepassing verklaard op de berekening van de additionele tegemoetkoming. Omdat de kinderopvangtoeslaggegevens over de eerste sluitingsperiode inmiddels voor veel ouders definitief zijn vastgesteld, kan een (nader) verschil bestaan tussen de totale tegemoetkoming en de daadwerkelijk betaalde eigen bijdrage. Dit wordt nader toegelicht in het algemeen deel van de nota van toelichting (paragraaf 2.2.6).
Alleen als uit de berekening van de additionele tegemoetkoming over de eerste of tweede sluitingsperiode een hogere tegemoetkoming volgt dan die eerder aan de ouder is betaald, ontvangt deze ouder een wijzigingsbeschikking. Het meerdere ten opzichte van de betaling vanwege de eerste beschikking, wordt uitbetaald. Artikel 5j, tweede lid, regelt deze verrekening.
Het bedrag dat de ouder ontvangt als additionele tegemoetkoming betreft een nettobedrag. De additionele tegemoetkoming blijft buiten beschouwing bij de verlening van andere op het inkomen of vermogen afgestemde publiekrechtelijke uitkeringen en verstrekkingen. De additionele tegemoetkoming die op grond van dit besluit wordt uitbetaald vormt tevens geen inkomen uit werk en woning (box 1) in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. Er is namelijk geen sprake van een inkomen vervangende uitkering of van een zelfstandige bron van inkomen.
Voor rekenvoorbeelden wordt verwezen naar de paragraaf over vaststelling hoogte additionele tegemoetkoming eigen bijdrage in het algemeen deel van de nota van toelichting (paragraaf 2.3.6).
Artikel 5k bevat de peildatum voor de berekening van de additionele tegemoetkoming. Het eerste lid regelt dat de Belastingdienst/Toeslagen daarvoor de gegevens gebruikt die zijn verwerkt op 1 mei 2022.
Artikel 5k, tweede lid, biedt de mogelijkheid om gegevens die na 1 mei 2022 door de Belastingdienst/Toeslagen zijn gevalideerd bepalend te laten zijn voor de hoogte van de additionele tegemoetkoming over de tweede sluitingsperiode. Dit geldt voor gevallen die aan twee cumulatieve voorwaarden voldoen, opgenomen in onderdelen a en b. Onderdeel a stelt de voorwaarde dat de ouder in de periode van 22 februari 2022 tot en met 30 april 2022 (dus: tot de peildatum 1 mei 2022) een wijziging van diens toetsingsinkomen of genoten uren opvang over de tweede sluitingsperiode aan de Belastingdienst/Toeslagen heeft doorgegeven. Onderdeel b stelt de voorwaarde dat de additionele tegemoetkoming over de tweede sluitingsperiode op basis van de gegevens zoals gewijzigd in de periode van 22 februari 2022 tot en met 30 april 2022 ten minste € 500 zou bedragen. Om zo snel mogelijk zekerheid te bieden over welke gegevens bepalend zijn voor de hoogte van de additionele tegemoetkoming, bepaalt artikel 5k, tweede lid, aanhef, dat de Belastingdienst/Toeslagen zich uiterlijk op 1 juli 2022 baseert op de gegevens die op dat moment bij de Belastingdienst/Toeslagen verwerkt zijn. Gegevens die daarna nog door de Belastingdienst/Toeslagen worden verwerkt of ambtshalve worden bepaald of herzien, zijn niet bepalend voor de hoogte van de additionele tegemoetkoming. Deze kunnen nog wel relevant zijn voor de vaststelling en de hoogte van de kinderopvangtoeslag.
Artikel I, onderdeel B, ziet op een wijziging van artikel 6, derde lid. Dit artikellid regelt de taak waarmee de SVB belast is. Bij gelegenheid van dit besluit wordt in artikel 6, derde lid, verduidelijkt dat aan de SVB ook is opgedragen zorg te dragen voor informatievoorziening aan ouders over het recht en de hoogte van de tegemoetkoming. Dit omvat onder meer individuele informatievoorziening aan ouders via mijnsvb.nl of wanneer een ouder zich op een andere wijze tot de SVB wendt voor vragen over de tegemoetkoming. Dit is toegelicht in de paragraaf over gegevensdeling in het algemeen deel van de nota van toelichting bij de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO.
Ten aanzien van de additionele tegemoetkoming ziet de informatievoorziening door de SVB op alle ouders die over de eerste of tweede sluitingsperiode recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit omvat zowel ouders aan wie de additionele tegemoetkoming wel is toegekend als ouders die geen additionele tegemoetkoming ontvangen.
Artikel I, onderdeel C, ziet op de toevoegingen ten aanzien van gegevensuitwisseling tussen de Belastingdienst/Toeslagen en de SVB en zijn opgenomen in artikel 7. De wijziging van artikel 7, eerste lid, onderdeel c, houdt in dat de waarden uit de formule ten behoeve van tegemoetkoming over de derde sluitingsperiode en de additionele tegemoetkoming met de SVB worden gedeeld. Deze gegevens heeft de SVB nodig om beschikkingen te nemen ter vaststelling van de betreffende tegemoetkomingen. Ten behoeve van het vaststellen en beschikken over de additionele tegemoetkoming worden de verschillen tussen de nieuwe berekening op grond van artikel 5j, eerste lid, en de reeds vastgestelde tegemoetkoming over de eerste en tweede sluitingsperiode gedeeld. Hiertoe is het nieuwe onderdeel e aan artikel 7, eerste lid, toegevoegd.
Aangezien de SVB op basis van artikel 6, derde lid, tot taak heeft alle ouders te informeren over de hoogte en het recht van de tegemoetkoming de, deelt de Belastingdienst/Toeslagen ook de gegevens van de ouders aan wie geen additionele tegemoetkoming wordt toegekend. Hiertoe is het nieuwe tweede lid ingevoegd. De Belastingdienst/Toeslagen verstrekt op grond van dit tweede lid aan de SVB de BSN van ouder en kind(eren), de waarden genoemd in de rekenformules, bedoeld in artikel 4 en 5c van het besluit (waarden A, B, C etc.), het krachtens artikel 1.8, tweede lid, van de Wet kinderopvang geldende toetsingsinkomen en het verschil tussen de reeds vastgestelde tegemoetkoming over de eerste en tweede sluitingsperiode en de nieuwe berekening op grond van artikel 5j, eerste lid. De waarden in de rekenformules betreffen de eigen bijdragen (inclusief het aantal toegekende uren, maximum uurtarief en het percentage kinderopvangtoeslag), de periode en de hoogte van de tegemoetkoming. Het betreft de gegevens per opvangsoort en per kind, voor alle kinderen van een ouder. De gegevens uit de BRP hoeven niet te worden uitgewisseld. De SVB kan aan de hand van de verkregen BSN van de Belastingdienst/Toeslagen de gegevens uit de BRP benutten. Voor een nadere toelichting op deze gegevenslevering wordt verwezen naar de paragraaf over de gegevensdeling in het algemeen deel van de nota van toelichting (paragraaf 3.1).
Artikel I, onderdeel D, brengt het besluit in overeenstemming met de praktijk van separate verantwoording door de SVB van de uitvoering van dit besluit. Voor een toelichting hierop, wordt verwezen naar paragraaf 4.3 van het algemeen deel van de nota van toelichting. De SVB zal een specifiek inhoudelijk en financieel verslag uitbrengen dat is voorzien van een controleverklaring. Deze verantwoording vindt plaats buiten het reguliere traject van het jaarverslag als bedoeld in artikel 49, eerste lid, Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Op grond van het separate verslag rekent de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de baten en lasten, alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot dit besluit en de krachtens dit besluit gestelde regels af. Er is afgezien van een verplichting tot tussentijdse rapportage over de uitgegeven middelen vanwege de korte duur dat de regeling van kracht is.
Artikel I, onderdeel E, voorziet in een nieuwe vervaldatum voor de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO. Deze is gesteld op ongeveer een jaar na de verwachte periode waarin de beschikkingen zullen worden afgegeven, 1 juli 2023. Voor een toelichting op deze vervaldatum wordt verwezen naar het algemeen deel van de nota van toelichting (paragraaf 7.1).
Deze nota van toelichting wordt ondertekend mede namens de Staatssecretaris van Financiën.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Stb. 2020, 134. Samenvattend: er is binnen bestaande wettelijke kaders gekeken naar varianten met een tegemoetkoming van ouders binnen het stelsel van de kinderopvangtoeslag, tijdelijke stopzetting van kinderopvangtoeslag, aansluiting van kinderopvangorganisaties bij de generieke noodmaatregel van de overheid, directe compensatie van kinderopvangorganisaties, overmaking van de tegemoetkoming aan kinderopvangorganisaties of het generiek tijdelijk verhogen van de kinderopvangtoeslag voor alle ouders.
Dit is inclusief eventuele nabetalingen die hebben plaatsgevonden na de herziening en mogelijk gegronde bezwaren.
Dit is inclusief eventuele nabetalingen die hebben plaatsgevonden na de herziening en mogelijk gegronde bezwaren.
Hierbij geldt een uitzondering voor de ouder waarbij de in de periode van 22 februari tot en met 30 april 2022 doorgegeven wijzigingen inzake inkomen of uren door de Belastingdienst/Toeslagen worden gevalideerd. Voor deze ouders onderzoekt de Belastingdienst/Toeslagen uiterlijk voor 1 juli 2022 de gegevens op betrouwbaarheid, en gaat daarna over tot de berekening van de kinderopvangtoeslag waarna de SVB een besluit neemt als de ouder recht heeft op een tegemoetkoming.
De overige middelen (€ 2 miljoen) zijn gereserveerd voor de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO zonder overheidsvergoeding voor ouders die de kosten voor kinderopvang geheel zelf dragen.
De periode van de eerste sluiting is geregeld in artikel 3, eerste lid, en krachtens artikel 3, tweede lid van het besluit.
De periode van de tweede sluiting is geregeld in artikel 5b en krachtens artikel 8, eerste lid, van het besluit.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-163.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.