Besluit van 11 maart 2022, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet OCW 2022 en van enkele onderdelen van artikel II van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (Stb. 2020, 160) alsmede vaststelling van het tijdstip waarop de Tijdelijke wet aanwijzing bèta-opleidingen vervalt.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 maart 2022, nr. WJZ/31596627 (12200), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel XXXI van de Verzamelwet OCW 2022, artikel VII van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (Stb. 2020, 160), en artikel 10 van de Tijdelijke wet aanwijzing bèta-opleidingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1. Meer ruimte voor nieuwe scholen

Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit is geplaatst treden in werking van artikel II van de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van diverse onderwijswetten door het wijzigen van de systematiek van het in aanmerking brengen voor bekostiging van nieuwe openbare en bijzondere scholen zodat er meer ruimte is voor een nieuw onderwijsaanbod (Wet meer ruimte voor nieuwe scholen) (Stb. 2020, 160):

  • a. onderdeel G, met betrekking tot artikel 64a, eerste lid, onderdeel a, onder 6°; en

  • b. onderdeel Q, tweede tot en met zesde lid.

Artikel 2. Verzamelwet OCW 2022

De Verzamelwet OCW 2022 treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022, behoudens het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 7.

Artikel 3. Verzamelwet OCW 2022

Met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit is geplaatst treden in werking:

  • a. artikel VI;

  • b. artikel XA;

  • c. artikel XB;

  • d. artikel XVI, onderdeel F, eerste, tweede en vierde lid;

  • e. artikel XIX;

  • f. artikel XXV;

  • g. artikel XXVIII; en

  • h. artikel XXII, onderdeel Z.

Artikel 4. Verzamelwet OCW 2022

Met ingang van 1 april 2022 treden in werking:

  • a. artikel XIV, onderdeel B;

  • b. artikel XVIII, onderdeel G; en

  • c. artikel XX, onderdeel D;

met dien verstande dat deze onderdelen in werking treden nadat artikel I, onderdeel W, wat betreft artikel 116 van de Wet op het primair onderwijs, artikel II, onderdeel O, wat betreft artikel 114 van de Wet op de expertisecentra, en artikel III, onderdeel K, wat betreft artikel 100 van de Wet primair onderwijs BES, van de Wet van 25 februari 2021 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op het voortgezet onderwijs en enkele andere wetten vanwege de vereenvoudiging van de bekostiging van de scholen voor primair onderwijs en samenwerkingsverbanden (Stb. 2021, 171) in werking zijn getreden.

Artikel 5. Verzamelwet OCW 2022

Met ingang van 1 juli 2022 treden in werking:

  • a. artikel X;

  • b. artikel XXI;

  • c. artikel XXIX; en

  • d. artikel XXX.

Artikel 6. Verzamelwet OCW 2022

Met ingang van 1 september 2022 treden in werking:

  • a. artikel XV;

  • b. artikel XVI, onderdelen B, D, H, en I; en

  • c. artikel XXII, met uitzondering van onderdeel Z.

Artikel 7. Verzamelwet OCW 2022

Met ingang van 1 januari 2023 treden in werking:

  • a. artikel IVa;

  • b. artikel XI, onderdelen Ba, Ha, Hb en Q;

  • c. artikel XII, onderdelen 0A, Aa, Ba, Bb en Bc; en

  • d. artikel XVI, onderdelen Ca, Da, Db en K.

Artikel 8. Tijdelijke wet aanwijzing bèta-opleidingen

De Tijdelijke wet aanwijzing bèta-opleidingen vervalt met ingang van 1 september 2022.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 maart 2022

Willem-Alexander

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Uitgegeven de tweeëntwintigste maart 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Deze nota van toelichting wordt gegeven mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Algemeen

De Verzamelwet OCW 2022 bevat kleine en beleidsarme wijzigingen van met name onderwijs- en onderwijs gerelateerde wetgeving. Volgens het rijksbeleid inzake de vaste verandermomenten treden deze wijzigingen in werking op 1 augustus 2022, voor zover het gaat om bepalingen betreffende het funderend onderwijs en het mbo, en op 1 september voor zover het gaat om bepalingen betreffende het hoger onderwijs. Dit is geregeld in de artikelen 2 respectievelijk 6. De datum van inwerkingtreding als geregeld in artikel 7, te weten 1 januari 2023, volgt eveneens uit het rijksbeleid.

Wijziging van andere wetten dan onderwijswetgeving vindt ingevolge het rijksbeleid van de vaste verandermomenten plaats op (onder meer) 1 juli. De wijzigingen van de Mediawet 2008 en van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen treden dan ook in werking op 1 juli 2022, zoals geregeld in artikel 5, onderdelen a en b.

Verder bevat de Verzamelwet OCW 2022 diverse wijzigingen van andere niet-onderwijswetten. Het gaat hier steeds om verwijzingen in die wetten naar de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Die verwijzingen dienen te worden aangepast aan de wijziging van de WEB in artikel XI. Omdat die wijziging op 1 augustus in werking treedt, volgen de aanpassingen van de genoemde verwijzingen artikel XI. Hier is dus sprake van een afwijking van het rijksbeleid, in zoverre dat de wijzigingen van niet-onderwijswetten in werking treden op 1 augustus in plaats van op 1 juli.

Ingevolge het rijksbeleid van de vaste verandermomenten treedt een wetswijziging pas in werking ten minste twee maanden nadat deze is bekendgemaakt. Voor het overgrote deel van de Verzamelwet wordt aan dit uitgangspunt voldaan. Het rijksbeleid maakt het mogelijk dat van die termijn van twee maanden wordt afgeweken in bijzondere omstandigheden. Die omstandigheden doen zich voor in de artikelen 3 (onmiddellijke inwerkingtreding) en 4 (inwerkingtreding ingaande 1 april 2022). Dit wordt hieronder toegelicht.

Artikel 1

Deze twee onderdelen, opgenomen in de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen (Stb. 2020, 160), waren nog niet in werking getreden omdat zij onvolkomenheden vertoonden, zoals toegelicht in het koninklijk besluit tot inwerkingtreding van die wet (Stb. 2020, 336). Deze onvolkomenheden worden rechtgezet voor het voortgezet onderwijs in artikel XIX. Het is daarom noodzakelijk dat deze twee onderdelen zelf eerder in werking treden dan artikel XIX, hetgeen hier ook geregeld wordt. Hoewel beide onderdelen op dezelfde dag in werking treden als artikel XIX (zie artikel 3), vindt eerst de inwerkingtreding van de beide onderdelen plaats en daarna hun wijziging. De reden is dat de beide onderdelen eerder in het Staatsblad waren opgenomen dan artikel XIX.

Artikel 2

De bepalingen uit de Verzamelwet OCW 2022 treden grotendeels in werking op 1 augustus 2022. Het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XI, onderdeel A, van de Verzamelwet is wegens het volgnummer van het Staatsblad later dan het inwerkingtredingsmoment van de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs (Staatsblad 2021, 548) en de Wet voortgezet onderwijs 2020 (Staatsblad 2020, 379). Hiermee is rekening gehouden in de samenloopbepaling.

Artikel 3

  • a. Artikel VI van de Verzamelwet OCW 2022 betreft enkele reparaties van de Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020. Die wet zelf treedt in werking op 1 augustus 2022 (Stb. 2021, 599). Als voor de inwerkingtreding van artikel VI van de Verzamelwet OCW 2022 aangesloten zou worden bij het vaste verandermoment 1 augustus 2022, dan zou er onduidelijkheid kunnen ontstaan over de volgorde waarin wijzigingen in diverse wetten doorgevoerd zouden moeten worden. Daarom treedt dit artikel onverwijld in werking.

  • b. De wijziging van de Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs betreft het rechtzetten van een omissie, die zonder bezwaar onmiddellijk kan worden doorgevoerd.

  • c. Door de COVID-19 pandemie dreigen de leraren aan wie na 1 augustus 2020 een subsidie is verleend op grond van de Subsidieregeling post-initiële leergang bewegingsonderwijs vertraging op te lopen bij het behalen van hun bevoegdheidscertificaat. Met dit certificaat worden zij bevoegd om bewegingsonderwijs te geven aan leerlingen in het derde tot en met achtste schooljaar van het primair onderwijs of aan leerlingen vanaf zeven jaar in het speciaal onderwijs. Op basis van de artikelen 3, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op het primair onderwijs en 3, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de expertisecentra mogen deze leraren in opleiding twee aaneengesloten schooljaren dergelijk bewegingsonderwijs geven. Om te voorkomen dat ook zij als gevolg van het overschrijden van de wettelijke bevoegdheidstermijn van twee jaar door de covid-19 pandemie geen bewegingsonderwijs meer kunnen verzorgen en dientengevolge hun opleiding niet kunnen afronden, wordt middels artikel XA van deze wet in de artikelen 1.2, eerste lid, en 1.3 van de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19 geregeld dat ook voor deze leraren de wettelijke bevoegdheidstermijn van twee aaneengesloten schooljaren met een schooljaar wordt verlengd.

    Omdat het voor de betreffende leraren om een belangrijke en begunstigende regeling gaat, is onverwijlde inwerkingtreding op zijn plaats.

  • d. Artikel XVI, onderdeel F, eerste, tweede en vierde lid, van de Verzamelwet 2022 wijzigt artikel 7.25, eerste, vierde en zesde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Deze wijziging betreft het herstel van een omissie die betrekking heeft op de nadere vooropleidingseisen waaraan moet zijn voldaan om te worden ingeschreven voor een opleiding. Om mogelijke onduidelijkheid over deze nadere vooropleidingseisen te voorkomen, is onmiddellijke inwerkingtreding wenselijk.

  • e en f. De wijzigingen in de Wet op het voortgezet onderwijs en in de Wet voortgezet onderwijs BES sluiten aan bij die in de Wet voorgezet onderwijs 2020, die op 1 augustus 2022 in werking treedt. Omdat beide eerstgenoemde wetten op die datum worden ingetrokken, zou wijziging dan geen zin meer hebben. Echter het niet doorvoeren van deze wijzigingen zou een discontinuïteit in de wettelijke systematiek van het voortgezet onderwijs betekenen, reden waarom ervoor is gekozen om deze wijzigingen zo spoedig mogelijk in werking te stellen.

  • g. De Wet vereenvoudiging bekostiging PO (Stb. 2021, 171) wijzigt de bekostigingssystematiek per 1 april 2022. Omdat die wet enkele misslagen bevat die voor 1 april moeten worden rechtgezet, is onmiddellijke inwerkingtreding van artikel XXVIII geraden.

  • h. Deze wijziging van de Wet Studiefinanciering 2000 betreft een omissie die zo snel mogelijk hersteld moet worden. Abusievelijk is in artikel 10a.3. Wet Studiefinanciering 2000 niet verwezen naar artikel 6.9a Wet Studiefinanciering 2000.

Artikel 4

Met ingang van 1 april 2022 treedt de Wet vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs (Stb. 2021, 171) in werking. De artikelen XIV, onderdeel B, XVIII, onderdeel G en XX, onderdeel D, van de Verzamelwet OCW 2022 herstellen een omissie in eerdergenoemde wet. Met de genoemde onderdelen wordt in de WPO, WEC en WPO BES, zoals die wetten komen te luiden na inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs, een grondslag opgenomen om bij ministeriële regeling regels te stellen over de termijnen van de betaling van de bekostiging. Voor een goede uitvoering van die wet dienen de in artikel 3 van de Verzamelwet OCW 2022 genoemde bepalingen dan ook tegelijkertijd met de Wet vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs in werking te treden.

Artikel 5

  • c en d. Artikelen XXIX en XXX regelen de samenloop tussen de onderhavige wet en respectievelijk het voorstel van wet tot Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs met het oog op de verbetering van de rechtsbescherming van mbo-studenten (Kamerstukken 35 625) en het wetsvoorstel bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs, dat inmiddels tot wet is verheven (Stb. 2021, 548). Het is noodzakelijk dat voornoemde artikelen in werking treden en effect sorteren op het moment dat de samenloop zich voordoet, wat op 1 augustus 2020 het geval is.

Artikel 7

Deze artikelen betreffen de vervanging van het Centraal register beroepsonderwijs (CREBO) en het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (CROHO) door de Registratie instellingen en opleidingen (RIO). Met dit systeem registreert DUO gegevens over instellingen en opleidingen. Om die reden treedt deze wijziging niet in werking aan het begin van het cursusjaar, maar aan het begin van het boekjaar.

Artikel 8

De Tijdelijke wet aanwijzing bèta-opleidingen was bedoeld om in de studiejaren 1999, 2000 en 2001 het voor de Wageningen Universiteit mogelijk te maken om opleidingen aan te bieden met een afwijkende studielast. Na afloop van deze studiejaren is deze tijdelijke wet materieel uitgewerkt. In artikel 10 van voornoemde wet is bepaald dat bij koninklijk besluit het vervallen van de wet geregeld kan worden. Thans wordt het vervallen met ingang van het eerstvolgende vaste verandermoment geregeld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Naar boven